De geschiedenis van twee energieke Nederlanders Drie gouden sleutels Radioprogramma De KX.Me versaagt niet! Hoe Clara City ontstond Brandkast leeggehaald DOOR: PETIAN DE DRIE MUSKETIERS 290. GEVAARLIJKE VERTROUWELIJK HEID. De nieuwelinge was mevr. Bonacieux. Het kostte Mylady oneindig veel moeite zich te beheerschen, toen de Moeder-Overste hen aan elkaar voorstelde. De .jonge vrouw die niet kon vermoeden, wie ze eigenlijk voor zich had, sloot zich met een verheugd hart bij de vreemde dame aan. „Ik ben aan de grootste vertwijfeling blootgesteld", zei ze nadat de Moeder-Over ste zich had teruggetrokken. „Zes maanden lang is hier niets gebeurd. Maar nu is U gekomen, ik zal naar alle waarschijnlijk heid toestemming verkrijgen mij in Uw aangenaam gezelschap te mogen verheugen. Maar, dat zal ook wel niet lang duren, want het is mogelijk, dat ik reeds van daag of morgen het klooster moet verlaten. Ziet U maar eens!" en met deze woorden toonde meVr. Bonacieux zonder eenige ach terdocht Mylady den volgenden brief. „Houdt U gereed. Onze vriend zal U spoe dig bezoeken om U uit Uwe gevangenis te bevrijden, waarin we U voor Uw persoon lijke zekerheid helaas moesten opsluiten. Onze voortreffelijke Gascogner heeft op nieuw een bewijs van zijn trouw gegeven. Zeg hem, dat men hem door de mededeelin- gen, welke hij aan verschillende adressen heeft bezorgd, ten zeerste verplicht is." 289. EEN ONTMOETING Tijdens haar gespi-ek met de moeder overste merkte Mylady spoedig, dat zij ko ningsgezind was. Vanaf dat oogenblik legde zij zich geen enkele beperking meer op maar begon den kardinaal als het ware te be lasteren. Maar U bent toch geen vijandin van ons geloof?" vroeg de Overste ver- Sc» ti rikt, „Wat!" riep Mylady uit. „Dacht U, dat ik I'rotestantsch was. Neen, ik kan er wel een eed op doen dat ik evenals U een vu rige katholieke ben. Maar al bestraft de kardinaal dan ook alle misdaden streng, toch zijn er vele deugden, welke hij nog onverbiddelijker vervolgt." En nu vertelde Mylady de verbaasde Moeder-Overste, dat de kardinaal haar vervolgde en haar trachtte in hinderlagen te lokken en dat ze op een goeden dag zeer zeker door zijn mcnschen zou worden gevangen genomen. Daarna strekte ze zich behagclijk op het leger, dat de Overste haar voorzichtigheids halve had aangewezen. Hoe goed deed het toch na al het werk weer echt te kunnen uitrusten. De Moeder-Overste had haar be loofd haar met het middageten weer te wekken en daardoor sliep ze spoedig in, met de gedachte, dat ze d'Artagnan in haar macht had. Ze had immers het woord van den kardinaal voor het geval haar onderne ming in Engeland gelukte. Ze werd wak ker toen acn zachte stem haar riep en ze zag Moeder-Overste aan haar rustplaats staan en naast haar een jonge vrouw in het kleed van de nieuwelingen. EEN STAD VERRIJST IN DE PRAIRIëN. De stad Clara City in Minnesota viert op het oogenblik haar vijf tigjarig bestaan. De stad is ge sticht door twee moedige Neder- landsche pioniers, die zich door geen enkele moeilijkheid uit het veld lieten slaan. In September van het jaar 1884 trokken twee Nederlanders, Theo F. Koch van de firma Koch Co. in Groningen en Martin W. Prins, van de firma Prins en Zwanen burg te Amsterdam, naar de Vereenigde Staten om daar in Minnesota met de Chi- eago-Müwaukee and St. Paul Railroad Company over den aankoop van land te enderhandelen. Zij werden in Chicago gastvrij ontvangen en ontvingen daar eeri kaart van de gebieden, welke in het bezit van de maatschappij waren. Spoedig daarop waren de beide ondernemingslustige Nederlanders gereed, om hun uiterst moeilijken tocht te maken. Op hun reis van Olivia naar Wilmar kwamen zij door uitgestrekte prairiegebie den, waarin het gras zoo hoog stond, dat het reikte tot aan de ruggen van hun paarden. Mensehen woonden er niet in deze streek. Als uitgestorven lag het zand. Zelfs zagen zij geen kudde buffels. Inderdaad, dit gebied zag er zeer on gastvrij uit en de heer Prins krabde zich bedenkelijk achter het oor. „In deze woes tenij zijn geen zaken te doen", meende hij. Maar Theo Koch was van andere meening en stond er op, dat men verder reed. Eindelijk een mensch Nadat zij dagenlang door de prairie ge reden hadden, zagen zij in de verte een heuvel liggen. En aan den voet van dezen heuvel ontmoetten zij zelfs een man, die voor zijn hut zat. De man vertelde, dat hij een Zweed was en Eriksen heette. Hij was naar dit gebied gekomen, om het land in zijn bezit te nemen. Toen hij echter hoorde, dat dit prairiegebied reeds het eigendom van een spoorwegmaatschappij was, moest hij zijn plan wel opgeven, wat hem ove rigens' zeer speet, wijl hij meende, dat men van dit gebied iets goeds zou kunnen ma ken, indien tenminste de spoorwegverbin ding verbeterd werd. Het gelukte Koch spoedig daarop, met de spoorwegmaatschappij een verdrag over den aankoop van een bepaald stuk land te slui ten. Het verdrag kwam tot stand, nadat de beide Nederlanders hun instructies uit het moederland hadden ontvangen. Telegram men gingen over en weer. Het geld werd gestuurd. En in de volgende jaren koch ten de beide mannen er steeds meer land bij. De boeren willen niet. Maar nu had men boeren noodig, die bereid waren zich in dit gebied te vestigen. Tot dit doel stichtten de heide Nederlan ders in de South Clark Street te Chicago een bureau, dat al spoedig flinke propa ganda ging maken. Tn het bijzonder richt ten de beide mannen zich tot bun landge- nnoten, die zich reeds vroeger in Michigan. Tndiana, Illinois en lowa hadden gevestigd In den zomer van het jaar 1885 vonden zij ook de eerste farmers, die naar het westen wilden trekken. Maar daarbij bleef het voorloopig en al spoedig bleek, dat de zaak volstrekt niet zoo eenvoudig was, als de beide Nederlan ders het zich hadden voorgesteld. De meeste hoeren vonden de prijzen voor den grond te hoog. de streek te veel afgelegen en de verbindingen te slecht. Maar Theo Koch gaf den strijd niet op. Hij wilde er zich in geen geval onder laten krijgen. Doorzetten dat was zijn eenige doel. Tenslotte toch sneoes. Na langdurige onderhandelingen gelukte het den Nederlanders eindelijk, de maat schappij zoover te krijgen, dat zij de spoor lijn doortrok. Bovendien hadden zij reeds plannen in hun zak voor de stichting van een stad. Intusschen keerde Koch echter eerst nog eens naar Nederland terug. Daar trad hij in het huwelijk met Clara Hoeborn en te zamen met zijn echtgenoote trok hij daar op weer naar de Vereenigde Staten en wel direct naar Minnesota, naar „zijn land". Daar was reeds een kleine nederzetting ontstaan, die van dat oogenblik af steeds grooter werd. Ter eere van zijn jonge vrouw noemde hij haar Clara City. Geheel verblind. Toch kwamen er nog vele tegenslagen. Zoo ontstond er eenige malen een gevaarlijke prairiebrand. Maar de Hollanders waren taai. Zij zagen er niet tegenop, het werk van voren af aan te ondernemen. Zoo groeide Clara City van jaar tot jaar. Nieuwe farmers kwamen en vestigden zich voor goed in dit gebied. Op het oogenblik is Clara City vijftig jaar oud. In dien tijd is de stad een be langrijk agrarisch centrum geworden. Naar aanleiding van dit jubileum heeft „The Clara City Herald" een extra nummer uit gegeven, waarin de geschiedenis van de stad uitvoerig beschreven wordt. Helaas kan de stichter, Theo Koch, die kort ge leden zijn gouden bruiloft heeft gevierd, dit alles niet meer lezen, want hij is vol komen blind geworden. Mevrouw Clara leeft nog aan zijn zijde. Een stad draagt baar naam en zal deze blijven dragen, ook als Clara er zelf niet meer zal zijn. DONDERDAG 5 AUGUSTUS 1937. Hilversum I. AVRO-uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Het Omroeporkest en declamatie. 12.00 De Minstreels (Om 12.30 Jamboree- nieuws). 2.00 Pianovoordracht. 2.30 Kovacs Lajos' orkest en gramofoonmuz. 4.00 Ziekenhalfuur. 4.30 Gramofoonmuziek. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 De Octophonikers. 6.30 Sporthalfuur. 7.00 Gramofoonmuziek. 7.30 Reportage. 8.00 Berichten A.N.P. Mededeelingen. 8.15 Orgelspel, zang en vioolsoli. 9.00 Jamboreeklanken. 9.30 Gramofoonmuziek. 10.15 Kovacs Lajos' orkest en soliste. 11.00 Berichten N.P. Hierna tot 12.00 En semble Sarközy en Hans Lennartz' dans- orkest. Hilversum n. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.00—12.00 NCRV. 8.009.15 en 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12 00 Berichten. 12.15 KRO-orkest en gramofoor.muzi k 2.00 Gramofoonmuziek. 2.45 Viool en piano. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.45 Tenor en piano. 6.45 CNV-kwartiertje. 7.00 Berichten. 7.15 Gramofoonmuziek. 7.45 Reportage. 8.00 Berichten A.N.P. Herhaling SOS-Ber. 8.15 Arnhemsche Or' .stvereeniging. 9.00 Gramofoonmuziek. 9.30 Vervolg concert m.m.v. solist. (Om 10.00 Berichten A.N.P.). 10.3012.00 Gramofoonmuz. Hierna: Schrift lezing. Verdere uitbreiding van den Texelschen dienst. Ondanks den harden slag, dien het nood lot haar zoojuist heeft toegediend, gaat de K.L.M. onvervaard verder met de uitbrei ding van haar diensten. Behalve, dat de Blauwe Donau-express (Amsterdam-Weenen Boedapest) een gunstiger dienst heeft ge kregen. heeft de voorgenomen uitbreiding van den Texelschen dienst haar beslag gekregen. De luchtverbinding naar Texel verheugt zich nog steeds in een zeer groote belang stelling. Begonnen werd met een tweemaal dagelijkschen dienst van Schiphol naar Texel v.v., met uitzondering van den Zon dag. doch reeds dadelijk bleek, dat deze dienst niet kon voorzien in de groote vraag. Reeds den eersten Zaterdag dat gevlo gen werd, moesten extra-diensten worden ingelegd en vloog men 5 maal been en terug; den tweeden Zaterdag werden 6 diensten naar Texel onderhonden en den vierden Zaterdag vlogen de K.L.M.-toestel- len, waaronder zelfs een Fokker F 8, plaats biedende aan 12 passagiers, zeven maal naar en van Texel! Ten einde in de gebleken behoefte te voorzien, is de K.L.M. thans de finitief overgegaan tot uitbreiding van de gewone dienstregeling. Met ingang van Augustus zullen da gelijks 3 diensten naar Texel en vandaar naar Schiphol worden on derhouden, terwijl des Zondags twee diensten en des Zaterdags zes diensten gevlogen zullen worden. De vertrektijden der vliegtuigen naar Texel van Schiphol zijn op werkdagen 9.20, 14.45 en 17.35 uur en van Texel 8.25, 13.35 en 18.35 uur. DOOR AUTO GEGREPEN EN GEDOOD. Maandagavond is de 17-jarige fabrieksar beider G. Gritter op den weg Meppel-Beilen door een hem achterop komende personen auto, bestuurd door den heer S. uit Assen, gegrepen en op slag gedood. De jongeman week met zijn fiets plotseling naar links uit, zonder daarbij richting aan te geven. Een aanrijding was toen onver mijdelijk. De buit viel teqen. In den nacht van Zondag op Maandag werd ingebroken in een perceel aan de Lange Houtstraat te Den Haag, waarin een kleermakerij en lakenhandel is geves tigd. Eigenaars hiervan zijn twee broers van wie een in Stompwijk woont. Van de gelegenheid, dat deze met vacan- tie in het buitenland is, hebben dieven Zondag gebruik gemaakt, om bij hem thuis in te 'breken. Zij vonden daar de sleutels van de kantoren in de Lange Houtstraat. Hierbij was ook de sleutel van de brand kast. Erg moeilijk was het dus niet den vol genden nacht via de straatdeur de kanto ren binnen te komen. De buit was echter niet groot. Toen de andere broer Maandagochtend den diefstal ontdekte, constateerde hij, dat uit de brandkast f 95.- was ontvreemd. RADIO-UITZENDING JAMBOREE. De N.C.R.V. geeft hedenmiddag te half drie een reportage van de demonstraties op het Jamboree-ierrein, waarbij H. M. de Ko ningin aanwezig zal zijn. FEUILLETON. Zij gingen naar bed, maar Gon^alo kon den slaap niet vatten. Het gezichtje van Juanita zweefde voor zijn oogen. Hij kon niet begrijpen, dat zij hem ineens zoo zou verlaten. Morgenochtend zou zij inzien, dat alles een verschrikkelijke vergissing was geweest; zij zou hem smeeken niet weg te gaan, en hij zou blijven in Hapura, voor altijd met Juanita. En, als zij nu nog niet inzag, dat Alvaro een poen was en een snoever, zou zij het begrijpen, als hij was vertrokken. En zij zou op hem wachten, tot hij terug kwam, schatrijk van de diamantvelden van den Mato Grosso. Hij zag zichzelf terugkomen, rustig en waardig als iemand die zeker is van zijn zaak, die de wereld in zijn zak heeft en geen behoefte gevoelt aan de snoeverijen van den schelm Alvaro. Zij zou hem om den hals vliegen en op den achtergrond zag hij vader en moeder Nuno glimlachend staan toekijken. Zoo fantaseerde hij door tot de dag aan brak en juist, toen hij op het punt stond in slaap te vallen, waarschuwde hem Joajo, dat het tijd was te vertrekken. Beneden hoorde hij het bekende geluid, dat aanduidde, dat moeder Nuno bezig was het fornuis aan te maken. Een brok schoot in zijn keel. dat hij nu dit alles, dat hem 200 lief was geworden en zoo vertrouwd, moest gaan verlaten. Bepakt en bezakt kwamen zij in de gelagkamer. Moeder Nuno sloeg de handen voor haar oogen en riep: ..Had ik het niet gedacht? Had ik het niet gedacht? Toen die miserabele Alvaro op de stoep kwam, voelde ik, dat er een onheil zou gaan gebeuren. En nu ga je weg, mijn jongen. Waar gaat de reis naar toe? „Naar Diamantino", antwoordde Gongalo zachtjes en aangedaan. „Ik wist het wel. dat je je ongeluk zoudt zoeken. Al het schuim van Brazilië, en van Mexico, en van overzee trekt er heen. En daartusschen gaat mijn jonqen leven". Vader Nuno was intusschen ook binnengekomen en stond verlegen en brommend in zijn baard toe te kijken. Toen begon Joajo gedempt tegen hem te praten en het gerinkel van geld toonde aan, dat hij zijn laatste logies en dat van Gon^alo betaalde. Moeder Nuno was de keuken ingeschoten en laadde de zakken van Gongaio vol met eetwaar en met medicijnen tegen duizend ziekten: beproefde kruiden tegen de malaria, pillen tegen de gele koorts, zalfjes tegen benauwdheid op de borst en tegen slangenbeten. En om zijn hals hing zij aan een vet glimmend koordje een amulet van zoo wonder dadige beschermingsmacht, dat al die geneesmiddelen wel overbodig moesten zijn. Toen viel zij Gongaio om den hals, en, terwijl haar dikke goedige lichaam schokte van het snikken, bezwoer zij hem, voorzichtig te zijn, en toch zoodra mogelijk weer terug te komen. Gongaio klopte haar troostend op den schouder, maar hij sloot zijn oogen en trachtte zich voor te stellen, dat het de kleine Juanita was, die hem vaarwel zegde. Toen kwam vader Nuno op hem toe en zei ernstig: „Mijn jongen, onthoud, dat ons huis altijd voor je open staat. Wij zijn maar gewone herbergiers van den wallekant, en wij hopen, dat je schatrijk zult terug komen uit de hel van Diamantino. maar als je ziek bent, en alleen, en arm, kom dan naar dit oude huis". En hij drukte Gongaio een paar geldstukken in de hand. bijna even veel als deze in al die weken hier had verteerd. Niemand sprak meer; Joajo trok Gongaio bij zijn mouw mee, en met een laatsten stommen knik tegen de beide oudjes, die zoo eenzaam achterbleven in hun huisje aan de rivier, traden zij naar buiten in de frissche ochtendlucht. Instinctief keek Gongaio naar het raam. waar achter Juanita sliep, maar het gordijn was gesloten en geen teeken van leven werd gegeven. Zuchtend ging hij verder. Joajo bracht hem naar den paardenkoopman, waar zij beiden een stevig uitziend muildier aanschaften. Zij laadden hun bezittingen achterop en sprongen in den zadel. Op weg! Nog eenmaal keek Gongaio om, maar de vlugge ge daante van Juanita verscheen niet in de verlaten straat. Hij zette de tanden op elkaar en ging door. Vooruit! weer een vlucht voor het noodlot, weer een tocht met onbekende bestemming. Rust was voor hem niet weggelegd. De muildieren draafden rustig voort op den muilen zandweg die leidde naar Sant Anna de Paranahyba. Noch Joajo. noch Gongaio waren ervaren ruiters, en bij eiken stap, die hun rijdier maakte, kregen zij een gevoeligen opstopper tegen hun zitvlak. Na een uurtje gaans waren zij geradbraakt. „Hoe ver is het naar Diamantino?" vroeg Gongaio achterdochtig. „Een dag of tien, twaalf", antwoordde Joajo mismoedigd. „Dan is mijn hoofd tusschen mijn schouders gerammeld. Waarom leeren ze die stomme beesten niet behoorlijk loopen?" „Het lijkt mij ook, of er iets aan hapert", zei Joajo, „en ook aan de stoffeering is niet de noodige zorg besteed. De botten steken er aan alle kanten uit". „Ze zeggen merkte Gongaio op, „dat muildieren een dubbele rug- gegraat hebben. Daardoor zijn ze zooveel sterker dan paarden". „Ze schokken daarom zeker ook tweemaal zoo hard. Ik voel er veel voor zoo een dik, rolrond boerenpaard. Je zit er op als op een sofa". „Of een olifant. Daar kun je een heele villa boven op bouwen, 's Mor gens kijk je uit je slaapkamer en je zegt tegen den tuinman: Kerel, wat zien de bloemetjes er weer stoffig uit! Ja, hoogheid, antwoordt de tuin man. we zijn vannacht langs een ergen stoffigen weg gereden". „In elk geval zei Joajo, ,.ga ik eerst eens een kwartiertje in het gras zitten, om het beest aan den benedenkant te bekijken. In vogelvlucht gezien, is er niet veel aan". Ze zaten in het gras, en wreven hun geteisterde dijen. Maar na een kwartiertje gingen ze weer op stap, trachtend de stooten en butsen, die hun rijdieren hun toebrachten, te vergeten. Maar de pijn in de dijen en knieën verergerde voortdurend, vooral toen met het klimmen van de zon de beesten een voortdurend ondragelijker wordende warmte gingen uitstralen. Den middag brachten zij door op een koele plek, waar gras was voor de muildieren, en water. Toen de warmte weer wat begon af te nemen, trokken zij voort over den stoffigen weg. Den nacht brachten zij door in een herbergje, dat wemelde van het ongedierte, dat al zijn best deed om de rust van de reizigers tot een minimum te beperken. Stijf, onbehaaglijk en slecht gehumeurd, trokken zij den volgenden dag verder. Dé pijn werd eer erger dan beter, zoodat zij slechts een kleinen afstand aflegden. Maar na eenige dagen werd het rijden een gewoonte en weldra zaten zij met het gemak van ervaren cavaleristen in den zadel. Alsof zij hun leven lang niet anders hadden gedaan, trokken zij te paard verder, den langen heirweg af. die over de Siërra de Sao Martha en het Hoogland van Matto Grosso leidt, ">->ar Guyerba, en van daar naar Diamantino. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 7