WOENSDAGSCHE MIJMERIJ Eindelij kin Britsch-Indië Minister Slotemaker de Bruine bezoekt Alkmaars Kerk r Vechtpartij om een vrouw Andere palmen, andere kameelen Nog geen definitieve beslissing genomen Weer eens wat anders En nu krijgt Rusland een nieuwen ka lender ook. We hebben al lang niets nieuws gehad! Maar dit wordt een heele leuke: Zaterdag zal „Lenin" heeten, Zondag „Stalin", en alle feestdagen zullen heeten naar beroemde revolutionnairen... Waarom zouden de Russen ze niet zoo noemen? Ja, waarom hebben ze tot nu toe nog maar altijd van Zaterdag en Zon dag gesproken? Wat beteekenen Satur- nus en de Zon, in vergelijking met Lenin en Stalin? De zon en Saturnus worden „geliquideerd". Ze zijn volkomen vieux- jeu. Op den rommelzolder ermee! Ze behooren tot een oud tijdperk en men moet de Russen bewonderen, die zulke kapitalis tische hemellichamen nog zóó lang de eer zijn blijven bewijzen, twee dafaen der week naar hen te noemen. Voortaan krijgt de arbeider zijn loon op Lenin en hij gaat wandelen op Stalin, en als dit hem geen liefde en respect inboezemt, dan helpt heelemaal niets meer. Maar wat zou er met den Maandag aan de hand zijn? De maan was er onder den Tsaar ook al, en het lijkt me een vreese- lijke gedachte, dat zulk een herinnering maar steeds in eere zou worden gehouden. Waarom zou men den Maandag niet, naar den minister van oorlog, Worosjilof noem i? Dan wordt iemand, die Maandag moeilijk uit z'n bed kan komen, een Worosjilof-houder en de Russische voca bulaire heeft er weer een schilderachtige uitdrukking bijgekregen. Wat mij in die kalender-reorganisatie het meest imponeert, is dat men iets durft veranderen. Er verandert namelijk veel te weinig. Toen ik eens in een nieuwgebouwd huis op een hoek trok, luidde mijn adres eerst Zoo-en-zoo-Plein. Ik liet postpapier en visitekaartjes drukken. Na een maand kreeg ik de "mede^eeling van het Stadhuis, dat mijn woning niet aan het Zoo-en-Zoo- Plein, maar aan de Zuc-en-Zoo-Straat stond. Ik gooide mijn briefpapier in den vuilnisbak en liet nieuw drukken. Dat was juist aangekomen, toen ik van het Stadhuis het definitieve bericht kreeg, dat het toch maar bij Zoo-en-Zoo-Plein bleef. We hebben nooit zóó'n pret gehad als met die drie adressen, en ik spreek dus uit ervarinB. In nieuwe buurten gaat dat wel vaker zoo toe, en ten slotte is, geestelijk gesproken, heel Nieuw-Rusland een nieuwe buurt. De namen van steden veranderen er eens in de maand (een goede politieke oefening voor de brievenbestellers!), maar daar is de nieuwigheid al af. We leven kort en het leven is saai en het veranderen van alles, nu en dan hoeden, jurken, blouses, handschoenen, namen van steden en dagen is zoo'n eenvoudig en toch effectief middel om wat afwisseling en verfrissching in het leven te brengen. Colijnsk? O ja, dat heette vroeger den Haag. Gelissensk? Zeker, zoo heet tegen woordig Helmond. Romsk Dat is Am sterdam, waar Prof. Romme nog vrij onlangs geboren werd. Klinkt het niet goed? Het is werkelijk een idee. En als men bedenkt, wat er allemaal nog méér op deze manier van naam kan veranderen! Boomen, planten, dieren, zeeën, wereld- deelen... Nee, de dieren neem ik terug het zou een te pijnlijke vertooning zijn, als in den dierentuin de orangs en bavianen, de gifslangen en zeeleeuwen namen van beroemde revolutionnairen aannamen; het publiek zou vergelijkingen maken, die soms in het voordeel van de fauna zouden uitvallen... Maar het mag wel als onge- loofelijke bescheidenheid gelden, dat staats lieden zich tevreden stellen met „Lenin grad" en „Stalingrad", terwijl ze het in hun macht hebben, hun naam te schenken aan heele planeten! Of, om op aarde te blijven, ten minste aan werelddeelen. Lenin-opa en Stalin-erica zouden niet eens gek klinken! Wat mij nog puzzelt, is hoe de andere vijf dagen zullen heeten. Gepeoe? Komso- mol? Stachanof? Lou de Visser? En de feestdagen!! Zullen ze Nieuwjaar Litwinof noemen? En kaartjes drukkm met een „gelukkig Litwinof" Het is toch wel vreemd, je erin te ver plaatsen. Het geval heeft mij tenminste een heelen regenachtigen Stalin bezigge houden... Dit Oostersche land kent het recht van staking. Bombay. In Juli. Het was te Karadsji, dat ik het eerst voet zette op Britsch-Indischen bodem. De „Varëla" kwam er 's morgens aan en zou de reis niet voor den avond vervolgen. Geheel den dag had ik dus voor me te dwalen door de stad en iets te aanschouwen van het geweldige gebied met zijn honderden millioenen bewoners, waarover de Engel- sche vlag wappert. Nieuw was dit alles voor me( anders dan de Oostelijke landen, Welke ik tot nu kende. Anders waren de huizen, anders de boomen, anders de men- schen, dan in Irak of Iran. Vele dingen troffen me. Ik zag weder palmboomen, maar het waren kokuspalmen, geen dadel palmen meer. Deze kokuspalmen zijn de vroolijker en rijker broeders van den da delpalm. Ze leven in een land, waar de regen minder zeldzaam is, waar de natuur overvloedig weldaden verspreidt en daarom zeker dragen ze hun groote bladeren hooger, bladeren, die feestelijk wuiven in den wind. Koeler was het, aanmerkelijk koeler dan te Basrah of te Bagdad. Inderdaad, rei zend naar het Zuiden, had'ik in Indië een frisscher klimaat gevonden. Dieren kijken U aan En ook heb ik weder kameelen gezien, maar dit heeft mijn hart pijn gedaan. De kameelen te Karadsji zijn er niet de won derlijke dieren van den horizont, trotsch en grootsch, die immers trekken naar de verste verten en met zich sproken en legen den mededragen. De kameelen te Karadsji zijn gespannen voor wagens, zijn tot trek dieren geworden. De verre kim is hun ont roofd en ze gaan gelaten, beschaamd slechts van straat tot straat. Hun groote, donkere oogen vol geheimen kijken u aan, als vra gen ze om medelijden voor hun verval. Ook Karadsji kan over stakin gen meepraten. Vat mij echter te Karadsji het meest heeft getroffen, was, dat er ongeveer dui zend man Inlandsche havenarbeiders staakten. Ze eischten vermindering van arbeidsuren. Ik heb geen tijd gehad me in deze staking te verdiepen, maar het feit, dat er een staking was bracht me tot na denken. Arbeiders staakten en niemand ontzegde hun dat recht Iemand, die pas uit Europa komt, zou zich daarover niet verbazen, maar ik zwerf nu reeds jaren in Oostelijke landen en was verwonderd. In Turkije, in Iran heb ik nim mer van stakingen gehoord. De le vensomstandigheden van arbeiders in Turkije en Iran zijn niet beter dan die van de havenarbeiders te Karadsji, eerder slechter, maar toch komen stakingen er niet voor. In Engelsch-Indië echter wèl. Er was zelfs een blad, dat de zijde der stakers koos en hun belangen ver dedigde. Pseudo-vrijheid. In Turkije en Iran zouden zulke dingen volkomen onmogelijk zijn. Wat er in genoemde landen mét stakers zou gebeuren, kan ik me niet goed voor stellen, maar prettige ervaringen van de zijde der overheid zouden ze zeer zeker niet opdoen. En voor de vrijheid en zelfs voor het leven der stakingleiders zou ik niet gaarne instaan. Dat er bladen zouden zijn, die de belangen der stakers zouden durven verdedigen is natuurlijk volkomen buitengesloten. De pers in Iran en Turkije staat onder stevige controle der overheid. Geen enkel blad kan het wagen een eigen meening te verkondigen, die niet de volko men instemming van boven heeft. Jawel, maar wij leeren toch, dat Turkije en Iran zijn „vrije, onafhankelijke landen". Engelsch-Indië is door vreemden over- heersoht gebied!" Waar is dan die vrijheid in de onafhankelijke landen? In het „door vreemden» overheerscht ge bied" zie ik recht van vergaderen, tenmin ste een zekere vrijheid van pers, recht van staking. In zoogenaamde „vrije, onafhankelijke landen" ontbreekt dit alles. „Wordt er met dit woord „vrijheid" niet vaak op de zonderlingste wijze omgespron gen?" zoo vraag ik me af. Hoe de staking te Karadsji is afgeloopen en of de stakers hun eischen hebben kunnen doorzetten, is me onbekend, want 's avonds verliet de „Varela" weder de haven met bestemming naar Bombay. De regenmoesson zet in. Te Karadsji had ik kunnen genieten van zonnig weder met een frisschen, koelen wind. Aan den hemel dreven groote wolk°n maar het bleef droog. Den eersten nacht op zee na ons vertrek uit genoemde havenstad werd het anders. Felle regenbuien kletterden neder uit een zwaar be wolkten hemel. De regenmoesson had ingezet. Er stond een zware westelijke deining, die het schip sterk deed slingeren. Geestverschijningen aan boord. De meeste mijner medereizigers, waar onder de Amerikaansche zendeling, de En- gelschman, die steeds met ons had gegeten, de uitgever uit Lahore en zijn zuster, de twee wielrijdende Nederlandsohe jongelui, hadden te Karadsji het schip verlaten. Wel liswaar waren er nieuwe reizigers aan boord gekomen, maar vrijwel niemand hun ner kreeg ik te zien. De belangstelling voor de maaltijden was tot het uiterste vermin derd. Daaraan was de zeeziekte schuld. Nu en dan zag ik in een der gangen een pas sagier, die, bleek en ellendig, aan een geestverschijning deed denken. Gelukkig waren er ook „zeevasten" aan boord, zoodat het me niet geheel aan gezelschap ontbrak. Deze „zeevasten" waren Engelschen, die reeds vele jaren in Indië leefden. Zij ver tellen me hun meeningen en hun ervarin gen en als we, sigaretten rookend, tezamen zaten bij een glas bier zag ik nu en dan zoo'n zieke geestverschijning voorbij slui pen, die ons verbaasd en verwijtend aan keek met oogen, waarin men de vraag kon lezen: „Hoe is het in 's hemels naam moge lijk?" Deze zeezieken zouden natuurlijk voor geen geld ter wereld een sigaret gerookt, of een glas bier gedronken hebben. De „lekkere koelte" in Indië. Van Karadsji naar Bombay is 't per schip een reis van nog niet twee dagen. Den dag nadat we Karadsji hadden verlaten, bleef de zware deining aanhouden. Enkele oogen blikken brak nu en dan de zon door, maar meestal was de hemel geheel bewolkt en heel vaak regende het in felle stroomen. Wat de temperatuur aanging, hadden we evengoed op de Noordzee als op de Arabi sche Zee kunnen ronddobberen. Ze kregen gelijk, de Indische kooplui, die, te Basrah zuchtend onder de ondraaglijke warmte, me hadden gezegd: „In Indië vindt u nu lekkere koelte.' Gedurende het grootste gedeelte van de vaart bleven we vrij dicht onder de Indi sche kust, die, als het weder een oogen- blik opklaarde, aan den horizont in het oosten zichtbaar was. Den tweeden dag na ons vertrek van Karadsji zouden we 's morgens Bombay bereiken. Het regengordijn blijft dicht. Dien morgen stond ik op een be schut gedeelte van het dek en keek uit naar de Indische kust, maar om te beginnen zag ik niets dan een grauw regengordijn. Het water stroomde weder uit den hemel en van warmte viel niets te bespeuren. De deining hield nog onverminderd aan. Daarom en ook om het wei nige zicht werd met de uiterste behoedzaamheid gevaren. Dan do ken eenige eilandjes op waartus- schen we door voeren. Hier werd de deining minder, maar de regen hield met dezelfde kracht aan. Het kan een goed jaar worden Door het regengordijn werd de kust zichtbaar. Een klein stoombootje naderde met menschen van de havenoverheid. De heeren klommen aanboord, enkele Engel schen en Indiërs. Allen droegen lange re genjassen, maar eenigen hadden toch nog een tropenhelm op het hoofd, maar deze was bedekt met een overtrek van water dichte stof. Deze helmhoeden waren het eenige, dat hier aan de tropen herinnerde. Wat het weder en wat de temperatuur aanging, had ik me heel goed kunnen voor stellen, dat ik nu te Antwerpen, te Rotter dam. te Southampton of een andere noor delijke haven aankwam bij bijzonder onge moedelijk weder. Maar betreffende het we der schijnen de menschen hier andere op vattingen te hebben dan wij, tenminste ik hoorde een Indiër tot een Engelschman op gewekt zeggen: „Het is een rijke moesson dezen keer. Het kan een goed jaar wor den." Het is de regenmoesson, dit regentijdperk van drie a vier maanden, dat vruchtbaar heid brengt aan het honderden-millioenen- rijk, dat Britsch-Tndië heet. En allen be seffen dat, ook de stedelingen. Indien deze moesson een jaar uitbleef, zou dit ellende en honger beduiden voor millioenen. Bij een spoorwegstation legden we aan. De paspoort- en douane-formaliteiten wa ren snel vervuld. Toen stopten inlandsche kruiers mij en mijn reisgoed in een rijtuigje, dat met zeildoek zoo goed was dicht gemaakt, dat ik van de buitenwereld niets kon zien, zelfs niet de „Poort van Indië', die daar aan de kust staat als een zinneheeldige ingang tot het geweldige Britsch-Indische gebied. Eerst op zoek naar brieven, welke voor me konden zijn aangekomen en dan trachten een kamer te vinderf, dat was het plan, waarmede ik in den nog immer neerstroomenden regen Bombay binnen reed. J. K. BREDERODE. DE „POORT VAK IKDlë" AAN DEN ZEE OEVER TE BOMBAY. De kerkelijke gemeente dient zooveel mogelijk in de restau ratiekosten bij te dragen, aldus Zijne Excellentie. Minister Slotemaker de Bruine heeft Maandagmiddag een bezoek aan Alkmaar gebracht om den toe stand van de Groote Kerk in oogen- schouw te nemen en met het kerkbe stuur een bespreking te voeren over de door het Rijk voorgestelde rege ling van de kosten van de algehee- le restauratie. Om 2.40 uur arriveerde de minister, in ge zelschap van den chef van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen, den heer P. Visser, per trein te Alkmaar, waar hij aan het station werd verwelkomd door den burgemeester mr. jhr. van Kinschot. Onmid dellijk werd per auto naar de Groote Kerk gereden. Aldaar werd Z.E. ontvangen door een deputatie van Kerkvoogden, bestaande uit den h. Saai en mr. Belonje Voorts waren aanwezig de directeur van Rijksmonumen tenzorg, ir. Kalff, de voorzitter van Rijks monumentenzorg, prof. v. d. Steur, de ar chitect v. d. Kloot Meijburg, die van 1923 tot 1927 de gedeeltelijke restauratie van de kerk verzorgde en de heer F. H. Ringers de architect van het onderhoudswerk van de kerk. In de kamer van de kerkvoogden werd een langdurige bespreking gevoerd over het plan van den minister inzake de verdee ling van de kosten der algeheele restaura tie, welke op f 520.000.- zijn geraamd en waaraan, naar het oordeel van den minis ter, het Rijk 52 pet., de provincie en de gemeente Alkmaar ieder 22 pet. en de ker kelijke gemeente 4 pet. behoort bij te dra gen. Voor de kerkelijke gemeente, die voor 2 jaar, toen de kosten op f 430.000.- waren geraamd f 20.000.- zou bijdragen, leverde deze regeling geen moeilijkheden op, aange zien deze thans f 20.800.- zal krijgen te betalen. Anders staat het met de gemeen te Alkmaar en de provincie, die nu in plaats van f 60.000.- ieder f 1H.000.- krijgen te betalen. Het Rijk neemt echter reeds dadelijk de kosten van de voorloopige voorzieningen, waarmede de aannemer, de firma Wouden berg te Utrecht, hedenmorgen is begonnen, voor zijn rekening. Controle op de beweging in de muren. De architect, de heer v. d. Kloot Meijburg gaf aan de hand van teekeningen een uit eenzetting van de uit te voeren schoorwer- ken. Hij deelde den minister mede, dat de Noordergevel sterk overhelde en de Zuider gevel meesleepte waardoor in een Zuider steunbeer een belangrijke breuk was ont staan en gevaar voor instorting dreigde. Vanuit de nok van het dak was een koperdraad gehangen, waaraan een stuk lood. Deze draad was van onder in 'n koker geplaatst waar in een glaasje was aangebracht en duidelijk was het hierdoor zichtbaar, dat beweging in de muren waar neembaar was. Het gevaar voor het orgel. Hoewel de kerk reeds jaren neiging ver toont om over te hellen, was de toestand thans zeer kritiek, omdat in een jaar de muur c.m. meer overhelde. Tijdens den laatsten storm is beweging in de muren gekomen en een steunbeer in stukken ge vallen, zoodat voor de najaarsstormen voor zieningen noodig zijn. Voorkomen moet worden, dat de ronde kap uiteen valt., want dan wordt ook het kostbare en zeldzame kerkorgel verwoest, Noodig is het, dat trek- stangen worden aangebracht en gewapend betonnen constructies te maken, waardoor de geheel e kerk weer stabiel wordt. Tijde lijk zullen om het koor ook nog twee trek- stangen worden aangebracht. In het ge vaarlijke gedeelte van de kerk worden schoorwerken gemaakt, die ook in verbin ding komen met den steiger aan de West zijde, waardoor men instorting van dezen gevel hoopt te voorkomen en eventueel vallende stukken hoopt op te vangen. Deze steiger zal in drie weken klaar zijn, zoo dat ontruiming van het postkantoor kan worden voorkomen. Toen de minister bij zijn rond wandeling om de kerk op de onmo gelijke plaats van het in het voor malig opvoedingsgesticht onderge brachte postkantoor was gekomen, kon hij niet nalaten, er zijn verwon dering over uit te spreken, dat men voor 50 jaar toestond, dat op de fundamenten van de voor eeu wen ingestorte toren van de kerk, een dergelijk leelijk gebouw liet zet ten. Z.E. verklaarde er zeker van te zijn, dat zoo iets thans niet meer kan gebeuren. Over afbreken van deze sta-in-den-weg, die het gezicht op het schoone Gotische kerkgebouw leelijk belemmert, werd echter niet gesproken. °e, minister stelde zich op het standpunt dat het Rijk, de Provincie en de Burgerlijke Gemeente voor de restauratie van de kerk steunend moeten optreden, doch dat de kerkelijke gemeente, als eigenaresse zoo veel moet betalen als mogelijk is. Besprekingen ten gemeentehuize Bij de rondwandeling door de kerk waaruit, de kerkbanken reeds waren weg genome!, viel het op, dat deze kathedraal met gebouwd is voor den protestantschen eeredienst. Om vier uur begaf de minister Prof. Dr. Slotemaker de Bruïne Minister van Onderw., K. en W. J' zich in gezelschap van den burgemeester, naar het gemeentehuis, waar tot half vijf een bespreking plaats had met het college van B. en W. Hier werd de minister eraan herinnerd, dat Alkmaar reeds ruim een jaar vergeefs had aangedrongen op een bezoek van den minister, die thans erkende, dat de restau ratie met spoed ter hand genomen diende te worden. Definitieve beslissingen werden niet genomen. De mondelinge besprekingen zullen schriftelijk worden voortgezet In gezelschap van den heer Visser ver trok den minister, uitgeleide gedaan door; den burgemeester, om kwhrt voor vijf we derom naar Den Haag. Messensteker staat terecht. Caféhouder had een onprettige thuiskomst. Een in April j.1. uit de gevangenis ont- slagen Amsterdamseh caféhouder had een) vetre van vroolijke thuiskomst. Zijn vrouw was de tijd blijkbaar 'e lang gevallen. Zij had connecties met iemand anders aange knoopt en de echtelijke woning vond hij verlaten. Een deel van den inboedel had zij, meegenomen en met haar nieuwen levens gezel had de vrouw een ander café geopend op de Prinsengracht. Zij wou wel terugkomen. De caféhouder had al gauw ontdekt, hoe de vork in den steel zat, hij bracht zijn vrouw een bezoek en deze was wel gene gen bij haar man terug te komen. Den volgenden avond zou hij haar komen ha len. Of hij moeilijkheden vermoedde of sleechts gezelligheidshalve handelde, vermeldt de geschiedenis niet, doch hij verscheen aan de tijdelijke woning van de vrouw in het gezelschap van een broer en een vriend. De „lijfwacht" trok van leer. De vrouw bleek weer van gedach te te zijn veranderd. Zij weigerde mee te gaan; familieleden en kennissen van de, vrouw bemoeiden zich met het geval en in minder dan geen tijd waren de beide partijen in een stevige kloppartij gewikkeld. De broer van den caféhouder greep een mes en bracht den vriend van de vrouw een steek in den rug toe. Hij vluchtte en liep een winkel binnen, waar hij zeer oj> gewonden vertelde, dat hij iemand had ge- stoken en dat de politie moest worden op gebeld. Toen de politie kwam ging hij rus tig mee. Het bebloede mes werd in deü winkel gevonden. Gisteren stond de man, een 27-jarige schipper, voor de vacantiekamer der rechtbank terecht, verdacht van poging tot zware mishandeling, subs', mishandeling „Ik zag een aardappelmesje"» De mishandelde was weer geheel her steld, de wonde, die met een aardappelmesje was toegebracht, was niet ernstig geweest» „We wilden heelemaal geen vechtpartij, maar we werden aangevallen omdat m'n vriendin niet meer naar haar man terug wilde. Voor we het wisten had verd. een mes getrokken en had ik een steek te pakken De lezing van verdachte was anders: „Ik weid woedend omdat ze m'n broer in de gracht wilden gooien. Ik zag een aardappelmesje liggen, greep iet en in mijn drift heb ik gestoken". ue verklaringen van de charge en de- chargegetuigen liepen nogal uiteen. Geen v„rii l)ar,iicn wilde erkennen met de vechtpartij te zijn begonnen. riat6 ,cler.van Justitie, was van meening vard- uits'uitend was meegegaan om Hat *1 en om(lat het voor de hand lag, meegaan r°UW ni8t Uit eigen bewe&inS zoU otvLT!!' ?8n Brabander, die er prat op gaat nn o een mes te kunnen omgaan, heeft vafÜ gemee?.e wijze gehandeld. Van ge- 7nnri->t N°°r ,zi|tl br°er was geen sprake, gaat' °Cn roeP °P noodweer niet op- cierto8113 mishandeling vorderde de offi- n„ gevangenisstraf van drie maanden, dat v 8,rtledlger' leKde er den nadruk op, PI Hrn ln dnft had gehandeld. waardemu* ^etf klem aan °P een voor" zocht h i a uiterst subsidiair ver- neerde straf6 Kglng van een gecombi- zenl6 1 ecbtbank zal 10 Augustus vonnis wij-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8