't HOEKJE OUDERS Tocht door speelgoedland XoS ticw-ii! Als de zee zingt in den avond Wat eten wij vandaag VOOR DE Geef het kind een doelstelling Het psychologisch verschil tusschen bewust en opzettelijk Sei/fen, het centrum van de Saksiasche speelgoedindustrie Zo-tidaq ïïlacuuiaq, QitiAday Ulo-enidag, Dxm-cLeAdxu^ VAijclag, ZaieAcLag, MUTTERTJEa-JÉ^ Het ïs een der eerste vacantiedagen ge weest en heel den langen dag hebben zij ge speeld in de spattende en klaterende bran ding, in het aanrollend schuim van de zee, waarover de zon haar licht in uitbundige overdaad goot. Kinderen aan het strand: honderden en honderden langs de strandlijn, allen gehuld in het hei-blauw, het vermiljoen, en het hard geel van badpakken. De jongens soms met povere stukjes stof over de bruine lijven, de meisjes reeds met een onbewuste charme gracieus voortstappend, arm in arm, de ha ren weg-stoeiend vanonder glimmende duik- kappen. Als het later wordt taant de drukte. Dan kleeden de menschen zich aan en zoeken de stad weer op: lossen op in het gerumoer van de stad, waar nu duizend lichtjes in de stra ten flonkeren. Het is dan goed te verwijlen aan dat strand, het breede strand, dat zich strekt, kilometer na kilometer, langs Noordholland: een blonde grijze lijn, telkens hel opspringend onder het licht van den toren. Avondzee: een maan, aan komen zeilend over den kim, en van de zee in de verte één imposante plas vloeibaar sulver makend, een maan, die groot en geel daar hangt aan het lichtblauwe van den donkeren koepel. Wij loopen langs het strand: alleen met de branding. Branding... welk een vreemd lied dat is, welk een mysterieuze melody die kan worden als de stilte van den zomernacht over het strand gekomen is. Naar de branding moet men leeren te luisteren: voor velen is zij niet meer dan een monotoon lied, waarvan zij de klanken niet meer kunnen verstaan. Zij weten niet,, dat in dat lied kunnen klinken al de geheimen van het schoone leven, al de beloften die de nabije stad nimmer zal vervullen. Het lied van de branding is rnjj lief ge worden, zoo lief, dat men soms niet aan den dwang ontkomt zijn gedachten te ver wonderen van het avondduin en de avondzee, over hun imposante schoonheid. Tusschen zee en strand ligt het schuim: in het goudige maanlicht ziet het er uit als als elfenhaar in oude prentenboeken, het trilt en beeft onder nauw voelbaren wind. Het zijn millioenen diamantjes verderop, en witte konijntjes als de speelsche wind ze opvangt in zijn armen en er mee aan het hollen slaat: dwars over het strand, van paal tot paal, van duin tot duin. Boven het schuim en boven de avondzee trekken de wolken. In forsche stapelingen, geweldige landen en kasteelen; soms zijn het eilanden, soms dieren, die doen denken aan de tijden van den brontosaurus. Tusschen de wolken en maanlicht hangen de sterren. Ontelbare flikkerpunten, vèr weg, maar stralend over de aanrollende golven. En de branding zingt aldoor: steeds het lied van den stillen avond, waarnaar wij luis teren moeten. Het vertelt ons de verhalen van de zee, van zeilschepen, die vroeger hier langs trokken, iederen dag. Schepen, schuin- getrokken door de volgebraste zeilen, met kleurige wimpels in de masten, en gebeeld houwde achterstevens. In de branding ziet men dit alles weer voorbijgaan en men hoort de harmonica's zin gen, al de liederen, die scheepsjongens van vijf werelddeelen ooit gezongen hebben. De zee glanst, blauw-zwart in de verte, ge heimzinnig naderbijkomend en toch altijd even ver. Als men daar in ziet, in dat donkere water, dan kan het gebeuren, dat men plot seling voor zich ziet vreemde wezens, opdui kend naar de oppervlakte. Dieren, met gou den en zilveren schubben, dieren die opvlie gen uit het water en in de maanlichte lucht verdwijnen. Of een schoone vrouwe, glinste rend van het wollige schuim, glimlachend tot den eenzamen wandelaar en hem als het ware lokkend naar haar toe... Men kan dit alles droomen, want tenslotte is het slechts de zee, die daar zingt het oude lied, het water dat in den zomeravond lich tend geworden is, en dat ons voor een wijle betooverde. 9 Op een hoog duin rust je dan uit: boven je het zacht-kreunende helm en de wolken-sta peling, beneden het grijze strandlint. En je droomt... en luistert... en bent ge lukkig. y Al de uren bij het wiekende licht van den toren en het zingen van de avondzee aan Holland's strand. (^Trcftt U niet aan toat ober segt, maar boet taat biïlgït i£ en regt Oud-Hollandsche spreuk in het Stadhuis van Zandvoort Europa heeft zijn genealogische interesse op Amerika overgebracht. In de Nieuv.e Wereld vindt men thans een aantal goed ge organiseerde genealogische bureaux, welke in Europa hun filialen bezitten. Dit laatste is wel noodig, als men weet, dat bij bijna alle onderzoeken der Amerikaansche stamboomen in Europa zijn ontsproten. De families May- flower, Pilgrim en Burke Peerage vormden ongeveer de oudste Amerikaansche aristo cratie. Bij het onderzoek naar den stamboom der cliënten gaan de bureaux zeer zorgvuldig te werk. In drie maanden tijds heeft men den stamboom van slechts honderd families ge vonden. Bij deze onderbrekingen waren niet minder dan twaalf kundige genealogen aan het werk. Het is te begrijpen, dat een der gelijk tijdroovend werk veel geld kost en zijn dan ook slechts de meer gegoede en be zittende families, die geld voor een dergelijk onderzoek over hebben. Uit mijn schoolervaring is mij steeds dit feit sterk bijgebleven: wanneer de leerlingen vrij waren te doen wat zij wilden, deden ze niets! Op dagen als er, door omstandigheden, van werken toch niet veel terecht kwam ik denk aan verjaardagen van het personeel bijv. dan was het onze gewoonte de jon gens vrij te laten. Ze mochten dan zelf uitmaken, wat we zouden doen. Maar nim mer gelukte dit: het ontaardde steeds in roezemoes van je-welste en tenslotte vroe gen de flinksten dan ook steeds: „Meester, zegt u nu eens wat we moeten gaan doen! Deze ervaring heeft me geleerd, dat kin deren tenslotte het best aan het werk gezet kunnen worden. Ze vinden dit zelf ook prettig en er wordt tenminste iets gedaan. Geeft het kind een doel! Dat is een der grondslagen voor een verstandige opvoeding. Ook volwassenen werken niet doell jos. Ook wij willen gaarne weten, wat er gedaan moet worden. En het is niet altijd de te verwachten belooning, welke de menschen tot krachtsinspanning aanspoort! Wanneer er ergens feest gehouden wordt, kan men verbaasd staan over den ijver, waarmede een heele buurt bezig is versieringen aan te brengen. Menschen, van wien je den in druk had, dat ze voor werken niets meer voelden en althans niet, wanneer er geen geld mee te verdienen valt, laten je stom verbaasd staan door hun ijver en voortva rendheid. Waar de oorzaak daarvan te zoeken valt? Naar mijn overtuiging mede voor een groot deel in het feit, dat bij der gelijk werk de doelstelling den menschen voor oogen ligt. Ik herinner me een zeer lastige klas leer lingen. Toen ik ze van mijn voorganger kreeg, zei deze: „Daar kan je nog plezier van beleven! Ik heb nooit een vervelender stel gehad. Lui, draaierig en vervelend!" Mijn voorganger had gelijk. Er viel bijna geen goed garen mee te spinnen. Zelfs het meest prettige vak op school: voorlezen, kon hun nog niet bewegen aandacht en belangstelling te toonen. Meermalen ben ik naar huis gegaan met de gedachte: „Wat zal ik blij zijn, als dit stel weer een klas hooger gesukkeld is." Heel toevallig deden de omstandigheden mij echter een radicaal geneesmiddel aan de hand. Er zou een liefdadigheidsbazar georganiseerd worden. In het bestuur zaten een tweetal kennissen en deze verzochten mij, of ik met mijn klas enkele liederen wilde komen zingen op den avond van de opening. Ik heb bij mezelf bedenkelijk het hoofd geschud, maar enfin, ik zou het o robeeren. Den volgenden morgen besprak ik het plan met de jongens en meisjes. En wat mij zeer verbaasdd eigenlijk stond je met dit stel doorloopend voor wonueren! daar bestond animo, ja zelfs veel animo voor. Een plan werd opgemaakt, verschillende liederen wer den bekeken of ze geschikt waren voor zoo'n avond. Natuurlijk hadden de jongens een groot aandeel bjj de samenstelling van het programma! Er werd gezongen met een enthousiasme, waarover alle collega's zich verwonderden. De avond kwam. Keurig uit gedost stond het stel al een uur voor den tijd aan de zaal op me te wachten. Het werd een succes. Uit dit eerste optreden hebben wij leering getrokken. We besloten de ouders bij elkaar te roepen en te trachten een vast koortje te vormen uit deze klas. Ook dit gelukte en uit het meer dan ver velende stel is tenslotte een zangkoor ge groeid, dat op meerdere plaatsen in de omgeving concerten gaf. uitgenoodigd werd om voor de radio te zir.gen, herhaaldelijk medewerking verleende aan weldadigheids- bazars en avonden, enz. enz. Zij hadden een doel. Daar lag het geheim. Ook voor het andere schoolwerk kwam langzamerhand belangstelling. Maar men moest steeds zorgen voor een bepaalde doelstelling. „Dat en dat willen we probee- ren te bereiken, jongens", werd de stelling, waarnaar we ons onderwijs gingen inrichten. Geeft het kind een doel. Het is een belangrijk opvoedingsmiddel, zoowel voor school als huisgezin. Ga eerst met uw kind na, wat er gedaan moet wor den en langs welken weg het te verrichten werk gedaan kan worden. Wanneer eenmaal het doel is vastgesteld komt het er op aan, het kind steeds dit doel voor oogen te hou den. Natuurlijk moet het doel bereikt kun nen worden en moet de tijd, welke ervoor noodig is, ook begrensd zijn. Het verschil tusschen bewust en opzette lijk is een verschil in graad hoofdzakelijk. Alles wat wij opzettelijk doen, doen wij bewust, maar alles wat wij bewust doen, doen wjj nog niet opzettelijk. Gesteld, wij zeggen iets, dat iemand als een hatelijkheid kan opvatten, b.v. „post zegels verzamelen vind ik tijd verknoeien". Wanneer wij dan weten en er op dat oogenblik aan denken, dat de aangesprokene zelf postzegels verzamelt, dan zij wij be wust en opzettelijk hatelijk. Het kan echter zijn, dat wij er op dat oogenblik heelemaal niet aan denken dat de aangesprokene zelf ook doet aan dat „tijd verknoeien" en dan zijn wij onopzettelijk hatelijk, terwijl wij ons toch heel goed bewust zijn van wat wij zeggen. Wat wij opzettelijk doen, hebben wij altijd tevoren overdacht, al is het soms maar twee minuten tevoren. In een heftige woorden wisseling zijn wij bewust scherp, echter zonder vóór elk gezegde den tijd te hebben voor bepaald opzet. Iets anders is, wanneer wij er op zinnen, om iemand onaangenaam te zijn, en beden ken: „zoodra ik hem of haar zie, zal ik dit of dat zeggen. Dan zijn wij weer van het gebied van bewust handelingen overgegaan naar dat van opzettelijke. Bij menschen met een sterk concentratie vermogen is de grens tusschen beide gebie den heel moeilijk te trekken, omdat hun „opzet", indien daarvan al gesproken mag worden, bliksemsnel gevormd wordt In een moment van spanning zullen wij allen weieens spreken en handelen op een wijze waarvan wij later, wanneer wij eerlijk zijn, niet meer met volkomen zekerheid kunnen zeggen of wij dat nu met opzet deden of niet. En menigmaal zullen wij dan ontdekken: „ik wilde wel treffen, maar niet zoo hard. Ik wilde mij wel verdedigen, maar niet met dat wapen. Dat viel mij op dat oogenblik in, zeer zeker niet opzettelijk en nauwelijks bewust heb ik dat gedaan of gezegd". Gebrek aan zelfbeheersching maakt, dat wij dingen zeggen of doen die wjj later betreuren. Als wij op kritieke oogenblikken de kracht hadden, om onszelf te remmen, om even stil te staan bij de overweging: „halt!" kan ik dit verantwoorden, wil ik dit werkelijk zeggen? dan zouden er heel wat minder dingen in ons leven gebeuren, waarvan wij achteraf spijt hebben. Ieder mensch heeft weieens een oogenblik, waarop alle remmen los zijn, waarop wij niet meer ontleden wat wij eigenlijk doen. En in zulke remlooze momenten is het 't beste, te probeeren niets te zeggen of te doen, omdat wij anders in staat zijn, een onher stelbare breuk te maken. Maar als in zooveel gevallen, het beste is niet het gemakkelijkste, integendeel! Kunt U het echter klaarspelen, verwijdert U dan tevens op onopvallende wijze uit de tegenwoordigheid van den ander, want er is niets wat een opgewonden mensch der mate prikkelt als zelfbeheersching in zijn tegenstander! £>r. Jos de Cock. Op mijn vacantietocht door het Saksische speelgoedland in mijn auto behaaglijk snor rend langs de weeke, ronde glooiingen van het Ertsgebergte, is mijn fantasie van den lijnrechten autoweg afgedwaald en aan het dolen geraakt, aan het dolen door de we reld van de geheimzinnige, onderaardsche gewelven der Duitsche sagen en legenden. De volmaakte techniek van mijn auto voerde mij zoemend en suizend berg-op, berg-af, bracht mij steeds dieper in de een zaamheden van deze landstreek, waarin niet minder dan twee honderd duizend menschen leven van nuttelooze kunsten. Want dat deze kunsten nutteloos zijn, dat leerde ik reeds als kleine jongen, toen, tel kens als ik de prachtigste dingen had ge knutseld of uit hout gesneden, de ruwe werkelijkheid kwam in de gestalte van va der of moeder, die alles in de war stuur den of mijn mooiste snijproducten kort en goed met de bijl ophakten, omdat het werk op het veld van meer belang was. Ik rijd door het land van mijn kinder- droomen. De steden en gehuchtjes verdwij nen telkens achter den zonnigen berg en de heuvelreeksen, maar maken even spoe dig weer plaats voor andere, die er eender uitzien. Nu echter stag,t daar opeens een wonderlijke wegwijzer op het eerstvolgen de kruispunt, een gesneden, manshooge, bontbeschilderde figuur, half mensch, half fabel wezen. Op het volgende kruispunt staat weer zoo'n vreemdsoortige gestalte, een mijn werker in uniform, een lantaarn in de hand. Een mijnwerker, een oude wroeter in 't hart van het Ertsgebergte, misschien zoo als in het sprookje, tot in de schatkamers der aarde doorgedrongen en daar den dag der opstanding afwachtend. De marskramer leeft, de Saksische mijn werker leeft en nu wordt het al vroolijker en vroolijker. Langgebaarde, vriendelijk wuivende boschmannetjes, dwergen en ko bolden, boeren en landloopers wijzen ons hoffelijk den weg doof dit sprookjesland en wij rijden een vriendelijk dorpje bin nen: Seiffen. Seiffen, het centrum van de Saksische speelgoedindustrie. De eerste mensch, dien wij in de stra ten tegenkomen, is een eerwaardige apos telgestalte met zilveren baard en van goed heid stralend gelaat. Een houtsnijder, door de natuur met evenveel toewijding ge sneden, als hij haar hout bewerkt. Een apostel met een wat ronde neus en een schelmschen blik van den kobold in de oogen, een mensch, die onsterfelijk is en bijtijds op een der wegwijzers gezet zal worden, daar ben ik zeker van. Seiffen, de speelgoedmetropool is een tegenhanger van Meissen, de porseleinstad. In Meissen stijgt de ziel uit de aarde op, in Seiffen ontstijgt zij aan het hout. Wij betreden een dier toonkamers, waar in de bevolking van heinde en ver de pro ducten van haar kunstvaardigheid ten toon stelt. Midden in het lokaal, omringd door een ontelbaar aantal rood en goud gekleur de snuisterijen, staat een kribbenspel, een manshooge kunstig gesneden Kerstboom, kronkelend en klingelend en glinsterend met duizend loovertjes. Daaromheen strooit de menschelijke fantasie os en ezeltjes, boeren en soldaten, treinen, paarden, vlieg tuigen en Zeppelins, maar ook wandspreu- ken en kinderspeelgoed uit. Op de bovenverdiepingen zijn de uitstal, llngen een lust voor het oog. Hier slaapt Doornroosje in het omrank, te vaderlijke slot haar langen slaap; Sneeuwwitje ligt er in de glazen kist, ginds is het sprookje van Roodkapje tot leven gewekt. En als hulde aan de geboorteplaats staat daar wat verder een model van het dorpje Seiffen in den winter, de kerkgang op Ou- dejaarsavond, als van de omringende ber gen en heuvels de dorpelingen door de witte wattensneeuw naar het helverlichte in kristalglans stralende kerkje optrekken. En daar zit ook al zoo'n kunstenaar. Jk mag hem op de vingers kijken en bewon derend toezien hoe hij handig en met ein deloos geduld snijdt en schaaft aan een gestyleerden vos ter grootte van een vin ger. Hij kijkt op en glimlacht. Dat was de glimlach van een dichter, van een kunstenaar, levend in een wereld van schooner gedachten dan hier op aarde. Ik hoor nog veel vertellen over de orga nisatie van deze kunstzinnige handwerkers, die door de autoriteiten wordt gesteund. En ik verheug mij erover, dat er tenminste nog ergens op aarde een hoekje is, waar menschen wonen, die zelfs levens kunnen van hetgeen hun als kind zooveel zalige verrukkingen bracht. Tomatensoep Biefstuk, Snijboonen, Aardappelen Frambozenpudding Spinazie met eieren Gebakken aardappelen Slagroompudding met bitter- koekjes Saucijsjes Bloemkool, aardappelen Beschuit met bessensap Bloemkoolsoep Runderlapjes, Princesseboonen Rabarber Karbonade (koud) Aardappelsla, komkommersla Hangop Flensjes met garnalenragout Tuinboonen met spek Aardappelen Gestoofde kalfslever met tomaten en spaghetti Vruchtensla I TERSCHELLING. Op reis naar Tpr^hpiiinn- „de Grind", vroeger een bloeiend eiianri u-aa Poseert men de vogelbroedplaats West-Terschelling geeft bij zijn haventie 'ievenH°P 6en stad:>e met veel scheepvaart, dans", die hoogg boven De machtige „Bran- over dorp en omgeving draaien avonds zijn heldere wieken (Foto A.N.V.V.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8