De totaalopvoeding
Drie gouden sleutels
Amerika zal Nederland-
sche geldbeleggers niet
benadeelen
Ié»' -k- 1 ?f
I 4 - f
Lichaam en geest dienen
beiden ontwikkeld te worden
De juweelendiefstal in
Den Haag
Melkauto tegen een boom gereden
DOOR:
PETIAN
WKKÊÊÊÊÊÊÊÊ^^ÊIK^^Ê^
m
SSïïÈÈËÊIBBfflm
V '■-
iX
Dikwijls hoort men de menschen bewe
ren, dat ,,'t gymnastiek je spelen" eigenlijk
maar luxe is, en in het geheel niet noodig
Hun kinderen zullen ook wel hun brood
verdienen, zonder dat zij lichamelijke op
voeding hebben genoten. Zij studeeren
toch immers op één of andere H.B.S., Ly
ceum, of laven zich aan een andere bron
van kennis.
De Lichamelijke Opvoeding, die toch al
stiefmoederlijk bedeeld is, heeft kans om
door deze redeneerinig geheel op den
achtergrond te geraken.
Men moet toch begrijpen, dat alleen een
geestelijke, verstandelijke opvoeding niet
voldoende kan zijn. Een mensch bestaat
uit lichaam, ziel en geest; dit is een on
deelbaar geheel en kan niet geplitst wor
den. Groote aandacht wordt er besteed
aan de geestelijke opvoeding, waarom niet
aan de lichamelijke?? In Oostenrijk heeft
men deze fout ingezien en spreekt men
dan ook niet meer van een lichamelijke en
geestelijke opvoeding, maar van een
„Gesammterziehung" hetgeen zeggen wil
een „totaalopvoeding".
Er is ook slechts één opvoeding,
n.L de totaalopvoeding, die den ge-
heelen jongen mensch omvat, en
waarhij het lichamelijke, het zede
lijke en geestelijke zéé nanw ver
bonden zijn, dat men niet kan
scheiden, wat zoo zeer één geheel
vormt.
Bij de oervolken overheerschte de licha
melijke ontwikkeling, want wilden zij kun
nen blijven leven, dan moesten zij zich
dagelijks inspannen om in den strijd om
het bestaan niet ten onder te gaan. Vis-
schen, jagen, zwemmen en zich verdedi
gen, waren de dagelijksche, natuurlijke be
wegingen en arbeid. Stelselmatig werd er
dus niet geoefend, daar de natuurlijke
arbeid oefening in zich zelve was.
Ook later bij de Grieken en Romeinen
had men volle aandacht voor de lichaams
oefeningen. De Grieken vooral leerden ons
de mensch te zien als een eenheid van li
chaam en geest. Zij, volk van hooge be
schaving, legden in hun wetten vast dat
het volk zoowel lichamelijk als geestelijk
zou worden opgevoed. Dit blijkt ook wel uit
de opvoeding die de jonge Grieken kregen.
Zij werden opgevoed op de z.g. gymnasia,
waar evenveel tijd aan de lichaamsoefenin
gen als aan 't gewone onderwijs werd be
steed. Ook de gezegden en uitspraken van
verschillende Grieksche wijsgeeren geeft de
gedachte over de Lichamelijke Opvoeding in
deze tijden weer, b.v. het gezegde van
Plato: „Lichaam en ziel. beide moeten ver
zorgd worden als een tweespan voor den
dissel." En hoe mooi ligt in de uitspraak:
„Iedere Griek moet kunnen lezen en zwem
men' het samengaan van geestelijke en li
chamelijke ontwikkeling opgesloten.
Door de eeuwen heen echter heeft de
geestelijke arbeid de lichamelijke voorbij
gestreefd en neemt op het oogenblik de
grootste plaats in, omdat deze vorming het
ons mogelijk maakt om in onze tegenwoor
dige maatschappij een bruikbaar element te
zijn.
Toch moet het lichaam in goede
conditie zijn, want wij zijn toch de
dragers van de moderne cultuur en
al maakt de beschaafde maatschap
pij het ons in physisch opzicht
nog zoo gemakkelijk, de mensch zon
der stof lelijk omhulsel is niet denk
baar.
Onze cultuur geeft echter weinig gelegen
heid om de physieke mensch op peil te
houden en dit moet toch, daar bij het ver-
waarloozen van ons lichaam ook de cul
tuur achteruit zal gaan. Reeds de geschie
denis leert, dat lichamelijk zwakke en
kwijnende volken het nooit tot hooge gees
tesbeschaving gebracht hebben, evenals om
gekeerd de over-verfijning van geestes- en
genotsleven ten koste van lichamelijke ge
hardheid, bij hoogontwikkelde volken, tot
achteruitgang, ja zelfs tot ondergang ge
voerd heeft.Ook in deze tijden zien we, dat
juist die volken het meest in macht en
aanzien groeien, die naast de geestelijke
opvoeding in hooge mate voor de lichame
lijke ontwikkeling zorg dragen. Een middel
om dan ook de geestelijke rijping te be
werkstelligen en op peil te houden is de Li
chamelijke Opvoeding.
Vele vergelijkingen worden gemaakt om
aan te toonen, dat lichaam en geest bij el
kaar behooren en dat er een groot verband
tusschen bestaat, dat zij zonder elkaar niet
kunnen bestaan, de geest is de schipper en
het lichaam het schip, of die van een werk
man en werktuig, heer en knecht.
Bezien wij de laatste vergelijking, dan be
merken wij dat het lichaam wel een zeer
goed en getrouw dienaar is. Hij zal verrich
ten, wat de heer hem opdraagt. Toch is de
heer, in dit geval de geest, sterk afhanke
lijk van zijn dienaar. Is het lichaam n.1.
ziek, erg vermoeid, dan kan dit sterk op de
geestestoestand inwerken. Ook is er geen
geestelijk gebeuren mogelijk zonder dat. er
lichamelijk iets geschiedt. Elke gedachte,
elk gevoel gaat samen met een stofwisse
lingsproces. Het lichaam, de dienaar heeft
ook recht op een goede verzorging, geregel
de voeding en voldoende rust. Dwingt de
geest het lichaam tot arbeid boven zijn
krachten of verwaarloost hij voeding, dan
is het gedaan met de gehoorzaamheid en
weigert het lichaam dienst, omdat het te
zwak geworden is en hier is 't gezegde van
de Fransche wijsgeer en dichter Jean Jac-
ques Rousseau van toepassing: „Hoe zwak
ker het lichaam, des te meer beveelt het,
des te sterker, hoe meer het gehoorzaamt."
Het blijft slechts een vergelijking, maar
zij is toch nuttig, omdat zij ons het groote
verband tusschen lichaam en geest ver
duidelijkt.
Het lichaam, is dus een psycho-physische
eenheid of totaliteit, dat zoowel lichamelijke
als geestelijke ontwikkeling verlangt. Het
moet echter niet. zoo zijn, dat de één bij den
ander bestaansrecht komt vragen, het moet
een totaalopvoeding zijn, waarbij beide tot
hun recht komen en afhankelijk zijn van de
persoon en hun zin ontleenen aan hetgeen
wij als ideaal van opvoeding van dezen
persoon hebben gesteld.
W. J. LELOUX.
Leeraar M.O. Lich. Opv.
Duizend diamanten ter waarde
van f 70.000 gestolen.
Omtrent de inbraak bij de juweliersfirma
Van Willigen in de Spuistraat te 's-Graven-
hage, gepleegd in den nacht van Vrijdag op
Zaterdag j.1., vernemen wij nader, dat na
een nauwkeurige inventarisatie, die bijna
een week in beslag nam, omdat de inbrekers
in den winkel dermate hadden huis gehou
den, dat zeer moeilijk was na te gaan, wel
ke sieraden werden vermist, is komen vast
te staan, dat ongeveer 1000 diamanten en
briljanten zijn gestolen.
De gezamenlijke waarde dezer sieraden is
niet f 40.000, zooals aanvankelijk werd me
degedeeld, maar I 70.000.
Verklaring van den scheiden
den Amerikaanschen gezant.
Mr. Emmet hielp onze bloem
bollenkweekers.
In zijn ruime, eenvoudige werkkamer, die
op den tuin uitziet van het deftige huis aan
de Prinsessegracht te 's Gravenhage, waar
het Amerikaansche gezantschap gevestigd
is, hadden wij een onderhoud met den heer
Granville T. Emmet, sinds Maart 1934 ge
zant der Vereenigde Staten in ons land, en
thans als zoodanig te Weenen benoemd.
„De twee-en-een-half jaar die ik in Den
Haag heb doorgebracht, zijn voor de mijnen
en mijzelf van bijzonderen aangenamen
aard geweest. Met algemeene hoffelijkheid
en waardeering is men ons tegemoet getre
den".
Sprekende over de handelsbetrekkingen
tusschen zijn land en het onze, verzekerde
de scheidende gezant, dat zijn bemoeiingen
met het thans in werking zijnde handels
verdrag tusschen Amerika en Nederland
hem veel voldoening hebben gegeven.
„Ook was het mij een genoegen,
zoo voegde de heer Emmet hieraan
toe, „de pogingen van Nederland-
sche bollenkweekers tot vergrooting
van den verkoop in de Vereenigde
Staten, te ondersteunen in de mate
als vereenigbaar was met mijn
functie.
Aangezien ik geruimen tijd afwezig was,
ben ik in het algemeen niet op de hoogte
van belastingaangelegenheden in Amerika
en in het bijzonder niet met het plan tot
belastingverhooging op buitenlandsch kapi
taal en buitenlandsche winsten in Amerika.
Toch ben ik overtuigd, dat de Vereenigde
Staten op geen enkele wijze de Nederland-
sche beleggers in een ongunstige positie zul
len willen plaatsen".
Het was den gezant opgevallen, dat het
aantal Amerikaansche toeristen naar Euro
pa dezen zomer sterk is toegenomen. Naar
Nederland kwamen meer Amerikanen dan
gedurende de afgeloopen jaren van het ver
blijf van den gezant in ons land.
„Het oordeel van mijn landgenooten, die
Nederland bezochten, was steeds bijzonder
vleiend. De reizende Amerikanen hebben in
uw land veel genoegen gehad en iedereen
bejegende hen op een hoffelijke en van
waardeering getuigende wijze.
Ik ken uw land zelf door en door, ben
Als de zon schijnt
overal geweest en heb een deel van mijn
vrijen tijd in uw musea doorgebracht", al
dus de gezant.
Ten slotte sprak de heer Emmet vol
waardeering over de Jamboree, over de
houding van het Nederlandsche en het Ame
rikaansche contingent en over de voortref
felijke organisatie.
Hedenochtend vertrekken de gezant, me
vrouw Emmet en hun beide dochters per
auto naar Weenen. De nieuwe gezant der
Vereenigde Staten en mevrouw Gordon zijn
thans in Parijs en worden in den loop van
den Zondag te 's Gravenhage verwacht.
Bestuurder gewond.
Gistermorgen reed een melkauto van
Grieken te Scheveningen, bestuurd door J.
B v.an der H., wonende te Den Haag, op
den Hoogeveenscheweg te Bethuizen, door
het uitwijken voor een honid, tegen een
boom. waardoor de zoo goed als nieuwe
vrachtauto grootendeels werd versplinterd.
Dr. Steur te Zoetermeer, dip de eerste:
hulp verleende, constateerde een knie
blessure en inwendige kneuzingen.
Van der H. werd per auto naar den Haag
vervoerd.
FEUILLETON.
29.
Haar vader wierp zijn laatste troepen in het vuur.
,,En wie moet dan hier voor de huishouding zorgen?"
Dit beroep op zijn hulpeloosheid bracht haar aan het wankelen.
Maar haar zin voor avontuur behield de overhand.
„Kom vader, u kunt u toch wel een poosje, op zijn hoogst een
maand, alleen redden. Manetta en Luisa zijn er toch om voor u te
zorgen. Gunt u me dit pleiziertje nu eens. Ik stel mij er zoo geweldig
veel van voor."
Zuchtend gaf haar vader zijn toestemming.
Inez begon onmiddellijk met het maken van toebereidselen voor de
reis. Zij charterde de twee auto's, die in de garage stonden. De
eerste zou zij zelf besturen, de tweede kwam voor rekening van den
chauffeur. Verder zouden meegaan de huisknecht, die meteen de
kok van de expeditie zou zijn, en de tuinman, die een pootige kerel
was en die eventueele bandieten op een afstand moest houden. Toen
alles in orde was, kreeg zij plotseling bezoek van een van haar
kennissen, een lange magere jongen, die Fernam Perados heette,
en die zoo opgewonden raakte toen hij hoorde van de onderneming,
dat hij de vierde plaats in de eerste auto mocht innemen. Inez had
eigenlijk wel het land aan den slungel, maar zij was te goedhartig
om te weigeren. Bovendien, er was nog een plaats open in de auto,
en een extra man kon nooit kwaad.
„Neem een machinegeweer mee", raadde zij hem, „en een hengel,
om krokodillen te vangen. Andere visschen kennen ze daar niet."
Den volgenden ochtend kwam hij terug met een formidabele
Parabellum, die inderdaad wel iets op een mitrailleuse geleek.
Inez had intusschen de tweede auto laten volpakken met bagage.
Zij had letterlijk aan alles gedacht. Er waren tenten, voorzien van
muskietengaas, dekens, geconserveerde levensmiddelen, primus
toestellen, petroleum, een huisapotheek, wapens, een paar schoppen
en een houweel. Een voorraad electrische zaklantaarns en zelfs een
touwladder ontbraken niet aan den inventaris. De bedienden, luid
ruchtig in het vooruitzicht van een verzetje, dat zeker niet alledaagsch
kon worden genoemd, sjorden de koffers vast en stapelden alles in
de tweede automobiel. Papa Coelho stond onwennig door zijn dikke
brilleglazen toe te kijken, en toen alles klaar was, omarmde hij in
het bijzijn van allen, zijn dochter.
„En beloof me. kindje", smeekte hij voor de honderste maal, „dat
je voorzichtig zult zijn en dat je geen dolle dingen zult doen. Bedenk,
dat je niet alleen verantwoordelijk bent voor je zelf, maar ook voor je
reisgenooten. Op jouw schouders rust de zorg voor deze ondir-
neming. En bedenk ook...", liet hij er zachtjes op volgen, „dat je hier
je vader achterlaat. Je bent alles, wat ik bezit, mijn kindje, en ik
zal geen uur rust hebben, vóór je veilig en wel weer terug bent."
Inez, aangestoken door den ernst van haar vader, beloofde hem,
dat zij niets zou wagen. Zij sloeg de armen om zijn hals, en kuste hem
op beide wangen.
„Je bent een schat", fluisterde zij, „je moet je niet ongerust maken.
Over een maand ben ik heelhuids terug."
Toen sprong zij op haar plaats achter het stuur en de expeditie
zette zich in beweging. Inez wuifde onverantwoordelijk met haar
zakdoek naar haar vader, die den stoet nakeek, tot hij om een bocht
van den weg verdween.
Hij ging langzaam zijn huis binnen, dat vreemd leek en stil en
verlaten en hij voelde zich een oude man.
Dien dag rolden de auto's ongehinderd over de gladde asfaltwegen
van den staat Sao Paulo. Zij snorden heuvel op heuvel af, onder het
gelijkmatig geronk van de motoren en stopten dien avond voor het
Grand Hotel te Rio Preto. Den volgenden ochtend om zes uur
vertrokken zij, om denzelfden avond Kapura aan de Parana te
bereiken. Zij bespraken kamers in een klein en primitief hotelletje
aan de rivier, en 's avonds zat het heele gezelschap met den ouden
hotelier en zijn vrouw op het terrasje voor het huis. Zij zaten ge
zellig te praten, toen de hotelier ineens bedacht, dat de namen van
de gasten nog moesten worden ingeschreven in het vreemdelingen-
boek. Toen Inez als eerste met haar forsche hand den naam Coelho
neerschreef uitte de oude heer een kreet van verbazing. „Dat is niet
de eerste maal, dat die naam voorkomt in onze registers," zei hij.
„Ik blader nog wel eens in de oude boeken, en twee malen komt
daarin den naam Coelho voor." En hij slofte weer naar binnen om
een oogenblik later met een oud boekdeel terug te komen. De eerste
maal las Inez: ,,13 Augustus 1782. Gon^alo Coelho. Van Santos".
Het was het handschrift van een weinig zelfstandigen jongen. En
in een van de volgenden boeken vond zij: 25 Maart 1821. Gon-
?alo Coelho, van Rio. naar Diamantino".
Het leek nauwelijks dezelfde hand. De letters waren groot gewor
den en hoekig. Een vast en autoritair karakter sprak uit deze weinige
woorden. Zóó stevig had de hand gedrukt op de veeren pen, dat
kleine inktspatjes rondom de handteekening waren verspreid.
Inez raakte aan het mijmeren over dien zonderlingen, eenzamen
voorvader, die meer dan honderd jaren geleden dezen weg was
langs gereisd en in ditzelfde hotelletje onderdak had gezocht. Na
zooveel tijd had hij weer van zich doen spreken, en een verre klein
dochter bewogen, nogmaals te trekken naar de groene hel van het
Amazonegebied. En ook een vreemdeling, door diezelfde stem ge
roepen, was gekomen van de overzijde van den Atlantischen Oceaan.
Misschien stapte hij morgen hier af, om zijn handteekening te zetten
in het jongste van de reeks vreemdelingenregisters.
Dien nacht hij zij een vreemden droom. Zij was niet Inez Coelho;
zij heette Juanita en aan den arm van een man wandelde zij in de
avondschemering langs een breede en trage rivier. Toen kregen zij
twist, waarom wist zij niet, en zij keerde zich om, om naar huis te
gaan.
„Juanita!", riep de man, „Juanita!"'
Maar zij antwoordde niet en liep door de vallende duisternis langs
die breede en trage rivier.
Den volgenden ochtend vertrokken zij weer vroeg; hun bestem
ming was Guyaba in het hoogland van Matto Grosso.
Aan de overzijde van de Parana waren de wegen niet meer zoo
goed als in den staat Sao Paulo. Asfalt was hier een onbekend mate
riaal; men had er mee volstaan de oude heirbanen te voorzien van
een laagje steenslag, dat dan verder door het verkeer maar moest
worden ingewalst.
Nu, in het droge seizoen, waren de zachtste stukken verbrijzeld
tot stof, dat de auto s hulde in dichte stofwolken; de bagagewagen
moest eenige honderden meters achter de andere blijven. De nog niet
verpoeierde steenen knarsten onder de autobanden, en roffelden ge
regeld tegen de spatschermen.
„Als de banden dat maar uithouden in die gloeiende hitte," dacht
Inez, en geen tien minuten later helde haar auto vervaarlijk over naar
één kant. De reparatie vergde een kwartier, en bezorgde zwarte han-
den aan twee der inzittenden, die bij gebrek aan waschwater de
reiniging moesten uitstellen tot de volgende pleisterplaats. Een half
uur later klonk wanhopig getoeter van den bagagewaqen: een lekke
band.
De eene tegenslag volgde dien dag op den anderen: nog 'twee
banden bezweken onder de aanvallen van de scherpe steenen, en een
voorveer van een der wagens bleek niet bestand te zijn tegen de
stooten. die het oneffen wegdek bij voortduring uitoefende. Tot laat
in den avond reden zij door, maar er was geen sprake van dat zij
Guyaba dien dag nog zouden bereiken; in een klein dorpje, op 200
kilometers daarvandaan, dat den weHuidenden naam droeg van
abot.cobal vonden zi, onderdak. Den volgenden dag ging het goed
tot Guyaba. maar daarna begon de ellende weer. Eerst haperde er
iets aan de ontsteking van de eerste automobiel, daarna raakte de
carburateur verstopt door het stof. Tot overmaat van ramp reed
Inez tegen een steen op, die midden op den weg lag, waardoor de
vooras verbogen raakte D,t reserve-onderdeel was niet aanwezig;
heel langzaam ging het dus vooruit naar het volgende dorpje, waar
d°rPSm,d dE We" 00rsP ronke lij kc „e-
(Wordt vervolgdJj