Zomer
°P Terschelling
't HOEKJE
OUDERS
XoS no-o-it!
50 jaar Esperanto
Clubleven
Als ,e na 'n zeereis van een paar uur in 't knusse haventje
van West- Terschelling voet aan wal zet, dan sta je op een
Wadden-eiland van ongekende schoonheid. Groote brokken van
dit eiland zijn natuurmonument, zoodat deze rijkdom aan na
tuurschoon, althans gedeeltelijk niet zal verloren gaanEn
daarnaast bezit het eiland nog een prachtige, eigen folklore
Dr. W. Banning
Een nieuwe truc met eieren
VOOR DE
Hoe staat Ut debet of
credit?
Klagen is een wapen der zwakken
UUTTERTJEÜ
Elf dagen van m'n verlof heb ik op dit
eiland gezeten, lieb ik het doorkruist en
doorzworven. Ik ben begonnen in het gezel
lige, onder tegen de duinen aangedoken
dorpje West, De breedgeschouderde, grijze
Brandaris steekt er hoog boven uit. Of
eigenlijk ben ik nog 'n paar kilometer Zuid
west ervan begonnen, op de groote gele
zandplaat die Noordsvaarder heet. Daar
wordt de stilte slechts gebroken door het
geschreeuw van de kleine ranke dwerg
sterntjes en het eeuwig zingen van de zee.
Ik ben geëindigd aan den Noordkant van
dit eiland, op de uiterste Noordpunt van
die andere groote zandplaat, de Boschplaat.
Intusschen is dat een afstand van 'n 30
kilometer. Daarom heb ik het maar niet in
één dag gedaan.
Halverwege die 30 kilometer eindigt het
eiland. Dat wil zeggen het bewoonde en be
dijkte eiland. Als je daar boven op den
dwarsdijk staat, die van de wadden land
inwaarts loopt, dan ligt er een geweldig
achterland voor je, terwijl achter je de
weg doodeenvoudig eindigt. Pas na zeven
uren gaans door dat duizenden hectaren
metende achterland onderga je de sensatie
van op de Noordpunt van het eiland te
staan. En héél dat achterland is één groot
natuurmonument. Wel te verstaan: vrij na
tuurmonument. Dus niet zooals op Texel,
waar je achter een bewaker aan mag loo-
pen. Hier, op Skylge, zijn de natuurmonu
menten vrij! Moet ik zeggen: nog vrij? Ik
hoop van niet! Laat het hier zoo blijven!
Zeven uur gaans is het dus, door onaf
zienbare strandvlakten met blikkerende sik
kelduinen onder een strakblauwen hemel.
Daarna ben je alleen nog door 'n smal
strookje water gescheiden van de Amelan
ders, die je in den kijker kunt zien loopen,
en van hun vuurtoren, die je al urenlang in
een vage kimheffing aan den einder had
gezien. En dan pas kun je je goed voorstel
len waarom schipbreukelingen, als ze hier
terecht komen, juist naar dien vuurtoren
gaan loopen, omdat ze aan den anderen
kant, waar Terschelling ligt, geen enkel
teeken van menschelijke aanwezigheid zien!
Van tegenstellingen.
Ik begin dus in West. Dat is een mooi,
gezelig dorpje. Hoe het om „den Dost" is?
Daar, aan den anderen kant van het eiland
hebben ze de ruimte noodig! De oogst van
een ganschen zomer moet er onder de kap
komen. Daar staan de hooggekapte boeren
hoeven dus wijd uiteen.
Dat is een oude tegenstelling. De tegen
stelling tusschen het visschersdorp West en
de overige boerendorpen. En die tegenstel
ling komt ook tot uiting in de taal. In West
spreken ze een ander dialect van Noord-
friesch dan om Oost. Trouwens, vroeger,
toen er nog nog geen straatweg over het
eiland liep, was die tegenstelling nog veel
sterker. Huwelijken tusschen West- en Oost-
landers kwamen maar heel zelden voor. Er
waren zelfs Oostlanders, die nog nooit het
mulle, of modderige zandpaadje gegaan wa
ren naar West en die dus de Brandaris niet
anders dan uit de verte kenden!
Met den nieuwen weg is dat alles lang
zaam verdwenen.
Als ik de 206 treden van den Brandaris
ben opgeklommen, kan ik, van dien zes
eeuwen ouden toren uitkijkend over heel dit
wijde Schellingerland, nog een andere tegen
stelling ontdekken. Dat is de tegenstelling
Noord-Zuid, tusschen zand en slik. Maar die
tegenstelling komt niet verder tot uitdruk
king. Ja, natuurlijk wel in de flora. Dat is
trouwens ook met die andere tegenstelling
het geval, zelfs meer dan men zoo op het
eerste gezicht zou denken.
Om Oost woonden immers de boeren. Die
stuurden hun schapen het duin in. Het
plantendek werd hier dus totaal uitgeput.
Om West, waar van oudsher de visschers
woonden, was dat natuurlijk niet of minder
het geval. Dat had niet alleen grooten invloed
op de plantengroei, maar zelfs op het ge-
heele landschap. Later kom ik daarop nog
terug.
Vroeger.
Boven op den Brandaris heeft men een
wijd uitzicht. Daar ligt de van zon tintelende
Noordsvaarder. Achter een smal strookje
water ligt Vlieland. Dat is dus het Vlie, eens
de groote weg naar de Zuiderzeehaven, als
Enkhuizen, Medemblik, Hoorn en Amster
dam. Van die steden was West-Terschelling
dus de voorhaven. Dat was in de dagen vóór
het N.-Holl. kanaal gegraven werd. Hier
lagen dus eens Oostzce-vloten te wachten
op beter weer; hier vormden de Ruyter en
Tromp eens hun convooien en vloten en
lagen de Straat Davidsvaarders.
Strategisch was Terschelling dus een be
langrijk punt. En het is dan opeens begrij-
pelijk waarom het in 1666 door de Engel-
schen werd platgebrand en door de Ruijter
zoo bloedig in Chatham gewroken. Waarom
het later in 1799 als een der eerste punten
bezet werd door het Engelsch-Russische
leger, dat ons van de Franschen wilde ont
zetten. i ÉÉifiiiïr'iiiiMi^riiiir I M
„Gold-rush."
In die dagen was het ook, dat het goud
schip „The Lutine" in een storm voor Ter
schelling strandde en mèt zijn lading ver
zonk. Het schip was op weg van Engeland
naar Hamburg en had een deel van de
legerkas, in den vorm van goudstaven, aan
boord. Sindsdien zijn tallooze pogingen in
het werk gesteld om die staven te bergen,
met wisselend resultaat. Vorig jaar zag ik
van den Brandaris af den bergingstoren van
den voorlaatsten concessie-houder als een
zwart stomp silhouet afsteken tegen het
zon weerkaatsende water. In den afgeloo-
pen winter is die toren omgeslagen...
Op Terschelling doen hardnekkige ge
ruchten de ronde, dat het dezen concessie
houder voorloopig nog aan geen middelen
ontbreekt, om de nu al 140 jaar durende
„gold-rush" voort te zetten.
J. K. S.
Naar zijn bestemming is de
mensch burger van het Rijk der
Vrijheid.
Maar de oplichter viel door de
mand.
In het café „Bonheur" te Parijs heersch-
te groote drukte in de middaguren. De men-
schen zaten dicht op elkaar en derhalve
was de jonge, elegant gekleede heer ge
dwongen, plaats te nemen aan een tafel
tje, waaraan reeds drie dames zaten.
„Twee hard gekookte eieren en een glas
bier", bestelde hij en na eenigen tijd stond
het gewenschte voor hem. De jonge man
knoopte zijn jas los, greep daarna een ei,
wierp het speels in de lucht, ving het weer
op en zette het plotseling met een harden
slag op tafel, waarop een golf van harmo
nisch geel-wit vocht zich over zijn kleeren
uitgoot. De dames sprongen verschrikt op
zij. De jonge man vroeg hun met een
vriendelijk lachje om excuus. „Neemt U
mij niet kwalijk, maar dat kon ik niet we
ten. Schandelijk, deze bediening hier! Men
bestelt harde eieren en krijgt exemplaren,
die geen minuut in het kokende water
hebben gelegen". Waarop natuurlijk ook
andere gasten hun aandacht op het geval
gingen vestigen.
„Roept U den patroon!" riep de jonge
man den kellner, die trachtte de gele
struif van den tafel te verwijderen, toe. De
patroon kwam snel en stamelde een ver
ontschuldiging. „Ik eisch schadevergoeding!
Wat denkt U wel? Kijkt U deze jas eens
aan, bijna nieuw en zegt U zelf, kan ik mij
daarmede nog op straat wagen?"
„Maar, mijnheer, natuurlijk, ik begrijp,
wijen de patroon greep zijn porte
feuille en betaalde het geëischte bedrag.
Maar daar de ongelukkige gast wilde
juist de bankbiljetten in zijn zak steken
mengde zich een derde in het gesprek. „En
nu mijnheer heb ik deze comedie lang ge
noeg aangezien, nu is het afgeloopen! Voor
goed! Begrijpt u?" Daarna greep hij in den
jaszak van den eleganten heer en., haal
de daaruit nog een aantal eieren, die, toen
hij ze op tafel openbrak, alle rauw bleken
te zijn.
De jonge man werd gearresteerd en de
detective was verder beroofd van het ge
noegen, in de café's van Parijs den held
van dit blijspel bij zijn kunststuk gade te
slaan.
Leeuwen in Alaska.
In de grijze oudheid moeten er in Alaska
in vele streken leeuwen geleefd hebben,
want men heeft bij verschillende archeo
logische opgravingen tamelijk veel beende
ren van leeuwen gevonden.
Rechts boven:
Hierboven:
„Arm Liesje, ben jtf aangesteld
vuil rond te brengen?"
Dezer dagen kwam ik in gesprek met een
moeder, die mij onthutst vertelde, dat haar
dochtertje de leelijke gewoonte begon aan
te nemen, van steeds maar weer allerlei
nieuwtjes over te brengen, welke nu niet be
paald mooi genoemd konden worden.
Het lijkt af en toe, mijnheer, of het kind
er gewoon op uit is, slecht nieuws bijeen te
garen om het dan weer verder te verbrei
den." sprak de vrouw en ik kon merken, dat
deze moeder met weemoed in het hart de
toekomst van haar kind voor oogen zag...
„Mijnheer, wat moet ik daar toch aan
doen?"
„Kijk u eens hier, mevrouw, het overbren
gen van allerlei slecht nieuws is niet alleen
een slechte gewoonte van kinderen. Ook vol
wassenen vertoonen dit euvel in bedenke
lijke mate. U moet maar eens luisteren naar
de talrijke gesprekken van den dag en in
het gezelschap. Hoe vlot gaat de conversa
tie, wanneer menschen het met elkaar over
de minder goede eigenschappen van een
ander hebben wanneer die ander dan niet
aanwezig is en let eens op hoe gauw het
gesprek stokt, wanneer iemand alleen over
de goede deugden van een ander gaat spre
ken!
Het slechte vindt altijd gehoor en soms
wel een dankbaar gehoor. Juist dit laatste
maakt, dat dit slechte verschijnsel steeds
voort blijft woekeren in onze samenleving.
En wat heeft achterklap al niet berokkend!
Hoeveel menschenlevens zullen er door ten
onder gegaan zijn? Hoeveel menschenlevens
zouden gelukkig geweest zijn, indien de
achterklap hun geluk niet verstoord had?
En, mevrouw, ik vind het een zeer mooi
iets. dat u zich over dit leelijke verschijnsel
bij uw kind ongerust maakt. Waren alle
ouders maar ongerust geweest en werd
ieder V8der en moeder maar ongerust, wan
neer hij van zijn kind bemerkte, dat het be
hagen schepte in het verbreiden van ongun
stige berichten en slecht nieuws. Helaas
moet geconstateerd worden, dat het dikwijls
de volwassenen zijn, die de kinderen in dit
cnsociale en zeer liefdelooze gedoe voor
gaan. Hoe dikwijls wordt er in het bijzijn
van kinderen minder gunstig over anderen
gesproken, zelfs onderwijzers en autoritei
ten worden dikwijls ongenadig becritiseerd in
het bijzijn van kinderen. Daar zit de bron
van veel leed. Maar daar is ook de gelegen
heid om van nu af aan zich te mijden voor
dergelijke laffe dingen.
Maar nu het geval met uw dochtertje.
Ik zou dit aldus probeeren haar af te
leeren. Telkens, wanneer ze bij me kwam
met een minder goede tijding ik bedoel
met ongunstige dingen over een ander, die
ze dat spreekt vanzelf van een ander
had gehoord, of zonder grond maar rond
bracht, om interessant te lijken, zou ik haar
vragen: „Zoo, Liesje, ben jij aangesteld om
vuil rond te brengen? Dat had ik niet van
je verwacht. Enfin, ga maar heen en werp
het maar in de vuilnisbak. Ik interesseer me
niet voor zulke leelijke dingen. Als je iets
moois weet te vertellen, zal ik zeer graag
naar je luisteren, hoor kind!"
Ik weet niet, of deze moeder haar meisje
aldus is gaan aanpakken en ik weet even
min of ze er succes mee bereikt heeft. Maar
een ding weet ik wel en dat is dit: het hier
boven aangehaalde probleem is een der
meest afkeurenswaardige dingen in het leven
van kinderen en volwassenen. En het aan
binden van den strijd ertegen moet eigenlijk
ieder ouder, ja ieder volwassene zich tot
plicht rekenen.
Het leven is kort en men kan het voor
elkaar zoo gemakkelijk slecht en ondragelijk
maken, terwijl men van den anderen kant
met een enkel woord, een enkel gebaar, een
simpele daad van naastenliefde het zonnetje
van geluk kan laten schijnen in het hart van
anderen.........
Oveeka.
Van de week zag men bovenstaand vreemd
vehikel door Hamburg's straten rijden: een
artist (natuurlijk) gezeten in een wagentje
hetwelk getrokken wordt door een struis
vogel. Of de tijden ook veranderen...
De zwakken hebben geen moed om tegen
hun eigen fouten te strijden, noch om hun
tekortkomingen aan te vullen. En daarom
nemen ze het standpunt in, dat ze geen
fouten noch tekortkomingen hebben, en nim
mer schuld aan iets. Zij hebben alleen altijd
pech en worden voortdurend door het nood
lot achtervolgd. Wanneer men hen hooit,
zijn zij hoogst beklagenswaardig,- alle wol
ken aan den levenshemel trekken zich in
hun oog juist altijd boven hun hoofd samen,
en wat zij ook doen, al hun pogingen wor
den verijdeld, het helpt alles niets.
Wij zouden diep medelijden met hen krij
gen, wanneer wij niet wisten, dat zoowel de
kosmische als psychologische wetten het on
mogelijk maken, dat iemand goed denkt,
goed handelt en op de juiste wijze naar een
goed en bereikbaar doel streeft, en dat dan
toch alles hardnekkig verkeerd gaat. Het
kan niet.
Bent u teleurgesteld, ontgoocheld en ver
bitterd? Is alles U tegen geloopen? Dan
heeft U fouten gemaakt. Wij maken alle
maal fouten. Dat U fouten gemaakt heeft,
wil nog niet zeggen, dat U slecht bent ge
weest, o neen. Misschien heeft U alleen iets
over het hoofd gezien, een te eenzijdig stand
punt ingenomen of onvoldoende rekening ge
houden met eventueele mogelijkheden, die
daarna werkelijkheid zijn geworden en
waarop U niet was voorbereid.
Houdt eens op met klagen, en zoekt naar
Uw eigen fout, want dat is tenslotte het
eenige waaraan U iets kunt veranderen en
waarvan U herhaling kunt voorkomen.
Wanneer U tot de ontdekking komt, dat
Uw léven een geheel andere wending heeft
genomen dan U gewenscht had, denkt dan
eens ernstig na of U debet of credit staat
tegenover het leven. Erkent de kansen, die
U gehad heeft. U heeft ze voorbij laten
gaan, niet durven aangrijpen of verkeerd
gebruikt. Wiens schuld?
Wellicht komt de ontdekking, dat U debet
tegenover het leven staat, dat het U meer
heeft geboden dan U in werkkracht durf en
opoffering daartegenover heeft gesteld.
Wanneer U debet staat in het leven, en
tóch klaagt, dan bent U als een debiteur,
die al zijn financieele moeilijkheden toe
schrijft aan de weigering van zijn crediteu
ren, om hem steeds maar meer crediet te
verstrekken.
Houdt op met klagen en pak U zelf aan.
Begint met die schuld aan het leven te
vereffenen. Begint met 100 te geven aan
werkkracht, durf en beleid, als U dat doet,
zult u al gauw credit staan tegenover het
leven.
U zult dan recht hebben op ,;rente" in
den vorm van welslagen, succes en geluk.
Wie veel van het leven verwacht, beginne
met veel van zichzelf te eischen.
Klagen is altijd energie verspillen. Door
klagen verkrijgt U slechts een geringschat
tend medelijden van anderen. Klaagt niet,
maar wendt U liever tot een betrouwbaar
mensch, die datgene bereikt heeft wat U
graag zoudt willen bereiken en vraagt die:
„hoe kan ik dat het beste aanleggen? Ik heb
er moeite en inspanning voor over".
Zorgt, dat U verdient wat U zich wenscht
en U zult het krijgen.
DR. JOS. DE COCK.
In den zomer 1887 verscheen te Warschau,
in de Russische taal, een eenvoudige brochure
van 40 bladzijden, die zich schuchter aandien
de onder het opschrift „Internationale taal"
en waarvan de schrijver zich noemde: Dr.
Esperanto.
De samensteller van dat merkwaardige
boekje, dat in allen eenvoud de geheele gram-
matika en woordenlijst bevatte van de door
hem ontworpen internationale taal, was een
28-jarige geneesheer, Dr. Zamenhof genaaipd.
Deze Zamenhof, een idealist en menschen-
vriend, betreurde het zeer, dat in zijn vader
land drie talen gebruikt werden, n.1. Poolsch,
Russisch en Duitsch en dat dit taalverschil
steeds oneenigheid onder de menschén "tenge
volge had. Daarom leefde hij in zijn studentèn-
jaren zeer teruggetrokkén en wérkte met
grooten ijver en volharding aan zijn idéaal; de
internationale taal. Hoewel men steeds' van
meening was geweest, dat zulk een taal een
onmogelijkheid was, slaagde Zamenhof vol
komen. Hij maakte geen „kunsttaal", doch
stelde op verbluffend eenvoudige en logische
wijze zijn geheele taal samen uit onderdeelen
van de bestaande talen, daarbij weglatend
alles wat moeilijk en overbodig was. Zoo kreeg
-hij een welluidend geheel, dat reeds overvloe
dig bewezen heeft in alle Opzichten te Voldoen
en door alle mènschen geleerd kan worden.
De taalgeleerden noemen Zamenhofs taal-een
meesterwerk.
Het Esperanto heèft zich; speciaal in de
laatste jaren, een vaste plaats in de samen
leving veroverd. De Esperantisten gebruiken
hun taal met veel succes en voldoening. Alleen
de Esperantist kan in het moderne wereld
verkeer overal medemenschen vinden waarmee
hij behoorlek van gedachten kan wisselen. De
radio kan alleen door'Espèranto volledig aan
haar doel beantwoorden en maakt dan ook ge
regeld meer van deze taal gebruik. Handels
firma's leggen er zich op toe om Esperanto-
correspondentie te kunnen voeren. Duizenden
verschillende boekwerken verschijnen in Espe
ranto. Groote internationale Esperantó-con-
gressen worden gehouden; men spreekt daar
slechts één taal en verstaat elkander alsof
allen landgenooten waren. In Nederland wor
den jaarlijks meer dan duizend Espéranto-
diploma's uitgereikt en steeds meer ziet men
het Esperanto-insigne, de groene ster, dragen.
De meester, Dr. Zamenhof, heeft dit alles
niet mogen beleven. Wei had hij reeds in velé
landen medewerkers gevonden en. op 1 Augus
tus 1914 zouden ze wederom-te Parijs in con
gres bijeenkomen. Er hadden zich toen 5000
deelnemers aangemeld. De groote oorlog trad
echter op als spelbreker en op 14 April 1917
stierf Dr. Zamenhof te Warschau, op 57-iari-
gen leeftijd.
Na dep oórlpg leefde de beweging weer snel
op en hopenlijk zal nimmei weer een nieuwe
oorlog het ideaal der Esperantisten tegen
houden.
De Esperantisten willen, dat tegenover land
genooten ieder zijn eerste taal, de moedertaal,
mondeling en schriftelijk blijft toepassen, doch.
dat tegen medemenschen van andere nationa
liteit, de tweede taal voor alle menschen, het
Esperanto kan worden gebruikt. De taalver
warring zal dan uit de wereld verdwenen zijn,
Vei der staat het; natuurlijk iedereen vrij
vreemde taal te leeren en te gebruiken zoo
veel hij wenscht).
Propaganda-drukwerken met uitvoeriger in
lichtingen Esperanto en de Esperaritó-bewe-
ging, worden op aanvrage gratis toegezonden
door de Centrale Esperanto Propaganda Com
missie; adres: Esperanto-Nijmegen".
Zeer gecompliceerd, zeer genuanceerd ook,
is Guusje's clubleven, schrijft Erica in „De
Groene Amsterdammer".
Het vult een groot deel van zijn bestaan
en zelfs die kwartieren en half-uren, die aan j
breukensommetjes en aan het berekenen van
oppervlakken besteed hadden moeten zijn.
„Ik kan niet rekenen", zegt Guus rustig,
„sommen maken me zoo wriemelig". De re
den moge voor hèm afdoende zijn, voor den
meester is ze dat niet en bijgevolg komt Guus
thuis njet blaadjes waarop vijf lange cijferr
sommen staan. „Voor m'n eigen bestwil",
zegt Guus sombèr, maar hij bédóelt heel wat
anders.
Intusschen gaat alles, en ook sommenma-
ken, voorbij en Guus kan zich aan zijn club
belangen wijden. Er zijn vier leden en eenige..
juniores, van bewaarschoolleeftijd. Guus is
het hoofd. Eigénlijk moet het zijn: Guus is'
weer het hoofd. Want er is opstandigheid ge
weest in de clubgemoederen. De leden hebben
gemuit, ja, de leden hebben desertie ger
pleegd. Dat gebeurde toen Jan Bonk in de
klas die groote club oprichtte. „Jan Bonk",'
legde Guüsje uit, „heeft een tent. En bij Jan
Bonk mogen ook meiden in de club."
De geschiedenis wees uit, dat het niet zoo
zeer „de meiden" als wel te tent waren, die
Guusje's clubleden weglokten. Op een dag
stond Guus alleen. En toen deed hij in alle
stilte iets heldhaftigs. Hij ging naar Jan
Bonk en meldde zich als clublid aan. „Als je
maar niet denkt, dat je hier baas worat", zei
Jan Bonk achterdochtig. „Je ken tentwach
ter worden, da's alles."
Guus werd tentwachter. Guus degra
deerde zichzelf en alles in stilte. Hfl was
thuis ongelooflijk zwijgzaam. Toen er over
gepraat moest worden, dat zijn club niet
meer bestond, hield hij zich of hij dat zelf
wel prettig vond. „Met. die jongens was niet
méér té werken!" Maar Guus' oogen stonden
strak.
Drie dagen later kwam hij stralend thuis.
„Mijn club bestaat weer!" gilde hij al uit.
de verte. „De jongens zijn allemaal weer bij
me terugekomen. Die andere club van Jan
Bonk was toch niks, zeiden ze..."
„Guus, dat is fijn voor je!" vond moeder.
„En ben jij nu Ook bij Jan Bonk weggegaan?
Weet hij het en heb je gezegd .waarom?"
„Tüürlijk!" zei Guus beslist. „Ik héb naar
'm toegegaan en heb gezegd: „Jó, met al die
meiden in jouw club gaat het niet. We Wor
den hij jouw heelémaal niet opgevoed!"
Jan Bonk is het antwoord schuldig ge
bleven.