van den Japanner Nomura iHlMJiJi 1 Een uitvinding in dienst van den vrede De strijd met de mug RISKEERT NIETS! PBOBeenr u MAAR i|! Klanten vatt het qaede iaoAt. Van de noodzaak van adverteeren ben ik absoluut overtuigd. Het is mij opgevallen, dat het bijna altijd goede klanten zijn die ik met min advertenties in de courant heb gewonnen. En dit is niet slechts een vermoedendoch telkens bleek mij dit bii controle der resultaten van mijn reclame Zoo liet de heer de chef van een middenstandsbedrijf m een onzer provinciesteden zich onlangs uit. g3 - Lg2 0—0 Tijdschriften Bxj&kbiAjiAtJkmq, De diepzeeboot (Van onzen V.P.B.-correspondent.) „Met mijn diepzee-duikboot wil ik als een boschwachter, die door het bosch j gaat en als goed houtvester en jager j den stand van al wat er leeft kent, door i den planten- en dierenwereld op den bo- dem der zee gaan en met deze uitvin- J ding des vredes de schuld aflossen, die de duikboot, tot nog toe het verschrik- j kelijkste wapen ter zee, door zijn tal- looze verwoestingen heeft achterge- laten." Dit is het oordeel van den uit- vinder, den Japanner Nomura, over zijn diepzee-duikboot. De Japanner Masuzo Nomura is voorzitter van het Japansche Visscherijverbond. Hij besefte, welke ongekende mogelijkheden er zich voor de visscherjj zouden openen, indien men er in slaagde, tot de diepzee door te dringen. De experimenten van den Ameri kaan Beebe met zijn stalen duikkogel lieten Nomura niet met rust. Rusteloos werkte hij aan diepzee-duikbootmodellen voort, tot hij eindelijk in het voorjaar van 1935 zoo ver was, dat hij de Japansche werf Mitsubishi den bouw van een dergelijk vaartuig kon op dragen. Met de uitvoering van deze opdracht verstreek ruim een jaar. In Juni 1936 begon nen de proefvaarten. Sindsdien heeft de boot meer dan 200 geslaagde duikproeven uitge voerd, meer dan 400 uur op de meest ver schillende diepten, tot ruim 600 m (2000 voet) doorgebracht. De uitvinding staat te boek als: duikboot voor de opsporing van aanvullingsbronnen voor de visscherij en zal, nadat bij de proefvaarten de onvermijdelijke fouten en kinderziekten aan den dag zijn ge komen en verbeterd, door de werf in serie- bouw worden genomen. Een groote, stalen sigaar. De boot ziet er uit als een groote stalen sigaar. Zij is 6 meter lang en nog geen 3 me ter in doorsnee. De aandrijfkracht voor het varen aan de oppervlakte van het water wordt geleverd door een 100 P.K. Dieselmotor, die de "boot een oppervlaktesnelheid van 12 knoopen en een van een moederschip onaf hankelijk vaartradius van 600 mijl geeft. De aandrijfkracht voor het varen onder wa ter wordt geleverd door twee 5 P.K. electro- motren, die door batterijen worden gevoed. De bemanning bestaat uit drie koppen, waar van er twee de boot zelf en de derde de ob servatie-instrumenten zooals schijnwer pers, fototoestellen, meetinstrumenten en dergelijke bedienen. De romp van de boot bestaat uit elec- trisch gelaschte platen van 8 duim dikte. De boot is zoo zwaar, dat zij slechts 10 der positieve drijfkracht bezit, als zij aan de op pervlakte ligt. Voor het duiken worden wa tertanks gevuld, die de boot zoo diep doen zinken, dat zij nog maar 2 van de positie ve drijfkracht heeft. Van daar af geschiedt "het verder duiken en de diepzeevaart door electromotorische aandrijving en diepzeebe sturing, welke laatste op hetzelfde principe berust als het hoogtestuur van een vliegtuig. Daar het wegens den geweldigen druk- on mogelijk zou zijn, de duiktanks op een diepte van meer dan 500 voet leeg te maken, blijft tijdens de geheele diepzeevaart de twee pro cents drijfkracht behouden, waarbij de op- waartsche kracht door het diepteroer en de motorische kracht wordt overwonnen. Als de boot weer wil opduiken, worden de electro- motoren eenvoudig afgezet en laat men de boot omhoog komen, tot de druk van het wa ter zoover verminderd is, dat de duiktanks kunnen worden leeggemaakt. Dit geschiedt door middel van geperste lucht. Diepzeevisch vangst. Terzijde en in den spits van den toren, zoo wie als van voren en van achteren in de boot-wanden zjjn achtduims kwartsvensters aangebracht, waarachter zich de machtige fotografische lenzen, foto-apparaten en sclijjnwerpers bevinden. Als de boot met deze scherpe diepzee-oog en iets interessants waarneemt en fotografeert, wordt overlegd, of men het betreffende dier of de plant in zijn bezit wil hebben. Is dit het geval dan schiet een door geperste lucht uit geworpen nét met stalen grijpers toe en pakt de buit tot op een afstand van vijf meter. Doch er zijn ook tal van vastzittende crustaceeën, mosselen, zwammen, enz. op den bodem der zee, die niet met het net gevan gen kunnen worden. Ook voor deze dingen interesseert zich de diepzee-duikboot. Om deze te kunnen vangen, is de romp van de boot voorzien van drie paar grijpers, die met stalen vingers, bijna als een menschenhand, deze wonderen der diepzee grijpen en hen in een buiten boord aangebrachten decompres- siekamer laten gljjden. In deze kamer wordt de druk van buiten heel langzaam verzwakt, zoodat de bewoners van de diepzee onverlet Tegen hoofdpijn, griep, rheumotielr, tandpijn, kiespijn en menstruatiepijnen VOOI NEDEtlHNO DUT1M OEGSTGEEST lij «BOtHEBEN EN OBOGISTEN IN BOEOEI. CACHET. EN T «EtEI ÏOBM aan de oppervlakte komen. De boot heeft b\j proefvaarten meermalen op diepten van 1500 tot 2000 voet zes k acht uur gewerkt. De uitvinder wil echter in de diepte niet alleen rondvaren, maar ook blijven staan. Om stil te staan op den bodem der zee heeft de boot van voren en van achteren twee kleine propellers, die juist sterk genoeg zijn, om de opwaartsche kracht te kunnen overwinnen. Bij het opduiken doen deze propellers dienst, om de opwaarsche beweging al naar believen te vertragen af te versnellen. Het eerste is van veel belang, om het geweldige verschil in druk beneden en boven te nivelleeren. Plan ten en dieren van de diepzee scheuren en spatten uiteen, als ze te snel naar boven ge bracht worden. Om ze ongeschonden boven te krijgen, moet men ze heel langzaam en voorzichtig decomprimeeren. De verdere plannen. De werf Mitsybishi te Nagasaki bouwt thans nog vier van deze diepzee-duikbooten en maakt daarvan gebruik van alle tot dus verre opgedane ervaringen. De kosten bedra gen ongeveer 5000 pond sterling per boot. Het is geen toeval, dat deze uitvinding in Japan is gedaan, want voor den Japanner beteekent de visscherij meer dan voor eenig ander volk. Sedert duizend jaren leeft het Japansche volk, behalve van rijst, van de voortbrengselen der zee en op het gebied van de vischvangst .ijn de Japanners erkende meesters. Zij zijn de beste jagers en hoeders van de zee en de diepzee-duikboot beteekent een onbegrensde uitbreiding van de mogelijk heden voor de vischvangst. Honderdduizen den Japanners verdienen hun brood met de vischvangst. De visscherij met de recht streeks of indirect daarbij betrokken bedrij ven, zooals scheepsbouw, netten- en zeil makerij, conservenfabrieken, fabrieken voor vischtuig, enz. behoort tot de voornaamste takken van het economisch leven van Japan. De groote visscherijverbonden en -maatschap pijen zullen zich langzamerhand zulke diep zeebooten zelf gaan aanschaffen. De kleinere zullen ze per dag of per week tegen een ma tige vergoeding huren. Ook Noorwegen en de Vereenigde Staten onderhandelen reeds met de Mitsubishi-werf over het Nomura-patent. Grootsche perspectieven. „Mijn duikboot," vertelt de uitvinder No mura, „is een vredesinstrument en ik ver heug mij erover, dat deze booten niemand kwaad zullep doen, doch er slechts toe zullen dienen, voor millioenen menschen voedsel uit de zee te halen. Volgend jaar hoop ik een laboratorium te hebben, waar de sluier over menig diepzeegeheim zal worden opgelicht. Maar wat noemen wij menschen op het oogenblik al diepzee? Een mijl onder de op pervlakte - dat noemen wij al diepzee! Dat is nog niets. Misschien zal het ons eens ge geven zijn, een boot te bouwen, waarmede wij tot op den bodem van de diepste zeeën kunnen komen. Dit mag toekomstmuziek zijn. Maar mijn bescheiden boot opent al perspectieven van diepzee-onderzoek aan kabels, van werk zaamheden aan vergane schepen ter berging van schatten, die daar in de diepte verbor gen liggen. Vier vijfde van onze planeet is met water bedekt en alles, wat daar onder ligt, is nog onbekend. Met een kleine boot hebben wij den sleutel gevonden, die ons de poorten zal ontsluiten tot een onmetelijk tooverland, voor de bestudeering van welks geografie, fauna, flora en geologie de mensch eeuwen en eeuwen noodig zal hebben." door N. D. SANTIFORT. EEN MOOI SPEL. Volgens het Engelsche blad „Brige-Maga- zine" werd onderstaand spel in een wedstrijd gespeeld doro iemand die nog nooit contract- bridge maar zeer veel en goed Auction-bridge gespeeld had. De eigenaardigheid was, dat hem vooruit was verteld, hoeveel tricks in de diverse kleuren moeten worden gemaakt voor game, waardoor hij eigenlijk te hoog geboden had, alleen maar om de game uit te bieden. S. b.9.7.5.4. H. a.8.2. R. a.h.3. K. b.6. N. S. a.h.v.6.2. H. 7.6.3. R. v.7.6.3. K. 5. W. O. S. 10.8.3. H. b.9.5.4, R. 9.4. -1. h.v.9.2. Z. s. H. h.v.10. R.b.10.5.2. K. a.10.8.7.4.3. Na ëenig over en weer bieden, waarbij W. natuurlijk zijn S. liet hooren, bood onze man op de Zuidplaats, ofschoon hij in die kleur niet door den partner was gesteund, 5 K.. omdat hij er nu eenmaal 5 voor een manche noodig had. O, die flink met troef tegen zat, wilde echter dit niet verraden en doubleerde dus niet. W. kwam met S. uit en de kaarten van den blinde kwamen open. 't Is vrij eenvoudig om na te gaan, dat in de troefkleur hoogstwaarschijnlijk 2 slagen zullen moeten worden afgegeven, hoe deze ook verdeeld zitten, voor ons, die alle kaar ten zien, is het nog zekerder, zoodat het con tract alleen te maken zou zijn, indien in R. 4 slagen kunnen worden gemaakt, waarvoor het echter weer noodig is, dat de R. v. slechts 2de zit, of hoogsten 3de bij W. De uitgekomen S. werd natuurlijk onmid dellijk in de hand getroefd en de R. 10 on middellijk nagespeeld, W. legde klein en in N. werd ook een kleine gelegd, waardoor de slag aan de hand bleef. Vervolgd werd met een kleine R. uit de hand en R. heer van tafel, daarna R. aas, dat echter door O. met K. 2 werd afgetroefd. Menigeen zou de moed in de schoenen zijn gezakt, doch onze man speelde rustig verder en troefde de nage speelde S. weer in. Hoe zou U verder hebben gespeeld? Onze man wilde in elk geval geen slag in R. ver liezen, zonder dat dit tevens een troef kostte aan de tegenspelers en speelde zijn laatste R. na, waarop W. de v., de blinde de K, b. legde, die prompt die O. werd overgenomen met K. v. Door deze speelwijze' is het contract ge maakt, als nu maar geen slag in troef be hoeft te worden verloren, want in R. kan nu geen slag meer worden verloren en de andere kleuren zijn ook safe. De door O. na gespeelde S. werd wederom in de hand ge- troe d, waarna de blinde aan slag werd ge bracht met H. aas en de kleine troef ge speeld. O. legde eveneens klein en met een triomfontelijk gebaar sneed Z. met K. 10, welke snit hield, zoodat de K. h. onder het nagespeelde aas moest vallen en de rest van de slagen voor de 2 hooge H. en de laatste troef waren! Alweer een bewijs, dat ook een ongunstige troefverdeeling bij de tegenpartij er toe kan medewerken, dat een contract te maken is. CINE-ËN FOTO HANDEL «üf ha» rS ÓNYwiK^ELËN- AFDEUKKEN- VERhftOOTEN De oplossing van het probleem van Blake is 1 Db6. Er dreigt dan Td4t enz. Na Pb3: komt Pf6f, na Db6: komt Lc2f, na hg4: komt Db7:f. De oplossing van het probleem van Cofman is 1 Lh3. Er dreigt dan Pe7f. Na Pg4 of f5 volgt c4f, na Dh3:, De4f, na Pc4, Pb4f en na Pd4 Pb6f. W. von Holzhausen. Deutsche Schachzeitung 1927. 2. 3. 4. 5. 20. 21. 22. 23. Wit begint en geeft mat in drie zetten. Wit: Khl, Da7, Ph2 en h8, pi h4. Zwart: Kh5, Th6, pi f6. Aangezien ikzelve bij voorkeur de Reti opening speel, mag ik misschien een enkele partij uit mijn schaaknotie's overnemen. Uit de afgeloopen winterwedstrijd van Morphy: Feenstra K, 1. Pf3 c4 Meer agressief is Ld6, waarmee het New-York systeem werkt. 6. d4 Pbd7 Wit heeft hier de vrije hand. 7. c5 Niet juist. 8. Lf4 9. Pc3 Geen mooie plaats voor een paard. 10. Ld2 g6 11. b4 0—0 Overweging ver diende Lh6 om de ro- chade te belemmeren. 12. e4 de4: 13. Pe4: Pdf6 14. De2 Pe4: 15. De4: Dd5 Zwart hoopt af te ruilen en tot remise te komen! 16. Dd3 Df5 Kwak. Pf6 e6 d5 c6 Le7 Dc7 Dd8 Ph5 18. Ph4 Dg4 De dame is lang zamerhand bijna in gesloten en ontsnapt nauwelijks. 19. h3 De2 Dh5 dan Lf3. Tfel Da6 Lh6 Td8 a4 Fd5 Db2 Lh4: De dame schept weer moed, maar dit maal is zij ten doode opgeschreven! 25. Ld 2 f6 Da6? dan b5, cb5:, ab5:. 26. 27. 28. 29. Lfl Lc4: Dc3 Dd2: Pe3 Pc4: Pd2: e5 Nog enkele wan. hoopszetten. 30. Da2f de5: ef6: Db2t Db3t Opgegeven. Ook Lh3 gaat nog verloren. 31. 32. 33. 34. Kg7 Lh3: Kf6: Kf7 17. Dc3 Pf6 Dr. P. Feenstra Kuiper. Middeleeuwsche nachtelijke foltering. Wat is een mug Die het niet weet, kan er Winkler Prins op naslaan: hij zal daar kunnen genieten van een volledige beschrijving en zal daarna zijn wijsheid aangevuld weten met de navolgende feiten: dat het een groep is van twee-vleugeligen, die meestal lange, veelledige antennen bezitten, gewoonlijk slank van lichaamsbouw zijn; dat de monddeelen zuigend of stekend zijn; dat de groep talrijk is en uit wel 15 fami lies ontstaat dat ze lastig en gevaarlijk zijn Kortom, men zal precies weten wat er van dit product te vertellen valt. Maar dit is alles tenslotte niet meer dan boekenwijsheid. Het blijft aan de oppervlakte en van het wezen van dit verfoeilijk gediert', dat zich in de schepping onder den naam „mug" vertoont, zal men niets, maar dan ook niets weten. Dat alles naar aanleiding van een nachte lijke ontmoeting met een mug, een verhaal, dat niet onsproten is aan een fantastisch brein, noch aan den drang om in den kom kommertijd een modern „Greuel-marchen" te vertellen, doch integendeel, aan een nacht, zwoel van duldelooze foltering. Het is nacht en ik lig in bed. De nacht is donker. Zóó flonker, als een vochtige-Augustusnacht maar kan zijn: geen maan. geen sterren. Alleen duisternis. Inkt zwarte duisternis. Het raam staat open, in verband met de heerschende zwoelte. Na 10 minuten soezen komt de God des Slaaps, die men in oude boekskens Morpheus -oemt. Hij strijkt over het bed en met Mor- oheus trek ik ter eeuwige jachtvelden. Samen vertoeven wij gedurende 10 minuten genoemde velden, doch in den aanvang van i het elfde komt Het. Tusschen slaap en waakzaamheid voel ik, dat er iets door het raam binnen komt. Een wezen, lang, dun, schraal, met lange pooten, en een gluiperig uiterlijk. Een mug. Zoemend als een Douglas cirkelt het ele ment door de kamer. Nu eens hier, dan weer daar de boel verkennend. Rakelings over den grond, en hoog tegen het plafond. Het ding zoekt. Het ruikt m'n bloed en speurt naar een uitval-mogelijkheid. Hij krijgt mij in de gaten: loert venijnig naar z'n slachtoffer en neemt een duik. Pre êies op het kruintje van den nog sluimeren den menscheschedel. Het zoemen houdt op en Morpheus neemt de beenen. Klaar wakker ben ik. Ik voel iets boven in m'n lichaam... voel een stekende pijn en besef welk monster zich gewaagd heeft in de jonkmannelijke slaapkamer. M'n hand maakt een opwaartsche beweging en... komt onzacht op de rust- en hoorplaats des muggenlijfs terecht. Maar op het zelfde mo ment heeft genoemd lijf de beenen genomen en zoemend, trillend en treiterend knorrend, vangt de cirkelgang weer aan. Zij komt terug: maar iok ben waakzaam. Lig klaarwakker, gereed toe te slaan. Lager komt zij... nog lager. Het kriebelt nu op m'n neusdan schiet m'n hand uit. Een formidabele mepen zoemend drijft den schurk weer weg. Door een tactische fout mijnerzijds heeft de aterling het veege lijf nog door de vlucht kunnen redden. M'n bloed jaagt als gazcuse door het lichaam: vastbesloten ben ik, den indringer geen kans te geven en haar deze snoode ter ging met den dood te doen bekomen. Weer nadert ze: de verpersoonlijking van alles wat gluiperig, laf en valsch is. Een be grip van gemeenheid en kwaadaardigheid. Nu op m'n wang: een prik... wéér komt m'n hand neer, precies op de neuspunt, die zich hierover onaangenaam getroffen voelt. Ik luister gespannenis zij reeds in de gele deren der doode muggen ingelijfd? Maar als door een wonder gered heeft zij den slag weten te ontloopen en met als het ware met juichend gezoem danst ze een halve meter boven het bed. Een foltering, der mid deleeuwen waardig. Waarom verder te vertellen? Waarom te trachten een beschrijving te geven van de tientallen malen dat het dier zich op mijn lichaam ternederzette en van de eVenzoovele malen dat ik naar het element sloeg en missloeg. Als door een wonder werd het steeds gered, en zoo lag ik daar te bedde: roodgeslagen, gekneusd, doodelijk vermoeid. De nacht voltrok zich: uur na uur. Soms werd een korte sluimering toegestaan, maar dan kwam de Booze weer terug. Steeds met frissche energie, verzot op m'n bloed. Een nachtmerrie, wat zeg ik, 10 nachtmerries. Een duldelooze pijniging, een zwartè ellende. Ik ging uit bed en joeg met doeken lang den grond en plafond. Ik stak lampen aan om het zoo, listiglijk te verschalken, ik zette het raam open om het uit te laten, maar na 1 meter kwam ziweer terug. Ik lag klaar met twee zakdoeken als een seinersmaat, maar ze vloog tusschen de plooien weg. Ik klapte in m'n handen om haar daar tusschen te vangen, met het resultaat, dat m'n goede moeder dien dag daarop informeerde, waarom ik dien nacht applaudisseerde. Ik kroop onder twee dekens, doch stikte van de warmte. Ik gooide alle dekens weg, met het gevolg, dat ik de Booze op m'n kuiten voelde scharrelen en prikken. ïa. wat deed ik in dien nacht der nachten nietalles, letterlijk alles wat een mensch ooit op dit ondermaansche ge daan kan hebben om zich van een mug te bevrijden. Tegen den morgen verdween het rampzalige dier. Ik zag het tusschen twee waakdroomen in zitten op de vensterbank. De genius des kwaads, een kleine cycloop, een vuigaard, wie mijn vloek tot in het zevende en achtste ge slacht zal volgen. Langzaam verrees ik, een lange sok lag klaar. Ik grijp ernaar, maar vóórdat ik de snoodaard benaderd heb, spreidt ze de vleu gels en gaat er vandoor. Juichend zoemend oneindig gemeen zoemend. Ze ziet er dik en vet uit: vol bloed is dit muggenlichaam. Menschenbloed Dien dag heb ik een preparaat gekocht en hg nu iederen nacht met het hoofd op een kleedje. Voor het vet-worden van de peul" Muggen komen ook nu nog binnen, maar blijven op anderhalve meter afstand. Ze kun nen de lucht niet meer „luchten". En ze beschouwen me als „taboe".... HOTEL - CAFÉ - RESTAURANT „DE TOELAST" PRIMA CONSUMPTIE - GEZELLIG ZITJE TEL. 187 - U KLAS BILJARTS „De Wandelaar" van Augustus. K. Hulsbos en zijn vrienden brachten een snikheeten Juni-dag door op een kale zand vlakte tusschen de Horst en Onrust. En dat is maar gelukkig, want „De Wandelaar" is er een fraai geillustreerd artikel over Texel's vogelleven rijker door geworden. „Het roode paradijs" heet een artikel van A. Stolk. Het gaat slecht over een sloot met zwane bloemen, maar „het leven bruist er in, als in een bergstroom". Jul. Terlingen schrijft (bij eigen teekeningen) een en ander over „een stervend beroep", daarbij doelende op den kruidenzoeker Kees Wingelaar te Loosdrecht. H. W. Derksen geeft het slot van zijn verhan deling over „Tropische vlinders", terwijl van J. W. M. van de Wall's „Valkerij in Neder land" eveneens het laatste stuk werd opge nomen. Daarmede is een uitvoerige en oor spronkelijk Nederlandsche studie over dit on derwerp compleet gekomen. Dr. A. C. de Koek behandelt in zijn maandelijksch astro logisch overzicht het sterrenbeeld Pegasus, terwijl de fotoredactie nuttige wenken geeft over de behandeling van vacantiefoto's. Ver der bevat de aflevering nog artikelen over stinkzwammen (door R. J. van de Linde), over Cadzand-Haven, door A. Leeflang, met reproducties van diens werk rijk geillustreerd, over den kwartel, door Herman van Venne. TT „Het Kind", veertiendaagsch blad voor ouders en opvoeders, uitgave C. A. Spin en Zn., Amsterdam. Het nummer van 21 Augustus opent met een treffend gedichtje: „Later" van Catherine Roskes. No.- 8 van „Boschkinderen heden en in verleden" behandelt het boschjongetje van San Salvador, dat in 1935 door een blanken kolonist gevonden werd. In dat zelfde jaar troffen boscharbeiders in de Karpaten een 15-jarig meisje, slapend in een hol, aan. Na dat de foto van het kind in de pers versche nen was, werd het, dank zij een litteeken, door de moeder herkend. In „Godsdienst begrijpen of inpompen?" zegt- Oosterhuis o.a., dat men in de eerste plaats van het bestaan van God overtuigd moet zijn, wil men onderwijs kunnen geven in het die nen van God. M. J. Premsela toont in het ar tikeltje „Joodsche en Christelijke opvoeding" aan, dat er inzake liefde, moraal en ootmoe digheid niets door het Christendom aan het Jodendom toegevoegd kan worden. Er komen overigens nóg enkele interessante verhandelingen in dit nummer voor, waaraan toegevoegd zijn de bijbladen „Het Indische Kind" en „Kleuter en Zuigeling". Kapitein Aart Luteyn, door Herman de Man, uitgave Bosch en Keuning, Baarn, prys 2.90, gebonden. Een ieder van ons heeft wel eens iemand ontmoet, die als het ware voorbestemd schijnt te zijn om zijn leven lang te zorgen en in zor gen te zitten. Wij allemaal kennen onze zor gen, natuurlijk, maar deze zijn niet perma nent en met zucht van verlichting zullen w\j ze van ons afzetten, zoo gauw we er de kans te krijgen. Zijn heele leven door zorgen, en vooral zwére zorgen, geducht te zien, zou den doorsnee-mensch zwaar, ja in vele gevallen te zwaar, vallen. In flagrante tegenstelling hiermee is de figuur, welke door den Neder- landschen acteur Herman de Man, geteekend is, in „Kapitein Aart Luteyn". Deze Aart Luteyn, voortgesproten uit een geslacht van beurtvaartschippers en knechts, is een een voudig, Godvreezend en beschaafd man, zoo geheel anders als zijn doorsnee-collega's. Hij, en met hem zijn zusters en broers, hebben reeds vroeg den orderlijke zorg moeten der ven, doch zij vonden een toegewijd plaatsver- vangenden „moeder" in hun „tante Da", die hun een voorbeeldige opvoeding gaf. Helaas was die niet aan alle kinderen even goed be steed, integendeel. De een na den ander maakte fouten in zijn leven, behalve Aart, die het op de „Volharding VII" van dekknecht tot kapitein bracht. Buiten zijn werk vroegen alleen de zusters en broers zijn aandacht, de een na de(n) ander moest hij helpen, bijstaan in moeilijke uren of redden van den onder gang. Het is haast aandoenlijk, te lezen met welk een opofferingsgezindheid en ware zelf verloochening deze eenvoudige beurtschipper zich telkens weer op leniging van den nood der anderen werpt. Hij voelt en ziet dit als een roeping, God heeft hem deze taak op de schouders gelegd en hoe zwaar ook, hij zal niet versagen in het trachten door de onover komelijk schijnende moeilijkheden te komen. Hij was een mensch, die uitsluitend leefde voor anderen. Herman de Man heeft in mooie klare tagl van dezen merkwaardigen mensch verteld en wel zóó, dat na het lezen Aart Luteyn ons bijblijft als een levend mensch. Het is alsof wij hem persoonlijk gekend hebben. slechts zouden wij willen opmerken, dat hier en daar de dialoog wat te didactisch is en daardoor wat onnatuurlijk aandoet. Maar o\ ?r ïgens alle waardeering voor dit boek, dat ons bovendien een leerzaam kijkje geeft in het reilen en zeilen der binnenscheepvaart.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 6