Röntgenfilms en -foto's
onthullen vele geheimen
't HOEKJE
OUDERS
XoS naait!
Onzichtbare stralen tooveren
spookbeelden te voorschijn
WÊi
Wat uit liefde gedaan wordt
draagt altijd vrucht
VOOR DE
De ti eenvoudige
opvoedkunde
LinksDe kogel in de hersenendie door
Röntgenstralen werd ontdekt.
Rechts: Een doorlichte portemonnaie
met geld en een sleutel.
ÜUTTERTJEÜ
Welhaast geen enkele der groote ontdek
kingen van het einde der 19e eeuw heeft
over de heele wereld zoo'n opzien gebaard
als de eerste, bijna bescheiden klinkende
mededeeling van professor Wilhelm Rönt
gen, dat hij een nieuw soort onzichtbare
stralen had waargenomen, die de verbluf
fende eigenschap bezaten, door ondoorzich
tige voorwerpen ,als b.v. hout, leer of
stoffen, met uitzondering van metalen en
beenderen, heen te dringen.
De eerste nog zeer primitieve „schaduw
beelden" waren het gesprek van den dag.
Men meende een spookbeeld te zien.
Daar vertoonde zich voor onze verwon
derde oogen een goed gesloten, maar door
lichte portemonnaie en daarin bevindt zich
een sleutel, een pen en allerlei muntstuk
ken. Alleen jammer, dat de nieuwsgierigen
de waarde niet konden zien, die moest men
maar uit de grootte zien af te leiden. Nog
verbluffender was de foto van een hand
met een zegelring. Nu geloofden eenige
bijzondere „helderzienden" reeds, dat een
der oude droomen der menschheid in ver
vulling was gegaan, en dat het in de toe
komst kinderspel zou zijn, om de meest
verborgen gedachten en wenschen van 's
menschen voorhoofd af te lezen.
Röntgen noemde de nieuwe wonderstra
len X-stralen en onder dezen naam zijn ze
in de heele beschaafde wereld bekend.
Thans is het de wetenschap ook gelukt, de
geheimste bewegingen binnenin het lichaam
zichtbaar te maken. De Röntgenstralen, die
in de handen der dokters en onderzoekers
tot een der grootste zegeningen van onze
wetenschap zijn geworden, laten ons thans
niet slqchts het geraamte zien, maar ont
hullen liet geheim, hoe een mensch adem
haalt» hoe hij slikt, hoe hij 'spreekt, ja, wij
kunnen zelfs zien en hooren, hoe zijn hart
„klopt".
Met gespannen aandacht misschien
toch altijd wel met een beetje beklemdheid
vermengd hebben velen al achter de
matgroene schemerende schijf van het
Röntgenapparaat den eersten verwonder
den blik in het binnenste van het mensche-
lijk lichaam geslagen. Doch altijd maar
voor een onderdeel van een seconde.. Eer
het ongeoefende oog van den leek uit de
lichte en donkere schaduwen eenige
lichaamsvormen kon onderscheiden en be
grijpen, liet de hand van den dokter aan
de schakelaar van het Röntgenapparaat
steeds weer het magische beeld verdwijnen.
Nu echter hebben wetenschap en techniek
de handen ineen geslagen en uit die sa
menwerking zijn de eerste Röntgenfilms
en Röntgengeluidfilms ontstaan, zoodat het
thans mogelijk is, op het witte doek van
de bioscoop opnamen weer te geven, die
inwendige processen bij mensch en dier
laten zien. Meer dan tien jaar neemt men
proeven om de onzichtbare lichtstralen in
zichtbare om te zetten. Twee belangrijke
voorwaarden moesten eerst worden ver
vuld, voordat het kon gelukken, de zwakke
Röntgenbeelden „filmrijp" te maken: het
vervaardigen van een bijzonder sterke buis
en een buitengewoon lichtsterk objectief
der camera. Toen men er eenmaal in ge
slaagd was het objectief te construeeren
met een lichtsterkte 40 maal zoo groot als
bij de gewone camera gebruikelijk is, en
buizen te vervaardigen, die zelfs een be
lasting van 15 P.K. kunnen verdragen, was
het mogelijk, Röntgenbeelden van vol
doende helderheid op het doek te projec
teeren.
Nu kunnen we werkelijk katten, muizen
en apen als geraamten over het witte doek
zien wandelen en zeer leerrijke studies
maken over de wijze, waarop moeder Na
tuur in haar wijsheid de gewrichten van
deze behendige dieren heeft geschapen.
De stralen zijn echter van zoodanige
sterkte, dat niet alleen de beenderen, maar
ook de inwendige organen der lichaams
holten, longen, hart en darmen tijdens hun
werkzaamheid zichtbaar gemaakt worden.
En juist bij deze opnamen van het men-
schelijk of dierlijk organisme in vol bedrijf
komt de geweldige vooruitgang in verge
lijking met die eerste Röntgenfoto's van
„de beenderen van een hand met een zegel
ring" duidelijk aan het licht.
Al deze opnamen worden niet „zoo maar
voor de aardigheid" gemaakt, ze zijn
waardevolle en onmisbare hulpmiddelen
bij het geneeskundig onderzoek geworden.
De beteekenis, die de Röntgenstralen
voor het stellen van diagnosen bij den
mensch reeds hadden, is door de toepassing
van het procédé der Röntgencinomatogra-
fie nog aanmerkelijk vergroot. Wij zien
voor het eerst de constructie en werkwijze
van onze gewrichten, slaan de menschelijke
hand gade, als zij zich strekt of tot een
vuist balt, volgen haar bewegingen bij het
haken, breien, schrijven en guitaarspelen.
Bij den doorgelichten mensch leeren wij
het verschil kennen tusschen het scharnier-
gewricht van elleboog en knie en de kogel
gewrichten der schouders. Het verbluf-
fendst zullen echter steeds die opnamen
blijven, welke ons de functies der inwen
dige organen, b.v. in de doorgelichte borst
kas op het witte doek met haast plastische
duidelijkheid laten zien.
Verrast merken wij op, dat het hart,
waarvan wij ons den vorm als een symbool
des levens .hartvormig" hadden voorge
steld, zeer prozaïsch met een flesch is te
vergelijken. Als wij dan echter de harte-
klop door den luidspreker vele honderden
Gelaschte deelen van bruggen worden
geröntgend. Op de eene zijde van de
laschplaats wordt een film, op den anderen
kant de Röntgenbuis aangebracht.
Daaronder:
Doorlichte laschplaats. Links laschnaad
met slakken, rechts zuivere laschnaad.
Het Röntgenoog ziet hetzelfde beeld.
malen versterkt vernemen, dan krijgen
deze beelden toch wel iets griezeligs. Heel
interessant is ook de zeer verschillende
ademhalingstechniek bij man en vrouw, die
de camera ons onthult. Terwijl de man
voornamelijk met het middenrif ademhaalt,
dat als de zuiger van een motor op en neer
stoot, haalt de vrouw daarentegen bijna
uitsluitend adem met de ribben, die de
longen als een blaasbalg leegdrukken.
De Röntgenstralen hebben, naast hun
eigenschap om door vaste stoffen heeh te
dringen, al naar gelang van de sterkte en
den duur hunner inwerking, een genezende
of een verstorende werking op de door hen
belichte of doorlichte weefsels en organi
sche deelen van het menschelijk lichaam.
Om nu in de Röntgenfilm zooveel moge
lijk verschillende processen van het men
schelijk -en dierlijk organisme te kunnen
opnemen, moest men met de uiterste voor
zichtigheid te werk gaan. Alle personen,
die voor deze onderzoekingen opgenomen
werden, mochten slechts zeer kort, meestal
niet langer dan 15 seconden aan de stralen
van de sterke Röntgenbuizen worden bloot
gesteld.
Voor den leek zullen ook de toepassings
mogelijkheden der Röntgenstralen van be
lang zijn, die niet in onmiddellijk verband
met de geneeskunde staan. Zoo wordt er
bijvoorbeeld in de techniek tegenwoordig
een dankbaar gebruik gemaakt van Rönt
genstralen.
Stellen wij ons voor: er is een geweldige
stalen pijler gemonteerd aan een viaduct.
Daar komt een auto aangereden! Mannen
met eigenaardige apparaten klimmen in
het stalen geraamte en leggen kabels van
hun instrumenten naar de auto. Dat zijn
de technici, die het viaduct röntgen, om
de deugdelijkheid van den laschnaad te
onderzoeken.
Op den eenen kant van den-te onderzoeken
laschnaad wordt een in zwart papier ge
hulde, zorgvuldig afgesloten Röntgenfilm
aangebracht, op den anderen kant het
Röntgenapparaat. En nu kan de ingenieur
op de film de laschnaad millimeter voor
millimeter onderzoeken. Vertoonen zich
ergens op het beeld zwarte korrels, dan
weet hij, dat hier mettertijd door de slak-
kenvorming gemakkelijk een breuk kan
ontstaan.
Voor de onderzoekingen nopens de
vorming van de menschelijke spraak, de
beweging van de tong, het strottenhoofd
en het zachte gehemelte, zijn de opnamen
van de sprekende Röntgenfilms buitenge
woon leerrijk.
Het is een eigenaardig beklemmend ge
voel, dat ons bekruipt, als we op deze
mapier door een levend mensch heenkijken.
Schijnbaar is het slechts een geraamte,
dat voor ons staat. En nu vangt dit ge
raamte aan tegen ons te spreken, te zingen,
trompet te blazen en liederen te zingen..
Op onbaatzuchtige wijze heeft de be
scheiden geleerde Dr. Wilhelm Röntgen
zijn ontdekking ter beschikking van de ge-
heele menschheid gesteld en alle aanbie
dingen, om zijn werk door patenten in
binnen- en buitenland te beschermen, van
de hand gewezen. Het was hem onverschil
lig, dat hij daarmede millioenen prijsgaf.
Hij wilde slechts met zijn daad de mensch
heid helpen!
(Thomas k Kempis).
Nu we zoo langzamerhand de lange win
teravonden weer beginnen te krijgen, mag
het geoorloofd zijn, ook in deze rubriek iet
wat zwaarderen kost voor te zetten. De
zomerdagen ieenen er zich weinig toe over
moeilijke problemen op zijn gemak na te
denken. Wintertijd is niet alleen studietijd,
doch ook tijd tot overdenking van opgedane
ervaringen. In een rustig hoekje van de ge
zellige huiskamer kan men werkelijk eens
heel op zijn gemak zijn gedachten laten
gaan over die dingen, welke rustige over
denking vereischen. En zoo beginnen wij
dus met dit artikel de aandacht der
lezers (essen) te vragen over een vraagstuk,
dat reeds vele malen besproken werd, vele
pennen in beweging zette en... niettemin
nog steeds actueel blijft!
Ik bedoel dit: Vereischt opvoedkunde een
wetenschappelijke studie?
Vroeger heb ik reeds gezegd, dat men om
onderwijzer te worden examen doen moet in
het vak opvoedkunde. Hieruit kan
men dus de gevolgtrekking maken, dat ver
ondersteld wordt, hoe alleen door een we
tenschappelijke studie de a.s. opvoeder-on
derwijzer in staat is kinderen op te voeden.
Is deze redeneering wel juist -
Kan men opvoedkunde wel leeren?
In wil hier dadelijk nog geen antwoord
op geven, doch liever met u nagaan, wat
onder opvoedkunde verstaan moet worden.
En dan geloof ik, dat ook op deze vraag
zeer moeilijk een antwoord te geven is. Er
zijn genoeg antwoorden opgegeven, doch in
de meeste gevallen het aantal wijst er
ook op! ontbrak aan ieder antwoord
iets. Men zegt dat opvoedkunde onlosma
kelijk verbonden is met wereld- en levens
beschouwing en verbindt hieraan de uit
spraak. dat er zooveel opvoedkundige stel
sels moeten zijn als er levensbeschouwingen
en wereldbeschouwingen zijn.
Wanneer we dit even vasthouden
hetgeen nog niet beteekent dat i k met
de opvatting instem komen wij tot deze
redeneering: Iedere levens- en wereldbe
schouwing bepaalt het doel van de opvoed
kunde. Het opvoedingsdoel is dus afhanke
lijk van deze beschouwingen, hetgeen dan
ook leidt tot verschillende opvoedkundige
richtingen. Ik wil enkele dezer richtingen
noemen:
Spencer: Opvoedingsdo'1 is: de eiscli van
het practische leven.
Ellen Key: Het opvoedingsdoel ligt in den
natuurlijken ontwikkelingsgang van het
kind.
Wundt: Het opvoedingsdoel bestaat in
het vormen van een wil.
Mcntesseri: In vrijheid tot vrijheid.
Kerschensteiner: Het gemeenschapsbe
lang is de opvoedingsnorm.
Dewey: De mensch moet gevormd worden
tot man-van-de-daad, door de primitieve
toestanden heen.
Foerster: Karaktervorming moet onze
doelstelling zijn.
Gunning e.a.> Opvoeding tot persoonlijk
heid moet het ideaal zijn.
Ik noemde hierboven slechts de voor
naamste richtingen, d.w.z. die richtingen,
waarover in onzen tijd veelvuldig gespro
ken en geschreven wordt. Wanneer een op
voeder zich tot taak stelt een dezer rich
tingen in toepassing te brengen, dan brengt
dit mede, dat hij of zij zich bezighoudt met
de bestudeering van deze richting. Maar nu
wil ik eens heel eenvoudig zijn en een zeer
onnoozele vraag stellen: Is het dan nog
wel mogelijk, dat een onbestudeerd mensch
een ouder bijv.. zijn kinderen kan op
voeden? Het is toch dwaasheid te meenen,
dat al onze vaders en moeders studie ma
ken of gemaakt hebben van deze weten
schappelijke opvoedkundestelsels. Waar zou
een arbeidersvrouw, moeder van .es of meer
kinderen, er den tijd voor vandaan halen en
als ze dien vinden kon, zou zij dan ook
maar eenigszins de ten beste gegeven we
tenschappelijke opmerkingen en ideeën kun
nen verwerken? Ik wensch dit niet te ge-
looven! En toch zijn er heel wat goede op
voeders en opvoedsters onder de onbestu
deerde ouders. Ik heb me zelfs wel eens
afgevraagd, of juist de bestudeering van de
opvoedkunde niet het beletsel was, wanneer
ik zag hoe kinderen van ontwikkelde ouders
totaal verstoken bleven van een goede op
voeding of het tegendeel gaven te zien van
hetgeen deze ouders wenschten en ver
wachtten...
Dikwijls heb ik de resultaten gezien van
de opvoedkunde van onderwijzers bijv. bij
hun eigen kinderen en ik moet zeggen, dat
ze zeer poover waren...
Ik wil hier dan ook wel verklaren, dat
onderlegd zijn in de wetenschappelijke op
voedkunde voor mij nog geen bewijs is, dat
men zijn kinderen goed kan opvoeden. Men
trekke hieruit echter niet de conclusie, dat
ik geen waarde vil erkennen aan de bestu
deering van de opvoedkunde! Het kennis
nemen van ervaringen van anderen heeft te
allen tijde waarde. Let wel: ik spreek van
ervaringen.
OVBEKA.
(Wordt vervolgd.)
ANGST.
Bestemde en onbestemde angst.
Bestemde angst is altijd gemakkelijker te
bestrijden dan onbestemde angst, omdat wij
iri geval van bestemde angst weten, waar
voor iemand bang is en hem misschien van
het redelooze van die angst kunnen over
tuigen.
Bestemde angst is primair, d.w.z. is wer
kelijk het gevolg van bepaalde verschijnse
len en treedt niet op, wanneer die verschijn
selen uitblijven.
Iemand, die b.v. een bepaalde angst heeft
voor onweer, zal volkomen kalm en nor
maal zijn, zoolang het maar niet onweert.
Geheel anders is het met onbestemde
angst, die secundair is, d.w.z. dat de betref
fende persoon niet nauwkeurig kan om
schrijven, waarom hij eigenlijk in angst
leeft. Die angsttoestand is ontstaan door
bepaalde remmingen in zijn leven (niet kun
nen leven zooals zijn aangeboren natuur het
voor hem eischt), of door een te langdurige
zenuwspanning. Die angst is secundair,
d.w.z. zij treedt als verschijnsel op tenge
volge van te groote spanningen. Iemand
die in zulk een onbestemde, secudaire angst
leeft, houdt zichzelf in dien angsttoestand,
maar weet dit natuurlijk wel.
Een groep nuchtere menschen met sterke
zenuwen is al gauw geneigd om zooiets te
betitelen als „onzin, verbeelding of aan
stellerij", maar zij hebben geen flauw besef
van wat iemand onder zulk een angsttoe
stand te lijden heeft!
Denkt U eëns in, dat TI V nachts, 'geheel
alleen in huis zijnde, wakker wordt en- on
raad meent- te hooren. U luistert ingespan
nen, U bent bang, U heeft op zoo'n moment
alle symptomen van angst: gespannen spie
ren, gespannen zenuwen, geremde of abnor
maal versnelde ademhaling, versnelde hart
slag of een gevoel, alsof het hart zal blijven
stilstaan. Welnu, iemand, die secudaire
angst heeft, gevoelt zich voortdurend zoo,
want voortdurend leeft hij in angst voor hjj
weet zelf niet wat. De angst zelfs is zijn
kwaal.
Het eerste, wat de psyche loog in zoo'n
geval te doen heeft, is: zoo iemand zich te
laten ontspannen. Hij moet beginnen met
diep en regelmatig adem te halen (de adem
haling van een angstig mensch is opper
vlakkig) en met gemakelijk te gaan zitten,
met al zijn ledematen slap, ontspannen.
Vervolgens moet de psycholoog trachten
te weten te komen, welke langdurige rem
ming of hevige schok aanleiding geweest
kan zijn tot den angsttoestand. Hiervoor
zijn dikwijls meerdere langdurige en tact
volle gesprekken noodig.
De derde en moeilijkste stap is, om den
betrokkene ervan te overtuigen, dat zijn
angst het gevolg is van een remming of een
schok, dat deze daaraan echter niets ten
goede verandert, integendeel, en dat hij het
in zjjn macht heeft om zich van die angst
te bevrijden.
Wanneer een schok de aanleiding was,
zal de overtuiging van deze waarheid reeds
veel goed doen. Wanneer het echter een
(nog bestaande) remming is, zal het zeer
wenschelijk zijn te trachten, de noodzaak
van die remming gedeeltelijk op te heffen,
m.a.w. voor den bctreffenden persoon een
weg te zoeken, om meer in overeenstem
ming met zijn aangeboren natuur te leven.
Wanneer dit onmogelijk is, moet het
daarheen geleid worden, dat degene die
angst heeft de bestaande remming voor-
loopig bewust accepteert, en zich concen
treert op een tijdstip in de toekomst, waar
op de noodzaak tot remming zal vervallen.
Zoodoende zal hij een eind maken aan zjjn
onderbewuste verzet tegen die remming,
welk verzet de basis vormt van zijn angst
toestand.
DR. JOS DE COCK.