't HOEKJE OUDERS Hebt U nog iets op te ruimen 1 XoS tvo-odt! Waar lompen al niet goed voor zijn Een nieuw japonnetje uit oude vodden In groote dingen het goede te hebben gewild, is genoeg, VOOR DE Over de „Ervarings- opvoedkunde" Varkens en de vuilnis emmer in Duitschland Standvastigheid mJTTERTJEa „Klèèrkoop, ouwe rommel..!, zoo klinkt de roep van den voddenkoopman voor onze ramen. „Ouwe klèèren en ouwe rommel!" zoo roept de man met de kleine, onaanzien lijke handkar in de dichtbevolkte buurten. En al krijgt hij dikwijls geen groote buit, zelden komt hij met een leegen wagen thuis. En dat is maar goed ook, want al die zoogenaamde „rommel", die oude lappen of papier, die wij gewoonlijk in de asch- bak werpen, hebben nog wel degelijk hun waarde. De voddenkoopman is een belang rijk tusschenpersoon tusschen de huishou dens en de groote industriëele bedrijven, die het klaarspelen uit dezen ouden rom mel weer nieuw materiaal te vervaardigen. Lompen kennen wij allen wel als mate riaal voor de papierindustrie; minder be kend is, dat zij ook als grondstof in de textielfabrieken worden gebruikt. Reeds in de 70er jaren der vorige eeuw werden de eerste proeven genomen om de draden in de vodden terug te winnen en er opnieuw stoffen van te maken. Voor den oorlog bouwden heele industriëen hun productie op de volgens dit procédé verkregen tex- tielvezels op. Dat men deze fabricatie later verwaar loosde kwam, omdat in den tijd, dat de wereldhandel bloeide, en er een vrij ruil verkeer tusschen de landen bestond, de goedkoope grondstoffen in elke gewensch- te hoeveelheid uit het buitenland betrok ken konden worden. Thans is dit niet langer het geval, de grenzen worden door hoqge tariefmuren voor den buitenlandschen invoer gesloten gehouden en het streven van vele landen om zich in alle opzichten van het buiten land onafhankelijk te maken, heeft ertoe geleid, dat men ging zoeken naar grond stoffen, die de gebruikelijke kunnen ver vangen. Zoo wonnen ook de lompen als grondstof voor de textiel industrie weer aan beteekenis. Een van de grootste fabrieken van dit soort baseert zijn productie geheel op de uit vodden verkregen vezels. En men moet niet meenen, dat het hier maar een klein be drijf betreft, dat eigenlijk nog meer in het stadium van laboratoriumonderzoek verkeert, zooals er tegenwoordig bij het zoeken naar grondstoffensurrogaten zoo veel geëxperimenteerd wordt, neen, het is een geweldig modern textielbedrijf met uit gestrekte gebouwencomplexen, dat zich slechts hierdoor van de gewone textielfa brieken onderscheidt, dat er geen zuivere schapenwol over de spinnewielen en weef stoelen loopt, doch grootendeels een grond stof, die uit oude vodden en lompen is gewonnen. Hoe worden nu uit deze bergen an lompen, die in reusachtige zakken worden aangevoerd, de nieuwe stoffen verkregen. Het is een moeizaam, veel omvattend arbeidsproces, dat zich hier afwikkelt. Het eerste werk is, zooals zich begrijpen laat, een grondige reiniging van de lompen. Deze bewerking bestaat uit een grondig stofvrijmaken en uitkloppen in zoogenaam de „schuddewolven", reusachtige trommels, waarin het stof en vuil uit de lappen en vodden geklopt wordt, daarop volgt een sortatie der lompen, die in den vrijen han del door speciale sorteerbedrijven voorge sorteerd worden gekocht. Geroutineerde vrouwenhanden scheiden nu de lompen in verschillende hoopen. Ze worden eerst ge sorteerd in oud en nieuw materiaal. De nieuwe lompen, als het ware de hooge aristocratie in het lompengeslacht, komen in de meeste gevallen uit de confectiefa brieken en uniformkleermakerijen, uit de ateliers van groote kleeding- en manufac- De lompen moeten zorgvuldig worden ge sorteerd en niet alleen naar het materiaal, maar ook op kleur en kwaliteit. turen magazijnen, enz. De oude daarentegen komen van den voddenkoopman. Oude en nieuwe worden nu geschift naar kleur en materiaal. Wol komt bij wol, zijde bij zijde, donkere kleuren bij donkere, en lichte bij lichte kleuren, zoodat bij de ver dere bewerking geen ongelijke soorten te zamen komen. Overal waar nog sporen van een naad zichtbaar zijn, moeten de vrou wen ijverig van de schaar gebruik maken, want dergelijke sporen zouden bij het verdere bewerkingsproces de walsen be schadigen. Nauwelijks uitgezocht, wacht een nieuwe „wolf" op lompenvoedsel. De „scheurwolf". Nadat de uitgezochte lompen met een uitwaschbare olie zijn ingevet opdat de draden bij het scheuren niet al te veel - uit elkaar getrokken worden gaan ze" in reusachtige rekken, de zooge naamde „scheurwolven" binnen, die het weefsel der lompen uit elkaar halen, het in zijn oorspronkelijke draden uiteen trekken en zoo ontstaat dan de grondstof, waaruit weer nieuwe draden worden gesponnen en tot nieuwe stoffen worden geweven. Al naar gelang van het doel, waarvoor de stof gebruikt moet worden, of het stof is voor heerencostuums of voor dames- kleeding, voor militaire uitrustingen of dat het voor werkkleeren zal zijn, worden de verschillende grondstoffen nu samenge steld. Men vermengt bijvoorbeeld 80 van de uit lompen verkregen wol met 10 cel wol en 10 wol of wolafval. Het aantal mengmogelijkheden voor de spinnerijen is zeer groot en bij de onderscheiden gaien- soorten is de mengverhouding zeer verschil lend. Om het materiaal soepel te houden en het bij de bewerking zooveel mogelijk te beschermen, wordt het opnieuw in vet gedrenkt en dan gaat het twee tot driemaal door een nieuwe „wolf", waarin de bestand- deelen goed door elkaar worden gemengd. Daarna gaat het verder door de kaardma- chines, die het vezelmateriaal zuiveren en ontwarren. Als dunne, zachte, wollige wat ten komt het materiaal uit deze machines te voorschijn. Door een vernuftige machine, het z.g. „vliesdeeltoestel", wordt het nu als een dun vlies samenhangende materiaal door riemen en walsen in lengtereepjes verdeeld en zoo ontstaat het slechts los door druk bijeengehouden voorgaren. Dit wordt door de spinmachines snel rond gedraaid en tot garen ingestrengeld, dat zich daarna op de spoelen wikkelt. Van de spinmachines gaat het weef klare garen over naar den weefstoel, van den weefstoel naar de knooperij en naar de apprêteerafdeeling, waar ieder stuk tame lijk nauwkeurig op alle onzuiverheden, lussen en knoopen wordt nagezien en de draden, waaraan iets mankeert zorgvuldig in orde worden gemaakt. Dan worden de stoffen nogmaals gewas- schen en gestoomd. Daarna worden zij mooi gemaakt. Ze worden gerold en geruwd. Hierdoor krijgen zij niet alleen een mooier en gelijkmatiger uiterlijk, maar de stoffen voelen er ook prettiger door aan. Tenslotte worden alle stukken nogmaals op even- tueele fouten onderzocht en dan voor de verzending op rollen gewikkeld. Het materiaal wordt ten deele vóór het verspinnen, ten deele aan het stuk geverfd. Om bij de sortatie de verscheidenheid van gekleurde garensoorten zooveel mogelijk te kunnen beperken, wordt een groot rieel van de stoffen, vooral de goedkoopere soorten bedrukt. Deze bedrukte stoffen doen noch in uiterlijk, noch in duurzaam heid onder voor de stoffen met ingeweven patroon. Aan de eindpaal van dit, vele phasen doorloopende arbeidsproces staat een on noemelijk aantal stoffen en stukken in alle mogelijke kleuren en prijzen, voor alle Na een langdurige weg door spinnerij en twijnerij te hebben afgelegd, komt het garen in de weverij. mogelijke doeleinden geschikt: „Voor hee- ren, voor dames, voor kinderen", zooals het in reclametaal heet. Daar zijn stoffen zacht en aangenaam om te voelen, een lust voor de oogen; op iederen smaak en iedere beurs berekend; een verscheidenheid van soorten, die het koopen tot een genot maakt. Lompen kunnen ons, zooals wij zagen veel leeren. Ze openen ons een wereld van nieuwe mogelijkheden en doen ons de waarde van het kleine weer kennen. In lange rijen zijn de spinmachines opge steld; hier wordt de grondstof tot draden gesponnen. Uit mijn vorige bijdrage zal men reeds be merkt hebben, dat ik groote waarde hecht aan ervaringsmateriaal. Zonder een geleerd betoog te gaan-houden over de grondslagen van echte wetenschap, durf ik toch dit wel aan onze lezers (essen) als stelling weergeven: echte wetenschap vindt haar grondslag in verstandelijke, d.i. objectieve, d.i. contro leerbare ervaringen. En wanneeer men opvoedkunde als we tenschap wil bezien,moet men beginnen met groote waarde te hechten aan ervaringsma teriaal, hetwelk controleerbaar is en objec- tief.Alleen op ervaringsmateriaaal, dat door veelvuldige en langdurige controle en toet sing de grootst mogelijke betrouwbaarheid verkregen heeft, kan men voortbouwen. Dit lijkt nu zeer simpel, maar het is ermee zoo als met alle simpele dingen: het wordt nog steeds niet naar waarde geschat. Er wordt geweildig veel aan paedagogiek gedaan, er verschijnt op dit terrein verbazend veel litteratuur, maar veel ervan dient zich wel wetenschappelijk aan, doch mist den allereersten grondslag van echte weten schap: het berust n.1. niet op controleerbaar, objectief ervaringsmateriaaal. Ook in de schoolwereld komt men herhaal delijk nieuwe uitgaven tegen, welke aange kondigd worden, als berustend op weten schappelijke gronden, terewijl de eenvoudig ste schoolmeester met een oogopslag be merkt, hoe de samensteller van deze methode van school - en onderwijservaringen niets weet en zich geheel heeft lf-.ten leiden door eigen wenschen, opgekomen mogelijk achter zijn schrijfbureau... Er zijn opvoeders die erg wetenschappelijk willen doen en wetenschappelijk-aandoende werken schrijven over kinderopvoeding, ter wijl ze van eigen ervaring met de opvoeding van kinderen totaal niets weten. Een allereerste vereischte voor een opvoeder en onderwijzer is, dat hij -natuurlijk geldt hetzelfde voor opvoedsters en onderwyzeres- sen heeft geleerd waar te nemen. Deze waarnemingen verschaffen heem op den duur een rijk ervaringsmateriaal, dat hij door ken. nisname van ervaringsmateriaal van anderen op zijn waarde moet gaan toetsen, en schroeft in de laatste jaren de studie voor het vak op voedkunde op de onderwijzersexamens al maar op, de candidaten moeten weet-ik-al voor zaken bestudeeren, welke en dit is dan nog het meest bevreemende, weinig met de opvoeding en het onderwijs van het kind te maken hebben, terwijl de bestudeering van de wijze, waarop leerstof aan kinderen het best toegediend kan worden geheel op den achtergrond geraakt. Wamdeze jonge mannen en vrouwen dan ook voor het eerst in de klas staan, weten zij o zoo veel ge- leerdigheid, doch die laat hun jammerlijk in den steek, wanneer een jongen bijv. maar niet tot het maken van een bepaalde bewer king kan ''.omen hetzelfde is het geval met het opvoedkundige werk van deze jonge menschen. Zij hebben al weer veel geleerdig- heid meegebracht naar school, maar kinderen waarnemen kunnen zij niet! En dit toch is voor hun beroep van het allereerste en groot ste belang. Het blijkt herhaaldelijk, dat ouders zonder ook maa'r ooit eenige studie gemaakt te hebben van de ^aedagogiek heel wat meer Zooals bekend is de afdeeling voor de voedselvoorziening van de N.S.V. de volkswelvaartdienst, die belast is met het maatschappelijk hulpbetoon en armenzorg er reeds grootendeels in geslaagd, om het door haar opgevatte plan te verwezen lijken, waarbij het de bedoeling is, dat cir- co 1 millioen varkens vet gemest zuJlen worden met behulp van.... huiselijk af val. Men steekt nog wel eens den draak met de „schatten van den vuilnisemmer", maar toch moet erkend worden, dat 1 mil lioen varkens extra heel wat voor het bud get van de Duitsche volkshuishouding be- teekenen. Om de totale behoefte aan vleesch te dekken, worden er jaarlijks 24 millioen varkens van 200 pond per stuk vereischt. Hiervan worden er 7 millioen op het platteland en verder 6 a 7 millioen in de naaste omgeving der bebouwde kom men geslacht en geconsumeerd. Verder ko men er 10 a 12 millioen varkens op reke ning van de steden boven de 20.000 inwo ners. Waar thans in de 275 steden van Duitschland door toedoen van de N.S.V. meer varkens vetgemest worden en dit aantal inderdaad op 1 millioen gebracht kon worden, volgt daaruit, dat zoodoende 8 a 10 pet. van de stedelijke behoefte aan varkensvleesch op goedkoope wijze gedekt wordt. Zooals al gezegd, gebruikt men daarvoor het afval, dat anders naar de vuil nisvaten verhuist. Een heel bedrag, dat an ders aan veevoeder wordt uitgegeven, wordt daardoor uitgespaard. Elke 100 pond varkensvleesch, welke op deze wijze ver kregen wordt, ontlast het veevoederbud get met 2000 pond aardappelen. En in een tijd, dat Duitschland gebrek aan veevoe der heeft, is dat niet gering. kijk hebben op een kind, dan d„ z~o geleerde beroepspaedagoog... Ervaring en nog eens ervaring, dat is het geheim van de beste op- voedings- en onderwijsmethode. Maar ervaring kan slechts verkregen wor den door eigen waarnemingen en door kennis name van die van anderen. Een jong onder wijzer heeft weinig of geen ervaring en is dus aangewezen op hetgeen ouderen hem kunnen mededeelen. Wat blij.tt echter? Voor de sim pele ervaring heeft men geen oor. Dat is niet wetenschappelijk genoeg!Naar een moe der luisteren Och, wat weet die nou van op voedkunde af! Waar zou het mensch dat ge leerd moeten hebben? Men vergeet evenwel, dat de eindelooze en liefdevolle waarneming door de moeder van het kind, haar een schat van ervaringsmateriaal geschonken heeft, welke voor iedere onderwijzeres bij haar werk in de laagste klasse vann de grootste betee kenis is. Ook jonge moeders mochten hier wel eens aan denken! Ook zij hebben geen of haast zoo goed als ervaring in het opvoedings werk. Maar des te meer kunnen de oma's ver tellen! En wat zien we nu herhaaldelijk? Men laat oma maar wat praten, die houdt er nog van die ouderwetsche ideeën op na. Die zijn niet meer van onzen tijd. Nu doen we het anders Zoo gaat dikwijls rijk ervaringsmateriaal verloren. Wanneer men over deze dingen na gaat denken, verwondert men zich er over, dat de opvoeding nog zoo dikwijls terecht komt... Hoe snel laat U zich van iets afbrengen Het kan gebeuren, dat ër zich logische en geldige redenen voordoen om verande ring te brengen, in iets dat wij ons hadden voorgenomen. Gewijzigde omstandigheden kunnen een gewijzigde gedragslijn zelfs wenschelijk ma ken. Maar in veel meer gevallen maken wij onszelf maar wijs, dat er zulk een geldige reden bestond. Er zijn menschen, die op geneeskundig voorschrift moeten wandelen, en die niet van wandelen houden. In zulke gevallen is het verbazingwekkend, zoo dikwijls als zich een plotselinge verhindering voor hun wan deling voordoet. De eene keer is het onver wachte correspondentie (die dan om een duistere reden absoluut tijdens het wandel uur afgehandeld moet worden). De andere keer is het onverwacht bezoek. Zij kunnen toch niet zoo onbeleefd zijn om juist als er bezoek komt te gaan wandelen! Dit maken ze zichzelf niet wijs; de waarheid is, dat zij den hemel danken voor een voorwendsel om rustig thuis te blijven. Iemand, die voor zijn gezondheid moet wandelen en den ernsti- gen wensch koestert, om dit ook te doen, zal tegen onverwacht bezoek zeggen: „Het spijt mij, maar ik moet nu gaan wandelen, Dokters voorschrift weet je. Ga mee, of kom over een uurtje terug." Het verkeerdste is de komedie tegenover onszelf, wanneer wij met beide handen de kans hebben aangegrepen op een goed voor wendsel, om van iets ongewenscht af te ko men, maar ons dan wijs te maken dat wij door omstandigheden van buitenaf, o, ge heel buiten onze schuld, verhinderd worden het te doen. Wij konden veel beter ronduit erkennen: „Vandaag sla ik eens over, want ik heb er nooit veel zin in en vandaag al minder dan ooit". Waar een wil is. is een weg, en wanneer wij iets graag doen of om bepaalde redenen wenschen te doen, dan komt er niet elk oogenblik iets tusschenbeide, eenvoudig om dat wij daarvoor waken en alleen reëele en belangrijke bezwaren toestaan, om ons van ons voornemen af te brengen. Standvastigheid geeft U overwicht op Uw medemenschen. Wanneer zij weten, dat U iemand bent, die voet bjj stuk houdt, dan zullen ze U minder lastig vallen en meer ontzien dan iemand, die ervoor bekend staat, dat hij met een beetje handigheid wel om te praten is. Natuurlek mag standvastigheid niet ont aarden in bekrompen koppigheid, welke h priori weigert om ooit eenig voornemen of besluit te wijzigen. Gaat na, of er reden bestaat om Uw plannen te wijzigen, vol doende objectieve reden en geen zelf uft gemakzucht verzonnen reden. Een goede methode om standvastigheid aan te kweeken is, de gedachte zoo snel mo gelijk door de daad te laten volgen. Wij be doelen dit: Zoo dikwijls komt het bij ons op, dat wij het een of ander toch eens moeten doen, bij gelegenheid. En daar blijft het bij. Een half jaar, een jaar later moet wy het nog maar steeds „bij gelegenheid" eens doen. En als zich geen dringende aanleiding voordoet, doen wij het nooit! Dat is fout! Het besef, dat wij het eens moeten doen, moet terstond gevolgd worden door de gedachte: „Zoo gauw mogelijk dan, wanneer kan het?" Gewen Uzelf, om behoudens bepaalde en gerechtvaardigde uitzonderingen, te doen wat ge U voorneemt en dat zoo gauw mogelijk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 11