Een opzienbarende verduisteringszaak Help! WOENSDAGSCHE MIJMERIJ De Nederlandsche delegatie ter Verre Oosten-Conferentie „Megara" in veilige haven De bergplaats Werkloozen opgelicht) Een gewefenlooze oplichter maakt slachtoffers Tc I|muiden binnengeloopen KORT VERHAAL Zy die het niet wisten en h(j die het wel wist. Hoe velen gaan er als blind door het leven en zijn niet in staat het geluk te grijpen, eenvoudig doordat ze den goeden handgreep niet kennen! Een man met alle boekhoudactes en alle M.O.-diploma's, die de Staat en de parti culiere exameninstituten hebben uitgevon den, in zijn zak, probeert een leeraars functie te veroveren; de eerste kleine baan, den voet in den stijgbeugel, die hem te paard moet helpen. Wat kunt u, behalve uw diploma's, tot uw aanbeveling aanvoeren Hij wijst op zijn elegante bruine bottines. Dwaasheid! De directeur haalt lachend zijn schouders op. Afgewezen. Een ander, correspondent in de moderne talen, solliciteert voor den zeventigsten keer. Hij heeft diploma's Fransch, Duitsch, Engelsch, Spaansch, Italiaansch, Zweedsch, Hongaarsch en Tsjechisch. „Net wat we hebben moeten", zegt de directeur, die hem heeft laten komen. „Maar er zijn behalve u nog tien andere gegadigden, die dezelfde diploma's hebben. Bezit u nog een bijzondere capaciteit, die de anderen misschien missen?" Met trots haalt hijde zijden pochette uit zijn borstzakje. Ze kleurt precies bij zijn das. Het is een droom van harmonie. Maar de directeur kijkt plotseling ont stemd, alsof hij meent dat er een loopje met hem genomen wordt. De zeventigste sollicitatie is al even jammerlijk mislukt als de negenenzestig vorige. Derde geval. Een kundig journalist. Is plotseling op straat komen te staan toen de krant, waaraan hij vijftien jaar van zijn beste jaren heeft gegeven, werd opgeheven. Hij doet alles om weer aan den slag te komen. Geen vacature ontsnapt aan zijn aandacht. Zijn spaarduiten teren in met een angstwekkende snelheid. Hij solliciteert zich blauw en wordt op een dag opge roepen. Hij maakt een aardige kans samen met drie of vier anderen. U hebt dus voor uzelf de volle over tuiging, dat u voor het werk deugt vraagt de hoofdredacteur. Absoluut. Ik heb het werk jarenlang tot volle tevredenheid van mijn vorigen chef gedaan. Enik heb a 11 ij d een vouw in mijn broek. Alwéér het verkeerde woord, dat hem noodlottig wordt. Zijn vriend is het niet beter vergaan. Jong advocaat, scherpe, heldere kop, ge boren jurist. Heeft in een jaar twee pro Deo-zaken gehad. De rest van den tijd heeft hij in het afgeloopen jaar doorge bracht aan de leestafel van het café, dat hem uit zijn studententijd dierbaar is ge bleven. Zijn belangstelling kent geen gren zen. Er is op de leestafel geen tijdschrift, dat hij niet heeft uitgelezen. Hij schijnt nooit meer iets anders te zullen doen. Tot op een dag, een groote sprekende adver tentie zijn hartslag opjaagt. „Oude ge vestigde advocatenfirma zoekt, wegens overlijden van een der compagnons, junior associé. Vast inkomen gegarandeerd". Hij schrijft, hij krijgt een oproep, hij onder handelt. Dat u nog weinig praktijk hebt, doet niets ter zake. Hoofdzaak is voor ons: accuratesse, groote ijver, absolute betrouw baarheid. Uw referenties zijn goed. Wij zullen uw sollicitatie ernstig overwegen. Ik dank u, zegt hij ontroerd en nog nóóit ben ik met ongepoetste tanden het huis uitgegaan. Jammer, je ziet het niet direct, maar de jongen is niet heelemaal snik, zeggen de compagnons als hij de deur uit is, en kiezen een ander. Zjj allen hebben één fout gemaakt: zij lezen niet alle advertenties. Aan het bijkantoor van een bank is de post van diretceur vacant gekomen. Een slimme kweekeling, nauwelijks 20 jaar, die allang de hoop heeft opgegeven, ooit een vaste aanstelling als onderwijzer te ver overen, stapt zonder schriftelijke sollicita tie, moedig en zelfbewust, op het hoofd kantoor af. De directeur ontvangt hem met een breeden glimlach van voldoening. Ik heb drie jaarbegint de mis lukte onderwijzer. Onnoodig, zegt de directeur, met een kort gebaar. Ik heb het gevoel, dat ik in zéér kor ten tijdprobeert hij opnieuw. Doet u geen moeite, glimlacht de ban kier, en wijst op den hals van den sollici tant. Ik benoem u voorloopig voor vijf jaar op een salaris van 10.000 gulden. Deze jongen heeft begrepen wat het leven eischt. Hij heeft de advertentie ge lezen, die de vorige week door de bladen circuleerde, en aanving met de woorden: Hij kon geen baan krijgen, totdat Iemand hem zei: „Zorg dat je steeds een onberispe- lijken boord om hebt." En hiermede is dan tevens het pijn lijkste vraagstuk van dezen tijd op even onverwachte als eenvoudige wijze opgelost. Bekend Rotterdamsch notaris staat terecht. Verduistering en valschheid in geschrifte. f 600.000.aan afgeloste hypo theken aan zijn curotor ont trokken. Verdachte was ver suft door het gebruik van alco hol en broom. Voor de Rotterdamsche Rechtbank stond gisteren terecht de 6t-jarige oud-notaris J. A. M., wonende te Rotterdam, thans ver blijf houdende te Oostkapelle. De dagvaarding. Blijkens "de dagvaarding zou hij zich schul dig hebl>en gemaakt aan drie gevallen van verduistering en een geval van gebruik making van een valsch geschrift, in casu een vervalschte balans. De verduisteringen bestaan uit het z.gn.. „verslepen van af geloste hypotheken" hetgeen M. zich tot een systeem zou hehben gemaakt. Verder zou hij tijdens zijn faillissement nu bijna drie jaar geleden f 600.000 aan afgeloste hypotheken aan zijn curator hebben ont trokken. Dit geld had hij reeds in 1930 on der zich. Begrijpelijkerwijs deden de nadoelen van dit systeem zich gelden, toen de crisis in het bouwbedrijf uitbrak. De waarde der huizen daalde sterk en vele deposanten en rekening-couranthouders namen hun saldi bij M. op. Het gevolg hiervan was, dat de bedragen die M. door zijn verslepingssvs- teem onder zich had, niet konden worden uitbetaald. Wat de vervalsching van de balans be treft, M. heeft op 1 Juni 1934 aan de accountants van het Bureau van Bijstand, welk bureau een officieele instelling is, deze balans verstrekt, waarin van de liqui diteit van zijn kantoor een onjuiste voor stelling werd gegeven. De procuratiehouder van verdachte., zeke re J. W. B., had zich in Februari 1935 voor de Rotterdamsche Rechtbank te verant woorden wegens vier gevallen van verduis tering en twee gevallen van valschheid in geschrifte. Hij werd toen tot twee jaar ge vangenisstraf met aftrek veroordeeld, welke straf hij inmiddels heeft uitgezeten. Het O.M. heeft hem nu als getuige tegen >1. gedagvaard en naar het zich laat aan zien zal hij, gezien de houding die hij tij dens de strafprocedure tegen zijn chef aan nam. ten voordeele van hem getuigen. Toen maals beweerde hij, dat men M. niet voor zijn strafbare handeliazen verantwoorde lijk kon stellen, omdat Af. dikwijls ziek was, en hij dan als procuratiehouder de zaken waarnam. De reden waarom AT. toen niet vervolgd werd, vindt ziin oorzaak in het feit, dat hij een ziekelijk, door broom en alcohol versuft man was. Nu is hij zooverre her steld. dat de rechtbank meent, zijn strafzaak te kunnen behandelen. Het Openbaar Alinisterie, waargenomen door mr. J. C. V. Afeischke heeft 21 getui gen gedagvaard. Als raadsman van ver dachte treedt op mr. P. Groencboom te Rotterdam, De rechtbank was als volgt samenge steld: mr. J. G. Huijzer, president, mrs. Marx en van Vollenhoven, rechters. De verdediger van verd. droeg de nietig heid der dagvaarding voor op grond, dat gleze dagvaarding verschillende feiten, die niets met elkaar te maken hebben, als één feit vermeldt. Na in raadkamer te zijn geweest, ver wierp de Rechtbank dit beroep. Het getuigenverhoor. De Rijks-accountant G. J. Vis werd het eerst als getuige gehoord en tevens als deskundige. Hij heeft over deze zaak een uitvoerig rapport samengesteld. Get. deelde mede, dat het bedrijf van notaris AI. meer een bankbedrijf was dan een notariskantoor. Voor de Maatschappij voor Grondcrediet waren 20 aandeelen uitgegeven, waarvan de familie M. er 18 of 19 bezat. Get. merkte op, dat een liquide zaak niet in practijk brengt, wat hier is geschied, n.1. het „verslepen van hypotheken". De bedoeling was, extra veel crediet te kunnen geven. Er moet overigens een chronisch kastekort geweest zijn. Verdachte zeide, desgevraagd, dat hij aan vankelijk van een kastekort niets wist. In 1932 heeft hij een tekort ontdekt; er wa ren valsche boekingen gedaan, waarvan verd. evenmin iets afwist. De president wees erop, dat ook vóór 1932 „verslepingen van hypotheken'" plaats hadden. Verdachte zeide, dat hij na 1932 prac- tisch buiten de zaken is gebleven. Voorts deelde'hij nog inede, dat in 1934 zijn in komen door den fiscus geschat werd op f 100.000, zijn vermogen op f 600.000. De president: Maar er is geconstateerd, dat u veel geld onder uh ad, dat u niet toekwam. Gelden die niets met elkaar te maken hadden, kwamen in 1 pot. Reeds in 1929 aldus blijkt uit het deskuhdigen- raport was de liquiditeit van de zaak zeer zwak. Rechter van Vollenhoven wees er boven dien nog op, dat van alle kanten klach ten binnenkwamen, zonder dat de notaris maatregelen nam. De zaak zat in 1934 al vast. ATervolgens werd als getuige gehoord notaris J. S. Alijs, die optrad als waarne mer bij het ongevraagd verlof aan notaris M. Het is gebleken, dat het kantoor reeds in het begin 1934 vastzat. Bekende Rotter dammers hebben met vijf ton de zaak trachten te redden. Get. deed mededeeling van verschillende hypotheken, die werden afgelost, doch waar van aan de cliënten geen mededeeling werd gedaan. Deze bedragen werden voor andere doeleinden gebruikt, inplaats van dat aan de cliënten gevraagd werd, wat er met het geld moest gebeuren. Ook achtte get. het hoogst uitzonderlijk, dat Levens verzekeringsmaatschappijen en Hypotheek banken haar renten ontvingen via het notariskantoor. Trouwens, al dat „verslepen van hypo theken" achtte getuige voor een notaris ontoelaatbaar. Op een vraag, of notaris Af. niet had moeten voorzien, dat de zaken mis zouden loopen. antwoordde de getuige, dat dit niet gemakkelijk was door de samengesteldheid van deze zaak en door het feit, dat notaris Af. de leiding bijna geheel aan anderen over liet. De chef van het kantoor, R., trachtte de bestaande practijken voort te zetten, toen getuige reeds op het kantoor was. Na her haalde waarschuwingen zag getuige zich genoopt, B. de deur te wijzen. De curator als getuige gehoord. Vervolgens wordt als getuige gehoord, mr. J. Court, die curator was in het fail lissement van notaris Af. Deze zegt verd. te hebben beschouwd als een pienter man, die echter den indruk maakte ziekelijk te zijn. Een groote fout noemde get. het bankieren door een notaris. Er werden daarna nog tal van getuigen gehoord, die evenwel geen nieuw licht werpen op de zaak. De candidaat-notaris C. Af. L. Koole heeft van 1929 tot 1932 op het kantoor van no taris M. gewerkt en zegt, dat het personeel wel een gevoel van onzekerheid had. Op een vraag van rechter Alarx of getui ge nooit eens vertrouwelijk met den notaris had gesproken, antwoordde deze, dat er met verd. niet te praten viel; hij had een onaangenaam karakter en bezigde hoogst onbehoorlijke taal. Afr. E. A. Schoonheijt, lid van het Cen traal Bureau van Bijstand inzake toezicht op de boekhouding der notarissen, zeide, in 1934 een bezoek te hebben gebracht aan het kantoor van notaris Af., met het verzoek de laatste balans over te leggen. Er werd toen uitstel gevraagd. Ten slotte bleek op de balans een tekort aan liquide middelen van 426.000 guldén. Op drie punten was de balans onjuist. De getuiigen-verbooren zullen heden wor den voortgezet, waarna de officier equisi- toir zal nemen en de verdediger aan het woord komt. Hij gaf zich uit als jonkheer en zeide tijdelijk geldgebrek te hebben Twee buitenlandsche dienstmeisjes raakten in zijn strikken verward. De man beloofde de meisjes, met haar te zullen trouwen en zij vertrouw den hem ten volle. Twee buitenlandsche dienstmeisjes, een Oostenrijksche, en een Duitsche, beiden in be trekking bij families te 's-Gravenhage, zijn het slachtoffer geworden van een geweten- loozen oplichter. Deze mian, de 21-jarige A. A.I. electriciën van beroep, getrouwd en vader van een kind, had met de twee meis jes kennis gemaakt, eerst niet het Oosten rijksche, daarna met het Duitsche mieisje. Elk van deze gevallen stonden op zichzelf. De man gaf zich uit voor jonkheer Har- denberg, vertelde de meisjes dat hij stuur man was ter koopvaardij deed de argelooze kinderen de schoonste voorspiegelingen en vergat natuurlijk niet er bij te vertellen, dat hij niets liever zou willen dan trouwen. De man, dlie een zeer net voorkomen heeft en het volle vertrouwen van zijn bewon deraarsters wist te winnen, slaagde er in het Oqstenrijksohe meisje voor f 150.— en net Duitsche meisje voor f 750. op té lichten De niets kwaads vermoedende meisjes had den de verhalen van hun „toekomstigen echtgenoot" geloofd, hadden medelijden met hem gekregen, omdat hij tijdelijk geldge brek" had, en waren er jammerlijk ingevlo gen. Eerst deed het Oostenrijksche meisje aan gifte. De politie arresteerde den man en zond hem na proces-verbaal te hebben op gemaakt, he-cn. Korten tijd later kwam het Duitsche meis je met haar aangifte bij de politie, die don man toen opnieuw arresteerde en hein in be waring heeft gehouden. De regeeringspersdienst meldt: Naar wij vernemen zijn bij Ko ninklijk Besluit benoemd tot leden van de Nederlandsche delegatie naar de conferentie, betreffende den politieken toestand in het Ver re Oosten, welke op 3 November fe Brussel, op voorstel van de Bel gische regeering bijeen zal komen, de heeren jhr. mr. A. C. D. de Graeff, oud-miniater van Buiten landsche Zaken en oud-gouverneur van Nederlandsch-Indië, leider, en prof. dr. B. O. Schrieke, oud- directeflr van het Departement van Onderwijs en Eeredienst in Nederlandsch-Indië, hoogleeraar in de Volkenkunde aan de ge meentelijke universiteit te Am sterdam, terwijl de heer G. \V. Boissevain, consul-generaal der Nederlanden te Shanghai als des kundige aan de delegatie is toe- Jhr. mr. A, C. D. DE GRAEFF, gevoegd. leider der delegatie. Voorts zullen daarvan deel uitmaken de heeren A. J. Lievegoed, chef van den regeeringspersdienst en mr. A. W. C. baron Bentinck van Schoonheeten, van het Departement van Buitenlandsche Za ken, secretaris der delegatie. Schandelijke practijken van een Rotterdamsch schilder. Gisteren is maar 't huis van bewaring te Rot terdiam overgebracht de 29-jschilder K. die J die er zijn werk van maakte werkloozen van hun laatste spaarduitjes te berooven door het doen van mooie voorspiegelingen. Voor zoover bekend is geworden, zijn er zes per sonen op deze wijze benadeeld voor een to taal bedrag van f 1000 tot f 1250. De man plaatste advertenties in enkele dagbladen te Rotterdam, waarin hij geld te leen vroeg. Als tegenprestatie beloofde hij zijn adspirant-geldschieters een vasten werk kring. Hij garandeerde den liefhebbers lan gen tijd werk tegen een weekloon van f 15 a f 20. Het geld, dat hij ter leen vroeg, was bestemd voor het aanschaffen van schilders materiaal en dergelijke uitgaven. Het te leen gevraagde geld werd betiteld met bong stelling. De man ging de verplichting aan om de menschen, die bij hem in dienst kwa men, elke week tegelijk met het loon een bedrag van f 5.terug te betalen op het door hen gestorte bedrag. Inderdaad zette de oplichter het in dienst genomen perso neel aan den arbeid. Het aangenomen personeel bleef echter nooit lang bij hem, want de werkgever be taalde of heelemaal niets of slechts enkele guldens en tot aflossing van het geleende bedrag kwam het nooit. Degenen, die na enkele weken weer weg gingen, waren echter hun geld kwijt en zoo werd de politie in de zaak gemengd. Het onderzoek wees uit, dat, voor zoover bekend, vier personen door den man zijn gedupeerd voor bedragen van f 75 tot f 100. Bovendien zijn twee anderen er nog in ge- loopen met het voorstel van de J. compagnon te worden in de zaak. Deze beiden hebben hem bedragen van resp. f 150 en f 500 ter hand gesteld. Het Nederlandsche stoomrtaniksdhip „Afegara," aan boord waarvan een ontploffing heeft plaats gehad, waar door een vijftal leden van de Cbi- neesche bemanning is omgekomen en eenige anderen gewond werden, is gisteren te IJmuiden aangeko men. Begeleid door de sleepboot „Ganges" kwam het schip omstreeks 11 uur voorgaats IJmiui- den. Om half één liep de „Alegara" de noor delijke sluis binnen. De „Ganges" voer tot de sluis mee. Te kwart over één voer de „Alegara" uit de sluis en zotte de ïvis naar Amsterdam voort Het schip werd door een van de sleepboo- ten van de inederij Goedkoop begeleid. De kapitein van de „Alegara" deelde me de, dat hij van Southampton naar IJmui den een goede mis had gehad. Er was niets bijzonders aan boord voorgevallen. Ie IJmuiden had het schip, waarvan het voorschip meer op een ruïne dan op een dool van oon schip gelijkt, veel bekijks. Omstreeks vier uur gistermiddag kwam de „Alegara" te Amsterdam aan. Wat er van de boeg van het onge lukkige tankschip overbleef. door André de Bock. Er was opschudding in het stadje en me neer Borra, hologer en juwelier, was er de oorzaak van. Het was trouwens heel begrij pelijk, dat hij heel het stadje op stelten bad gezet. Zooiets, als nu gebeurd was, viel niet lederen dag, niet eens ieder jaar voor. Aioneer Borra was een deskundige en hij had een zwakke plek. Zijn deskundigheid be- stond op het gebied van juweelen, en zijn zwakke plek... Dat was het feit, dat hij hier m l) woonde en de keukenklok van meneer Bliek on den wekker van de dienstbode van de baronesse, die haar geld verloren had moest repareeren en eens in de maand in' eten k okkentoren mocht klimmen om als stadsklokkenmaker wat olie op de roestige raderen van liet in-accurate uurwerk te druppelen. Meneer Borra had in zijn hart heimwee naar de groote stad, waar hij bij een juwelier had gewerkt en waar hij zijn positie had ver speeld door een onherstelbare domheid. En het ergste was geweest, dat hij hier in D. had moeten vertellen, wat die domheid was, Want op een goeden dag had men bij ge ruchte vernomen, dat meneer Borra had ge werkt bij een groote juwelierszaak en ont slagen was en een dag later had iedereen zijn uurwerken teruggehaald. Je kon nooit weten zoo'n weggejaagde juwelier daar was een luchtje aan. En er had niets anders op gezeten, dan maar te vertellen, wat er ge beurd was. Een dure ring, verkocht voor 'n paar tientjes, omdat hij zich vergist had. Maar nu was voor meneer Borra een groote dag aangebroken. Hij had het overal verteld en heel het stadje praatte erover. De jonge meneer Tholen ging trouwen! De Tholen's woonden al jaren op het oude kasteel van de baronesse. Zij waren heel rijk en heel een voudig. En nu had meneer Borra plotseling uit Wiesbaden een brief gekregen van den jongen meneer Tholen. Er zou een groote vei ling van juweelen zijn in Amsterdam. Daar was een prachtige ring bij met een grooten diamant. Die moest meneer Borra koopen voor den jongen meneer Tholen. Een opdracht, een vorstelijke opdracht, Het duizelde meneer Borra. Dien avond kwam meneer Borra terug uit Amsterdam. Toen hij naar huis liep groette hij met een gebaar zijn buren, die allen „toe vallig" aan hun deur stonden. Aan zijn pink schitterde een gouden ring met een prach- tigen steen. En heel de stad wist het, me neer Borra had een ring in huis van twin tigduizend gulden. iedereen, ook de politie. En inspecteur Aleerendonck vond het weinig aangenaam, dat meneer Borra dien kostbaren steen in huis wilde houden, tot de jonge meneer Tholen terugkwam. Dat mag U niet doen, zei hij streng. Wat u zelf wilt riskeeren, is uw zaak, maar wij zetten onzen naam op het spel. Toe, doet U mij een pleizier en bergt dat ding in de bank op. Die is al dicht, en bovendien, die ver trouw ik heelemaal niet, antwoordde meneer Borra obstinaat. De directeur heeft het goedgevonden, dat wij dien ring komen brengen Em daar kunnen we er op passen. U wilt toch niet, dat wij hier veertien dagen, totdat meneer Tholen terugkomt, twee agenten in huis la ten waken! Aleneer Borra haalde de schouders op. Maar tenslotte gaf hij toe. Reeds den volgenden dag kwam de inspec teur opgewekt bij don horloger. Het was maar wat verstandig, dat U dat gedaan hebt. Het gerucht is al doorge drongen. Er zijn al een paar kerels hier gekomen, die we niet kennen en ook niet vertrouwen. Aleheer Rorra lachte flauwtjes. Maar den volgenden dag lachte hij luid. Hij zat breeduit in het kantoor van den inspecteu r. Alan, lach niet, schreeuwde deze. On der onze oogen hebben ze dat ding wegge haald. Een prachtstuk, knappe kerels, maar wij zijn geblameerd. Aleneer Borra lachte hiid. Beste Mee- rendock, wat maak je je druk. Trek het je niet aan. Die ring was valsch, zoo valsch als de tanden van de baronesse. En de echte is veilig! Inspecteur Meerendock wilde niet geloo- dat de ring veilig opgeborgen was, voor dat hij het met zijn eigen oogen ge zien had, De heide mannen begaven zich op weg. Het was nog vroeg, even negen uiur in den morgen, maar mieneer Borra maakte haast. ,nr,{ton uur ging zijn winkel open, en mj hield er niet van, de zaken aan zijn bediende over te laten. Toen zij binnentra- uon in don reeds geopenden winkel vroeg hij terloops: Al iets geweest? Ja, meneer, luidde het antwoord, er is nier nenuand geweest, dlie heeft een ring gekocht, u weet wel, dlie imitatie-dia mant uit de etalage voor vijftien gulden. Meneer Borra werd lijkbleek. Met moeite bracht hij uit: Maar man, ezel, stommerd, dat was de nng van meneer Tholen. den man, die 'n witten wandelstok draagt als hij de straat moet kruisen! (Want zoo'n stok wordt ïfe gedragen doormenschen, die slecht kunnen zien)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 8