XoJk nooit! OUDERS Vriendschap tusschen paard en leeuw 't HOEKJE Beren verdragen elkaar slechts zelden Wantrouwen VOOR DE Over vernielzucht ERTJF De psyche der dieren is voor den mensch 'n raadsel Hoe zeer hij ook tracht hun gevoelens en gemoeds bewegingen te doorgronden, tot nog toe is het hem niet gelukt, het geheim te ontsluieren. De mensch kan de oorzaken slechts vermoe den en raden Vooral over de be weegreden van dierenvriendschap en -vijandschap weten wij niets en zoo verbazen wij ons dikwijls over de gedragingen der dieren, vooral van verschillende soorten, onder elkaar. Iedereen, die zich met dieren bezighoudt, kan onvermoeid uren lang praten over vriendschappen en vijandschappen tusschen dieren. Wij kennen de onverdraagzaamheid tusschen een hamster en een das. Evenzoo kennen wij de strijdlust van de mollen, die zoodra ze een soortgenoot ontmoeten, een strijd op leven en dood aanbinden; ja hun woede is dermate vernietigend, dat Mijn heer Mol zelfs mevr. Mol slechts in den paar tijd ongemoeid laat. Natuurlijke vijanden kunnen echter in een gemeenschappelijk leven vrienden wor den. Vooral honden en katten wennen aan elkaar en ook ziet men meermalen een voort van vriendschap tusshcen een huiskat en kamer vogels Beren zijn grappig om te zien, maar toch verdragen zij elkaar in gevangenschap meestal heel slecht. De gemoedsbewegingen, welke tot vriend schap of vijandschap leiden, liggen in het dier verborgen en de invloed der menschen is, ondanks alle moeite die men heeft aan gewend, gewoonlijk zonder eenig resultaat gebleven. De berin is een uitstekende moeder. Met roerende zorg brengt ze haar kindei en groot. Ijsberen zijn tegenover de menschen al biizonder boosaardig. Toch speurde men nog geen onraad, toen men eens in een dierentuin de ijsberen zoo grappig met elkaar aan het stoeien zag, totdat plotseling de eene ijsbeer den andere de tong uitruk te. Men wilde het dier afmaken, maar be merkte, dat de beer ook zonder tong in leven kon blijven. Een bekend dierentem mer nam het "dier tot zich, verpleegde het tot de beer weer volkomen gezond was. Toen de man, verheugd over het resul taat tot den witten beer zei: „Zoo lieveling, dat hebben we netjes voor elkaar gekre gen en je bent er tenminste levend afge komen", toen voelde de ijsbeer opeens een nieuwe levenskracht in zich opkomen, want op hetzelfde oogenblik viel hij zijn trouwen helper aan en scheurde hem het vleesch van het dijbeen. Het komt soms voor, dat beren aan an dere dieren kunnen gewennen. Zoo was er in een circus een beer, die twee op een wip zittende leeuwen op en neer bewoog, doordat hij zijn voorpooten op den kop van de leeuwen legde en eerst den eene, dan den anderen koning der woestijn neerdrukte. Dat ging zonder eenige moeite. Dit kunst stuk sloeg in Japan zóó in, dat men de beide wippende leeuwen en den hen neer drukkende beer als kinderspeelgoed na maakte. Thans nog splen ae Japansche kinderen met deze grappige leeuwenwip. Ofschoon de leeuwen in gevangenschap bijna uitsluitend met paardenvleesch wor den gevoederd, heeft men reeds verschil lende keeren vriendschap waargenomen tusschen eeu leeuw en een paard. Wekenlang bond de dierentemmer Kaden het paard bij den leeuwenkooi vast, zoo dat de dieren aan elkaar gewend raakten. Toen de leeuw niet meer naar het paard sloeg, waagde de temmer het, met hem in de centrale kooi te gaan. De leeuw keek niet naar het paard om, het paard toonde geen spoor van angst en nu kon de temmer met de dressuur beginnen. Jarenlang liet hij den leeuw door het paard de arnea binnenrijden tot het opeens om volkomen onverklaarbare redenen, af- geloopen was. De leeuw mocht het paard niet meer en Kaden moest, om het dier niet in levensgevaar te brengen, den leeuw weer zelf naar de arena laten loopen. Het beroemdste „leeuwenpaard" aller tijden is Negro, een kogelronde schimmel, zoo rustig als een koe. Het dier gaat als panneaupaard de manege binnen, alleen met dit verschil, dat niet de een of andere Een beet" in den nek bij de leeuwen- babies is het nu nog een spelletje. hoogeschoolrijdster op zijn rug staat, maar een groote leeuw. Negro is zwaar. Hij sleept de zwaarste lasten, geen leeuw kan hem de knieën doen buigen Op zekeren dag toen leeuw no. 8 hem als ruiter zou berij den, gedroeg deze zich zeer zonderling. Hij sprong steeds op en af Nero's rug en liep tusschen zijn beenen door De schimmel, die echter zeer lui was, wilde weer naar den stal. Hij zag schijn baar in den leeuw den verstoorder van zijn rust, boog zich onverwachts diep naar den grond en beet den leeuw in den nek. Deze kroop pijnlijk verrast, geschrokken weg. De dierentemmer, die het geval mee maakte, stond er verbluft naar te kijken en het duurde geruimen tijd, eer hij Negro kon streelen en hem in het oor fluisteren: „Oude zigeuner, zoo maak je dat de men schen achting voor je krijgen!" Men zou het ook haast niet durven vertellen, dat een paard een leeuw gebeten heeft, zonder voor leugenaar te worden uitgemaakt. Een eeuwig geheim omzweeft de olifan ten, zij, die een stuk oermacht zijn, dat nog uit de oerwereld is overgebleven. De In diërs zeggen, dat de olifanten de wijste aller schepselen zijn. Als zij een jong meis je een zeer groot compliment willen maken, dan zeggen ze: „Zij loopt als een olifant". Het geluidlooze gaan van deze zware, groote dieren is en blijft dan ook verbazingwek kend. Ze hebben bekwaamheden, die wij niet ten volle kunnen bevatten, waarvan wij de oorzaken slechts kunnen vermoeden. Zoo schreef de eigenaar van een circus eens, toen dit in 1935 in Porto Alegre voorstellingen gaf en deze plaats door een pampero van den aardbodem werd wegge vaagd, in een nauwkeurig verslag van de catastrophe: „Ook in den stal heerschte reeds onrust, want de schrandere olifanten voelden instinctief het dreigende gevaar en rammelden met hun kettingen als altijd, wanneer iets heel ongewoons den stal na dert." Zoölogen verklaren dit vermogen van de olifanten om het weer te voorspellen uit hun groote gevoeligheid voor veranderin gen in den luchtdruk. In de meeste circustroepen kunnen de gedresseerde olifanten uitstekend met el kaar opschieten Meer dan eens heeft men opgemerkt, dat ze, als bij onderlinge af spraak, eikaars kluisters losmaken. Ze hel pen elkaar en als er een olifant vry is, gaat hij niet maar zoo alleen wandelen, doch helpt eerst de anderen bevrijden. Maar zoo ver komt het nooit, want in dien tusscnen- tijd is de opasser al weer in den stal ver schenen. Een van 's werelds beroemdste olifanten is Kanaudi. Haar meester kan namelijk zijn hoofd in haar bek leggen en ze draagt hem zoo door de heele manege Heen. Kanaudi is een zeer voorzichtig dier en toen er eens een olifantenjong in den stal kwam, nam Kanaudi het diertje dadelijk tot zich, wat haar meester heel prettig vond, omdat hij dacht, dat de kleine olifant varr Kanaudi niets kwaads zou leeren. Maar al spoedig kwam de oppasser tot een ander inzicht. Het was koud en hij legde zich in het stroo bij zijn olifanten te slapen Hij droeg een lederen jas met bont gevoerd, die hij uittrok om er zich mee toe te dekken. Toen hij sliep, droomde hij, dat er een koffer op zijn hoofd viel Tegen den morgen werd hij wakker. Waar was zijn lederen pelsjas? Toen hij tenslotte de treurige resten vond, kon hij zijn oogen nauwelijks gelooven. Kanaudi had de jas van hem afgetrokken, deze kapot gerukt, opgegeten en ook de kleine er een paar happen van gegeven. De koffer, die in zijn slaap op zijn hoofd was gevallen, bleek zijn electrische zaklantaarn te zijn geweest, die hij in den zak van zijn jas had gestoken. En al vergaf hij de dikhuid spoedig haar eigenaardig optreden, toch zou hij nooit meer beweren: „Baby zal van Kanaudi geen kwaad leeren". Bij de jeugd is veelal een scherpe onderscheiding tusschen ideaal en werkelijkheid. Met de jaren vermin dert evenwel deze onderscheiding. Jaguars hebben een appeltje met elkaar te schillen. De strijd is gevaarlijk, want de klauwen en snijtanden zijn geduchte wapens Als „Hond en Kat", maar toch in de aller beste verstandhouding. Onderdrukte aan kracht. gedachten winnen Menschen, die van zichzelf zeggen, dat ze egoïst zijn, zijn zelden de ergste egoïsten. En menschen die zeggen, dat zij cynisch zijn, hebben vermoedelijk méér argeloos vertrouwen en belanglooze goedhartigheid in een hoekje van hun hart, dan de gemid delde mensch. Perioden van wantrouwen heeft ieder mensch, want voor teleurstelling in som migen van hen, in wie wij ons vertrouwen gesteld hadden, blijft niemand gespaard. En juist na een teleurstelling zijn wij geneigd, door een kleinigheid, die misschien van gee nerlei beteekenis is, aan iemand te gaan twijfelen. Iemand zegt dingen, die tegenstrijdig lijken, of verricht een handeling, waar een geslepen motief achter zou kunnen zit ten, en in onze periode van wantrouwen zijn wij dadelijk geneigd, het ergste te denken. En wij spreken, zooveel te erger! onze gedachte niet uit, omdat wij er ons aan één kant over schamen. Wij houden onszelf voor, dat wij zoo niet willen denken, omdat dit ons niet tot eer strekt, maar hardnek kig duikt de gedachte iederen keer opnieuw op: „zou toch niet...?" Want er is geen gedachte, die zoo snel in intensiteit toeneemt en ons met zulk een hardnekkigheid vervolgt, als juist een, die wjj trachten te verdringen, zonder dat wij haar ontleed hebben. Dringt zoo'n gedachte niet terug; wan neer plotseling een vlaag van wantrouwen bij U opkomt, door een geringe of twijfel achtige oorzaak, wacht dan tot U alleen bent. Bekijk de questie dan kalm en vraag Uzelf af: „Ligt dit nu aan mijn geestestoe stand van het moment, bezie ik dit on- dre den invloed van mijn teleurstelling in anderen, of bestaat er hier, objectief gezien, werkelijk een aanleiding tot wantrouwen?" Het is niet gemakkelijk, om hier achter te komen. Evenmin als een mensch, die hooge koorts heeft, juist kan oordeelen over de temperatuur in een kamer, evenmin kan men in een periode van bitterheid en onti goocheling juist oordeelen over de hande- lingen van iemand, die men nog maar kort kent. Ingeval van twijfel is het raadzaam, veel contact te zoeken met degene, tegenover men wantrouwen gevoelt, dan kan Uw ver stand oordeelen over zijn uitlatingen, terwijl Uw intuïtie of Uw sympathie óf wel Uw antipathie zal doen toenemen. Wantrouwen is een negatieve emotie, die niets goeds kweekt. Honderden huwelijken zijn gestrand op wantrouwen, en zeker daarvan de helft op wantrouwen zonder reden. Een sterk karakter zal te allen tijde bei trouwbaar blijven, onverschillig of het ven trouwd wordt of niet. Een minder sterk kaï rakter zal voor de verleiding van een un faire handeling heel dikwijls terugdeinzen door het besef, dat door die handeling een groot vertrouwen beschaamd zou worden, maar zal een verontschuldiging putten, waarachter het eigen zwakheid verschanst, uit de gedachte: „Ik word immers toch ge- wantrouwd, dan maakt het niet veel ver schil of ik dan ook datgene doe waartoe men mij in staat acht." Want het zijn de „zwakke broeders", die zich krampachtig vastklemmen aan het geen „men" zegt, hetgeen „men" doet en hetgeen „men" van hun zal denken. Een sterk karakter heeft een onfeilbare maat staf voor eigen daden in het eigen innerlijk, en zal nooit denken: „Ik wil hiervan niet verdacht worden", of: „Ik wil niet als zoo danig beschouwd worden," maar beseft alleen: „ik wil geen dingen doen, noch iets zijn, wat ikzelf als inferieur aanvoel." Dr. JOS DE COCK. Wat doen kinderen graag? Vernielen! Ja, echt vernielen. Papier stuk scheuren, spijkers in je meubels slaan, krassen op je stoelen en piano maken, enz. enz. Of we dit moeten goedvinden? Absoluut niet! We lazen jaren terug eens een vraag van een moeder, die met dit probleem zat. „Moet ik terwille van de paedagodiek nu maar ge duldig toezien, dat mijn jongens mijn meu bels zoo langzamerhand naar de maan helpen?" Het antwoord op deze vraag zijn wij ver geten. Doet er ook niet toe: we willen deze vraag hier ook gaan beantwoorden en dan metde weergave van onze eigen meening over dit vraagstuk. Kinderen zijn van nature niet lui. Luiheid en kinderen passen niet bij elkaar. Een kind wil bezig zijn. Een gezond kind is altijd bezig en zoekt bezigheid. Het zoekt dit vooral met de handen. Handenarbeid is -oor het kind een levens behoefte. Dit wordt helaas te dikwijls over het hoofd gezien. We herinneren ons uit onze eigen jeugd, dat we nergens grooter genoegen in hadden! dan in het maken van kistjes uit plankjes, welke we uit den hoop kachelhout opschar relden. Hoeveel kistjes en stoven we ge maakt hebben, weten we niet meer, doch wel leeft bij ons nog sterk de herinnering aan de prettige uurtjes, die we met dit knutselen hebben zoetgemaakt. Wanneer men het vernielen, zooals kin deren dit doen, goed beschouwt, dan zullen we bemerken, dat ze niet zoozeer vernielen uit vernielzucht, dan wel uit drang naar bezigheid. Dit laatste is het hoofddoel Vernielen en arbeid hebben deze overeen komst: men is bij beide bezig. Wanneer een kind zijn naam in een bank snijdt, mag hij dit absoluut niet doen. We moeten het hem verbieden, doch daarmee zijn we er nog niet. Beter is het, dat we in zoo'n geval het kind een plankje geven van niet al te hard hout en hem probeeren te brengen tot het maken van eenvoudig snijwerk. Een kind, dat spijkers in de vloer of in de treden van de trap drijft, moeten we spijkers en hamer niet afnemen, doch juist laten houden. We geven hem wat plankjes, een zaagje en een nijptang'en zeggen: „Nou moet jij eens pro beeren voor Moeder een kistje te maken, waarin zij de droogpannetjes kan bewaren!" Tien tegen een, en het kind gaat met ijver aan den gang. Wees nu verstandig, wanneer hij met zijn product aankomt: keur het niet af, al is het nog zoo slap in elkaar gezet. Gebruik het en prij.; het om zijn handigheid. Gaat het na een paar dagen stuk, laat het hem dan weer repareeren. Hij zal zelf de fouten van zijn maaksel ontdek ken en zich beijveren een beter en sterker kistje te maken. Geef het kind gereedschap. Laat het knutselen en gebruik zooveel mogelijk de dingen, die het gemaakt heeft. Hetzelfde zou ik willen opmerken over het knutselwerk door meisjes. Meisjes knip pen graag. Laat ze haar gang gaan. Laat ze pannelapjes, inktlapjes, poppenkleertjes, enz. maken. Gebruik zooveel mogelijk de dingetjes, welke zij u v A zooveel trots laten zien. Het geeft het kind zoo ontzag lijk veel voldoening. En voldoening wil het kind evengoed als u! Omgang met kinderen is zoo prettig en geeft zoo'n levensinhoud, wanneer men deze groote kunst verstaat. Sommige moeders weten hun kinderen niet bezig te houden en ze klagen steeds over lastige en zich ver velende kinderen. Dat behoeft geen verba zing te wekken. Hoe kan het nu anders? Een kind wil bezig zijn. Wij moeten het daarbij helpen. Daartoe is noodig, dat w® zelf ook eens wat knutselen. Boeken hier over worden er tegenwoordig genoeg uitge geven. Sint-Nicolaasfeest staat voor de deur. We zouden zeggen: koop nu eens voor uzelf en uw kinderen zoo'n werkje over kleuterwerk. U zult er plezier van beleven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1937 | | pagina 16