imi De reis naar Amerika VAN BziU jonyeM ui rnztijeA,! Kind&ïaïlend Oplossing raadsel vorige week Nieuw raadsel Papieren zakdoeken De vogelbescherming op Capr Hoe snel vliegt een valk? jEDGAR RICE Iburroughs Nu is het toch vandaag, Donderdag, alweer weer om een lenteliedje te zingen.Ik ge loof, dat we maar een andere indeling van de week moesten maken en dat we in het vervolg de Donderdag maar als Zondag moesten nemen, want het is vaak Zondags niets gedaan. Als je Zondag thuis geen mooi boek had, was het om te huilen Brr wat deed die wind nijdassig en de grauwe lucht griende de hele dag, zodat je maar het verstandigst deed stil thuis te blijven, maar nü, laat ik er over ophouden, want anders raak ik niet uitgepraat en zouden er misschien weer vriendjes teleurgesteld worden, die de vorige week al tevergeefs naar hun briefje zochten. Ik vertel dus eerst, wat voor jullie na tuurlijk het meest belangrijk is, wie de taart gewonnen heeft, want ik zie juist tot m'n vreugde op de kalender, dat die weer aan de beurt is. Nu, de gelukkige is: ERNA MEYER, Keizerstraat 99. En nu dan de briefjes. Daar boven op het stapeltje ligt het potloodbriefje van Piet van Breugel. Jij lust graag taart en je leest graag boeken, schrijf je, Piet. Nu, dan heb ik je niet te vertellen, dat je bij mij aan het goede adres bent, want ik lust ze ook graag en geef ze ook graag. Ik hoop dus dat ik je eens blij kan maken. Sientje Itorbee. Vandaag heb je eigen lijk wel een lang briefje verdiend, Sientje, als je mezelf een brief van iy2 kantje schrijft, al is het dan ook in potlood-kriebel schrift, dan heb je ook wel meer dan 1 re geltje terugverdiend. Ja zo'n taart voor jullie zou wel extra groot mogen zijn, als er thuis zeven grage monden op wachten, Nelie Rotgans. Ja, dat is een gezellig babbel-rijmpje, Nellie en ik neem het hier onder graag op, zodat ook al m'n vriendjes en vriendinnetjes het leuke versje kunnen lezen. WINKELTJE SPELEN. „Dag mevrouw, wat moet het wezen, Twee pond suiker, één pond zout? Neen, het is nog lang geen zomer, Vind het ook nog reuze koud!" „En wat moet u nog meer hebben: Rol beschuit, een fles azijn! Ja, mevrouw, het is vervelend, Als de kinderen lastig zijn." „Hebt u heus nu niets meer nodig! O, u zei een bus cacao? 'k Zal 't wel even er bezorgen, Dat is zeker goed mevrouw!" „Wilt u even gaan betalen Aan de Cassa! Dank u zeer. Dag mevrouw en tot weerziens, Wie z'n beurt is het nu weer? P. BosSchoelink. Tonny Pottinga. Ik heb je geloof ik nog nooit in uniform zien lopen, Tonny, maar je vindt het zeker wel fijn, dat ere- pakje van de Padvinderij Henk Korbee. Ik tel de briefjes niet per regel uit, Henk, het ene valt wel eens langer uit, dan het andere. Vandaag wint dat van je zusje het van jou, maar volgen de keer is dat van jou misschien weer groter dan van je zusje en dan mag ze toch niet teleurgesteld of boos zijn, hoor. Rika Koningstein. Ik geloof wel, dat ik het gemakkelijker heb dan jullie, Rika, dat beantwoorden van jullie briefjes gaat gauwer dan het schrijven van de briefjes. Als je het graag wilt, wil ik wel een versje in je poëziealbum schrijven, hoor. Breng hem dan maar eens op kantoor. Hoe weet jij zo goed m'n verjaarsdatum AU Teunissen. Nog twee nachtjes sla pen, Ali, dan ben je jarig. Ik kom je daar mee nu alvast feliciteren. Ik hoop, dat je verjaardag zo zonnig is als de dag van van daag en dat je vele leuke verrassingen krijgt. Je schrijft het me volgende week maar eens. Buffalo. 's Jonge, Buffalo, dat is ook een strop, daar schrijf je me vijf dagen te laat dat je jarig geweest bent en daar laat ik je briefje een week liggen, zodat m'n ge lukwens na twaalf dagen pas komt. En toch, hij is nog hartelijk gemeend. Aan je verzoek kan ik niet voldoen, ik vind die Jo Besuyen een te kinderachtige jongen om z'n naam in de krant te zetten. Verdraaid, nu staat hij er toch in. Nu, dat was niet m'n bedoeling, maar nu heb jij toch je zin. Tini v. Brederode. Hoe is Woensdag middag het zingen gegaan, Tini, voor het Tehuis? Hebben de oude mensen stil ge luisterd en vriendelijk geglimlacht, omdat ze in jullie hun eigen beeld weer terug zagen van zeventig jaar geleden? Of heb ben ze ernstig gekeken, omdat ze een beetje bedroefd waren, dat het leven met zo'n sneltreinvaart voorbijsnelt Schrijf je het me eens? Simon Visser. Die rode inkt van Jou was wel heel duidelijk te lezen, Simon, maar ik denk, als we de hele krant met die rode kleur drukten, dat de mensen razend wer den, want heus, zwart is veel rustiger en op een witte achtergrond is het zeker net zo duidelijk. En stel je voor dat de stieren zo'n rode Helderse krant tegenkwamen. Het ongeluk was niet te overzien. Joop en Willy v. Dijk. Fijn, hè, gym nastiekles?, daar blijft je body gezond van en het is fijn als je heerlijk kan hollen, als je flink kan tippelen, kranig kan zwem men en als je als een ree kan springen. Marle v. d. Wel. Je achtjarige broer tje is groot genoeg om mee te doen, Ma- rie, temeer daar hij 20 Maart negen wordt. Een jongen van negen kan wel raadsels oplossen en briefjes schrijven. Hoe is het met je vriendinnetje, Corrie Doe haar de groeten van me en wens haar spoedig be terschap. 't Is nu heus geen weer om onder de wol te liggen. Reus Nieuwenhulzen. Ben jij ook al padvinder, Rens. Nu, ik geloof dat het fijn is en vooral nu de dagen weer zoveel langer worden, kan je straks heerlijk naar de dui nen en het strand trekken. Maarten Reuvers, De Cocksdorp (T.). Als jij de taart eens wint, krjjg je een Texelse, Maarten, want dan zal ik hem in Dén Burg bestellen. Daar bakken ze na tuurlijk net zulke heerlijke taarten als hier. Als het niet zo ver weg was, bracht ik hemzelf. Maar wanneer zal het zijn? Nelly Hoogvorst. Welk zusje van je is er geopereerd, Nelly? en hoe is het nu met haar? Ik kan me begrijpen, dat je in die tijd geen zin had om te schrijven, maar als ze nu weer beter is, dan is er toch wel dubbele vreugde. Vertel me maar eens gauw wie de" zi'èke was. Marietje Roest. Nu, een prachtig versje is het, Marietje, dat van die twee muizen. Ik gunde die dikke kater dat boutje ook niet, hoor, en 't was wat goed dat z'n boze plan mislukte en hij van boven naar beneden tuimelde, want je weet... een kat komt toch altijd op z'n pootjes terecht. VAN TWEE IMUIZEN. Twee muizen dansten samen Een tango in de goot. Ze hipten vrolijk heen en weer Van d'een op d'andere poot Een oude, dikke kater Zag 't stelletje eens aan. Hij likte al zijn baardje En wou aan 't smullen gaan. Voorzichtig sloop hij nader, Nog één stap: maar, o, wee! Hij stapte mis daar viel hü Van 't dak af naar benee. De muisjes, die dat zagen, Die schoten in een lach En dansten eens zo vrolijk nog Tot aan 't krieken van de dag. Lenie v. Amesfoort. Dat is een grap van den zetter of een geniepigheidje van het zetduiveltje, Lenie, dat die naam van jou een bizondere naam is en die „r" er niet in thuis hoort. De raadsels nakijken doet een ander, dat heb je goed onthouden. Vroe ger deed ik het zelf, maar nu er zoveel vriendjes en vriendinnetjes zijn, schiet dat er bij in. Dank je wel voor je raadsels. Rozeknop. Inderdaad wordt het voor jaar, Rozeknop. Ik was de vorige week op 'n avond om zes uur in het Timorpark en toen zat daar een lijster te kwelen of het midden- zomer was. Hij vergiste zich bepaald, óf hij was jarig, één van tweeën. Balie, Annie en Cor v. Bynen. Hartelijk dank voor jullie gelukwensen, drietal en nog hartelijker dank voor dat prachtige „lefdoek- je" dat je me zond. Ik heb het op kantoor en thuis laten zien en ze vonden het prachtig. Dat is een heel werk geweest, hoor. Ja, die namen van jullie verwar ik wel eens, omdat je het briefje alle drie ondertekent en dan weet ik natuurlijk niet, door wie het ge schreven is. Jan Strous, Vlissingen. Had je niet als een verstekeling meegekend met de v. Gel der, Jan? 't Was Donderdag reuze weertje om te gaan zwemmen, als het water niet zo koud was. Je komt maar eens, dan zal je zien hoe fijn het hier is. Piet Strous, Vlissingen. Ik denk dat met borstel de oplossing ook goed was, Piet anders had die meneer er wel een streep door gegeven. Tot besluit van de rubriek van deze week laat ik jouw ingezonden versje volgen Piet. DE MAAIER EN DE KREKEL. Een maaier, warm van 't zonnebranden Bij het maaien op de vlakke landen Legde in de schaduw van een boom Ten slaap zich neder, moe en loom. Daar sjirpte in het gras dicht bij zijn oor Een krekel onophoudelijk door „Waar zit die peuter?" sprak de man, „Die maakt, dat ik niet slapen kan? Ga weg toch, klein armzalig dier, Sjirp jij maar ginds, een eind van hier!" Een raaf, die boven op een tak Gehoord had, wat de man daar sprak, Zei: „Wilt g'eens luist'ren, vriendlief? Kijk, het is bij mens en dier gelijk; Onthoud het goed en zeg het voort: De kleintjes hebben 't grootste woord." Nu, jongens en meisjes, tot volgende week, dan mogen jullie allemaal weer schrijven. 1. roos, 2. Olst, 3. Oslo, 4. Room, 5. nors, 6. teen, 7. Leon, 8. Arno, 9. bode, 10. Eend, 11. meel, 12. riem, 13. heks, 14. knol, 15. gnoe, 16. egel. Goede oplossingen ontvangen vant Joop en Willie v. Dijk; Herman Pelgrim; Tea Geus; Ali Doves; Nelly Rotgans; Gerda Berkhof; Tineke en Joop Potjes; Nico Bos- schaart; Han en Joop Grotzinger; Annie en Cor Visser; Jan Bek; Willie Kerkhoven; Wil lie Bronder; J. Heydenrijk; Roelof v. Hool- werff, Piet v. d. Wel; Annie en Arie de Hoop; Nelly Visser; Eduard v. d. Pol; Johan v. d. Pol; Annie Moor; Henk v. d. Paal; Leendert Kloosterman; Marietje Roest; Nel ly Visser; Jan Bruin; Annie Krijnen; Marie v. d. Wel; Wim N. Huizen; Ellie Bisschop; Erna Meyer; Tillie Bisschop; Wiesje v. d. Wijk; Dikkie Doorn; Ab Ritsma; Annie Janssen; Tiny Bakker; Netty Hoogerwerff; Rika Koningstein; Riek Hendrikse; Gerard en Klaas Jellema; Jan Wever; Sientje Kor bee; Henk Korbee; Jac. Nieuwdorp; Henny v. Os; Tini v. Brederode; Coen Coster; Wijnand Kerstens; Jan en Piet Strous, Vlissingen; Repelsteeltje. Wie heet zoo? 't Is een meisjesnaam, die Je allen kent. 3 maal I en 4 maal A. 3 maal R en 2 maal H. 2 maal E en 1 maal T. 2 maal M en 1 maal G. 2 maal L en 1 maal W. 1 maal X en 1 maal B. 1 maal N en 1 maal L. Nu weet gij de namen wel! Daar zat Frits nu en hij vond dat hij wel had geboft. Vanmorgen was hij met de trein aangekomen in deze havenplaats en nu was hij al op een schip. Het was niet prettig om aan huis te denken, want Frits was stilletjes weggelopen, maar daar dacht hij nu maar zo min mogelijk aan. Het geld dat hij in zijn spaarpot had, was genoeg geweest voor de reis, heel vroeg was hij al uit huis geslopen en niemand had er iets van gemerkt. Nou, scheepsjongen te worden, zoals Frits had gedacht, dat viel niet mee, tfat begreep hij nu wel. Daar voor had je een pas nodig en allerlei an dere papieren, maar een van die zeelui was erg aardig geweest en dien had hij het hele verhaal verteld. Dat hij waarschijnlijk zou blijven zitten op school, dat zijn vader zo streng was en dat. hij, Frits, altijd zo graag verre reizen had willen maken en vreemde landen zien, dat hij veel geld wilde verdienen in Amerika en dan alles voor zijn ouders weer goed maken. De ka pitein van het schip „Annemarie", had het allemaal heel best begrepen en hem groot gelijk gegeven. Hij wilde hem ook wel helpen, zei hij. Zijn schip zou de vol gende dag naar Amerika gaan, de lading lag al in het ruim en als Frits zich daar nu zolang schuil hield, zou niemand hem vinden, en kon hij voor den dag komen als ze midden op zee waren. Een prachtig plan. De bemanning was nog niet aan boord, voor zijn laatste geld kocht Frits een brood, een half pond worst en de aar dige kapitein zorgde, dat hij een paar fles- schen water meekreeg en zo zat Frits nu in het donkere ruim. Niemand behalve de kapitein van de Annemarie had gezien, dat bij aan boord kwam! Na het vroege opstaan en de vermoeien de, opwindende reis van die morgen, viel Frits in de donkere ruimte al gauw in slaap. Hij droomde van allerlei avonturen, die hij tegemoet ging, van Indianen en cowboys, van farms en van millionairs. Toen hij wakker werd, hoorde hij boven zich lopen, de bemanning was zeker al aan boord gekomen, dan moest het dus al de volgende dag zijn en zouden ze gauw uit varen. Het was een gestommel en gedraaf boven zijn hoofd, Frits werd er opgewon den van. Maar hij moest wel wachten. Eerst maar eens wat eten, dat smaakte. En maar weer wachten! De tijd ging wel erg langzaam voorbij. Na een poos viel hij weer in slaap, van verveling. Zijn horloge was blijven stil staan, hij had geen flauw idee hoe laat het kon zijn, toen hij weer wakker werd. Frits liep eens wat heen en weer, at nog een stuk worst en brood, en ging weer zitten. Verschrikkelijk vervelend werd het nu, hoe lang zou het nog duren? Als het maar niet voortdurend zo stikdonker was. Hij had wel een zaklantaarn, maar daar moest hij wat zuinig mee zijn, want die gaf al niet zoveel licht meer. Op het dek was het nu stil. Frits klom eens tegen het trapje op en probeerde het luik open te maken, heel even wilde hij het daglicht zien, de zon, weten wat er gebeurde. Was het eigenlijk wel dag? Hij wist het niet eens, het kon net zo goed nacht zijn! Wat een gek idee, akelig eigenlijk! Maar het luik wou niet omhoog, er stond zeker iets zwaars op en Frits daalde maar weer naar zijn donkere verblijfplaats. Weer zat hij op zijn kist, soesde een bee tje, dommelde zo nu en dan in, was weer eens een poosje wakker en at dan maar weer uit verveling. Maar het brood raakte ook al aardig op. Zouden ze dan nooit uit varen? Hij wist helemaal niet welke dag of nacht het kon zijn, maar die ene dag waarop het schip naar zee zou gaan, was toch zeker al voorbij. Waarom lagen ze nu nog stil? Het viel toch allemaal niet mee, de helden uit zijn boeken beleefden altijd avonturen, ze leefden in gevaren, ze leden honger en dorst, maar alles leek hem beter dan dit wachten in de duisternis en in de doodse stilte. Waar zou de bemanning toch zijn, die aan boord zou komen? Toen hij weer een poos had geslapen en stijf en huiverig wakker werd, besloot hij om er uit te breken, hij had er genoeg van. Nog eens probeerde hij het luik op te lichten, maar er kwam geen beweging in. Hij klopte, riep, schreeuwde, er gebeurde niets. Wanhopig klauterde hij maar weer naar beneden, en huilde tranen met tuiten. De avonturier en de toekomstige cowboy zat te huilen als zijn kleine zusje van drie jaar. Zo huilde hij weer zichzelf in slaap en toen hij wéér wakker werd, viel er licht in het ruim en stond het luik open Hij yloog overeind, klom nog slaapdron ken de trap op en stond te knipperen met zijn ogen tegen het daglicht. Het eerste wat hij zag, was dat de Annemarie nog op dezelfde plaats lag. Toen zag hij op het dek twee mannen ptaan, de kapitein en.zijn vader! De kapitein lachte schaterend, maar Vader keek hem ernstig aan. .Amerika! Uitstappen" lachte de kapitein. Frits begreep wat er was gebeurd en toen hij hoorde, dat de kapitein zijn vader had opgebeld, was hij eigenlijk blij, dat alles zo was afgelopen. Hij was tenminste bevrijd uit die donkere gevangenis en.... nu bekende hij zichzelf pas, hoe hij eigen lijk verlangd had naar Vader en Moeder en Zusje. „We zullen maar rekenen, dat je genoegd' bent gestraft en dat je tijd hebt gehad om na te denken", zei Vader alleen, „ga nu maar gauw mee naar Moeder!" Verder wera er niet over gesproken en dat was ook met nodig. (Nadruk verboden.) IET HOOGERS. Op sommige Engelse scholen zal het wor den ingevoerd, dat er tijdens verkoudheids- epidemieën in alle klassen gratis papieren zakdoeken zullen worden uitgedeeld, om tegen te gaan dat de kinderen elkaar tel kens weer aansteken door steeds dezelfde zakdoek te gebruiken. Het Italiaanse eiland Capri heeft men tot een vogeleiland gemaakt. Er zijn vo gelbewakers aangesteld en er wordt streng op toe gezien, dat niemand met een buks of jachtgeweer op het eiland komt. Ook vogelnetten mogen natuurlijk niet gespan nen worden. Jagers en vogel-deskundigen hebben vastgesteld, dat een valk, die zich op zijn prooi stort, een snelheid heeft van ongeveer 260 K.M. per uur. DOOR No. 15. De panter, die voelde, dat de druk op zijn lichaam verminderde, krabbelde vlug onder de boomstam vandaan. En toen Tarzan de boom laarna weer liet vallen, stonden mens en dier aar tegenover elkaar en keken elkaar aan. Rr kwam een grijns over de lippen van de aapman. Vrees was iets, dat hem onbekend was. Nu wist hij, dat hij zijn leven ln zijn hand had door de bevrijding van dit wilde schepsel der Jungle. Het zou hem niet ver baasd hebben, als de kat hem dadelijk was aangevallen, maar dat deed het dier niet. Ter wijl Tarzan weer jn de bomen klom, liep de panter onderlangs met hém mee. Na een ogenblik aarzelen liep de aapman vlug de jungle in. Tot zijn verwondering volgde de panter hem als een hond zijn meester. Ten slotte begreep Tarzan, dat Sheeta hem volgde met vriendschappelijke bedoelingen. Later op de dag ging Tarzan naar de boom, waarin hij het hertevlees bewaarde. Terwijl hij bij zijn prooi kwam, riep hij Sheeta met hetzelfde spinnende geluid, dat de tijgers maken als ze paarsgewijze op jacht gaan. Bijna ogen blikkelijk verscheen Sheeta in het onderhout. Op het gezicht van het karkas van Bara en de geur van bloed gjf de panter een schreeuw van honger. Voor Tarzan zijn deel had klaar gemaakt gooide hij Sheete een paar stukken rauw vlees toe en spoedig zaten de twee zjj aan zij te eten,. Vele dagen achtereen liep dit vreemde paar door de jungle. Als één van bei den een prooi had gevangen riep hjj de ander en zy kregen op die manier voldoende voedsel. (Nieuwe spelling.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 15