Het duizendste Nederlandsche schip door- de Straat geconvoyeerd TRIOMFATOR IN SMAAK ROOKT TRIUMPH 1 CENT VIRGINIA De „Madoera" van de S.M. „Nederland" trekt het lot Zaterdag 2 April 1938 Tweede Blad Toespraken van luit. ter zee Suermondt en kap. de Ronde En krijgt de indrukwekkende lauwerkrans DENKT AAN DE UITVOERING MATTHEUS PASSION OP 7 en 8 APRIL Bureau voor medische sportkeuring Graven van oorlogslachtoffers Vlug en goed vervoer gaat samen per „ESONA" Mussolini blaast van den toren H.W.ZEGEL ,,'t Is Lente!"... dat was eenige weken geleden de juichkreet in Nederland. Bij ons in de Straat van Gibraltar groeien wel geen crocussen en sneeuwklokjes, maar de witte schuimkopjes op de golven vertelden ons toen toch, dat het hier allesbehalve lente was. Maar eindelijk dan toch werden eenige dagen geleden de luchten helderder, het zon netje weldadig. De gele brem groeit op de onderste hellingen der Spaansche bergen, afgewisseld door frissche groene tapijtvlak- ten. In de verte blinkt de sneeuw op de top pen van de Siërra Nevada. „Na de „Schle" nog drie. Nog een paar dagen en de laatste con- vooiperiode van de „Hendrik" is voorbjj en de spanning zal geweken zijn. Welke spanning vraagt U? Wel, die van het 1000ste schip, dat ons haast dreigt te ontloopen. Een paar dagen achter elkaar telkens één of twee schepen, dat loopt mis, maar ha, daar hebben we er plotse ling twee dagen vijf, en de aandeelen van de „Hendrik stijgen weer. Vooral nu vandaag na het s.s. „Schie" het parool is: „Na de Schie nog drie". De lauwerkrans hangt klaar. De „lauwerkrans" voor het 1000ste gecon- voyeerde schip hangt opgetuigd te wachten. Indien dit „kransje" niet van stevig touw werk was vervaardigd, dan had het door het lange wachten allang op de vuilnisbelt gele gen, maar daar is nu geen vrees voor. Ik heb altijd een heilig ontzag gehad voor geheimzinnige zeemansknoopen, maar wer kelijk hier neem ik of neen natuurlijk kunt U, Uw hoedje afnemen. Een krans van bloemen, rond een gevlochten ring van touw, grommer genaamd, zelfs eiken loof van zeildoek ontbreekt niet. Avond aan avond zijn de matrozen bezig ge weest met het veel geduld en nauwkeurigheid eischende splitsen, maken van plattingen etc. en het resultaat kunt U op de foto zien (pag. 1 van dit blad). Ik hoop niet, dat ln een bui van enthou siasme straks den gelukkigen kapitein dit kransje om den hals zal worden gehangen, de goede man zou het waarschijnlijk niet overleven, want hij -is nogal „looiig". De Eerste officier, hoofd van de „over dracht-commissie", trekt even een somber gezicht, als hem wordt gemeld: „Nu mijn heer, de zaak is verkeken, ons duizendste schip is op het strand geloopen"; de „Aga- memnon" van de K.N.S.M. op weg naar de Straat was n.L op Korfoe vastgeloopen. De commandant weet raad, want dan convoyee- ren we onze motorsloep door de Straat, zegt deze en hangen we de krans om den hals van den onderzoekingsofficier, die staat toch nog al stevig op zijn „Straat"-beenen. Een pater maakt een luchtsprong. Ik neem lezers U nog even mee terug naar het begin van deze laatste convooiperiode en juist omdat in Holland de „schoonmaak tijd" nadert. Het kolenladen was een waar fcstyn, de bemanning was klaar als een leger tje pietermanknechten naar het carnaval te gaan. De pater, die als geestelijk verzorger de reis meemaakt, dacht: „Dat kolenladen moet ik toch eens zien". Hij wandelt argeloos naar een groote hoop steenkolen toe. Boem, met een plof komt ongeveer twee ton kolen uit de kraan op het dek, de pater heeft sinds zijn jeugd niet zoo'n luchtsprong gemaakt om zich uit de voeten te maken. Een jeugdig matroos, die een minuutje in een donkere kolenwolk had gestaan, hoor ik tegen zijn maat zeggen: „Nou ik dacht, daar komt Gerrii met z'n zeissie". Veel, heel veel water, zeep, schrobbers hebben hun werking gedaan en brandschoon stoomen we de Straat weer in. Het convooibedrijf kent u reeds nietwaar, het sein „Otto Pieter" en „Janus Tulp" heb-' ben geen geheim meer voor u, dus daarover zal 'k u niet meer verhalen. Tocht kijkt onze seinbrigada op zekeren dag heel verrast, en de officier van de wacht met „Schadenfreude", naar „Janus Tulp" dat op het Spaansche trawlertje „Pacific" waait, bestemd voor het Zweedsche schip „Hildur". „Wee den wolf die in een kwaad gerucht staat", zal het hier wel gegolden hebben, want voordat de kapitein het onschuldige sein, dat zijn lading uit „noten" bestond, na de hiervoor minder onschuldige aanloophaven Marseille, had laten hijschen, ging op de Pacifico het sein "Naar Ceuta" omhoog, in welke plaats den kapitein zijn nootjes maar eens moet laten zien. De Britsche home-fleet passeert. Als wij bjj Tarifa, dit is ter hoogte van den Westelijken ingang van de Straat, wachtende zijn op het s.s. „Kerkplein" en reeds aan de kim de Nederlandsche tanker „Eulota" zien aankomen, donkere sil houetten tegen de ondergaande zon, komt aan de nog in het late licht levende Oostelijke kim de Engelsche home-fleet aan, op weg naar huis. Het lijken wel een paar Moeder-ganzen met haar kroost, de machtige slagschepen, waaromheen ik 28 jagers tel, 40 minuten duurt het voor deze manifestatie van sea-power voorbij is. Onze tamboer heeft geen lucht meer ovfer, na het keer op keer blazen van het signaal „front maken voor de bemanning". Onze Commandant, die onlangs de gast was van den bevelhebber van deze meer dan 60 schepen tellende vloot wenscht deze „goede thuisreis", waarop niet minder hartelijk het antwoord komt: „I hope you will be soon on your way home, too". ...De officier van de „Eulota" informeeren belangstellend hoe het met het hoofddeksel van den onderzoekingsofficier staat. Als goede Nieuwediepers hebben ze natuurlijk de Helder- sche Courant gelezen. De spanning stjjgt Twee namen staan er voor vandaag den 28en Maart op het convooi-bord, dat met meer belangstelling dan ooit wordt beke ken. Het zijn de Tjikembang van de J. C. J.L. en de Madoera van de S.M.N. H et eerstgenoemde schip is op weg naar Hol land en het tweede op de uitreis naar Indië, Wie zal de duizendste boot worden? De Madoera, thans No. 999 Zal een ander schip haar uit „de put" halen? De „Tanapoeli" weet van niets. De Madoera heeft zich aangemeld voor van middag 4 uur, de Tjikembang komt al om 11 uur, dus kans is er. Daar klinkt een sein van de „Tapanoela" van de Rotterdamsche Lloyd in de lucht, onbewust van de belangrijke rol, die zij in dit kleine drama speelt. De jongens van de opleiding verdringen zich om het bord, 11 uur komt achter de „Tapanoeli" te staan; de Madoera is uit „de put" en zal de gelukkige eigenaar worden van de lauwerkrans. Achteraf blijkt dat het slecht anders gaat, want de kapitein, die nog van niets weet, heet „de Ronde", natuurlijk zeggen wij de krans is ook „rond", en duizend is een „rond" getal en een grappenmaker voegt er vlug bij:" en de kapitein geeft vast een „rondje". Zoo zal dit zeemans kunstgewrocht dus eerst de reis naar Jan Oost maken en de directie in Nederland zal voorloopig genoegen moeten nemen met de foto. Ik loop even naar de machine-werkplaats en een stoker is ijverig bezig in de bijbehoo- rende gedenkplaat de datum en de naam van het m.s. „Madoera" te graveeren. Het is kwart over vier als de „Madoera" in onze nabijheid komt. Het schip vaart in ballast, ligt dus hoog op het water. Dat zal straks een heele klauterpartij worden voor de commissie, die de krans zal over dragen. Nageoogd door velen der equipage danst ons motorsloepje op het rhythme van den Oostenwind-foxtrott naar de „Madoera". Men kan het goed merken aan boord, hoe allen meeleven met deze kroon op het convooiwerk. De commissie met aan het hoofd de Eerste Officier, de Luit. t. zee Suermondt, en haar geheimzinnige vracht worden met overgroote belangstel ling ontvangen door de geheele bemanning van het „Nederland"-schip. Dan houdt de Eerste Officier een hartelijke toespraak, die ik volledigheidshalve hier laat volgen. Toespraak van lult. t, zee Suermondt Kapitein de Ronde, Officieren en opvaren den van het M.S. „Madoera". U ziet ons hier met een heele commissie, netjes opgetuigd bij U aan boord komen, nadat gjj in de verte hebt kunnen zien, hoe ongeveer de geheele equipage van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" aan dek stond om ons van boord te zien gaan. Nadat wij hier aan boord gekomen waren, zijt gij allen bij elkaar geroepen op de onder- brug, nieuwsgierig wat er loos is, temeer daar de Commandant van Hr. Ms. „Hertog Hen drik", reeds een seintje gestuurd had, dat wij een kleine verrassing voor U hadden. Welnu, Mijne Heeren, wij zijn hier gekomen omdat het M.s. „Madoero", het duizendste schip is dat door de Marine door de Straat van Gibraltar geconvoieerd zal worden, en ter herinnering aan deze gebeurtenis hebben wij iets meegebracht dat naar wij hopen een blijvende herinnering zal zijn aan deze ge beurtenis. Ik ben er trots op hier, namens den Com mandant en alle opvarenden van Hr. Ms. „Hertog Hendrik", het woord te mogen voe ren, en grijp dan ook met beide handen de mij hier gegeven gelegenheid aan, om uitdruk king te geven aan de door ons gevoelde band, die Koninklijke Marine en Koopvaardij ver bindt. Meer dan ooit komt thans weer tot uiting hoe nauw beide in wezen één zijn. Wat de blijvende herinnering betreft, daaraan hebben wij allen meegewerkt, de één gaf de ideeën de ander de toestemming en de rest werkte daadwerkelijk mede aan de tot standkoming. Kapitein de Ronde, ik verzoek U namens allen van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" deze krans een eereplaatsje op Uw schip te geven, en dat gjj haar, mocht eenmaal het M.S. „Madoera" van onder de vlag der M(j. „Nederland" heengaan, aan Uwe Directie zult willen doen toekomen. De Directie is reeds verzocht haar later als herinnering aan den convooidienst aan liet Hist. Scheepv. Museum te willen overdragen. Kernachtig als het zout van de zee, ant woordt de Kapitein de Ronde: Eerste Officier van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" en overige commissieleden. Toen ik een paar uur geleden het seintje van Uw commandant ontving dat ons een verrassing wachtte, hebben wij ons gek gepiekerd wat dat kon zijn. Uw komst aan boord in zoo groote getale was op zich zelf al een verras sing, maar de reden en de blijven de herinne ring vormen de grootste verrassing. Ik verzoek U namens alle opvarenden van de „Madoera" onzen dank aan den Commandant van Hr. Ms. „Hertog Hendrik" over te willen bren gen en hem de verzekering te geven dat wij Uw zending en wat U meebracht op zeer hoogen prijs stellen. Wat het eereplaatsje betreft, ik weet nog niet waar die krans op gehangen zal worden, maar 't zal een goede plaats zijn en wij zullen er voor zorgen, dat zij in lengte van dagen een herinnering aan den convooidienst zal blijven. Mag ik eindigen met den wensch voor de Kon. Marine dat het ongetwijfeld goede, doch zeer oude schip Hr. Ms. „Hertog Hendrik" spoedig vervangen moge worden door een grooter en zwaarder schip en dat dat schip de naam zal mogen voeren van Hr. Ms. „Prinses Beatrix". „Leve de Koninklijke Marine". „Leve de samenwerking tusschen Marine en Koopvaardij" Als de motorsloep geheschen Is gaat het zoo vlug als de „Hendrik" loopen kan, met de „Madoera" in convooi naar den anderen kant. waar de tanker „Elusa" alweer ver wacht wordt, met een groote verrassing voor ons: „de mail", d<« wijzelf door het drukke convooieeren niet konden halen. Niet te zeg gen, dat wij dit bijzonder op prijs stelden. H. M. H* 30 Dr. A. W. C. G. Kamerling tot voorzitter benoemd. Woensdagavond heeft de Vereen, tot exploi tatie van een Bureau voor Medische sportkeu ring, kortweg Bureau voor Medische Sport keuring genaamd, haar jaarvergadering in Hotel Bellevue gehouden. Door vertrek van Dr. S. van Heerde naar Emmen moest o.m. voor zien worden in de vacature van voorzitter van dit „Bureau". Met algemeene stemmen be noemde de vergadering, welke bezocht werd door afgevaardigden van de v.v. „Helder", „H.R.C.", „Heldersche Boys", de gymn.vereen. „Turnlust", de wandelsportvereenigingen „De Jutter" en „Zilvermeeuw" en de Heldersche Zweefclub Dr. A. W. C. G. Kamerling tot voorzitter, die deze benoeming aanvaardde. In plaats van den heer J. L. Goedknecht, werd als bestuurslid de heer J. Bregman, voorzitter van de H.F.C. „Helder", benoemd, zoodat het be stuur, behalve uit genoemde heeren, thans be staat uit de heeren F. N. Winter, secretaris penningmeester, A. Wiersma en J. Putters. In de vacature-Nieuwbüurt als lid van de Kascommissie werd voorzien door benoeming van den heer P. van Rijswijk, penningmeester van de v.v. „H.R.C.". Dadelijk na zijn benoeming als praeses sprak Dr. Kamerling eenige woorden, waarin hij de groote beteekenis van het Bureau voor de sportbeoefenende jeugd schetste. Dit bureau wil immers voorkomen, dat jeugdige personen, die daar niet voor geschikt zijn en die door een bepaalde tak van sport te beoefenen schade aan hun gezondheidstoestand zouden berokke nen, aan die tak van sport deelnemen. Helaas zijn nog niet alle plaatselijke sportvereenigin- gen van het nut van dit instituut doordrongen, zoodat wij hopen, dat aan het woord van Dr. Kamerling, die den wensch uitsprak, dat alle vereenigingen zich zullen aansluiten, gevolg zal worden gegeven. De doktoren en de medewerkers verleenen belangeloos hun medewerking, waarvoor het woord van hulde, dat de heer Bregman hen toezwaaide, zeker op zijn plaats was. Jaarverslag. Uit het jaarverslag van den secr.-penning meester ontleenen wij nog het volgende: De navolgende vereenigingen waren op 31 December 1937 aangesloten: Voetbalvereen. „Helder", „H.R.C.", „Atlas", „Watervogels", „Heldersche Boys"; Gymn.ver. „O.K.K.", „Turnlust"; Wandelvereen. „De Jut ter"; Zwemvereen. „Frissche Morgen", „H. Z. V."; Held. Zweefclub en boksclub „De Ring". In den loop van het jaar traden toe de Hel dersche Zweefclub en boksclub „De Ring, ter wijl met de wandelvereen. „De Zilvermeeuw" onderhandelingen werden geopend. De navolgende doktoren en medewerkers ver leenden wederom hunne medewerking: Dr. S. v. Heerde, dr. J. Lacroix, dr. M. C. G. Kamerling, dr. M. Buchli Fest, dr. M. Puister, mej. T. Heyman, de heer F. N. Winter. Gekeurd werden 236 personen, waarvan 218 mannelijke en 18 vrouwelijke candidaten; 25 mannelijke en 2 vrouwelijke personen werden onder controle van hun huisarts gesteld, terwijl 1 jongen geheel werd afgekeurd. B. en W. schrijven aan den Raad: Ten vervolge van de onlangs in Uw verga dering gedane voorloopige mededeelingen heb ben wij de eer U, onder verwijzing naar de ter 'nzage gelegde stukken, het volgende besluit er vaststelling aan te bieden: De Raad der gemeente Den Helder; Gezien het voorstel van Burgemeester en A'ethouders; Besluit: 1. in te trekken zijn besluiten van: a. 18 November 1919 en 20 Maart 1923, strekkende tot het gratis ter beschik king stellen van het Duitsche Gezant schap van een viertal graven van Duit sche oorlogsslachtoffers en tot het voor gemeenterekening nemen van de onder houdskost dier graven; b. 3 Mei 1921, strekkende tot het gratis ter beschikking stellen van de Belgische Regeering van een drietal graven van Belgische oorlogsslachtoffers en tot het voor gemeenterekening nemen van de onderhoudskosten dier graven; c. 8 Mei 1928, voor zooveel noodig goed gekeurd door Gedeputeerde Staten dezer provincie dd. 8 Augustus 1928, no. 101, strekkende tot het gratis ter beschik king stellen van The Imperia! War Graves Commission van een tweetal graven van Britsche oorlogsslachtoffers en tot het voor gemeenterekening ne men van de onderhoudskosten dier graven; 2. gratis en voor zoolang de begraafplaats niet aan haar bestemming is onttrokken de beschikking te geven aan: a. de Belgische Regeering, over 3 naast elkander in het Plantsoengedeelte der Algemeene Begraafplaats gelegen en nader door Burgemeester en Wethou ders aan te wijzen graven; b. het Duitsche Gezantschap te 's-Graven- hage, over 2 in het Plantsoengedeelte der Algemeene Begraafplaats gelegen en nader door door Burgemeester en Mussolini heeft het noodig gevonden om de wereld nog eens bekend te maken, dat de vrede van Italië rust op de bajonetten van acht millioen strijdbare helden, pardon negen millioen. Hij heeft daarbij de trompet gesto ken over den heldenmoed van de Italiaansche zwarthemden in Afrika enin Spanje. De wereld denkt daar anders over en ook de duizenden moeders, die door deze eerzuch tige daden van den dictator van hun man of zoon zijn beroofd, zouden een anderen klank laten hoorenals ze mochten spreken. Maar dat zou de Duce sentimentaliteit noe men en men heeft gisteren een foto kunnen zien, waarbij de eerste maarschalk van Italië (want dat is hij sinds Woensdag), zijn arm legt om de schouders van een militair vlieger, die drie broers in den strijd in Spanje had verloren. Wie tegenover den heerschersblik van een Mussolini, het smartelijk gezicht van den vlieger zag, voelt wel, dat, als het volks geweten zou mogen spreken, uit den mond van den machtige andere woorden zouden klinken. Wat heeft Mussolini bezield om voor de wereld zoo te demonstreeren met de kracht van Italië? In militaire kringen is men zich van die kracht reeds lang bewust, zoo schreef de N. R. Crt, gisterenavond in een beschouwing. Daar kent men zoowel de mogelijkheden als de begrenzingen, daar kent men de waarde van duikbooten en vliegtuigen, daar heeft zich reeds lang een beeld gevormd van de oeco- nomische krachtproef, welke Italië ten tijde van de sancties met succes heeft doorstaan. In die kringen weet men maar al te goed wat realiteit en wat schijn is in Italië's militaire grootmacht. Niet de opsomming als zoodanig is in teressant, niet de millioenen strijders en de duizenden vliegtuigen. Het is het feit, dat Mussolini het noodig heeft gevonden op dit moment een dergelijke rede te houden, het feit, dat Mussolini Napo leon in herinnering heeft geroepen, daar door gedachtenassociaties opwekkend en den indruk gevend, dat hij den oorlog ver heerlijkt en naar de hegemonie streeft. Waarom acht Mussolini het noodig, ter wijl de Spaansche oorlog een beslissenden keer heeft genomen en terwijl hij met Engeland onderhandelt, een vrijwel oor logszuchtige rede te houden? Dit is de vraag, welke in deze uren de Europee- sche hoofdsteden bezighoudt. De oplossing kreeg het karakter van een waarschuwing, waarvan het meest waar schijnlijk is, dat zij bestemd is voor Parijs. In regeeringskringen te Parijs is men zeef onder den indruk van de overwinningen van Franco en het is maar enkele dagen gele den, dat een plan om twee Fransche divisies naar Spanje te zenden, op het laatste nipper tje niet in feiten is omgezet. Een dergelijke zending zou heel gemakkelijk tot een inter nationalen oorlog kunnen leiden, omdat een antwoord van andere zijde niet zou zijn uit gebleven. Heeft Mussolini de Franschen willen waar schuwen geen ondoordachte beslissingen te ne men? Aldus formuleert men aan Duitsche zijde het doel van deze redevoering. Daarop zou ook het ontbreken van de gebruikelijke scherpe wendingen tegen het democratische stelsel kunnen wijzen. Mussolini heeft den Franschen op voorzichtige wijze willen dui delijk maken, dat men niet op grond van ideologische motieven tot daden moet over gaan, waarvan de gevolgen niet te overzien zijn. Maar tegelijkertijd heeft hij te kennen gegeven, dat, zou men dit toch doen, reke ning moest worden gehouden met de kracht van Italië, dat zoo noodig voor zijn verdedi ging het heil in den aanval zal zoeken. In dit verband zou Mussolini's oorlogs- zuchtige rede dan misschien nog een goede werking kunnen hebben. Zij kan bijdragen tot bezinning, de bezinning, welke er voor moet waken, dat het hoofd koel blijft en men meer de cijfers dan het hart laat spreken. Wethouders aan te wijzen graven: c. The Imperial War Graves Commission, over 3 naast elkander in het Plantsoen gedeelte der Algemeene Begraafplaats gelegen en nader door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen graven; een en ander met bepaling, dat het onderhoud van die graven en de daarop te stichten ge- denkteekenen voor rekening der gemeente zal komen. CINE-EN FOTO HANDEL KONINQSTBAAT *3. TELEFOON 2*9 ONTWIKKELEN- AFPOUKKEN- VERtiliOOTËN L.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 5