Van Tenerife naar Kaapstad
Twee nichten
en twee neven
Radioprogramma
EDGAR RICEÏ
BURROUGHsj
Op reis naar Zuid-Afrika
Strenge controle bij aankomst in
de Unie
No. 76.
„Kom," zei Kai Shang, en beduidde de
vrouwen hem te volgen. Jane keek naar de
stuurman uit om hulp, doch ze zag hem tus
sen de troep van de Chinees staan met een
gemene grijns op het gezicht. Toen begreep
ze, dat zij in een hinderlaag was gevallen en
dat verzet vruchteloos zou zijn. „Leg me even
uit, wat dit te betekenen heeft," vroeg ze.
„Heel eenvoudig, dame", antwoordde hij nors,
„het betekent dat wij een schip hebben ge
vonden en dat wij Jungle-eiland gaan verla
ten", „Waarom zond je Mugatnbi de jungle
in?" vroeg ze weer. „Ook heel eenvoudig, hij
kan niet met ons mee. Alleen U en ik en de
Mosulavrouw zijn de uitverkorenen!" Nu deed
Kai Shang een stap naar voren en maakte
een eind aan het gesprek. „Vooruit!" herhaal
de hij en greep Lady Greystoke ruw bij de
pols. Een van zijn mannen greep de Mosula
vrouw beet en toen deze wilde schreeuwen,
legde hij stevig zijn hand tegen haar mond.
Mugambi rende door de jungle naar de plek
waar de stuurman had gezegd dat de apen
waren verschenen. Een mijl achtereen ver
volgde hij zijn weg maar zag niets van de
vermiste jongen of van een der apen van
Akoet. Tenslotte hield hij stil en riep luid, op
welke kreet hij en Tarzan de grote apen
steeds geroepen hadden. Doch hij kreeg geen
antwoord. De zwarte zocht nog een halve mijl,
nu en dan roepend. Tenslotte drong de waar
heid tot hem door en toen, als een opgejaagd
dier, keerde hij om en rende naar het kamp.
Dadelijk zag hij, dat zij vrees bewaarheid was.
Het kamp was verlaten even stil was het
er in de duisternis als in een graf. Lady Grey
stoke en de Mosula-vrouw waren verdwenen.
Evenzo was er van de stuurman en de overige
leden van de Kinsaid geen spoor meer te ont
dekken.
(Nieuwe spelling.)'
Brakpan, 3 Maart 1938.
In mijn vorig schrijven heb ik de reis ge
memoreerd van Holland tot Tenerife en wer
den de liefhebbers voor bezichtiging van het
eiland voorzien van een kaartje met den naam
van de boot er op.
Ik denk, een soort identiteitskaartje, want
dit is een Spaansche bezitting en wegens den
burgeroorlog is alles tot de tanden gewapend.
Nadat ieder zijn bewijs heeft ontvangen
verdringt men zich bij de statietrap, welke in
middels is neergelaten, om zoo spoedig moge
lijk aan wal te komen.
Spoedig zijn wij aan de beurt en dalen af in
een kleine motorboot en als wij afvaren naar
den wal, zien wij eerst hoe hoog onze boot
boven het water uitsteekt.
Het lijkt nu werkelijk een „zeekasteel".
Honderd procent tropisch.
De zon schijnt fel en het is snikheet, het
geeft een echt tropisch idee.
Van onze kleine boot af, welke snel door
het helder-blauwe water schiet, zien wij de
wuivende palmboomen en een koppel groote
kameelen de bergen afkomen. Wij passeeren
ook enkele verbrande gebouwen.
Niet lang daarna stappen wij aan wal en
worden bestormd door kooplieden met siga
retten en sigaren, welke hier spotgoedkoop
zijn. Ook worden ons huiden, schelpen kleeden
en zoo meer aangeboden, meest in Spaansch
en Engelsch, doch er zijn er bij, die zelfs de
Duitsche en Hollandsche taal spreken.
De stad in.
Wij vormen in partijen eenige clubjes en al
spoedig is daar een gids, die ons zijn diensten
aanbied.
Onze eerste gang is naar een wisselkan
toor om Spaansch geld te krijgen.
Wij ontvangen een hoeveelheid geld van be
lang, maar weten niet goed wat het waard is,
maar dat komt vanzelf met inkoopen doen.
Cactussen zoo hoog als boomen.
Eerst daarna begeven wij ons op weg en
komen in een prachtige stadstuin met een
pracht van cactussen en bloemen waar Hol
landsche flora-liefhebbers van zouden water
tanden.
Cactussen in vollen bloei en bijna zoo hoog
als in Holland de boomen zijn.
Voorts brengt de gids ons naar een arena
voor stierengevechten, het lijkt een reuzen
groot openluchtcircus met rondom amphi-
theatersgewijs gebouwde zitplaatsen, doch op
het oogenblik mankeeren de stieren en torea
dors en misschien missen wij daar wel niet
veei aan.
Het is een prachtig mooie dag en daar wij
blootshoofd zijn, koopen wij al spoedig allen
een sombrero of wel Spaansche strooien hoed
en gaan nu de stad meer in, waar de prach
tige bouwkunst te aanschouwen is,
Behalve het mooie gedeelte passeeren wij
ook zoo nu en dan kleine smalle straatjes met
bouwvallige huizen.
Het zijn meest klimmende straten met klip
steen geplaveid en vele wagens met muilezels
en grauwtjes, gedreven door echte Spaansche
types met gebruind gezicht en prachtig zwart
glanzend haar. Ook ontmoeten wij vele vrou
wen en meisjes, welke over het algemeen be
kend zijn om hun schoonheid, en ook in onze
oogen inderdaad knap zijn.
De kleurige kleederdracht verhoogt hun
aantrekkelijkheid nog meer.
De hoofdstraten zijn allen geplaveid met
asphalt en het wemelt van militairen met hel
men en een soort gelakte hooge hoeden en
allen hebben groote dolken en geweren of
revolvers brj zich.
Sigarettenfabriek.
Daar de zon hevig brandt besluit de gids
ons ergens binnen te leiden, en gaan wij een
groote sigarettenfabriek binnen, waar heel
lange tafels staan waaraan vele meisjes zit
ten te pakken en te sorteeren. Aan iedere
tafel bieden de lady's ons sigaretten aan en
glimlachen ons vriendelijk toe.
In ons gezelschap is een Amerikaansche
dame, die verzot is op rooken en overal een
handvol in haar enorme handtasch laat ver
dwijnen. Wij ontdekken een roodharig meisje
met blank gelaat tusschen al die zwartharige
en blijkt zij van Fransche afkomst te zijn,
want zij maakt zoo goed en kwaad het gaat
een praatje met ons en is nieuwsgierig wat
voor natie wij zijn.
Na de tabaksvoorraden nog te hebben aan
schouwd, welke een zoete lucht afscheiden en
die bij het rooken ook een zoete smaak geeft,
komen wij bij de machines, welke gelijken op
mitrailleurs, want de sigaretten vliegen er
met razende vaart uit; ze zijn dan nog niet
compleet, want de einden moeten nog op
lengte geknipt worden, daar de tabak uit het
papier puilt. Ik vermoed, dat het in Holland
iets meer economisch gaat.
Proper Holland is het niet.
Hierna gaan wij wat gebruiken in een soort
café, wat niet zoo proper is als wij in Holland
gewoon zijn. In het algemeen zijn de zaken
in aanzien trouwens niet frisch en smakelijk
en krijgt men soms allerlei ongewone luchtjes
in den neus.
Wij ontmoeten vele mannen, die ons aan
bieden naar een wijnhuis of dergelijke te bren
gen, maar daar stellen wij minder belang in
en stellen meer vertrouwen in onzen gids.
Inmiddels nadert de tijd weer, dat wij aan
boord present moeten zijn en worden nog en
kele inkoopen gedaan en ansichtkaarten ver
zonden, wat veel stof tot lachen geeft, want
er zijn een paar echte grappenmakers onder
ons gezelschap, die tijdens de reis de boel
duchtig vermaakt hebben.
Bij de haven aangekomen werd 't overgeble
ven Spaansch geld, maar aan de vruchten
kooplieden, die ananas, mango's, vijgen etc.
aanboden, gegeven, het overige aan den gids,
die al met angstige blikken loerde, of wij hem
soms vergaten.
Het is slechts een paar uren geweest, dat
wij deze plaats konden bezichtigen, maar wij
willen de boot niet missen en begeven ons weer
in het bootje, dat ons spoedig weer aan boord
brengt.
Weer aan boord terug.
Het is nu weer etenstijd en terwijl wij aan
tafel gaan, fluit de boot reeds voor vertrek
en spoeden wij ons even later gauw naar bo
ven, om nog eenmaal het prachtige bergland
schap te aanschouwen.
Af en toe zien wij iets bijzonders: heele
scholen dolfijnen springen dicht in de nabijheid
soms bijna geheel boven water.
Ook vliegende visschen vertoonen zich af
en toe en vliegen in groepjes voor de boot uit
en duiken spoedig weer onder, want dat vlie
gen is van niet veel beteekenis.
Wij vermaken ons nu maar met „schuffle
board", „piek board", golf enz. en worden er,
nu wij al wat bedreven worden in het spel,
wedstrijden gehouden pm,prijzen. Ook wórden
er kinderspelen georganiseerd.
's Avonds is er af en toe bioscoop en zitten
wij heerlijk in de openlucht in de ligstoelen
van de film te genieten. Na afloop van de film
verschijnt .evenals in Afrika de gewoonte is,
een levensgroot portret in kleuren van den
koning en terwijl de muziek speelt „God save
the king" gaan alle eerbiedig opstaan. Wij
hebben ook nog „horse race" aan boord, met
houten paarden, die genummerd zijn en op
de worp van dobbelsteenen vooruit gezet
worden. Voor de dames wordt een wedstrijd
georganiseerd in het knippen in de lengte
van een lang lint.
lederen dag kijken wij op de kaart hoe ver
wij nog van ons doel af zijn, want wij zien
maar niets dan water en nog eens water en
't lijkt of de wereld uit niets anders bestaat.
Aan de evenaar.
Na eenige dagen wordt het koud en regen
achtig en veel wind, wij passeeren de evenaar
met onze overjas aan en konden maar niet
begrijpen, hoe dat bestond, eerst zoo warm
en nu hier zoo triestig en koud.
Af en toe verschijnen er zeezieken aan
dek en plaatsen zich met een benauwd ge
zicht in een dekstoel.
Inmiddels hebben wij nog een zang- en
voordrachtavond te genieten en ieder draagt
naar beste krachten bij.
Kaapstad.
Den 9en October hadden wij een afscheids-
bal, waarop allen vertegenwoordigd waren.
Den volgenden dag, 's morgens 3 uur, bereik
ten we de haven van Kaapstad. Wij gingen
voor anker, daar men niet voor 6 uur bin
nen mag komen.
Hoewel het nog donker was, konden wij
de bergen met hun zee van lichtjes toch on
derscheiden en na ongeveer een uur was
alles duidelijk waar te nemen.
Ieder haast zich zijn koffers te regelen,
doch voorloopig kwam er nog niets van van
boord te gaan. Na 6 uur stoomden wij de
haven in en kwamen langs den steiger van
de Doks aan. Daar kwam de douane aan
boord en politiebeambten om de papieren na
te zien.
Strenge controle.
Ieder moest zijn pas toonen en het benoo-
digde geld. Na veel formaliteiten mochten
wij eindelijk van boord en moesten in een
groote loods wachten tot alle bagage was
gevisiteerd en eerst daarna konden wij vrij
uit de stad ingaan.
Voor wij vertrokken werden wij nog ver
blijd met vliegpost van onze achtergebleven
familieleden.
Wij namen het hoogst noodige van onze
bagage mee en de rest werd door bemidde
ling van een bestelkantoor nagezonden, dat
goede zaken maakte, want het was lang niet
goedkoop.
De stad in.
Onze eerste gang was naar de bank om
onze cheque te verzilveren en een onderdak
te zoeken.
Wij kregen een adres voor een „boarding-
house" van de Zuid-Afrikaansche vereeni-
ging. Securiteitshalve ri pen wij een taxi
aan en deze bracht ons waar wij wilden zijn
voor 4 shilling. Een shilling is een twintig
ste deel van een pond en naar de waarde
vande Hollandsche gulden 43 cent.
Tijdens den rit namen wij de stad reeds
eenigszins in oogenschouw en bemerkten tal
van hooge gebouwen en een enorm verkeer
van bussen en auto's.
De meeste straten zijn oploopend of dalend
en sommigen zelfs heel sterk, zoodat het
voor fietsers niet veel is gedaan. Het wemelt
van kaffers en kleurlingen in allerlij kleedij,
die wij gewoon zijn in de voddenzak te ver
zamelen. Er loopen ook veel kleurlingen met
een roode fez op hun hoofd, wat velen onzer
met geraniumpotjes vergelijken
Na ongeveer 3 kwartier komen we in ons
boardinghouse aan, waar de misses ons vrien
delijk ontvangt.
Zij spreekt ons in het frikaansch aan en
zegt: Ek kan nie sê nie of Ek op die oomblik
plek vir jullie altemaal he, maar ek sal net
son bieje kijk, da gaan mos baie mak skaaps
in een hokkie.
Hiermede zal ik eindigen en hoop volgende
maal verder te vertellen hoe het ons gaat met
werk zoeken en andere ondervindingen in 'n
nieuwe vaderland.
J. v. W.
DINSDAG 31 mei 1938.
Hilversum I. 175 en 415,5 m.
KRO-uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek (Om 8.15 Ber.)J
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Religieuze causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-Melodisten en solist (1.001.20
Gramofoonmuziek.
2.00 Voor de vrouw.
3.00 Gramofoonmuziek.
3.10 Declamatie en gramofoonmuziek.
3.40 Gramofoonmuziek.
4.00 Berichten, hierna: KRO-Kamerorkest.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.00 KRO-orkest.
5.45 Gelukwenschen.
6.05 KRO-Melodisten en solist.
7.00 Berichten.
7.15 Liturgische causerie.
7.35 Sportpraatje.
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen.
8.15 Stedelijk Orkest van Maastricht en so
liste.
9.15 Gramofoonmuziek,
9.30 Causerie „Leert zwemmen".
9.40 KRO-orkest.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Lajos Veres en zijn Hongaarsch orkest.
11.0512.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n. 301,5 m.
AVRO-uitzending. 6.307.00 RVU.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Jetty Cantor's ensemble.
11.00 Huishoudelijke wenken.
11,30 Vervolg concert (Om 12.15 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Jetty Cantor's ensemble.
11.00 Huishoudelijke wenken.
11.30 Vervolg concert. (Om 12.15 Ber.)
12.30 Gramofoonmuziek.
1.00 Omroeporkest.
I.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Omroeporkest en solist.
2.45 Knipcursus.
3.45 Lo Manna en zijn Khihene Hawaiians,
het kwintet van de Nederlanclsche Jazz-
Liga en solisten.
4.30 Kinderkoorzang.
5.00 Kinderhalfuur.
5.30 Omroeporkest en solist.
6.30 Causerie „Leeren samenleven".
7.00 Voor de kinderen.
7.05 Kinderkoor „Zanglust".
7.30 Causerie: „Hoe men zijn neus achterna
loopt."
8.00 Berichten ANP. Mededeelingen,
8.15 Gramofoonmuziek.
8.30 De Bonte Dinsdagavoridtrein.
10.15 Disco-nieuws.
II.00 Berichten ANP. Hierna „Jean Marcu's
orkest.
11.3012.00 Robert de Kers en zijn „Cabaret
Kings",
feuilleton.
Naar het Engelsch
3.
HOOFDSTUK III.
De aanstaande „moeders hulp" voelde zich
nu zóó weinig opgewekt, dat ze maar b j
was, dat ze alleen in den coupé zat
„Vreemd, hoe het stof je zoo in de oogen
waait", dacht ze, terwijl ze met behulp van
haar spiegeltje haar hoed opzette, toen ze
dichtbij de plaats van haar bestemming
kwam.
Laat op den middag bereikte ze het station
en toen het kleine aantal reizigers daar uit
gestapt was, stond ze met haar koffers alleen
op het perron.
Niemand, die haar kwam afhalen, of ten
minste haar bagage; en toen Janie eens in
formeerde aan een kruier hoorde zij, a
Chatbeck nog ruim drie mijlen van het station
was. En Redwall Grange?... Dat kon nog wel
een mijl verder zijn! Hoe moest zij
komen?... Hij wist het ook met en blijkbaar
bekommerde hij er zich niet veel om.
Nu -Verscheen er een jongen met een ^kke
kuif. Wanhopend klampte Janie hem aan en
de kruier maakte, dat hij «eg v\\ani.
de jongen, die zeker goedhartig van aard «as,
wist er toch ook geen raad op
„Daar ginds staat mr. Rorke zeieinde^
lijk. „Waarom vraagt u t hem met
't beter weten dan ikl"
Mr. Rorke stond aan de deur van de wacht
kamer een sportblad te lezen. Hij liet dit wat
zakken, toen Janie hem aansprak, nam ook
de pijp uit zijn mond en greep naar zijn pet.
Maar bij nader kennismaking lieten zijn ma
nieren anders ook wel wat te wenschen over!
„Chatbeck? Ik ga zelf naar het dorp. Waar
moet je heen?"
„Naar Redwall Grange".
„Naar the Grange"?... Hij keek haar met
zoo groote verbazing aan, dat zij een kleur
kreeg. „Vergist u zich niet? Ik ik geloof
niet, dat ze daar gasten wachten."
„Ik ben ook geen gast. Ik ben de nieuwe
hulp voor de moeder".
Nu was ze voorbereid, dat deze mededeeling
wél wat bevreemdend zou klinken, maar toch
niet in die mate! De uitdrukking van zijn ge
laat veranderde totaal en, iets onverstaan
baars mompelend, trok hij zich terug.
„Aangename manieren hebben hier de men-
schen; dat moet ik zeggen!" dacht Janie, die
altijd haar best deed de zaken van den komi-
schen kant te bekijken. Ja, nu bleef haar dus
niets over, dan maar te loopen naar haar
nieuwe woning, als iemand haar tenminste de
richting kon uitduiden.
Buiten 't perron stond 'n boerenwagentje,
waarschijnlijk van dienzehden mr. Rorke.
Het was geen sierlijk voertuig, maar toch
keek zij er naar met verlangende blikken,
want zoo'n wandeling van vier mijlen in de
blakende zon was nu toch ook niet zoo aan
lokkelijk
Op dit oogenblik verscheen de eigenaar van
het wagentje met een slecht onderhouden,
ruwharigen terrier. Het zien van dien hond
deed Jane weer denken aan de ontmoeting
met den Deenschen dog en den vriendelijken
jongen man. Had het lot haar nu een twee
den" Dick Warrener op het pad gevoerd? Er
viel ontegenzeggelijk een zekere overeen
komst in 'bouw en in houding van de jongelui
waar te nemen; waarschijnlijk waren ze van
denzelfden leeftijd. Maar in ieder ander op
zicht verschilden ze hemelsbreed.
Ze keerde baas en hond den rug toe en was
al een eindje voortgeloopen, toen er een stap
achter haar weerklonk.
„Neem mij niet kwalijk," hoorde ze de
stem van Rorke achter zich. „Als u naar
Chatbeck wil gaan, dan loopt u toch ver
keerd."
„O, dank u. Zoudt u mij mischien ook wil
len zoggen, welken kant ik dan uit moet?"
De man keek den stoffigen weg af en zei
eindelijk langzaam: „Ik heb hier mijn wagen;
als u soms wilt meerijen? Het is vier mijlen
op zijn minst naar „The Grange" en er is
vanmiddag geen ander voertuig te krijgen.
Uw bagage kan u wel achterna gezonden
worden".
Zijn toon van spreken was stroef, of hij
het aanbod niet van harte deed. Maar tóch
zou zij er gebruik van maken en liet zich
dus door den man in het wagentje helpen.
Gedurende een heelen tijd zat zij uit te
kijken en in ieder geval zou ze genoten heb
ben van de schoone natuur; maar nü was zij
tè zeer benieuwd naar de ontvangst, die haar
te wachten stond.
„Kent u Redwall Grange goed?" vroeg zij
ineens.
Na een oogenblik dralen antwoordde de
jonge man: „Ik woon daar".
„O, ja?"
Waarschijnlijk moet hij op het land wer
ken, dacht zij en bleef hem nog wat van ter
zijde aankijken, zoodat hij onwillekeurig
vroeg:
„Wel, wat is er? Wilde u nog iets weten?"
„Ik vroeg mij al af, wie u eigenlijk is...
Waarom u op „The Grange" woont?"
„Ik ben Rorke Gilchrist, de oudste zoon
van mijn vader. Een andere positie heb ik
niet".
„O, goeie hemel!" dacht Janie.
Gedurende de rest van den rit bleven ze
beiden zwijgen. Janie zat er mee in, dat ze
zich zoo vergist had. Maar hoe kon zij nu ook
verwacht hebben, dat deze ruwe man haar
neef was? Ze was meer teleurgesteld, dan
ze zich dit zelve wel wilde erkennen. Wat zij
nu eigenlijk wèl verwacht had, wist zij niet,
maar zeker had er mogelijkheid bestaan op
iets romantisch in haar ondernemen en nu
was die kans geheel verkrken!... Hoe zou de
rest /an de familie zijn, als dit de oudste
zoon was?... Zouden ze alleen pijpjes rooken
en...? Neen, het jongetje van zes jaar toch
zeker niet!...
Een kwartier later had zij haar opgewekt
heid weer en bezag alles met andere oogen.
Neen,, zoo onknap was hij toch eigenlijk niet.
Zijn optreden was bruusk en misschien niet
z' beschaafd, maar toch eenigszins gezag
hebbend; ook sprak hij niet in eenig dialect.
Zijn handen waren gebruind, maar goed ge
vormd en goed onderhouden.
De dog-cart hield stil voor een schilder
achtig roodsteenen gebouw. Het was een
mooie boerenhoeve, maar ze maakte een ver
laten indruk.
Janie stond nu op den drempel van de
huisdeur en keek weifelend naar de roestige
bel.
„De voordeur gaat niet dikwijls open",
zei hij, „maar als u even omloopt, dan ziet
u dadelijk de keuken."
„Dank u, dat u mij hier gebracht heeft,"
zei Janie met een glimlach op haar zonnig
gezichtje, „en neem mij, als 't u blieft, niet
kwalijk, da' ik zoo dom was..."
„...om mij voor een knecht te houden?
Wel neen! Dat was een heel natuurlijke ver
gissing en een, die nog U eens meer gemaakt
wordt."
Dit zeggende, nam hij de teugels en reed
naar den stal, terwijl zij zich. volgens aan
wijzing, naar de keuken begaf,
HOOFDSTUK IV.
Janie ging niet onmiddellijk binnen, toen
zij aan den achterkant van het huis stond.
Dit deel van de hoeve lag op het Westen,
zoodat het nu nog de volle zon had en of
het nu déérdoor kwam: déze zijde zag er ook
niet zoo verlaten uit en leek wat moderner.
Onmiddellijk vóór het huis was een gras
perk en dan volgde een tamelijk goed onder
houden bloemtuin. Het gerinkel van koppen
en schoteltje bracht haar op den drempel van
een ruime keuken met een keurig schoonen,
steenen vloer en waar het er over het geheel
zeer geriefelijk uitzag.
„Wat een mooie plaats!" riep Janie onwil
lekeurig luide.
Een net dienstmeisje, dat aan tafel bezig
was, keek op en lachend zei de binnentre
dende:
„Ik denk haast, dat u mij niet verwachtte.
Ik ben miss Carleton, de nieuwe hulp voor de
moeder".
„Wel, heb ik van m'n leven!" riep het
meisje verrast.
„Dan werd ik zeker ook niet verwacht.
Mrs. Gilchrist heeft me toch verzocht, Dins
dag te komen."
„Kijk, dat is nu weer net iets voor héér!
Ze heeft tegen mij van Donderdag gesproken
en dit had zij ook zeker in gedachten, want zij
en master Charlie zijn beiden weg tot dén.
Uw kamers zijn nog niet klaar, maar één kan
er best vanavond in orde zijn. Gaat u zitten
en drinkt een kopje thee. Het water is juist
aan de kook."
Jani voelde nu ook, dat zij honger en dorst
had. Ze schoof een stoel naderbij èn... daar
ging haar waardigheid...! Maar wat kon haar
dit nu schelen! Het geheel was immers toch
een maskerade!
Intusschen bleef het meisje druk bezig en,
al pratend, stelde ze zichzelve voor als Minnié
Smith, de eenige vrouwelijke dienstbode daar
in huis.
Wordt vervolgd.)