TEM
MMi
een
China, het wijze land...
Oorlogsworsteling groeit
bedrijvers boven 't hoofd
De internationale neder
zettingen in China
a1iach'n0
Radioprogramma
Twee nichten
en twee neven
EDGAR RICE
BURROUGHS
//7 de
„OVERVETTE" RINSO, SPECIAAL VOOR DE WASMACHINE
DOOR
WüM*
«(••IHMIKIINMUmtMtlIk
No. 79.
Dat schip! Varende op het kalme water, zo
dichtbij en toch 'zo vreselijk ver weg. Zwij
gend stond Tarzan naar het schip te kijken.
Hij zag, dat het koers zette naar het Oosten
en tenslotte verdween achter een landtong
naar zijn onbekende bestemming. Toen hurkte
hij neer in het zand en verborg zijn gelaat in
zijn handen. De duisternis was al ingevallen,
toen de drie mannen terugkeerden naar het
kamp op de Oostkust. De nacht was warm
en drukkend. Geen zuchtje deed de bladeren
bewegen of rimpelde de spiegelgladde opper
vlakte van de oceaan. De hele wereld scheen
te sluimeren. Alleen een zachte golfslag brak
op de kust. Nooit had Tarzan de grote
Oceaan zo volkomen in rust gezien. Hij stond
aan het strand en keek uit naar de richting
van het vasteland, zijn gedachten vol zorg
en wanhoop. Vanuit de jungle vlak achter het
kamp kwam het onheilspellende gebrul van
een panter. Hier was een bekend geluid, een
angstwekkende kreet en bijna mechanisch
wendde Tarzan zijn hoofd om en antwoordde.
Even later kwam het sluipende lichaam van
Sheeta te voorschijn. Er was geen maan, maar
de hemel was bezaaid met sterren. Stil stond
het wilde dier naast Tarzan, voordat deze zijn
nabijheid had opgemerkt. Het was lang ge
leden sinds Tarzan zijn oude troep had ge
zien, maar het zachte grommen was voldoen
de om hem te verzekeren, dat het dier zich
de band uit het verleden herinnerde. De vin
gers van de aapman streelden de pels van het
dier en Sheeta" wreef zich tegen zijn gespier
de benen. Hij liefkoosde de grote kop, ter
wijl zijn oogen over het zwarte water gleden.
Opeens verscherpte hij zijn aandacht. Wat was
dat?
(Nieuwe spelling.);
De gruwelijke gebeurtenissen in
het Verre Oosten. Burgerbe
volking welbewust in het ge
weld betrokken.
Als het Verre Oosten wat dichter
bij was, zouden wij beter beselfen,
hoe huiveringwekkend de verdel
gingsmiddelen zijn, die in het con
flict ChinaJapan worden aange
wend.
Het bericht van een ongeval in onze om-
jgeving grijpt ons meer aan, dan een tijding
uit een ververwijderde streek, over een
ramp, waarbij honderden menschen betrok
ken zijn. De realiteit van zulke voorvallen
is voor ons veel moeilijker te beseffen en
zoo is bijvoorbeeld de oorlog tusschen Chi
na en Japan een duidelijk voorbeeld van
ons onvoldoende vermogen tot medeleven
met zóó verafgelegen streken.
En toch zijn deze gebeurtenissen
zoo bijzonder tragisch en catastro
faal! Zij houden een beangstigende
les in voor de 'toekomst!
Als welbewuste opzet burgerij
erin betrokken!
Men heeft in ons .blad van Woensdag
kunnen lezen, dat Japan zijn humanere ma
nier van een luchtaanval te plegen los
laatEn dus de burgerij niet meer zijde
lings, maar in eerste instantie in zijn ge
weld betrekt. Welbewust opzet is het.
De oorlogsworsteling heeft heden ten da
ge proporties aangenomen, die de bedrij
vers zelf verre boven het hoofd groeit. En
daardoor is men ertoe gekomen, het over
winningselement te gaan zoeken in een
grootscheepsche demoralisatie van de be
volkingen der groote steden van den tegen
stander.
Dat zich dit het gemakkelijkst laat ver
werkelijken door luchtaanvallen, ligt voor
de hand. De wereldoorlog bracht hiervan
de eerste verschijnselen. De Zeppelins boven
Londen joegen de bevolking een paniekstem
ming aan en niettemin was dit nog kinder
spel vergeleken bij dén 'omvang waartoe dit
oorlogsmiddel is uitgegroeid.
Wij Europeanen kunnen ons in het alge
meen geen denkbeeld vormen van de groot
te, de bevolktheid en het monumentale der
groote Chineesche steden noch beseffen wij,
welke ontzettende verwoestingen de lucht
aanvallen daar aanrichten, hoe de bevol
king er wordt uitgeroeid en verpletterd. Dat
desondanks een natie nog stand houdt en
zich niet op genade of ongenade overgeeft,
is weer eens een treffend bewijs yan de
menschelijke taaiheid,
ondanks hclsche verschrikkingen.
Het is geen opwekkend beeld, dat het ver-
Schiet van een komende groote oorlog ons
ue bieden heeft en ieder onzer is geneigd,
af te stappen van gedachten van dien aard
en huiverend te zeggen: „Laat ons over
iets anders praten!" Maar het is onvermij
delijk, dat af en toe een beeld vertoond
wordt, dat ons van die verschrikkingen
doordringt, dat wij beseffen, wat ons te
wachten kan staan, welke risico's wij op
ons laden.
Dat beeld is méér waard dan duizend
woorden. Onnoodig hier dieper op in te
gaan. Men zie slechts en wende zich niet
naar de politiek der struisvogels af...
Centrum van eeuwenoude cul
tuur.
Een geheel ander China dan het
land dat een wanhopigen strijd
voert tegen zijn Japanschen indrin
ger of bevrijder al naar het u
lijkt is het China der wijsheid
en der spreekwoorden
Kennis te krijgen van China vordert een
menschenleven, men kan China niet „doen"
in een week, zooals de Amerikanen Holland,
„his tulips, mills and wooden shoes" doen
in één dag!
China, ook als is het heden ten dage in
een rampspoedigen, .traglschen strijd ge
wikkeld, die op den voorgrond der belang
stelling staat, is in wezen bij uitstek het
land der eeuwenoude wijsheid, die het
zuiverst tot uitdrukking komt door zijn
spreekwoorden. China bezit er ongeloofe-
lijk vele en zij leven in het hart der bevol
king. De geleerde mandarijn, de armzalige,
koelie, de landbouwer, de staatsman, de
soldaatalle lagen van het Chineesche
millioenenvolk kennen ze en overal en al-
lerwege kan men ze hooren aanhalen.
Zoo zegt men in China:
De grootste veroveraar is hij, die zijn
vijand overwint zonder slag te leveren.
Marmer is wèl hard en koud, maar
het kan gepolijst worden!
Hij, die een tijger berijdt, is bevreesd,
om af te stijgen.
Schenk nimmer aandacht aan de praat
jes van iemand, die liever zijn naam niet
genoemd wil hebben!
Iemands daden kent men bij hem
thuis. Iemands slechte daden kent men
overal.
Wanneer Uw paard den sprong waagt
over den afgrond, is het te laat om nog de
teugels in te houden.
Werp Uw geweten overboord en weldra
zult U niet meer te eten hebben!
AIS een man thuis geen gasten ont
vangt, zal hij ook elders geen gastheer vin
den.
Als de pijl de boogpees heeft verlaten,
moet zij ook doel treffen!
Het water, dat het schip draagt, is
hetzelfde, dat het schip verzwelgt.
Dat een slecht man rijk wordt, voert
hgm nog niet ten Hemel!
IN HET VERRE OOSTEN EEN
WIJKPLAATS VOOR BLAN
KEN EN CHINEEZEN.
De internationale conccesies
vormen een onderwerp, waarover ook wij
in onze berichtgeving over China herhaal
delijk schrijven.
En al achten wij natuurlijk bij het
meerendeel onzer lezers bekend, wat wij
daarmee bedoelen, er zullen er toch zefker
zijn, die zich afvragen, wat zijn deze „in
ternational settlements",
wat zijn internationale neder
zettingen?
Daarom is het, tot goed begrip, wat zich
in het Verre Oosten afspeelt, misschien nog
wel eens goed even uiteen te zetten, wat
zulk een „concessie", hls de groote steden
kennen, eigenlijk inhoudt.
In de vorige eeuw zijn in de groote Chi
neesche steden (Shantoeng, Shanghai, Kan
ton, Hongkong, Peking, enz.) rechten (con
cessies) aan de Westersche Mogendheden
verleend, om binnen afgebakend grond
gebied - zelf orde te scheppen, eigen po
litie te organiseeren, posterijen en andere
diensten vn te stellen, kortom: datgene te
doen, waartoe de Chineesche Regeering zelf
niet, of onvoldoende bij machte was.
Deze „Settlements" of nederzettingen
werden dus een aparte en onafhankelijke
gemeente binnen de Chineesche stad. Zij
namen toe in omvang en bloei en kregen
zelfs in sommige gevallen een eigen gar
nizoen. In tijden vari. onrust, opstand en
revolutie of oorlog vormen deze concessies
maar al te vaak wijkplaatsen voor de
blanke bevolking. Maar ook de Chineezen
zélf pogen daarheen te vluchten en zich
zoodoende in veiligheid te stellen.
In Shanghai
is de internationale concessie de grootste
van alle. Zij heeft een bevolking van niet
minder dan 1.007.868 zielen en zij behartigt
de belangen van twaalf naties. Zij strekt
zich uit langs de Wang-Poe, tusschen Tsja
Pei en Ki-Song, alle namen, die thans he
laas alleen bekend zijn om de droevige be
richten, welke de dagbladen' erover te
melden hebben.
Van het millioen inwoners dezer con
cessie zijn slechts 30.000 blanken. De an
deren zijn Chineezen, Koreanen en Japan
ners.
l* HEB EEN NIEUWE WASMACV-
KUNT U M'J AAN DE MEEST
"ESCHIKTE 2EEP HELPEN?/
De nieuwe, „overvette" Rinso doet beslist wonderen in de was
machine. Eén pak Rinso op 30 liter water geeft een ongelofelijke
hoeveelheid sop. En door het bijzonder hoge vetgehalte
is het Rinso sop zo volmaakt reinigend, dat Uw was
goed een ongekende helderheid krijgt en U, na het witte
goed, ook nog het gekleurde goed in. hetzelfde sop
prachtig schoon wast. De nieuwe Rinso is werkelijk een
wonder van doelmatigheid en zuinigheid! En niet
alleen In elke wasmachine, maar ook in elke tobbe!
Bovendien op elk pak een bon voor fraaie geschenken.
u ••-.v 'lV\:
R 39-030*
VRIJDAG 8 JUNI 1938.'
Hilversum I. 175 en 415,5 m.
Algemeen Programma, verzorgd door de
NCRV.
8.00 Schriftlezing en meditatie.
8.15 Berichten. Gramofoonmuziek (Om 9.30
geluk wenschen
10.30 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Zang met pianobegeleiding. In de pauze:
Gramofoonmuziek.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Ensemble Van der Horst en Gramo-
foonmuziek.
2.35 Christ. lectuur.
3.00 Zang en piano.
4.00 Gramofoonmuziek.
4.30 Orgelspel.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.30 Causerie over kamerplanten.
7.00 Berichten.
7.15 Declamatie en gramofoonmuziek.
7.45 Reportage.
8.05 Berichten ANP. Herhaling SOS-Ber.
8.15 NCRV-orkest en solist.
9.00 Causerie „Vlaanderen en de Vlaamsche
kunst".
9.30 Carillonconcert.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Vervolg orkestconcert.
10.45 Sporpraatje.
11.00 Gramofoonmuziek.
ca. 11.5012.00 Schriftlezing.
Hilversum n. 301,5 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA.
12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO, 9.00
VARA. 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Ber.)
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie
10.40 Gramofoonmuziek.
11.10 Vervolg declamatie.
11.30 Gramofoonmuziek,
12.00 Gramofoonmuziek. (Om 12,15 Ber.).
12.45 De Palladians.
I.45 Muzikale causerie (met gram.pl.)'
2.30 Het Kovacs Lajos-orkest en solisten.
4.00 Gramofoonmuziek.
5.00 Voor de kinderen.
5.30 Orgelspel.
6.00 De Ramblers.
6.30 Politiek radiojournaal.
6.50 Hammond-Orgelspel.
7.00 Sportpraatje.
7.20 Berichten ANP.
7.30 Lezen in den Bijbel.
8.00 Viool en piano.
8.30 Causerie „Een nachtwandeling in de
eerste week van Juni".
9.00 Gramofoonmuziek.
9.30 VARA-orkest.
10.00 Fantasia en solist.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Avondwijding.
II.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Jazzmuziek (gr.pl.).
11.5512.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Naar het Engelsch
Het werd dan ook met recht een ongeluks
middag voor Janie. Ze was nog altijd in strijd
met het weerbarstige haar en trachtte het al
te vlechten, maar ook hier had de wind op
tegen, zoodat dit niet zoo grif ging... Ineens
hoorde zij een fiets aankomen: iemand stapte
af en met den hoed in de hand naderde daar
haar schrikbeeld uit het logementje:
„Pardon. Is u iets overkomen? Kan ik u
ook soms op de een of andere manier van
dienst zijn?"
„Neen, dank u. Er is mij eigenlijk niets
overkomen, maar de wind heeft mijn hoed in
het water gewaaid".
„Ja, dat is lastig".
Intusschen bleef hij haar weer even onbe
schaamd aanstaren en Janie had wel kunnen
stampvoeten van ergernis.
„Het kan hier druk zijn op den weg, vooral
als het markdag is geweest in Stoneford.
Daarom vrees ik, dat u... misschien enkele
min-pasende aanmerkingen mocht hooren
over uw verschijning. Het is nog een heel eind
naar „The Grange", moet u denken. Ik kan
niet doen, of ik niet zou weten, wie u was;
u is miss Carleton en u is op „The Grange
gekomen als gouvernante van kleinen Charlie
Gilchrist, Ik zag u gisteren met zijn broer
naar huis rijden. En nu zou ik rnij ook wel
eens graag willen voorstellen: mijn naam is
Peil. Ik heb pas de praktijk overgenomen van
den ouden dokter Brand in het dorpje Oakby.
Ik behandel zoowel mr. George Gilchrist als
zijn broer. Dus u zult mjj in het vervolg wel
eens meer zien en daarom hoop ik dan ook,
dat ik nu het genoegen mag hebben, u naar
„The Grange" te vergezellen. Anders zou ik
er in ieder geval toch vanavond zijn aange
gaan".
„O, dank u. Ik durf best alleen te gaan".
„Waarlijk, miss Carleton, u zoudt er beter
aan doen, mijn geleide maar aan te nemen.
Het zou hoogst onaangenaam zijn voor mrs.
George Gilchrist, als zij denken moest, dat u
aan de een of andere beleediging was bloot
gesteld, terwijl u bij haar in huis woonde".
„Nu, dan zal ik eens zien, of mr. Rorke
Gilchrist ook zoo bezorgd is voor mijn wel
zijn. Daar komt hij juist den weg op."
Wel een bewijs, hoe verlangend Janie was,
om zich te onttrekken aan het geleide van
dokter Peil, anders zou ze haar toevlucht niet
hebben gezocht bij Rorke, die naderbij kwam
met groote stappen, de handen in de zakken
en zijn'hond vlak achter zich.
Ze hield hem staande en lichtte hem met
een paar wóórdende sftuatiê toe.
„U kunt veilig den weg gaan", zei hij on
verschillig. „Geen, mensch, die het u lastig
zal maken!"
„Miss Carletgn zal zeker geen overlast
worden aangedaan, als ik haar maar bege
leiden mag", zei Peil met overgroote hoffelijk
heid.
Rorke keek naar hem als een ruwharige
herdershond naar een dwergpinchertje, haalde
de schouders eens op en zou doorgeloopen zijn.
als Janie nog niet eens haar nu half-smeekend
beroep had gedaan.
„Is er dan misschien geen andere weg door
de velden?"
„Zeker. Dien weg volg ik zelf. Maar ik weet
niet, of u dien wel zoudt kunnen vinden".
„Ongetwijfeld zal mr. Gilchrist u dien graag
wijzen", zei Peil spijtig. „Het is zoo'n inge
wikkelde richting, dat je ze haast niet aan
iemand kunt uitduiden."
„Het spijt mij, dat ik u moet lastig vallen",
zei Jane weer. met die stille smeekbede in de
oogen naar haar neef. .maar ik zou zoo graag
dien weg door de velden gaan".
Zwijgend ging Rorke vóór, deed een hek
open en zij volgde, eveneens zwijgend. In stilte
liepen ze een eind- weegs voort; toen vroeg
Rorke ineens:
„Is die Peil een kennis van u?"
„Zeker niet. I heb hem vanmiddag pas voor
het eerst gezien in dat koffiehuisje, waar ik
mij ergerde aan de wijze, waarop hij mij aan
staarde. En toen later mijn hoed afgewaaid
was, kwam hij mij achterop rijden, stelde zich
voor en wilde mij thuis brengen'.
„En'hoe zei u, dat u heette?'
„Ik ben miss Carleton", antwoordde zij met
waardigheid.
„Nu, miss Carleton ,dan raad ik u, om u
zoo weinig mogelijk in te laten met dien Peil."
„Dat hoeft u mij niet eens te zeggen.
Denkt u, dat. ik u anders zou hebben ge
vraagd, om mee te mogen gaar)
„Neen, dat begrijp ik heel goed', antwoordde
Rorke. „U is vanmiddag eenmaal niet gelukkig
geweest in uw ondernemen."
Dit vond zijzelve ook en verder werd er
dan ook geen woord tusschen de twee ge
sproken. Hij hielp haar overstappen en reikte
haar de hand, toen ze eens een sloot over
moesten over een smal plankje en ter wille
van. haar na mhij wat kleiner stappen, iets
wat'zij in stilte waardeerde.
HOOFDSTUK VI.
Toen ze het tuinpad opkwam, hoorde ze
stemmen in de keuken: een bewijs dus, dat
Minnie niet alleen was. Een jonge vrouw zat
aan de tafel met haar ellebogen tusschen de
kopjes en schoteltjes: en die twee waren druk
aan het praten. Minnie liet een soort voorstel
ling volgen en Janie begreep, dat zij zicb dus
in gezelschap bevond van Selina, de kamenier
van mrs. George.
Selina zat met haar rug naar de deur, maar
toen zij zich omkeerde, werd Janie gewaar:
een bleek, met sproeten overdekt gezichtje,
waarvan de oogen te dicht bij elkaar stonden.
Toch was de totale indruk niet onaantrekke
lijk. wat niet wegnam, dat Janie onmiddellijk
antipathie tegen haar opvatte.
„Waar is u geweest?" vroeg Minnie. „Mis-
sus is al zoo lang thuis. Wij dachten dat u
verdwaald was. Ik ben al, ik weet niet hoe
dikwijls, aan den voorkont van het huis maar
eens gaan uitkijken".
„Ik ben langs den achterkant gekomen, over
de velden".
„Hoe hebt u den weg daar gevonden? Is
u alleen gekomen?"
„Ik kwam mr. Rorke Gilchrist tegen en hij
was zoo vriendelijk, mij naar huis te gelei
den".
Minnie giechelde even.
„Dat was dan wel een meevallertje!" zei
Selina.
„Is mrs. George Gilchrist boven", vroeg
Janie eenigszins uit de hoogte. „Kan ik naar
haar toegaan?"
„Mrs. George zal wel bellen, als ze u noo-
dig heeft. Ze verwachtte u hier te vinden, toen
ze thuis kwam."
„Dat is toch vreemd, omdat ze eigenlijk
dacht, dat ik Donderdag pas komen zou."
„Wilt u niet even thee-drinken, vóór u naar
boven gaat?" vroeg Minni goedig. „U ziet er
moe uit en ik denk niet, dat u meer iets
heeft gehad, sinds u hier wegging."
Janie bedankte. Ze had feitelijk honger en
dorst, maar ze wilde toch geen maaltijden
meer deelen met de meisjes: Selina's tegen
woordigheid in de keuken veranderde er de
atmosfeer.
Ze ging naar haar kamer, om zich wat op
te knappen; maar veel werk maakte ze niet
van haar toilet. Wat kon het -haar nog sche
ien, wat mrs. George, de gewezen barmaid,
van haar zei!
Ze wilde haar alleen zien, om haar mee te
deelen, dat ze niet van plan was, in haar huis
te blijven.
Eindelijk ging de bel en Selina geleidde haar
naar missus. Janie zou onmogelijk alleen den
weg hebben gevonden door al die gangen.
Het was een eigenaardig vertrek, waar ze
eindelijk binnenging, een mengeling van def
tige, oude meubelen en opzichte, prullerige
versieringen.
De „missus" zelve was een groote, grove
vrouw, onsmaakvol gekleed, en die ééns mis
schien wel knap was geweest. Ze had donkere
oogen en een dikken haardos. Haar en wim
pers waren waarschijnlijk geverfd en op haar
gelaat ontbrak ook het rouge niet.
Ze keek nauwelijks op, toen Janie binnen
trad, maar wenkte haar, om plaats te nemen
en ging voort met haar patience-spel.
Janie trok zich niet veel aan van die ont
vangst: ze bleef hier immers toch niet. Ook
voelde ze diep medelijden met deze vrouw.
Toen ze haar in stilte eenigen tijd had gade
geslagen, wierp mrs. George ineens het heele
pak kaarten neer en zei op harden, stroeven
toon en met sterk accent.
„Och, 't wil nu eenmaal niet! Die heer zit
altijd in den weg! Ik geloof, dat dit wat be
duidt. Jij ook niet, Selina? Daar, neem de
kaarten nog eens en schud ze vooral. Dan zal
ik het nog eens prob/a»ren... O. goeden avond,
miss... Carleton, niet waar? Het spijt mij,
dat er eenig misverstand heeft plaats gehad
met den dag van uw komst. Dat is de schuld
van Selina. die heeft den brief voor mij ge
schreven. Selina schrijft al mijn brieven "en
behandelt over het geheel mijn zaken. Als u
in het vervolg klachten heeft, of iets waar
mee u zich niet vereenigen kunt, dan wendt
u zich maar tot Celina. Ik moet niet lastig
gevallen worden met huiselijke aangelegen
heden. Mijn gezondheid is niet best en ik l(jd
aan zenuwbuien. Daarom heb ik iemand noo-
dig. die geheel de leiding op zich neemt van
mijnen kleinen jongen, Charlie. een lief. klein
ventje: maar kinderen maken mij altijd ze
nuwachtig en sinds den dood van mijn armen
Alf kan ik het minste niet meer verdragen.
Hebt u gehoord, hoe Alf gedood werd? Ver
móórd, noem ik het!Ja, wat beduidt dat
nu, Selina? Me dunkt, in mijn eigen huis mag
ik toch zeggen, wat ik wil! Nu, zoo is het
dan genoeg, miss Carleton. Selina zal u uw
plichten meedeelen. Zwaar zijn die niet. Goe
den avond. Is dat pak geschud, Seline? Geef
het mij dan".
(Wordt vervolgd.)