ZOON
RADIO
VAN
ÏMZSN
De graanheffingen en
de veehouderij
Twee nichten
en twee neven
De onervarenheid der
vrouwen
Billijker verdeeling van het
melkgeld
Nief-zwermende bijen
Gevaarlijke vondst
fl PROGRAMMA
door
EDGAR RICE
BURROUGHS
r—
l|fut
No. 12.
De reis van de aap terug naar de jungle en
naar zijn vrijheid, zou aanvangen op dezelfde
dag, dat de toekomstige Lord Greystoke naar
school terug zou keren. Voorzien van voldoen
de geld, had hij het schijnbaar erg druk met
inpakken voor het vertrek, waarbij hij ver
schillende eigenaardige inkopen deed, zonder
dat iemand dit merkte. Met toestemming van
zijn ouders ging hij Akoet voor het laatst
goedendag zeggen en spoedig was hij in een
druk gesprek met de oude Paulvitch. „Laat
mg de aap meenemen tot Dover", zei hg. „Ik
kan het doen en toch op tijd op school zijn.
Niemand behoef er iets van te weten. Het
spaart U een vermoeiende reis uit en ik zal
een dag langer bij mijn junglevriend kunnen
zijn, voordat ik heb voor altijd verlies." Het
rolletje bankbiljetten, dat hij den Rus in de
hand duwde, was overbodig, want het plan
kwam prachtig overeen me* wat Paulvitch in
zijn eigen, duivels brein had uitgebroed. Die
middag namen Lord en Lady Greystoke af
scheid van hun zoon en brachten hem naar
een eerste klasse coupé van de trein, die hem
binnen enkele uren naar Eton zou brengen.
Weinig vermoedden zij toen, dat er vele jaren
voorbij zouden gaan en er vreemde dingen
zouden gebeuren, voordat zij hem zouden
terugzien! Toen zg hem hadden verlaten, zocht
de jongen zijn bagage bg elkaar, verliet de
trein en liet zich dadelijk naar het huis van
den Rus rijden. Het was bijna donker, toen hij
aankwam. Paulvitch wachtte op hem liep
zenuwachtig heen en weer. De aap was met
een stevig touw aan het bed vastgebonden. Dit
was voor het eerst, dat de jongen het dier
vastgebonden zag. Vragend keek hg den Rus
aan. De man mompelde een verontschuldiging.
De schurk had een ander touw in de hand;
met 'n lus aan het eind. Het pokdalig gezicht
van den man zag er onheilspellend uit, terwijl
hg in zichzelf stond te mompelen. Zijn gedrag
wekte de achterdocht van den jongen op.
De regeering helpe niet het
eene bedrijf, ten koste van het
andere!
Het zal wel geen tegenstand ontmoeten,
Indien wij constateeren, dat het er zoo
wel met den economischen toestand in het
algemeen al.s met de positie van den land
bouw in 't bijzonder geenszins gunstig voor
staat, schrijft het orgaan van den Alg. Ned.
Zuivelbond.
Met de opleving kon een door
iedereen toegejuichte vereenvoudi
ging der crisismaatregelen gepaard
gaan en thans doen zich verschijnse
len voor, die er op wijzen, dat de
regeering, wil het boerenbedrijf
loonend blijven, weer krachtiger
maatregelen zal moeten nemen.
Evenals dit bij het begin van de
crisis op landbouwgebied het geval
is geweest, zien wij ook nu de eerste
inzinkingsverschijnselen bij de
granen, die den laatsten tijd op on
rustbarende wijze in prijs gedaald
zijn. Wij staan daarmede reeds di
rect voor een belangrijk vraagstuk,
dat ook de veehouderij raakt.
Immers, indien de graanprijzen zoo ver
dalen, dat de monopolieheffingen weer ver
hoogd moeten worden en deze mogelijk niet
voldoende meer zijn en* men andere steun
maatregelen moet gaan overwegen, zooals
heffingen aan de grens of denaturatietoe-
slagen, dan gaat daarmede gepaard een
kunstmatige verhooging der prijzen van
alle voedergranen en de boer, die alleen
vee houdt en zelf geen of zoo goed als geen
voedergewassen teelt, zooals dit in een groot
gedeelte van Friesland, Noord-Holland en
Zuid-Holland het geval is, krijgt deze in
meerdere of mindere mate te betalen.
Nu zal men zeggen, dit is toch niet zoo
erg, want gesteld, dat deze prijzen op na
tuurlijke wijze op deze hoogte bleven, dan
hadden die boeren dat toch ook te betalen.
Men ziet daarbij echter twee dingen voorbij.
In den regel gaat een natuurlijk op de
hoogte blijven van den graanprijs gepaard
met een goede economische situatie, zoo
dat dan ook de zuivelprijzen' meestal wel
zoodanig zijn, dat een wat hoogere voeder-
prijs betaald kan worden. Maar zelfs ook
al is dat niet zoo, hetgeen ook wel eens
voorkomt, dan nog is er tegen een -van
nature hoogen prijs nimmer zooveel be
zwaar als tegen een die door regeerings-
maatregelen omhoog gebracht is, omdat
men van den staat mag verwachten dat hij
allen volgens eenzelfde lijn zal behandelen
en
niet den een ten koste van den
ander
zal helpen. Helaas hebl>en de graanheffin
gen voor de veehouderij dit karakter.
Daar komt nog bij, en dit is ons
tweede bezwaar, dat de veehouderij
bij het huidige stelsel nimmer zoo
danig gesteund kan worden, dat
men hier kan spreken van een ge-
garandeerden prijs, zooals dit in
zekeren zin bij de graanteelt wel het
geval is. Niettegenstaande het toe-
slagstelsel is de veehouderij, m.n.
wat betreft de zuivelproducten,
steeds afhankelijk van de wereld
marktprijzen, daar de opbrengst uit
de binnenlandsche heffingen aan be
paalde grenzen gebonden is.
Zoolang de regeering geen stelsel kan toe
passen, waarbij voor het akkerbouwbedrijf,
zoowel als voor het veehoudersbedrijf met
gegarandeerde minimumprijzen kan worden
gewerkt voor laatstgenoemd bedrijf zien
wij vooralsnog de mogelijkheid niet zij
men daarom voorzichtig met de graanprij
zen door middel van regeeringsmaatregelen
op zoodanige wijze te verhoogen, dat daar
van een verhooging der productiekosten van
het veehoudersbedrijf het gevolg is.
Men beschuldige er ons niet van, dat wij
in bovenstaande uitsluitend het veehouders-
belang op het oog hebben gehad en dat men
bij de beoordeeling van een en ander het
geheel moet zien. Juist omdat wij het ge
heel wenschen te zien, hebben wij gemeend
op bovenstaand gevaar de aandacht te moe
ten vestigen, nu het met de graanprijzen
weer in een critiek stadium schijnt te gaan
komen. Wij weten ook wel, dat men in ak-
kerbouwk ringen vaak ontevreden is over
de vastgestelde richtprijzen ,cn aan beper
kingen gebonden is, doch men vergete
daarbij niet, dat het bij dalende zuivelprij
zen in de veehouderij gauw kritieker is dan
in den akkerbouw, omdat het daar aan
een vasten bodem ontbreekt en elke verhoo
ging, welke er dan in den vorm van ver
hoogde graanheffingen bijkomt, duwt dit
bedrijf nog verder naar beneden.
Het streven moet er daarom op gericht
zijn het eene bedrijf zoowel als het andere
te helpen, doch niet het eene ten koste van
het andere.
EEN ONDANKBARE CHIMPANSEE.
Bezoekers van den dierentuin te Bristol
zagen, hoe een groote Chimpansee den arm
greep van den zes en vijftigjarigen Ralph
Guis, toen deze zijn kooi passeerde. Guis
was zijn oppasser en de menschen meen
den dus, dat het een grap was.
Toen zagen zij tot hun schrik, dat de aap
zijn oppasser tot driemaal toe in den arm
beet. Vrouwen begonnen te schreeuwen,
mannen renden te hulp om den oppasser
te ontzetten. Zij slaagden erin en brachten
den gewonde in allerijl naar een zieken
huis.
FEUILLETON.
Naar het Engelscb
23
Rorke stond in de hall met mrs. Warrener
te praten, die nu Janie vriendelijk begroette
en ging, zoodat het jonge meisje nog enkele
woorden kon wisselen met Rorke.
Haar hart klopte zóó nstuimig, dat ze met
in staat was tot spreken en dat het dus
Rorke was, die begon:
„Ga je nu?"
Zjjn stem klonk stroef en hij keek met naar
haar, ofschoon ze de oogen vol tranen naar
hem opgeslagen hield. n
„Ze zeggen, dat ik moet gaan
„Daar hebben ze gelijk in. Dit huis is geen
geschikte plaats voor je
Groote verrassing stond op haar gezichtje
te lezen. Toen zij er vroeger eens van gespro
ken had, om weg te willen gaan, was hg
woedend geweest en nu, nu het huis al zoo
goed als zijn eigendom was en er geen re^n
bestond, waarom zij het niet met
deelen, vond hij het heel goed, dat zg ging.
Rorke ontmoette niet haai blik. Hg hield de
oogen neergeslagen. Trots maakte zich nu
van haar meester en koud stak zg hem c
hand toe, terwijl ze sprak:
„Dan zeg ik je dus bij deze goeden dag.
Hij vatte die lusteloos en, terwijl hg daar
zoo stond, trof het Janie, dat hg niet onver-
schillig, maar boos was; zeker kon hij het
haar niet vergeven, dat ze hem had misleid,
wat betrof haar naam en haar verwantschap.
„Vind je het erg... dat... dat ik je nichtj
ben?"
„Waarom zou ik dat erg vinden? Het maakt
niet veel verschil".
Dit korte antwoord was haar nog een bewijs
te méér, dat hij boos was. Maar dit gevoelen
zou hij wel overwinnen; dus antwoordde zij:
„Rorke, heb je graag, dat ik ga?"
„Ja", zei hij met vaste stem, „nu wel. Ik
had het eens anders gedacht, maar daar is
het nu te laat voor. Je moet gaan. Goeden
dag dus!"
Er was geen tijd, om meer iets te zeggen.
De taxi stond al voor, Betty riep haar.
Verblind door tranen, wendde ze zich af.
Ze stond nog niet zoo heel vast op de beenen
en Dick Warrener hielp haar in de taxi, waar
ze haar zoo makkelijk mogeljjk in kussens
en plaids installeerden.
Eer ze goed besefte, dat ze afgereden wa
ren, was „The Grange" al geheel uit het
gezicht verdwenen; even later heel Chatbeck.
Dit hoofdstuk uit haar leven was dus besloten.
Heel de wereld leek haar ledig.
Later, in den trein, zag ze weer een licht
straal: Rorke was niet alleen hóar neef en die
van Betty, maar ook was hij een neef van de
Warreners; mrs. Warrener was heel vriende
lijk tegen hem geweest en Dick had gesproken
van elkaar later nog eens te zullen ontmoeten
Als Betty de vrouw was van Dick, dan zou
ze misschien nog wel eens iets van hem
hooren... Mogelijk had Rorke het ook anders
bedoeld, dan zij het opgevat had. Hij had ver
langd, dat zij nu ging, maar dat ze later mis
schien te eeniger tg'd zou terugkeeren. Althans
op deze hoop zou ze blij /en teren
Mrs. Warrener schoof haar courant ter
zijde en keek peinzend uit het portierraam.
„Arme Honor!" zei ze. „Wie had dit ooit
kunnen denken, toen zij, al jong meisje, zoo'n
alleraardigst, maar eerder een wat trotsch
ding was. dat zij zulk een huwelijk zou sluiten
zoo'n man en zulk een zoon zou hebben!"
„U is bevooroordeeld, moeder", zei Dick.
„Het is een heel mooi bezit, „The Grange";
als het maar wat bet?r verzorgd was, zou het
Zaakwaarnemer tot zware straf
veroordeeld.
Het Amsterdamsche gerechtshof, veroor
deelde den Rotterdamschen zaakwaarnemer
K. A. V., die ook langen tijd practijk te
Amsterdam heeft uitgeoefend, wegens op
lichting tot twee en een half jaar gevan
genisstraf. Verdachte heeft reeds een jaar
in voorarrest doorgebracht. De rechtbank te
Amsterdam had hem veroordeeld tot twee
jaar gevangenisstraf met aftrek van voor
arrest.
Verdachte had drie vrouwen bewo
gen hem resp. f 500.f 5000.en
f 500.- ter hand te stellen om „voor-
deelig" te beleggen in huizen en
grondwerken. Hij had zijn slacht
offers voorgespiegeld, dat zij min
stens 10 pet. rente zouden krijgen.
Het hof overwoog, dat hij op
schromelijke wijze misbruik had ge
maakt van de onervarenheid der
vrouwen op financieel gebied en dat
hij een gevaar voor zijn medemen-
schen opleverde, zoodat de straf
verhoogd diende te worden.
Ter zitting had de zaakwaarnemer zijn
onschuld volgehouden. Hij had zoo zei-
de hij het geld, waarvan de vrouwen
nooit een cent terugzagen, te goeder trouw
geleend en verspeculeerd. Van een der op
lichtingen werd hij op juridische gronden
vrijgesproken.
Friesland neemt het initiatief.
Sedert eenigen tijd betalen een twintigtal
coöperatieve fabrieken in het Zuiden van
de provincie Friesland denzelfdén wekelijk-
schen melkprijs uit terwijl volgens 't Manlid
v. d. Bond van Coöp. Zuivelfabrieken in
Friesland thans ook een aantal fabrieken
uit het Zuid-Westen en Midden-Westen van
Friesland een dergelijke regeling hebben
getroffen, waarbij de uit te betalen melk
prijs zich richt naar de Friesche bondsnotee-
ring.
Een dergelijke regeling is o.i. zeer toe te
juichen, zegt het off. orgaan van den Alg.
Ned. Zuivelbond, daar hierdoor wordt be
reikt, dat de ongezonde concurrentie op het
gebied der melkprijzen tusschen de coöpe
ratieve fabrieken onderling ophoudt te be
staan. Bij de coöperatieve fabrieken is im
mers het periodiek uitl>ctaalde melkgeld
slechts te beschouwen als een voorschot op
hetgeen achteraf blijkt werkelijk door de
fabriek te kunnen worden uitbetaald. Op
het oogenblik, dat de melkprijs wordt vast
gesteld, is veelal nog niet te zeggen, welke
de opbrengst der in de uitbetalingsperiode
verwerkte melk zal zijn, terwijl bovendien
het onkostenbedrag, dat men moet kennen
om vast te stellen hetgeen werkelijk kan
worden uitbetaald, pas aan het eind van het
boekjaar bekend is. Het eerlijkste is de
grootte van het voorschot te doen afhangen
van de geldende zuivelprijzen. Elke wijze
van uitbetaling, waarbij de periodieke uit-
keeringen niet steeds in gelijke verhouding
staan tot den geschatten prijs, die de melk in
de uitbetalingsperiode zal opbrengen, is in
strijd met het wezen der coöperatie.
Het is te hopen, dat dit in Friesland ge
nomen initiatief ook elders in Nederland
op groote schaal toepassing vindt. De posi
tie van de coöperatie als geheel zal er zeer
door worden versterkt terwijl in vele ge
vallen een einde kan worden gemaakt aan
een weinig te waardeeren toestand, waarbij
de coöperatieve fabrieken elkaar den voet
dwars zetten door er een uitbetalings-,poli
tiek" op na te houden. Daarbij kan de lx>er
op den duur onmogelijk gebaat zijn.
Goed nieuws voor den imker.
Om den imker, die zijn bijen in kasten
houdt, de lasten van het zwermen dezer
beestjes te besparen, zijn de laatste jaren
op de Veluwe proeven genomen met Ameri-
kaansche goudbijen, die zwermvrij zijn. De
ze proeven slaagden niet, aangezien de
bijen 's winters niet tegen het klimaat van
ons land bestand bleken te zijn. Later zijn,
aldus de N. R. Crt., bijen van c:en ander
Amerikaansch zwermvrij ras voor dat doel
gebruikt. Hiervan was het voorloopig re
sultaat alleszins gunstig.
De afdeeling Apeldoorn en omstreken van
de Vereeniging tot bevordering van den bij
enteelt in Nederland heeft besloten deze
vrij kostbare proeven in het groot door te
zetten. Zij heeft 75 koninginnen van dit
bijenras besteld, welke haar per „Oueen
Mary" uit Amerika zijn toegezonden en
deze week onder de imkers verdeeld zul
len worden.
Als deze belangrijke proefneming slaagt,
zal na lang zoeken een middel gevonden
zijn om het houden van bijen aanmerke
lijk te vereenvoudigen. Het biedt den im
ker, die zijn bijen in kasten houdt, mo
gelijkheden, die met de korfbijenteelt en
met de zwarte Hollandsche bij practisch
niet te bereiken zijn.
In het zand, liggende bij een bouwwerk
te Den Haag, is een granaat van zwaar ka
liber (20 c.m.) gevonden. Het projectiel,
dat nog geladen was, is daar vermoedelijk
bij den aanvoer van liet zand terecht geko
men. Het is toegezonden aan de commissie
van proefneming op het artillerieterrein.
VRIJDAG 24 JUNI.
Hilversum I, 1875 en 415,5 m.
Algemeen programma, verzorgd door de
KRO.
8.009.15 Gramofoonmuziek.
8.20 Berichten.
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Bijbelsche causerie.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
1.15 Berichten.
2.00 KRO-Melodisten en solist.
2.453.00 Gramofoonmuziek.
3.30 Gramofoonmuziek.
4.00 Berichten.
4.15 KRO-Kamerorkest.
5.00 Gramofoonmuziek.
5.15 KRO-orkest.
6.00 Land- en tuinbouwcauserie.
6.20 KRO-Melodisten en solist.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie over Beroepskeuze.
7.35 Musica Catholica.
8.00 Berichten ANP.
8.15 KRO-orkest, de "KRO-Boys en de KRO-
Melodisten en Gramofoonplaten.
10.30 Berichten ANP.
10.4012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II, 301,5 m.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA.
12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO. 9.00
VARA. 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA.
8.00 Gramofoonmuziek.
8.16 Berichten.
10.00 Morgenwijding.
10.20 Declamatie.
10.40 Tenor, Piano- en Gramofoonmuziek.
11.10 Vervolg declamatie.
11.30 Orgelspel.
12.00 Het Kovacs Lajos-orkest.
12.45 Gramofoonmuziek.
1.15 Vervolg concert.
2.00 Piano-voordracht. In de pauze: Gramo
foonmuziek.
2.30 Declamatie.
3.00 Variété-programma.
4.00 Gramofoonmuziek.
5.00 Kinderuurtje.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.30 Politiek radiojournaal.
6.50 Esmeralda-septet en solist.
7.20 Berichten ANP.
7.30 Berichten.
7.35 Causerie: „Reorganisatie in de Ned,
Herv. Kerk.
8.00 Sopraan en piano.
8.30 Causerie over de Tentoonstelling Goud-
sche Glazen 1938.
9.00 Zang, accordeon en piano.
9.30 Orgel, trompet en piano.
10.00 De Ramblers.
10.30 Berichten ANP.
10.40 Avondwijding.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Jazzmuziek (gramofoonplaten).
11.5512.00 Gramofoonplaten.
er heel anders uitzien. Er ligt nu een donkere
schaduw over."
„En Rorke Gilchrist dan?" vroeg Betty.
„Die was óók onder een schaduw. Als een
man pas twee sterfgevallen in zijn familie
heeft gehad, verdacht werd van moord en
zijn moeder heeft gezien in delirium tremens,
dan kan hij zelf toch ook niet op zijn voor-
deeligst zijn!"
„Neen, dat is zoo", gaf Betty toe. „Maar
toch kan ik haast niet geloo 'en dat hij je
neef is, Dick".
„En de jouw antwoordde hij, h^ar glim
lachend in de oogen ziend. „Doe dus maar je
best, zoo goed .nugelgk over hem te denken."
„Och, ja, dat wil ik wel. Janie zegt, dat hij
waarlijk heel zorgzaam is geweest -oor het
kleine broertje. Maar mij lijkt hij onmogelijk
en al is dan ook honderdmaal een neef van
ons beiden, hoop ik maar, dat wij in het
vervolg niet veel meer van hem merken zul
len. Ik hoop, dat Janie hem ook maar gauw
vergeet, en trouwens haar heele erva
ring daar op „The Grange"!"
Liefkozend legde ze haar hand op die van
haar zuster: maar Janie trok die vrjj heftig
terug, terwijl ze zei:
„Je doet mij pijn, Betty!!"
HOOFDSTUK XVIII,
(Besluit.)
Betty was in den eersten geluksroes van
haar verloving.
Dat haar zuster er nog zoo slecht uitzag,
schreef ze in hoofdzaak toe aan de doorge
stane ziekte en dan aan het feit, dat zij niet
Dick Warrener zou trouwen. Ze had name
lijk meelijden met ieder ander, die niet zoo
gelukkig was als zij, maar misschien was ze
ook te zeer verdiept in haar eigen gevoelens
om zoo scherp op te merken als anders; bo
vendien was de indruk, dien zij zelve van
Rorke had gekregen van dien aard geweest,
dat ze er zich onmogelijk in zou kunnen ver
plaatsen, hoe eenig meisje >oit voor zoo
iemand had kunnen voelen.
Toen ze terugkeerde van de huwelijksreis,
vond ze Janie zoo schijnbaar weer de oude in
uiterlijk en opewektheid. Toch lag er dikwijls
een schaduw over het anders nu weer zoo
frissche gezichtje en de opgewektheid was
misschien wel eens wat geforceerd. Maar
niemand, die dit merkte.
Janie had gedurende Betty's afwezigheid
haar plaats ingenomen bij mrs. Warrener en
als secretaresse had ze nu misschien niet
zoozeer voldaan,, maar als gezelschapsdame
wèl. Ze scheen zich heel .gelukkig te voelen
in het huis van haar zwager. Niemand ver
moedde, wat een moeite het haar soms
kostte, om zoo gelijkmoedig opgewekt te
blijven. Want Rorke's bedreig'ng, die hij ééns
had uitgesproken, was bewaarheid: wélke de
gevoelens dan ook waren, die ze jegens hem
koesterde, ze kon hem niet vergeten. Ze was
boos op hem; ze maakte zichzelve wijs, dat
z hem haatte; dat ze nooit een man zou
getrouwd hebben van zulk een hard, haat
dragend karakter; maar ze kon hem niet uit
haar gedachten bannen.
Geen nieuws bereikte haar uit Chatbeck.
Mrs. Warrener en Dick schenen nooit wat te
hooren van Rorke; mrs. Carpmael was nog
u't logeeren en Janie was te trotsch, om
openlijk navraag te doen. Ze wist niet, of
Rorke nog aan haar dacht, of hij haar ver
geten, of soms iemand ontmoet had, voor
wie hij waarlijk gevoelde; of hij ook in
kwade gewoonten vervallen was en mis
schien een huwelijk had gesloten als zijn
vader.
Eéns schreef ze hem en lichtte hem volle
dig toe de reden, waarom ze naar „The
Grange" gekomen was; ze sprak ook van de
vriendschap, die er tusschen hen had bestaan
en had hem gevraagd, haar de misleiding te
vergeven, waardoor ze intusschen toch maar
met elkaar in kennis gekomen waren!
Ze kreeg een kort, officieel schrijven terug,
dat haar ergernis en onuitsprekelijke teleur
stelling bezorgde.
„Er is geen sprake van vergiffenis tus
schen ons. Het eenige, dat waarde ver
leent aan vriendschap, in welken vorm dan
ook, is vertrouwen in elkaar en je weet,
dat dit juist onder ons verloren is ge
gaan".
Toen Janie dit las, besloot zij, dat ze
ee'der sterven zou, dan dat ze tot eenige
verdere toenadering zou overgaan.
Intusschen was zij mooier dan ooit al zag
ze er dan ook wel teerder uit.
Dick bracht nogal eens jongelui mee, tot
Janie op een goeden dag verklaarde, dat zij
nu meer dan genoeg vreemden had ontmoet.
„Het is je eigen schuld, als ze vreemden
blijven," had hg schertsend geantwoord.
Maar ééns op een keer zei hij, dat hij nu
niet een vreemde maar een ouden vriend
meegebracht had.
„Zelfs een heel goeden ouden vriend!"
voegde hg er ondeugend bij. „Tenminste hij
drukte speciaal zijn verlangen uit, om je te
zien".
Een oogenblik later introduceerde hg
Teddy Langworthy.
Maandenlang had ze dien geen gedachte
meer gegund, maar Dick had hem in Londen
ontmoet en hem mee naar huis gebracht.
Even later kwam hg echter nog met een an
deren gast binnen, dien hij Èlizabeth voor
stelde als: „onze neef. Rorke Tlchrist".
Alles in het vertrek scheen met Janie in
het rond te draaien, toen ze eerst den naam
van Rorke en daarop diens stem hoede.
„U schijnt niet zooveel belang te stellen in
deze geschiedenis?" vroeg Teddy, die haar
juist verslag deed van een jacht-expeditie in
Zuid-Afrika. „Zal ik maar ophoudt.,?"
„Neen, natuurlijk niet", protesteerde zij.
„Ik ben dol verlangend, om het verder te
hooren!"
(Wordt vervolgd.)
i