ZOON RADIO VAN ÏMZSN De graanheffingen en de veehouderij Twee nichten en twee neven De onervarenheid der vrouwen Billijker verdeeling van het melkgeld Nief-zwermende bijen Gevaarlijke vondst fl PROGRAMMA door EDGAR RICE BURROUGHS r— l|fut No. 12. De reis van de aap terug naar de jungle en naar zijn vrijheid, zou aanvangen op dezelfde dag, dat de toekomstige Lord Greystoke naar school terug zou keren. Voorzien van voldoen de geld, had hij het schijnbaar erg druk met inpakken voor het vertrek, waarbij hij ver schillende eigenaardige inkopen deed, zonder dat iemand dit merkte. Met toestemming van zijn ouders ging hij Akoet voor het laatst goedendag zeggen en spoedig was hij in een druk gesprek met de oude Paulvitch. „Laat mg de aap meenemen tot Dover", zei hg. „Ik kan het doen en toch op tijd op school zijn. Niemand behoef er iets van te weten. Het spaart U een vermoeiende reis uit en ik zal een dag langer bij mijn junglevriend kunnen zijn, voordat ik heb voor altijd verlies." Het rolletje bankbiljetten, dat hij den Rus in de hand duwde, was overbodig, want het plan kwam prachtig overeen me* wat Paulvitch in zijn eigen, duivels brein had uitgebroed. Die middag namen Lord en Lady Greystoke af scheid van hun zoon en brachten hem naar een eerste klasse coupé van de trein, die hem binnen enkele uren naar Eton zou brengen. Weinig vermoedden zij toen, dat er vele jaren voorbij zouden gaan en er vreemde dingen zouden gebeuren, voordat zij hem zouden terugzien! Toen zg hem hadden verlaten, zocht de jongen zijn bagage bg elkaar, verliet de trein en liet zich dadelijk naar het huis van den Rus rijden. Het was bijna donker, toen hij aankwam. Paulvitch wachtte op hem liep zenuwachtig heen en weer. De aap was met een stevig touw aan het bed vastgebonden. Dit was voor het eerst, dat de jongen het dier vastgebonden zag. Vragend keek hg den Rus aan. De man mompelde een verontschuldiging. De schurk had een ander touw in de hand; met 'n lus aan het eind. Het pokdalig gezicht van den man zag er onheilspellend uit, terwijl hg in zichzelf stond te mompelen. Zijn gedrag wekte de achterdocht van den jongen op. De regeering helpe niet het eene bedrijf, ten koste van het andere! Het zal wel geen tegenstand ontmoeten, Indien wij constateeren, dat het er zoo wel met den economischen toestand in het algemeen al.s met de positie van den land bouw in 't bijzonder geenszins gunstig voor staat, schrijft het orgaan van den Alg. Ned. Zuivelbond. Met de opleving kon een door iedereen toegejuichte vereenvoudi ging der crisismaatregelen gepaard gaan en thans doen zich verschijnse len voor, die er op wijzen, dat de regeering, wil het boerenbedrijf loonend blijven, weer krachtiger maatregelen zal moeten nemen. Evenals dit bij het begin van de crisis op landbouwgebied het geval is geweest, zien wij ook nu de eerste inzinkingsverschijnselen bij de granen, die den laatsten tijd op on rustbarende wijze in prijs gedaald zijn. Wij staan daarmede reeds di rect voor een belangrijk vraagstuk, dat ook de veehouderij raakt. Immers, indien de graanprijzen zoo ver dalen, dat de monopolieheffingen weer ver hoogd moeten worden en deze mogelijk niet voldoende meer zijn en* men andere steun maatregelen moet gaan overwegen, zooals heffingen aan de grens of denaturatietoe- slagen, dan gaat daarmede gepaard een kunstmatige verhooging der prijzen van alle voedergranen en de boer, die alleen vee houdt en zelf geen of zoo goed als geen voedergewassen teelt, zooals dit in een groot gedeelte van Friesland, Noord-Holland en Zuid-Holland het geval is, krijgt deze in meerdere of mindere mate te betalen. Nu zal men zeggen, dit is toch niet zoo erg, want gesteld, dat deze prijzen op na tuurlijke wijze op deze hoogte bleven, dan hadden die boeren dat toch ook te betalen. Men ziet daarbij echter twee dingen voorbij. In den regel gaat een natuurlijk op de hoogte blijven van den graanprijs gepaard met een goede economische situatie, zoo dat dan ook de zuivelprijzen' meestal wel zoodanig zijn, dat een wat hoogere voeder- prijs betaald kan worden. Maar zelfs ook al is dat niet zoo, hetgeen ook wel eens voorkomt, dan nog is er tegen een -van nature hoogen prijs nimmer zooveel be zwaar als tegen een die door regeerings- maatregelen omhoog gebracht is, omdat men van den staat mag verwachten dat hij allen volgens eenzelfde lijn zal behandelen en niet den een ten koste van den ander zal helpen. Helaas hebl>en de graanheffin gen voor de veehouderij dit karakter. Daar komt nog bij, en dit is ons tweede bezwaar, dat de veehouderij bij het huidige stelsel nimmer zoo danig gesteund kan worden, dat men hier kan spreken van een ge- garandeerden prijs, zooals dit in zekeren zin bij de graanteelt wel het geval is. Niettegenstaande het toe- slagstelsel is de veehouderij, m.n. wat betreft de zuivelproducten, steeds afhankelijk van de wereld marktprijzen, daar de opbrengst uit de binnenlandsche heffingen aan be paalde grenzen gebonden is. Zoolang de regeering geen stelsel kan toe passen, waarbij voor het akkerbouwbedrijf, zoowel als voor het veehoudersbedrijf met gegarandeerde minimumprijzen kan worden gewerkt voor laatstgenoemd bedrijf zien wij vooralsnog de mogelijkheid niet zij men daarom voorzichtig met de graanprij zen door middel van regeeringsmaatregelen op zoodanige wijze te verhoogen, dat daar van een verhooging der productiekosten van het veehoudersbedrijf het gevolg is. Men beschuldige er ons niet van, dat wij in bovenstaande uitsluitend het veehouders- belang op het oog hebben gehad en dat men bij de beoordeeling van een en ander het geheel moet zien. Juist omdat wij het ge heel wenschen te zien, hebben wij gemeend op bovenstaand gevaar de aandacht te moe ten vestigen, nu het met de graanprijzen weer in een critiek stadium schijnt te gaan komen. Wij weten ook wel, dat men in ak- kerbouwk ringen vaak ontevreden is over de vastgestelde richtprijzen ,cn aan beper kingen gebonden is, doch men vergete daarbij niet, dat het bij dalende zuivelprij zen in de veehouderij gauw kritieker is dan in den akkerbouw, omdat het daar aan een vasten bodem ontbreekt en elke verhoo ging, welke er dan in den vorm van ver hoogde graanheffingen bijkomt, duwt dit bedrijf nog verder naar beneden. Het streven moet er daarom op gericht zijn het eene bedrijf zoowel als het andere te helpen, doch niet het eene ten koste van het andere. EEN ONDANKBARE CHIMPANSEE. Bezoekers van den dierentuin te Bristol zagen, hoe een groote Chimpansee den arm greep van den zes en vijftigjarigen Ralph Guis, toen deze zijn kooi passeerde. Guis was zijn oppasser en de menschen meen den dus, dat het een grap was. Toen zagen zij tot hun schrik, dat de aap zijn oppasser tot driemaal toe in den arm beet. Vrouwen begonnen te schreeuwen, mannen renden te hulp om den oppasser te ontzetten. Zij slaagden erin en brachten den gewonde in allerijl naar een zieken huis. FEUILLETON. Naar het Engelscb 23 Rorke stond in de hall met mrs. Warrener te praten, die nu Janie vriendelijk begroette en ging, zoodat het jonge meisje nog enkele woorden kon wisselen met Rorke. Haar hart klopte zóó nstuimig, dat ze met in staat was tot spreken en dat het dus Rorke was, die begon: „Ga je nu?" Zjjn stem klonk stroef en hij keek met naar haar, ofschoon ze de oogen vol tranen naar hem opgeslagen hield. n „Ze zeggen, dat ik moet gaan „Daar hebben ze gelijk in. Dit huis is geen geschikte plaats voor je Groote verrassing stond op haar gezichtje te lezen. Toen zij er vroeger eens van gespro ken had, om weg te willen gaan, was hg woedend geweest en nu, nu het huis al zoo goed als zijn eigendom was en er geen re^n bestond, waarom zij het niet met deelen, vond hij het heel goed, dat zg ging. Rorke ontmoette niet haai blik. Hg hield de oogen neergeslagen. Trots maakte zich nu van haar meester en koud stak zg hem c hand toe, terwijl ze sprak: „Dan zeg ik je dus bij deze goeden dag. Hij vatte die lusteloos en, terwijl hg daar zoo stond, trof het Janie, dat hg niet onver- schillig, maar boos was; zeker kon hij het haar niet vergeven, dat ze hem had misleid, wat betrof haar naam en haar verwantschap. „Vind je het erg... dat... dat ik je nichtj ben?" „Waarom zou ik dat erg vinden? Het maakt niet veel verschil". Dit korte antwoord was haar nog een bewijs te méér, dat hij boos was. Maar dit gevoelen zou hij wel overwinnen; dus antwoordde zij: „Rorke, heb je graag, dat ik ga?" „Ja", zei hij met vaste stem, „nu wel. Ik had het eens anders gedacht, maar daar is het nu te laat voor. Je moet gaan. Goeden dag dus!" Er was geen tijd, om meer iets te zeggen. De taxi stond al voor, Betty riep haar. Verblind door tranen, wendde ze zich af. Ze stond nog niet zoo heel vast op de beenen en Dick Warrener hielp haar in de taxi, waar ze haar zoo makkelijk mogeljjk in kussens en plaids installeerden. Eer ze goed besefte, dat ze afgereden wa ren, was „The Grange" al geheel uit het gezicht verdwenen; even later heel Chatbeck. Dit hoofdstuk uit haar leven was dus besloten. Heel de wereld leek haar ledig. Later, in den trein, zag ze weer een licht straal: Rorke was niet alleen hóar neef en die van Betty, maar ook was hij een neef van de Warreners; mrs. Warrener was heel vriende lijk tegen hem geweest en Dick had gesproken van elkaar later nog eens te zullen ontmoeten Als Betty de vrouw was van Dick, dan zou ze misschien nog wel eens iets van hem hooren... Mogelijk had Rorke het ook anders bedoeld, dan zij het opgevat had. Hij had ver langd, dat zij nu ging, maar dat ze later mis schien te eeniger tg'd zou terugkeeren. Althans op deze hoop zou ze blij /en teren Mrs. Warrener schoof haar courant ter zijde en keek peinzend uit het portierraam. „Arme Honor!" zei ze. „Wie had dit ooit kunnen denken, toen zij, al jong meisje, zoo'n alleraardigst, maar eerder een wat trotsch ding was. dat zij zulk een huwelijk zou sluiten zoo'n man en zulk een zoon zou hebben!" „U is bevooroordeeld, moeder", zei Dick. „Het is een heel mooi bezit, „The Grange"; als het maar wat bet?r verzorgd was, zou het Zaakwaarnemer tot zware straf veroordeeld. Het Amsterdamsche gerechtshof, veroor deelde den Rotterdamschen zaakwaarnemer K. A. V., die ook langen tijd practijk te Amsterdam heeft uitgeoefend, wegens op lichting tot twee en een half jaar gevan genisstraf. Verdachte heeft reeds een jaar in voorarrest doorgebracht. De rechtbank te Amsterdam had hem veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf met aftrek van voor arrest. Verdachte had drie vrouwen bewo gen hem resp. f 500.f 5000.en f 500.- ter hand te stellen om „voor- deelig" te beleggen in huizen en grondwerken. Hij had zijn slacht offers voorgespiegeld, dat zij min stens 10 pet. rente zouden krijgen. Het hof overwoog, dat hij op schromelijke wijze misbruik had ge maakt van de onervarenheid der vrouwen op financieel gebied en dat hij een gevaar voor zijn medemen- schen opleverde, zoodat de straf verhoogd diende te worden. Ter zitting had de zaakwaarnemer zijn onschuld volgehouden. Hij had zoo zei- de hij het geld, waarvan de vrouwen nooit een cent terugzagen, te goeder trouw geleend en verspeculeerd. Van een der op lichtingen werd hij op juridische gronden vrijgesproken. Friesland neemt het initiatief. Sedert eenigen tijd betalen een twintigtal coöperatieve fabrieken in het Zuiden van de provincie Friesland denzelfdén wekelijk- schen melkprijs uit terwijl volgens 't Manlid v. d. Bond van Coöp. Zuivelfabrieken in Friesland thans ook een aantal fabrieken uit het Zuid-Westen en Midden-Westen van Friesland een dergelijke regeling hebben getroffen, waarbij de uit te betalen melk prijs zich richt naar de Friesche bondsnotee- ring. Een dergelijke regeling is o.i. zeer toe te juichen, zegt het off. orgaan van den Alg. Ned. Zuivelbond, daar hierdoor wordt be reikt, dat de ongezonde concurrentie op het gebied der melkprijzen tusschen de coöpe ratieve fabrieken onderling ophoudt te be staan. Bij de coöperatieve fabrieken is im mers het periodiek uitl>ctaalde melkgeld slechts te beschouwen als een voorschot op hetgeen achteraf blijkt werkelijk door de fabriek te kunnen worden uitbetaald. Op het oogenblik, dat de melkprijs wordt vast gesteld, is veelal nog niet te zeggen, welke de opbrengst der in de uitbetalingsperiode verwerkte melk zal zijn, terwijl bovendien het onkostenbedrag, dat men moet kennen om vast te stellen hetgeen werkelijk kan worden uitbetaald, pas aan het eind van het boekjaar bekend is. Het eerlijkste is de grootte van het voorschot te doen afhangen van de geldende zuivelprijzen. Elke wijze van uitbetaling, waarbij de periodieke uit- keeringen niet steeds in gelijke verhouding staan tot den geschatten prijs, die de melk in de uitbetalingsperiode zal opbrengen, is in strijd met het wezen der coöperatie. Het is te hopen, dat dit in Friesland ge nomen initiatief ook elders in Nederland op groote schaal toepassing vindt. De posi tie van de coöperatie als geheel zal er zeer door worden versterkt terwijl in vele ge vallen een einde kan worden gemaakt aan een weinig te waardeeren toestand, waarbij de coöperatieve fabrieken elkaar den voet dwars zetten door er een uitbetalings-,poli tiek" op na te houden. Daarbij kan de lx>er op den duur onmogelijk gebaat zijn. Goed nieuws voor den imker. Om den imker, die zijn bijen in kasten houdt, de lasten van het zwermen dezer beestjes te besparen, zijn de laatste jaren op de Veluwe proeven genomen met Ameri- kaansche goudbijen, die zwermvrij zijn. De ze proeven slaagden niet, aangezien de bijen 's winters niet tegen het klimaat van ons land bestand bleken te zijn. Later zijn, aldus de N. R. Crt., bijen van c:en ander Amerikaansch zwermvrij ras voor dat doel gebruikt. Hiervan was het voorloopig re sultaat alleszins gunstig. De afdeeling Apeldoorn en omstreken van de Vereeniging tot bevordering van den bij enteelt in Nederland heeft besloten deze vrij kostbare proeven in het groot door te zetten. Zij heeft 75 koninginnen van dit bijenras besteld, welke haar per „Oueen Mary" uit Amerika zijn toegezonden en deze week onder de imkers verdeeld zul len worden. Als deze belangrijke proefneming slaagt, zal na lang zoeken een middel gevonden zijn om het houden van bijen aanmerke lijk te vereenvoudigen. Het biedt den im ker, die zijn bijen in kasten houdt, mo gelijkheden, die met de korfbijenteelt en met de zwarte Hollandsche bij practisch niet te bereiken zijn. In het zand, liggende bij een bouwwerk te Den Haag, is een granaat van zwaar ka liber (20 c.m.) gevonden. Het projectiel, dat nog geladen was, is daar vermoedelijk bij den aanvoer van liet zand terecht geko men. Het is toegezonden aan de commissie van proefneming op het artillerieterrein. VRIJDAG 24 JUNI. Hilversum I, 1875 en 415,5 m. Algemeen programma, verzorgd door de KRO. 8.009.15 Gramofoonmuziek. 8.20 Berichten. 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Bijbelsche causerie. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 1.15 Berichten. 2.00 KRO-Melodisten en solist. 2.453.00 Gramofoonmuziek. 3.30 Gramofoonmuziek. 4.00 Berichten. 4.15 KRO-Kamerorkest. 5.00 Gramofoonmuziek. 5.15 KRO-orkest. 6.00 Land- en tuinbouwcauserie. 6.20 KRO-Melodisten en solist. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie over Beroepskeuze. 7.35 Musica Catholica. 8.00 Berichten ANP. 8.15 KRO-orkest, de "KRO-Boys en de KRO- Melodisten en Gramofoonplaten. 10.30 Berichten ANP. 10.4012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II, 301,5 m. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20 VARA. 12.00 AVRO. 4.00 VARA. 7.30 VPRO. 9.00 VARA. 10.40 VPRO. 11.00—12.00 VARA. 8.00 Gramofoonmuziek. 8.16 Berichten. 10.00 Morgenwijding. 10.20 Declamatie. 10.40 Tenor, Piano- en Gramofoonmuziek. 11.10 Vervolg declamatie. 11.30 Orgelspel. 12.00 Het Kovacs Lajos-orkest. 12.45 Gramofoonmuziek. 1.15 Vervolg concert. 2.00 Piano-voordracht. In de pauze: Gramo foonmuziek. 2.30 Declamatie. 3.00 Variété-programma. 4.00 Gramofoonmuziek. 5.00 Kinderuurtje. 5.30 Gramofoonmuziek. 6.30 Politiek radiojournaal. 6.50 Esmeralda-septet en solist. 7.20 Berichten ANP. 7.30 Berichten. 7.35 Causerie: „Reorganisatie in de Ned, Herv. Kerk. 8.00 Sopraan en piano. 8.30 Causerie over de Tentoonstelling Goud- sche Glazen 1938. 9.00 Zang, accordeon en piano. 9.30 Orgel, trompet en piano. 10.00 De Ramblers. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Avondwijding. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Jazzmuziek (gramofoonplaten). 11.5512.00 Gramofoonplaten. er heel anders uitzien. Er ligt nu een donkere schaduw over." „En Rorke Gilchrist dan?" vroeg Betty. „Die was óók onder een schaduw. Als een man pas twee sterfgevallen in zijn familie heeft gehad, verdacht werd van moord en zijn moeder heeft gezien in delirium tremens, dan kan hij zelf toch ook niet op zijn voor- deeligst zijn!" „Neen, dat is zoo", gaf Betty toe. „Maar toch kan ik haast niet geloo 'en dat hij je neef is, Dick". „En de jouw antwoordde hij, h^ar glim lachend in de oogen ziend. „Doe dus maar je best, zoo goed .nugelgk over hem te denken." „Och, ja, dat wil ik wel. Janie zegt, dat hij waarlijk heel zorgzaam is geweest -oor het kleine broertje. Maar mij lijkt hij onmogelijk en al is dan ook honderdmaal een neef van ons beiden, hoop ik maar, dat wij in het vervolg niet veel meer van hem merken zul len. Ik hoop, dat Janie hem ook maar gauw vergeet, en trouwens haar heele erva ring daar op „The Grange"!" Liefkozend legde ze haar hand op die van haar zuster: maar Janie trok die vrjj heftig terug, terwijl ze zei: „Je doet mij pijn, Betty!!" HOOFDSTUK XVIII, (Besluit.) Betty was in den eersten geluksroes van haar verloving. Dat haar zuster er nog zoo slecht uitzag, schreef ze in hoofdzaak toe aan de doorge stane ziekte en dan aan het feit, dat zij niet Dick Warrener zou trouwen. Ze had name lijk meelijden met ieder ander, die niet zoo gelukkig was als zij, maar misschien was ze ook te zeer verdiept in haar eigen gevoelens om zoo scherp op te merken als anders; bo vendien was de indruk, dien zij zelve van Rorke had gekregen van dien aard geweest, dat ze er zich onmogelijk in zou kunnen ver plaatsen, hoe eenig meisje >oit voor zoo iemand had kunnen voelen. Toen ze terugkeerde van de huwelijksreis, vond ze Janie zoo schijnbaar weer de oude in uiterlijk en opewektheid. Toch lag er dikwijls een schaduw over het anders nu weer zoo frissche gezichtje en de opgewektheid was misschien wel eens wat geforceerd. Maar niemand, die dit merkte. Janie had gedurende Betty's afwezigheid haar plaats ingenomen bij mrs. Warrener en als secretaresse had ze nu misschien niet zoozeer voldaan,, maar als gezelschapsdame wèl. Ze scheen zich heel .gelukkig te voelen in het huis van haar zwager. Niemand ver moedde, wat een moeite het haar soms kostte, om zoo gelijkmoedig opgewekt te blijven. Want Rorke's bedreig'ng, die hij ééns had uitgesproken, was bewaarheid: wélke de gevoelens dan ook waren, die ze jegens hem koesterde, ze kon hem niet vergeten. Ze was boos op hem; ze maakte zichzelve wijs, dat z hem haatte; dat ze nooit een man zou getrouwd hebben van zulk een hard, haat dragend karakter; maar ze kon hem niet uit haar gedachten bannen. Geen nieuws bereikte haar uit Chatbeck. Mrs. Warrener en Dick schenen nooit wat te hooren van Rorke; mrs. Carpmael was nog u't logeeren en Janie was te trotsch, om openlijk navraag te doen. Ze wist niet, of Rorke nog aan haar dacht, of hij haar ver geten, of soms iemand ontmoet had, voor wie hij waarlijk gevoelde; of hij ook in kwade gewoonten vervallen was en mis schien een huwelijk had gesloten als zijn vader. Eéns schreef ze hem en lichtte hem volle dig toe de reden, waarom ze naar „The Grange" gekomen was; ze sprak ook van de vriendschap, die er tusschen hen had bestaan en had hem gevraagd, haar de misleiding te vergeven, waardoor ze intusschen toch maar met elkaar in kennis gekomen waren! Ze kreeg een kort, officieel schrijven terug, dat haar ergernis en onuitsprekelijke teleur stelling bezorgde. „Er is geen sprake van vergiffenis tus schen ons. Het eenige, dat waarde ver leent aan vriendschap, in welken vorm dan ook, is vertrouwen in elkaar en je weet, dat dit juist onder ons verloren is ge gaan". Toen Janie dit las, besloot zij, dat ze ee'der sterven zou, dan dat ze tot eenige verdere toenadering zou overgaan. Intusschen was zij mooier dan ooit al zag ze er dan ook wel teerder uit. Dick bracht nogal eens jongelui mee, tot Janie op een goeden dag verklaarde, dat zij nu meer dan genoeg vreemden had ontmoet. „Het is je eigen schuld, als ze vreemden blijven," had hg schertsend geantwoord. Maar ééns op een keer zei hij, dat hij nu niet een vreemde maar een ouden vriend meegebracht had. „Zelfs een heel goeden ouden vriend!" voegde hg er ondeugend bij. „Tenminste hij drukte speciaal zijn verlangen uit, om je te zien". Een oogenblik later introduceerde hg Teddy Langworthy. Maandenlang had ze dien geen gedachte meer gegund, maar Dick had hem in Londen ontmoet en hem mee naar huis gebracht. Even later kwam hg echter nog met een an deren gast binnen, dien hij Èlizabeth voor stelde als: „onze neef. Rorke Tlchrist". Alles in het vertrek scheen met Janie in het rond te draaien, toen ze eerst den naam van Rorke en daarop diens stem hoede. „U schijnt niet zooveel belang te stellen in deze geschiedenis?" vroeg Teddy, die haar juist verslag deed van een jacht-expeditie in Zuid-Afrika. „Zal ik maar ophoudt.,?" „Neen, natuurlijk niet", protesteerde zij. „Ik ben dol verlangend, om het verder te hooren!" (Wordt vervolgd.) i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7