XoS nxw-il!
OUDERS
Man gezocht in Palestina
't HOEKJE
Wie is Fauzin Eddin el Kawatschi?
Monumenten
van „hardpapier"
Moreele depressie
VOOR DE
HALT!" klinkt het commando van
den hopman. Dan roept hij een
kleinen Arabischen jongen bij zich,
die zich in een hoekje wil verstoppen.
„Waar woont de sjeik?" vraagt hy. De jon
gen geeft hem, tegen zijn zin, de gewensch-
te inlichtingen. Terwijl de manschappen
hun bivak gaan opslaan, gaat de hopman
met zijn officieren naar het huis, dat hem
is uitgeduid als de woning van den sjeik.
Deze staat eenigszins verwijderd van den
weg. Na eenige oogenblikken gewacht te
hebben, verschijnt de sjeik op den drem
pel van zijn woning, begroet de militairen
waardig en gelaten en voert hen als gast
zijn huis binnen. Weldra is de vriendschap
tusschen hen beklonken.
Men heeft plaats genomen in een koel,
halfdonker vertrek, drinkt mokka en
rookt eindeloos veel cigaretten. Na eenigen
tijd komt een onbekende het vertrek bin
nen, een Arabier; hij maakt een buiging.
„Een huisvriend van mij" stelt de sjeik
hem aan de Engelsche officieren voor. Na
deze onderbreking rookt, drinkt en praat
men weer gemoedelijk verder. De Engel-
schen zijn bijzonder goed te spreken over
den vreemde. Zij vinden hem een buitenge
woon charmant causeur, die veel weet te
verhalen.
Wanneer de Engelschen des avonds
het is Iaat geworden opstaan, om naar
huis te gaan, staat het besluit bij hen vast,
dat de dien avond gesloten vriendschap
aangehouden moet worden.
„Tot weerziens in Haifa" zegt hopman
Beverley van het vijfde Berkshire regiment
fusiliers, wanneer hij is opgestaan van zijn
kussen. „Tot weerziens" klinkt het even
eens uit den mond der andere officieren,
twee luitenants en een bataljonsadjudant.
De Arabier buigt diep en over zijn gezicht
speelt daarbij een lachje en in de groote,
donkere oogen van den man licht een
eigenaardig vuur.
Reeds den volgenden morgen werd die
zelfde sjeik, wiens huis men in alle stilte
had omsingeld, in arrest gesteld door de
zelfde Engelschen. Hopman Beverley staat
tegenover zijn gastheer van den vorigen
avond. Hij houdt een brief in de hand, die
hem eenige oogenblikken tevoren door een
ordonnans is overhandigd.
„Wie was de vriend, aan wien gij ons
gisteren hebt voorgesteld?" bijt hij den
Arabier verwoed toe. Deze aarzelt geen
oogenblik. „Dat was Fauzin Eddin el Ka
watschi" verklaart de sjeik rustig, maar
Joden aan den Klaagmuur te Jeruzalem.
door de leden van den Engelschman gaat
een schok. Hij grijpt met de handen naar
het hoofd, om zich te realiseeren, wat blijk
baar maar niet in zijn hoofd wil doordrin
gen. Dus het was toch waar, alle vier had
den zij hem gezien.... enkele uren achter
een zelfsdat was wel een hevige bla
mage! Gewoonweg onbegrijpelijk.
Hopman Beverley snakt naar adem. „Dat
kan U duur komen te staan, Sir", geeft hij
hij dan na eenige oogenblikken als zyn
meening te kennen.
„Wegleiden", beveelt Beverley het vol
gend oogenblik zijn fusiliers. De Arabier
biedt niet den minsten tegenstand, hoewel
hij er van doordrongen is, dat de Engelsch
man hem nu een proces als landverrader
aan zal doen.
Op deze wijze heeft Fauzin Eddin el Ka
watschi de Engelschen nu reeds weken
achtereen bij den neus genomen, deze man,
die beschouwd wordt als de nationale held
van Palestina in de oogen der Arabieren.
Overal komt hij te voorschijn, soms temid
den van zijn vijanden, maar wanneer zij
hem dan grijpen willen, is hij in hetzelfde
oogenblik spoorloos verdwenen, als zonk
hij door den grond.
Fauzin Eddin wordt afgeschilderd als een
man van groote intelligentie. Hij werd in
1896 in Tripolis geboren, en is derhalve
thans een goede veerti
ger. Als jongen kwam
hij naar Constantino-
pel. Reeds op jeugdigen
leeftijd koesterde hij
den wensch officier te
worden. En Fauzin Ed
din, die door een ge
weldige eerzucht was
bezeten, had spoedig
zijn doel bereikt. Voor
zijn bijzondere dapper
heid kreeg hij verschil
lende onderscheidingen.
Zoo bijv. de Turksche
Medjdiehorde en van
de Duitschers het IJze
ren Kruis, eerste klas
se, welke hem door een
Duitsch maarschalk per
soonlijk op de borst
werd gespeld.
Toen kwam de om
mekeer. Met de laatste
overblijfselen van het
Turksche leger vertrok
Fauzin Eddin uit het
verre Arabië naar zijn
vaderland. Dat was een
marsch, die tallooze
ontberingen met zich
bracht vele duizen
den kwamen dan ook
van dorst in de woestijn om-
Inmiddels was Syrië, het eigenlijke va
derland van Fauzin, bezet door de Fran-
schen. Fauzin Eddin aarzelde niet lang, hij
trad in Franschen dienst, en wel bij het
berucht geworden tweede bureau, dat de
spionnage in het nabije Oosten organiseer
de. Voor de uitstekende diensten, die Fau
zin aan de Franschen bewees, ontving hij
al spoedig het Legioen van Eer, maar al
dra werd het den Franschen duidelijk, dat
zij zich door Fauzin hadden laten beet ne
men, want in werkelijkheid had hij niets
voor den spionnagedienst gedaan, maar
zich ingespannen voor de belangen van
zijn vaderland, Syrië.
Toen in 1925 daar de opstand uitbrak,
was Fauzin Eddin in ieder geval de eerste,
zich aan het hoofd van deze beweging te
stellen, een beweging, die niets meer of
minder beoogde dan de vreemdelingen uit
het land te verdrijven. De opstand werd
door de Franschen op bloedige wijze onder
drukt en Fauzin moest het land verlaten.
Het eerst wendde hij zich tot de Hedzjaz,
waar hij na eenigen tijd als militair advi
seur van Ibn Saoed weer van zich deed
spreken.
In dien tijd kwam bij hem de wensch
boven om een Groot Arabië te stichten,
dat zich uit zou strekken van den Bospo-
rus tot aan de grenzen van Indië. Als Ara
bier wilde hij den zelfden rol spelen, die
gespeeld werd door den Engelschman T. E.
Lawrence aan de andere zijde.
Maar opnieuw staat het Noodlot tegen
hem op. De Ehgelschen, die natuurlijk de
ze gevaarlijke propaganda, verspreid door
Fauzin Eddin, noode aanzien, bevelen Ibn
Saoed, dat hij zijn militairen adviseur ver
der voor zijn diensten zal bedanken. Dit
maal ging Fauzin naar Irak. Daar nam hij
dienst in het leger en trad op als reorgani-
sator. Maar dat alles diende slechts als een
soort dekmantel voor zijn ware bedoelin
gen. Heimelijk wroette hij verder. Zijn
droom van een Groot Arabië had hij nog
lang niet opgegeven. Overal in den lande
riep hij scholen en academies in het leven,
waar zijn aanhangers door middel van de
pen en het woord als toekomstige agitators
werden opgeleid.
Tpen eindelijk een gisting onder de Pa-
lestynsche Arabieren, die met het man"
daatsbestuur niet tevreden waren, openlijk
tot uiting kwam, was Fauzin Eddin weder
om de eerste om zich aan het hoofd dier
beweging te stellen. Hij trok door het
land om voor de hem heilige zaak te plei
ten. Elk spoor van vermoeidheid was hem
vreemd. Overal predikte hij verzet en haat
tegen Joden en Engelschen. met ge\o,g,
dat hy langzamerhand de ziel van den op
stand werd. Ook de militaire scholing van
de Arabische jeugd nam Fauzin Eddin op
zich. Maanden achtereen heeft hij den En
gelschen handen vol werk gegeven, in alle
hoeken en gaten van het land. Overal
brandde de strijdlust los, nu eens hier, dan
weer elders. Nauwelijks was in het Zuiden
van Palestina de rust weergekeerd, of daar
barstte in het hooge Noorden de strijd weer
los. En zoo ging het afwisselend, het was
om vertwijfeld over te geraken.
De Engelschen hebben heel gauw inge
zien, met welk een man zij te doen hebben.
Want Fauzin Eddin is een geboren leider
en verstqat de kunst een guerillaoorlog te
voeren als geen tweede ter wereld Maar
nog altijd slaagden zij er niet in hem ge
vangen te nemen. Zij hebben alle pogingen
in het werk gesteld, maar tot dusver zon
der resultaat. Het had er veel van, dat de
ze avonturier met den duivel zelf een ver
bond had gesloten, want soms dook Fauzin
ergens op drie, vier plaatsen tegelijk op. En
dat zou inderdaad zonder hekserij of too-
De armen van Jeruzalem, zittend voor hun woning.
venarij niet meer mogelijk zijn....
Maar in het afgeloopen jaar schenen de
kansen voor de Engelschen toch gunstiger
te staan. Gevolgd door eenige getrouwen
werd Fauzin Eddin in de buurt van Rabu-
lus in het nauw gedreven. Vijf Engelsche
bataljons tegen een troepje vertwijfelde
mannen, die den dood reeds voor oogen
hadden. Maar de Arabieren gaven zich niet
over. Met de wapens in de hand vielen zij
de een na den ander voor het vaderland,
alleen de leider ontkwam....
Sedertdien zijn de Engelschen over dezen
stokebrand slecht te spreken. Maar nog
altijd is ondanks den hoogen prijs,
die op Fauzins hoofd werd gesteld,
geen Judas in Palestina gevonden. In te
gendeel men hielp hem, waar men kon,
wanneer hy achterna gezeten door de
Engelsche patrouilles in duizend ver
schillende vermommingen, het land door
trok. Fauzin Eddin is overal en nergens.
Nu eens duikt hij op in Jeruzalem, waar
hij dan als heer gekleed naar de laatste
mode, de verbazing van de elegantste da
mes en heeren in de hotels en deftige ge
legenheden gaande maakt, even later is
hij een nederig kameeldrijver, die zich er
gens ophoudt in een onguur bekend staan
de kroeg van Haifa, of zwerft in den avond
als een vrome pelgrim door de straten, die
naar het Noorden loopen....
Een nieuw materiaal voor den
beeldhouwer.
Evenals het tegenwoordig algemeen de
gewoonte is, dat in de glas- en porselein-
industrie de modellen van onze gebruiks
voorwerpen door kunstenaars worden ont
worpen, zoo zal het eenmaal ook in de
kunststoffenindustrie het geval zijn.
Reeds thans worden vele der uit kunst
stoffen vervaardigde gebruiksvoorwerpen
door kunstenaars ontworpen. Doch niet al
leen in de kunstnijverheid zyn de kunst
stoffen binnengedrongen, thans wagen zij
zich zelfs op het heilige grondgebied van
den scheppenden kunstenaar bij uitne
mendheid, den beeldhouwer.
De chemische industrie, die de wereld in
den laatsten tijd aan zooveel nieuwe mate
rialen heeft geholpen, heeft thans ook voor
den beeldhouwer een nieuwe werkstof uit
gedacht, die zij den naam van „hardpa
pier" heeft gegeven. Het' is een product van
de I. G. Farbenindustrie, welke zich ten
doel stelde een stof samen te stellen, die
zich ook voor het maken van groote beeld
houwwerken zou leenen, en dus brons of
ijzer zou kunnen vervangen. Zoo ontstond
een stof, die uit hardpapier en verhardend
kunsthars bij hooge temperatuur tot vaste
blokken geperst en gelascht kon worden.
Het nieuwe materiaal staat in hardheid on
geveer gelijk met taxishout, is zwaarder
dan de zwaarste buitenlandsche houtsoor
ten en kan in alle kleuren geverfd worden.
In tegenstelling met hout of steen vertoont
het geen fouten, barsten of breuken. Bo
vendien is het tegen alle weersinvloeden,
tegen zuren en hitte bestand en vereenigt
dus alle eigenschappen in zich, welke een
materiaal voor beeldhouwwerken die aan
"weer en wind zijn blootgesteld, dient te be
zitten. Behalve dat heeft het nog het voor
deel, dat het in blokken van elke ge-
wenschte grootte geperst kan worden.
Wanneer dus in de toekomst een beeldhou
wer een monument van buitengewone af
metingen in steen wil houwen, behoeft hij
niet eerst een steen van de vereischte
grootte te zoeken, doch hij kan zijn kunst
werk eenvoudig uit hardpapier scheppen.
Het nieuwe materiaal heet duurzamer te
zijn dan hou\, steen en brons.
Een beeldhouwer te Frankfort heeft
reeds een proef genomen met de nieuwe
stof. Toen wij eens een kijkje gingen ne
men in zijn atelier, was hij juist bezig het
„hardpapier" met beitel en hamer te be
werken. Het zwarte blok, dat hij bewerkte,
zag er op het eerste gezicht als marmer uit.
Aan de adering van de snijvlakken kon
men echter 2ien, dat het een nieuwe stof
was. De beeldhouwer toonde zich zeer te
vreden over de eigenschappen ervan. „Het
is een hard materiaal", zei hij, ,en menige
beitel is er al op gebroken, maar het is
prettig werken, omdat men er het fijnste
detail in kan weergeven.''
l>e wisselwerking tusschen
lichaam en geest.
Wij kunnen slechts dan gezond, gelukkig
en evenwichtig zijn wanneer lichaam en
geest in perfecte conditie zyn en de wissel
werking tusschen die beiden vlot en zonder
stooten verloopt.
De toestand van lichaam en geest houdt
wederzijdsch ten nauwste verband met el
kaar.
Want wat is, „stemmig"? Iets van den
geest, zult U zeggen. Mis, slechts gedeelte
lijk. Wanneer U hevige tandpijn heeft, iets
zuiver lichamelijk, kunt U onmogelijk in een
opgewekte stemming zijn, hoogstens kunt
U, indien U veel zelfbeheersching bezit, ten
a
koste van veel energie een opgewekte stem
ming vouwenden.
Wanneer U daarentegen zorgen hebt tm
daardoor in een gedrukte stemming ver
keert, draagt Uw ge.;eele uiterlijk, dus
het lichaam, daarvan het stempel. Uw
oogopslag is anders, dan wanneer U opge
wekt bent, de mondhoeken krijgen een nei
ging tot dalen, kortom iemand die Uw
gezicht eenigszins kent, zal terstond op
merken dat U het niet naar Uw zin heeft.
De nauwe samenhang en de voortdurende
wisselwerking tusschen lichaam en geest
maken, dat wij dikw.jls lichamelijke en
geestelijke oorzaken verwisselen. Er zijn
dagen, waarop wij meenei. te voelen, dat wij
lichamelijk vermoeid zijn. Wij hebben ner
gens zin in niet in wandelen, niet in
praten, niet in lezen of studeeren. Wij zitten
daar in een nietsdoen dat allesbehalve „zalig"
is, want we zijn heelemaal met prettig ge
stemd.
Ieder voorstel van anderen slaan wy af met
een: „Neen, liever niet, ik ben moe".
Totdat zich opeens iets voordoet, dat onze
belangstelling vermag te wekken, een tele
foontje van een gewaardeerde vriend of
vriendin die wij in lang niet zagen, en die
ons bericht: ik oen voor een paar uur in de
stad kun ;e uaar of daar komen?"
Of een antwoord op een paar dagen geleden
geschreven sollicitatie, die wij in gedachten
al hadden opgegeven.
Dan valt onze veronderstelde vermoeidheid
als bij tooverslag van ons af, het eenige wat
wij nog denken is: vlug! Hoe kan ik er het
gauwste komen?"
De moreele depressie wordt overwonnen
doordat iets een voldoende sterke prikkel
uitoefent op onze belangstelling, tegelijker
tijd verandert onze gelaatsuitdrukking en ons
geheele wezen: van passief en lusteloos wor
den wij actief en vol interesse.
Ja, maar er komt niet altijd een onver
wachte prikkel van buiten af, iedere keer
dat wij passief en lusteloos zijn. En in die
gevallen moeten wij trachten, er zelf boven
uit te komen. Een mensch is geen machine,
maar een gevoelig, voortdurend veranderd
levend wezen, en het is niet van eenig
mensch te vergen, om altijd even vroolijk en
actief te zijn. Maar men kan éen stemming
bestrijden of men kan er aan toegeven.
Wanneer U weer eens lusteloos en moe is,
en beseft dat er geen verklaarbare reden
voor die moeheid bestaat, begint dan eens
met het U bewust behagelijk te maken.
Neemt zoo'mogelijk een bad, of wascht
anders in elk geval Uw gezicht en Uw
handen, en kamt Uw haar op. Trekt vervol
gens Uw beste pak of japon aan en dan:
zoekt bewust iets te doen. Alles beter
dan gaan zitten in sombere passiviteit. Ga
een brief schrijven of een boek lezen, of ga
naar kennissen toe, elk van deze drie
dingen zal U helpen om Uw gedachten uit
een doodloopend spoor en in een andere rich
ting te brengen. Steekt desnoods den draak
met Uzelf omdat U zoo hangerig en zoo
vervelend bent, maar zegt in ieder geval tot
Uzelf: „genoeg!" nu wat anders.
Als het toeval'U niet te hulp komt in der.
vorm van een bizondere gebeurtenis komt
dan Uzelf te hulp met actie In we.ken
onschadelyken vorm ook!
Dr. JOS DE COCK.
In Budapest werd een schilderijenten
toonstelling gehouden van een schilder,
Gjula Kurucz. Pas later hoorde men, dat
deze schilder 7 jaar oud was!
Wanneer Uw kind naar school gaat, is
het reeds in het bezit van heel wat kennis.
Het hangt van het verstand van het kind
af, hoe groot deze kennis is. Maar een be
langrijke factor is ook, of de ouders of
broers, zuster, familieleden, enz. zich met
het kind bemoeid hebben.
Er zijn huisgezinnen, waar men zich nooit
de moeite geeft het nog jonge kind bezig te
houden en het te leeren. Het komt dan ook
dikwijls voor, dat sommige kinderen, wan
neer ze voor het eerst in de schoolbank
plaats nemen, ongeveer niets weten en an
dere kinderen reeds tot tien of twintig kun
nen tellen. Om dan nog maar te zwijgen
van alle andere kleinigheden, als iets vra
gen aan de juffrouw, een boodschapje doen,
enz. enz.
Ja, dat wil ik gaarne gelooven. Ik heb
dit zelf ervaren met mijn tweede. De eerste
was veel aan haar zelf overgelaten, maar
de tweede kon met zijn zusje spelen en
leerde ongemerkt allerlei dingen, welke zij
op school had geleerd.
Een normaal kind leert overal en
steeds. Wanneer het met u wandelt, toont
het zijn weetgierigheid door u honderduit
te vragen naar de mogelijkste en onmoge
lijkste zaken. Ik weet gevallen, waarin
ouders zich van dit „gezeur" afmaakten
met de opmerking: „Ja, dat moet de juf
frouw je straks maar vertellen hoor!" U
begrijpt echter, dat men op deze wijze zyn
kind geen dienst bewijst. Het vragen naar
dingen op het moment van de waarneming
is een spontaan vragen. Het kind heeft dan
de sterkste belangstelling, wil een antwoord
en zal dit antwoord verwerken. Uitstel be-
teekent in dergelijke gevallen dan ook
steeds afstel.
Maar ze kunnen je dingen vragen, die
je zelf niet weet! Dat heb ik ook al vaak
genoeg ondervonden.
Inderdaad. Dat komt een enkele maal
wel eens voor, maar er is dan niets tegen,
het kind te zeggen, dat men deze dingen
niet weet of, wat in andere gevallen wel
noodig is., dat het kind voor deze dingen
nog te jong is. „Kyk eens jongen, vader
weet dit wel, maar dat is zoo moeilijk, dat
vader het je toch eigenlijk niet goed kan
vertellen. Je bent nog zoo klein en je zoudt
er niets van begrijpen. Maar later zal ik
het je vast vertellen, hoor!" Wanneer het
kind vertrouwen heeft in zyn vader en meer
dan eens ervaren heeft, dat als vader zoo
spreekt, het gevraagde werkelijk te moei
lijk is, dan behoeft men niet bang te wezen,
dat het zijn nieuwsgierigheden op andere
wijze zal trachten te bevredigen.
Als ik de zaak goed begrjjp, wil men
in de nieuwe school die dingen aan de orde
brengen, welke de onmiddellijke belangstel
ling van het kind hebben, door het kind be
grepen kunnen worden en waargenomen?
Zoo is het. Wat niet tot het rijk van het
kind behoort op een bepaalden leeftijd,
wordt over boord gegooid. Ik wil een voor
beeld geven. Wanneer het kind de eerste
weken op school is, heeft het geen zin het
c ij f e r te leeren. Voor het kind heeft het
cijfer geen enkele beteekenis. Voor ons is
dit natuurlijk heel wat anders. Maar het
feit, dat het cijfer voor het kind geen be
teekenis heeft, wil niet zeggen, dat we nu
het kind ook maar niet moeten laten „re
kenen". Integendeel. We „rekenen" zeer
veel in de niewe school in deze levens
periode, maar we doen het anders dan
vroeger. We laten het kind tellen en schat
ten.
Schatten zegt U? op zoo'n jongen
leeftijd
Ja, ja, ja, heusch! Wanneer we drie
knikkers hebben in de rechterhand en een
in de linkerhand vragen we het kind: In
welke hand heb ik nu de meeste knikkers?
Het kind ziet onmiddellijk het verschil in
grootte tusschen I en 3. Het weet, dat 3
meer is. Hiervoor behoeft het de cijfers
niet te kennen. Wanneer we het kind aller
lei voorwerpen laten tellen, krijgt het kind
inzicht in getal, doch het teeken voor dit
getal behoeft niet aanwezig te zyn om dit
doel te bereiken.
De cijfers zijn slechts teekens en die kun
nen we gevoeglijk nóg eenige weken uitstel
stellen. In de oude school wil men hiervan
niet weten, alhoewel de niewe kinderpsy
chologie den huidigen gang bjj het reken
onderwijs scherp genoeg heeft aangeval
len met steekhoudende bewijzen.