j Wij lazen voor U RADIO EDGAR RICE; BURROUGHS i Uit de Pers van heden Ontploffing in een woning te Heerlen Onvoorzichtige dame H PROGRAMMA "1 door B No. 81. Meriem luisterde verbijsterd naar de trotse, jonge Arabier, terwijl h(j met lage, doordrin gende stem sprak. Hij was het, die het kleine pakje van haar gestolen had, dat zij had ge vonden in de koffer van de Zweed en Abdoel Kamak was niet dom. Eerst had hij de gelij kenis gezien tussen het kind op de foto en zijn slachtoffer. Maar waarom was de dochter van de Sheik gekleed in de kleren van een onge lovige? Toen had hij de vergeelde courant ge lezen. Met veel moeite vertaalde hij de gedrukte Franse geschiedenis. Abdoel Kamak was in Parijs geweest. Met een van zijn stamgenoten was hij daar geweest en had getracht de taal en de gewoonten van hun heersers te leren. Toen hij eindelijk de inhoud van het artikel begreep, waren zijn ogen groot van verbazing. Toen vormde er zich in zijn hersens een plan om zichzelf rijk te maken. En nu voerde hij dit plan uit. Met nauw bedwongen stem vertelde hij in het Arabisch: „Vanaf het ogenblik, dat ik je gezien heb, houd ik van je. Ik vraag je me te vertrouwen. Ga met me mee en ik zal je brengen waar mijn vader een Sheik is, machti ger dan de jouwe laat me je hier vandaan brengen. Ik zal je brengen waarheen je wilt, want ook ik haat de Sheik". „Zo, haat je de Sheik?" klonk opeens een wrede stem achter hen. Beiden draaiden zich om en zagen, dat de Sheik achter hen stond., „Ja", riep Abdoel Ka mak uit. „ik haat U!" Terwijl hij sprak, sprong hij naar voren, sloeg de Sheik met een slag neer en rende door het dorp naar de plek, waar zijn paard gezadeld stond. Hij sprong er op en reed naar de poort. De Sheik, die hardop steunde, kroop overeind en riep tegen zijn soldaten, dat zij de Arabier moesten vasthouden. Maar met een grote sprong vloog de zoon van de woestijn door de poort. DE REGEERING EN DE C.A.O. Het Volk schrijft: Een katholiek Tweede Kamerlid, de heer Andriessen, heeft onlangs tot den minis ter van Defensie vragen gericht inzake het negeeren van collectieve arbeidsovereen komsten door zijn departement bij de uit voering van groote werken voor den bouw van nieuwe kazernes. Het ministeriëele ant woord was niet bijster bemoedigend voor den vragensteller: de heer Van Dijk toch verklaarde zonder blikken of blozen, dat hij er niet aan denkt, in rijksbestekken de er kenning van de collectieve arbeidsovereen komst inzake de loonen te eischen. Wanneer men bedenkt, dat sinds 1922 het program het „standaardprogram", nog wol van de R.K. Staatspartij in para graaf 7 de erkenning en de wettelijke rege ling de C.A.O. met nadruk van de regee ring eischt, kan men zich voorstellen, welk een storm van verontwaardiging in de katholieke pers is opgegaan over dit ant woord van een rechtschen minister... Ach wat! Niet zonder verbittering stelt het dag blad „Ons Noorden" vast, dat thans toch ook, als derde „De Morgen" heeft geprotes teerd tegen deze gang van zaken. De twee anderen waren: „Ons Noorden" zelf en „De Volkskrant," (Orgaan van de R.K. Staatspartij.) In het Christelijke kamp zijn toch blijk baar ook nog altijd andere grenslijnen dan theologische van kracht hoe anders de aanwezigheid van deze belangstelling al leen daar, waar zij op sociaal-politieke gron den mocht worden verwacht, te verklaren? NAZI-CENSUUR. In de Maasbode (R.K.) .vinden wij de volgende ontboezeming: De van monopolistische vaderlandsliefde blakende verslaggeving, door het Mussert- orgaan aan de Oranje-feestviering gewijd, vertoonde plotseling een hiaat. H.K.H. Prinses .Tuliana bracht n.1. Vrijdag, gelijk bekend, een bezoek aan do „Joodsche Invalide". Maar de lezers van het „Nationale Dag blad" schijnen daarvan niets te mogen weten; het werd althans zorgvuldig voor hen verzwegen. Nu is ons wel bekend, dat de heer Mus- sert, als zijn uur gekomen zal zijn, nauw keurig aan de pers, voor zoover deze nog niet is opgeheven, zal dicteeren welke fir ma's al dan niet in de verschillende bla den zullen mogen adverteeren (hij bemoeit zich daar nu reeds ijverig meel); maar la zen we nog niet zoo pas, dat hij de posi tie van het hoofd van Staat, die thans met een vernederd knechtschap gelijk staat, ra dicaal zal veranderen? In stede daarvan het was, gelijk we ten overvloede dezer dagen nog weer eens opmerkten, niet anders te verwachten heeft het er allen schijn van, dat de Mus- sert-pers alvast een voorproefje geven wil van de eigenaardige „bescherming", die de partij eenmaal de monarchie bieden zal. In hun blinden haat tegen de „volks vreemden" schijnen deze geestdrijvers zelfs de personen onzer Koninklijke Familie niet te ontzien. DE S.DA.P. TEN ONRECHTE BESCHUL DIGD. Allerwegen in den lande hebben de soci aal-democraten deelgenomen, of' zelfs lei ding gegeven aan de officieele feestelijkhe; don ter gelegenheid van het regeeringsju- bileum aldus de N.R.Crt., (lib.) ellt is hier niet de juiste plaats dit opmerkelijke feit op zijn juiste waarde te schatten. Het feit zelf echter is natuurlijk in geencn doele voor ontkenning vatbaar en daarom dient ieder, die symptomen, uiterst voorzichtig te zijn met de verbreiding daarvan. Deze voorzichtigheid is wel zeer uit het oog ver loren door Ons Christelijk-Historisch Week blad dat in zijn nummer van j.1. Zaterdag in een rubriekje „Feestsprokkclingen" ook een citaat geeft uit de rede, welke de (s.d.) wethouder De Zeeuw als waarnemende bur gemeester van R'dam in ed raadsvergade ring van 1 September j.1. heeft gehouden, ter herdenking van de 40-jarige regeering van de Koningin; het c.h. blad knoopt daar aan de volgende opmerking vast: Het verdient óók te worden ont houden, dat in deze gemcenteraads- zittting de sociaal-democratische fractie (evenals natuurlijk de com munistische) niet aanwezig was. Dat spreekt boekdeelen voor de in nerlijke gezindheid in de S.D.A.P." Deze mededeeling is onjuist. Alleen de communistische en de revolutionnair-socia- listische vertegenwoordigers ontbraken. De sociaal-democraten waren wèl present. Wel ke meening men ook over de houding van de S.D.A.P. moge koesteren, deze mag niet gegrond zijn op beslist onjuiste feiten. Op zet veronderstellen we bij het blad uiter aard niet. Kapitale blunders als deze zijn echter, zoo besluit de N.R.Crt., wegens de daaruit voortvloeiende legende-vorming, even gevaarlijk. HET PARLEMENT ALS „INDRINGER". Het Nationale Dagblad meent een ver helderend licht te moeten werpen op de radiorede, welke H. M. de Koningin op 31 Aug. j.1. uitsprak. Het blad zet de beteekenis uiteen der Koninklijke rede, in het bijzonder van dè volgende zinsnede: „Dè grondslagen, waarop ons staatsbestel rust en de hoogste en heiligste goederen, die door de eeuwen heen het onvervreemdbaar eigendom van ons volk zijn geweest, vormen een hechten bodem om die toekomst op te doen verrijzen," De democratische scheurmakers hebben, aldus het blad, in deze woorden een toe speling meenen te lioornn op de revoluti- onnaire beginselen van 1S48 en er een ver heerlijking der parlementaire democratie gezien. II.M. de Koningin richtte zich op dezen dag tot Haar volk niet tot het parlement. Tot het parlement sprak Zij eerst op den zesden Sep tember, toen de voorzitters der Ka mers Haar hun hulde betuigd had den. Daaruit blijkt duidelijk, hoe de verhoudingen liggen. Oranje en het Nederlandsche volk hebben een rechtstreeksche verhouding tot el kaar het parlement is een grond wettelijk lichaam, dat zich daar later tusschen heeft gedrongen. Tot de grondslagen van ons staatsbestel behoort niet in de laatste plaats, dat het parlement ondergeschikt is aan de Kroon en niet omgekeerd, gelijk de liberale staats theorieën leeren en gelijk de practijk in de afgeloopen veertig jaren maar al te vaak heeft laten zien. Tot de hoogste en heiligste goederen van ons volk behoort mede de vrijheid des volks, die Oranje door de eeuwen heen voortdurend heeft moeten beschermen te gen de aanmatigingen en het machtsmis bruik der politieke regenten, die zich als dictators gedroegen. Zoo ligt in de Koninklijke rede van 13 Augustus jongstleden 'n waarlijk koninklijk gegeven lesje voor de democraten, die op het eind der 18e eeuw reeds Oranje het land uitjoegen en zich thans wederom als heer en meester in Nederland gedragen. Niet zij vormen, zegt het dagblad van Ir. Mussert, den grondslag van ons staatsbe stel, maar de gebondenheid van Oranje en het Nederlandsche volk. Die bestond eeuwen vóór het liberale parlementarisme en zal dit ook nog eeuwen overleven, ho pen wijl Geen persoonlijke ongelukken. In den vorigen nacht heeft zich in een woning aan de Nobelstraat te Heerlen, bewoond door het gezin „B een gasontploffing voorgedaan. Per soonlijke ongelukken zijn niet voor gekomen. Tegen drie uur werden de bewoners op geschrikt door een knal. Zij spoedden zich naar beneden en ontdekten, dat in de keu ken door een gasontploffing groote ravage was aangericht, terwijl er brand was uit gebroken. Met behulp van eenige politieagenten slaagde men er in het vuur met eenige emmers water te blusschen. De oorzaak van de ontploffing is vermoedelijk het feit, dat de slang van het gastoestel, dat op het fornuis stond, in aanraking is ge komen met het vuur uit het fornuis, waarop een ketel met waschgoed stond te koken. De keuken is geheel vernield. De achter deur is weggeslagen, evenals het raam. Alle papieren voorwerpen zijn verbrand, terwijl het houtwerk geschoeid is. De ont ploffing geschiedde met zulk een kracht, dat ook de keukendeur van één der buren en een kelderluik werden ingedrukt. Van haar taschje beroofd. Een dame in de van Panhuysstraat was zoo onvorzichtig haar taschje buiten in 't vensterkozijn te leggen, toen zij, op het punt staande om uit te gaan. nog even naar binnen ging om iets te halen. Het ge volg was, dat zij het taschje vergat. Toen zij dat ontdekte, bleek het al te laat: het taschje, inhoudende o.m. f 83, aan geld, was al verdwenen. Doch twee toevallig passeerende motor agenten hadden het geval spoedig opge lost. Nog vóór de dame, die na de politie mannen gewaarschuwd te hebben naar het hoofdbureau was gereden, daar haar ver haal aan den wachtcommandant geëindigd had, kwamen motoragenten al met het taschje aandragen. Het was teruggevonden op de kar van een lorrenkoopman, die er wel meer van hooren zal. DONDERDAG 15 SEPTEMBER 1838. Hilversum I, 1875 m. AVRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Het Omroeporkest m.m.v. soliste. In de pauze: Declamatie. (Om 12.15 Ber.), 12.30 Gramofoonmuziek. I.00 Ensemble Jetty Cantor, en gramofoon muziek. 2.40 Declamatie. 3.00 Cabaretprogramma, (e.o.). 4.00 Ziekenhalfuur. 4.30 Pianovoordracht. 5.00 Voor de kinderen. 5.30 De Palladians. 6.30 Sportpraatje. 7.00 Racz Berczi's Zigeunerorkest. 7.30 Causerie „Het komende tooneelseizoen", 8.00 Berichten ANP en mededeelingen. 8.15 Gramofoonmuziek. 8.50 Het AVRO-Vaudeville-orkest m.m.v. so listen en gemengd koor. 9.30 Interviews. 10.00 Het AVRO-Aeolianorkest. II.00 Berichten ANP. Hierna tot 12.00 Harry Calling's dansorkest. Hilversum II, 301.5 en 415.5 m. 8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.0012.00 NCRV. 8.00915 Gramofoonmuziek. (Om ca. 8.15 Berichten). 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-orkest. (1.001.20 Gramofoonmu ziek). 2.00 Handwerkuurtje. 3.00 Gramofoonmuziek. 3.45 Bijbellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 Cursus handenarbeid voor de jeugd. 5.30 Gramofoonmuziek. 5.45 Orgelspel. 6.45 Causerie voor zeevarenden. 7.00 Berichten. 7.15 Boekbespreking. 7.45 Reportage, eventueel gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten 8.15 NCRV-orkest en solist. 9.00 Declamatie. 9.30 Vervolg concert. (10.00—10.05 Berichten ANP). 10.30 Gramofoonmuziek. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Gramofoonmuziek. Ca. 11.5012.00 Schriftlezing. FEUILLETON. ETHEL M. DELl Zonder den weg uit het oog te verliezen, zei Awkins: „Het doet me plezier U weer eens te zien, Master Rollo, ofschoon het me aange namer geweest zou zijn als dat eens een beetje eerder gebeurd was." „Maar ik kan toch niet overal tegelijk zijn," protesteerde Rollo bij dit duidelijke verwijt. „En eigenlijk behoor ik hier niet eens bij jullie in de auto te zitten. Ik moet hard werken, wat ik ook werkelijk deed tot op het moment, dat jullie langs de herberg kwamen rijden. Molly, wat zie je er lief uit! Alsof je van een schilde rijtje gestapt bent van een van die oude schil ders, die werkelijke schoonheid wisten te apprecieeren! Ben je op weg naar Aubreys En waarom zoo heelemaal alleen met den sergeant-majoor?" „Je stiefvader gaat hier een poosje naar toe vanuit het ziekenhuis," legde ze uit. „Nu ben ik hierheen gekomen om alles voor hem in ge reedheid te brengen, maar morgenochtend ga ik alweer met den tie:n terug." „Oh gelukkig, dan heb ik je in ieder geval tot morgen dat is tenminste iets. Maar in ver band met mjjn lessen zal ik helaas niet vee! uren b(j je kunnen doorbrengen. Ik verzeker je dat ik aan den gang gezet wordt Craven Ferrars heeft er een handje van iemand te laten werken!" „Is hij hier ook?" vroeg Molly. „Ja zeker; ikzelf heb hem hierheen gebracht, want ik vond Tregant een uitstekend oord voor iemand, die naar rust verlangt. Maar voor mij beteekent het geen rust. Hcusch Molly, ik werk als een paard! Ik moet mijn rol leeren en de zijne ook en dan nog een heele hoop andere dingen. Maar ik werk graag voor hem en ik vind het prettig ook. Maar nu ga ik toch met je mee naar Aubreys en blijf daar een kopje thee brj je drinken. Na de thee ga ik dan weer terug en leg hem uit waarom ik er zoo plotse ling vandoor ben gegaan. Als je eens wist welk een verrassing dat voor me was jou zoo plotseling te zien! En jij wist natuurlijk niet dat ik hier was!" „Hoe zou ik dat ook kunnen weten; je had mij niet eens geschreven. Je begrijpt dat ik me wel een beetje ongerust gemaakt heb." „Oh, maar over mij moet je je nooit zorgen maken", zei Rollo. „Dat is je reinste tijdver spilling. Oh, Molly, ik kan je niet zeggen hoe blij ik ben!" Hjj keek haar met zijn vurige, jonge oogen aan „ik ben nu werkelijk met iets reusachtigs bezig. Ze zullen thuis natuurlijk denken dat ik in een bodemlooze afgrond ben terecht gekomen nu, ze mogen van mijn part denken wat ze willen. Want ik weet dat ik pre cies daar terecht gekomen ben waar ik zjjn wilde, namelijk op mijn voeten!" HOOFDSTUK XXXV. Ze dronken samen thee op de veranda van Aubreys, vanwaar ze een prachtig uitzicht op de zee hadden. Rollo was vol plannen voor de toekomst en hij stelde slechts matig belang in het feit dat zijn stiefvader deze plannen niet zou dwars boom en. Molly was dankbaar dat haar zoon een man gevonden had, die in staat was hem te leiden en zijn enthousiasme deed haar ten slotte den toestand wat optimistischer inzien. Waarom Craven Ferrars zooveel belang in den jongen stelde, zou wel een raadsel voor haar blijven, totdat zij hem zelf gesproken had, maar in ieder geval leek het wel dat hij groot vertrou wen in Rollo had en veel in hem zag, anders zou hij toch niet zooveel moeite voor hem doen. ..Ik wil hem toch wel eens ontmoeten, Rollo", zei ze. „Maar ik heb het nu zoo druk er is nog zooveel te regelen. En morgenochtend vroeg moet ik alweer weg. Zou je denken dat hij mij vanavond even een bezoek zou willen brengen? Geoffrey zou dan misschien ook mee kunnen komen." „Maar Geoffrey Asterby kan dat heele eind hier naar toe niet klimmen," zei Rollo. „Mis schien kan jij naar ons toekomen; kom dan b(j ons eten in de herberg." Molly aarzelde even. „Ik geloof dat ik het prettiger zou vinden Craven Ferrars eens te spreken zonder dat jij er bij bent, lieveling. Neem het me maar niet kwalijk, mijn jongen, maar aangezien ik je moeder ben „Of mjjn charmante tweelingzusje!" plaagde hij. Ze glimlachte en vervolgde: „Er zijn dingen, die ik graag met hem zou willen bepraten zon der dat jij er bij bent. Bovendien heb ik heusch geen tijd om heelemaal naar jullie toe te komen ik heb nog zooveel te doen! Ga jij nu terug, lieveling en vraag Mr. Ferrars of het hem zou schikken om een uur of negen bij mij te komen tegen dien tijd ben ik wel klaar met alles. En morgenochtend, op weg naar den trein, kom ik even langs om jou en Geoffrey goedendag te zeggen. Is dat afgesproken?" Rollo grinnikte een beetje. „Lieveling, ik be grijp je best. Maar speel asjeblieft'niet te veel het rolletje van de bezorgde mama. Ik ben geen klein jongetje meer en sta nu op mijn eigen beenen." Hij stond op om afscheid te nemen en hij sloeg zijn armen om haar heen. Op dat oogen- blik frappeerde haar sterk de gelijkenis met zijn vader en ze zei hem dit ook. „Ik dacht an ders dat ik het meest op jou leek," zei Rollo, maar je zult je zin hebben, hoor!" „Nee, je lijkt op hem," verzekerde ze hem nogmaals. ..En je hebt hetzelfde karakter. Hij was zoo eerlijk en dapper, mjjn jongen en nooit week hij voor iets terug totdat de dood kwam!" Hij keek haar aan met een vreemden blik. „Molly, lieveling, ik zal je eens wat vertellen; ik ben heelemaal niet dapper alleen de ge dachte aan den dood al doet me huiveren. Mis schien was vader ook bang voor den dood......" Ze hield hem heel dicht tegen zich aan. „Maar dat komt doordat je nog zoo jong bent en vol levenslust later wordt dat wel an ders." ..Maar vader was ook jong. toen hjj stierf", zei Rollo. „Als hjj net zoo was als ik, moet h(j een grooten angst voor den dood gehad heb ben". Ze slaakte een diepen zucht. Hoe vaak had ze hier al niet over nagedacht en verlangd de waarheid te weten. „In ieder geval ben ik er van overtuigd dat hij zijn lot dapper onder de oogen gezien heeft", zei ze. „Misschien is hij op slag gedood, zoodat hij er geen besef van gehad heeft," zei Rollo. „Ik hoop het maar. Ik zou me geen raad weten, als ik het van te voren wist." „Stil toch oh, stil toch!" riep Molly uit. „Wat is sterven anders dan het zich ontsluiten van een deur." Eerbiedig gaf hij haar een kus. „Je bent zoo heilig, zoo vredig," zei hij. „Maar ik kan het niet helpen dat ik van het leven hou dat ik me er met alle macht aan vastklamp. Het leven is zoo iets wonderbaarlijks. Weet je wel, Molly, dat ik het tegenwoordig zonde vind om te gaan slapen?" Ze hield zijn hoofd tusschen haar handen. „Oh mijn kleine Rollo!" zei ze, met een heel teederen glimlach, „dat heb je altijd gevon den." Nadat hij weggegaan was, stond ze nog wat na te droomen) „Ja, hij leek op Ronald; hij had dezelfde manier van spreken, dezelfde levens lust, hetzelfde bruischende enthousiasme. Maar Ronald had vroeger nooit met haar gesproken over den dood. Zou hij hetzelfde gevoeld heb ben als Rollo nu? Was hij beangst geweest, toen het oogenblik daar was en had hij, toen de deur zich voor hem opende, terug willen keeren naar het leven? Dat wist God alleen... Ze voelde het oude verlangen knagen aan haar hart. Twintig jaar was dat nu geleden twintig lange jaren Maar Rollo's woorden had den alles weer in haar wakker geroepen. Toen ze het huis in ging om de haarzelf opgelegde taak te vervullen, stonden haar oogen vol tranen. Ze dwong haar gedachten bij haar werk en langzaam werd het w<fcr rustiger in haar. Er moest van alles gedaan worden een van de benedenkamers zou als slaapvertrek voor Ivor worden ingericht en ze wenschte het hem zoo comfortabel mogelijk te maken. Zoodra hij wat mocht loopen. zou hij naar de aan dit vertrek grenzende veranda kunnen gaan. En later, wan neer hij wat sterker was, zou h(j in het priëel achter in den tuin kunnen zitten, dat ze geheel voor hem wilde laten opknappen. Het was acht uur voor ze het wist. Snel ging ze naar haar kamer en knapte zich eerst even op, voor ze den eenvoudigen maaltijd ging ge bruiken. De avond was zomersch warm en vleermui zen fladderden rond voor de wijd open staande deuren. De maan was nog niet op, maar de sterren begonnen hier en daar al te schitteren. Terwijl ze daar alleen aan tafel zat, kon ze in de verte duidelijk het rollen van de golven hooren en ze wist dat de vloed kwam opzetten. Ze was spoedig met eten klaar en met een vermoeiden zucht liet ze zich in een van de lage rieten stoelen vallen, die in de veranda stonden. Het was een lange dag geweest en ze was doodop. Als ze niet nog een bezoeker ver wachtte, zou ze het liefst meteen naar bed ge gaan zijn. Bang hier in slaap te zullen vallen, kwam ze met moeite overeind en liep den reeds bijna geheel donkeren tuin in. Ze zou nog tijd genoeg hebben voor Craven Ferrars kwam om even naar het strand te gaan. Ze verlangde naar den frisschen zeewind, die haar zeker nieuwe krachten zou geven. Ze liep het kleine hekje door, dat toegang gaf tot het strand. Achter haar, in het Oosten, verrees de maan spoedig zou de zee zich baden in haar zilveren licht. Als in een droom stond ze daar, heel stil en het wonder van Gods aardbodem grifte zich diep in haar ziel. Ze staarde voor zich uit over het onmetelijke water ver, heel ver weg en het was haar alsof de eeuwigheid zich voor haar oogen open de. Zacht mompelde ze: „Oh nee, ik zou nooit bang zijn!" Leven en dood waren saamgesmol- ten op dat oogenblikTerwijl ze, daar zoo stond, had ze datzelfde visioen van heel lang geleden ze zag een gestalte, heel vaag, die verlangend zijn armen naar haar uitstrekte. Woorden vernam ze niet, alleen het eeuwige gezang van de zee. Nu was zij het. die sprak: „Oh Roy mijn lieveling ik zal komen wanneer het God behaagt. Het zal nu misschien niet zoo heel lang" meer duren." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7