XaS- W aar de edele T okay er vloeit 't HOEKJE OUDERS Boedapest, koningin van den „blonden Donau VOOR DE De stem in den trein. Nauwelijks zijn wij het grensstation He- gyesholm gepasseerd de politieagent droeg daar een helm die onweerstaanbaar deed denken aan den toren van Babel, of een stem begroet per radio ons Hollan ders. De onzichtbare man met zijn wellui dende stem, heet ons welkom in het eens zoo smartelijk getroffen land, herinnert aan hetgeen de Nederlanders gedaan heb ben voor het misdeelde, Hongaarsche kind en eindigt met een „Lang Leve Koningin en Nederland." In het donker naderen wij de sprookjes- stad, badende in oen zee van licht, want overal ziet men lichtjes, duizenden licht jes, en wanneer men dan nog het geluk heeft een helderen sterrenhemel te treffen boven do stad, dan is het schouwspel uniek. Boedapest bij avond. De lichtjes weerspiegelen in den Donau. Hoog boven de rivier ligt op een der heu vels, verlicht door schijnwerpers, het ko- kinklijk slot met de sprookjesachtig geillu- mineerde kroningskerk, waar koning Karl IV hst laatste met veel pracht en praal ge kroond werd tot koning van Hongarije. Daarbij waren tegenwoordig tallooze bis schoppen, ministers en Hongaarsche edel lieden, gestoken in middeleeuwsche gewa den, rijk bezet met juweelen. Hier hebben eens de Habsburgers geresideerd; nu ze telt de rijksbestuurder Horthy in een der .vleugels van het paleis. Koepels en tin- Gezicht van de St. Gellertsberg op de Boedapester regeeringsgebouwen. behoort tot de schoonste steden van Euro pa. Dat het eerst vrij laat> ongeveer een twintig jaar geleden voor het tourisme ont dekt werd, is te danken aan., den wereld oorlog. De stad werdomstreeks 1920 na melijk door vele commissies bezocht. En het is eigenlijk hieraan te danken, dat Boe dapest voor het toerisme gewonnen werd. Het raadsel van Boedapest. Waarom dweept men zoo met Boedapest? Gezicht op de burcht. Waar de Tokayer vloeit en de ge heelonthouder zou watertanden. Men zou zich evenwel vergissen door te meenen, dat de bewoners van Boedapest verslaafd aan den edelen Tokayerwijn en echte nachtvlinders zijn. Want er wordt meer koffie gedronken en de geheelont houder zou watertanden, wanneer hij het leger gevulde waterglazen op de diverse cafétafeltjes zou zien. Al krantenlezende wordt veel koffie ge dronken voor sommige nachtbrakers is dit wellicht ook maar het beste. Bij de thee gebruikt men gewoonlijk een schijfje ci troen, in plaats van melk. Is de koffie of thee echter opgedronken, dan haast de kellner zich U van water te voorzien. En hij is vrijgevig, want in minder dan geen tijd ziet ge uw disch verrijkt met twee of drie glazen water. Daarop kan men nog een paar uur blijven zitten en niemand zal er U op aankijken, dat ge op één vertering het cafébezoek zoo lang traineert. Het zij nogmaals gezegd: Wil men het Hongaarsche leven leeren kennen, dan moet men in een café gaan zitten. Dan kunt ge tevens rustig poolshoogte nemen van het bonte leven, dat op straat aan Lw oog voorbijrolt. De Hongaar eet graag en goed. Brood bij voorbeeld wordt er zeer veel gegeten, en meelspijzen überhaupt, want Hongarije brengt groote hoeveelheden tarwe voort. Op z'n Transsylvaansch. Op een avond werden wij uitgenoodigd voor een zeer bijzonder festijn. Er zou een Transsylvaansche maaltijd worden gehou- dfö. Eenigszins aarzelend betraden wij met onzen gastheer het restaurant. Weldra had ieder een houten bord voor zich. De bedoe ling is, dat hiervan gegoten wordt en wel naar Transsylvaansche wijze. Dit houdt in, dat elk stuk vleesch in vier gedeelten ge sneden moet worden. Het valt niet mee op deze wijze het vleesch tt moeten verorbe ren. De borden zijn zonder rand en het is weldra duidelijk, dat wij nog niet voldoen de Transsylvaansch bloed in de aderen hebben om dit genoegen voor de volle hon derd procent te kunner. waardeeren. In de war gebracht door de houten bor den, giet een der Nederlindsche gasten een kom mayonnaise leeg ever de japon van een der dames. De consternatie is groot, maar wordt nog grooter, wanneer onze gastheer een tweede kom mayonnaise neemt en ook deze midden op tafel om keert. De étiquette wil nu eenmaal, dat het „ta felongelukje" op deze wijze genivelleerd wordt. Het gebaar van den gastheer wil zooveel zeggen als: het was niet zoo erg. Dat Boedapest nog niet veel meer in trek is bij de toeristen, is natuurlijk voor een belangrijk deel te wijten aan den grooten afstand, maar toch ook is het de taal, die velen weerhoudt een bezoek aan Honga- ry'e's hoofdstad te brengen. In vele prospectussen wordt wel beweerd, dat men met zijn Duitsch overal terecht kan, maar dan zou men toch bedrogen uit komen. Het is waar, dat men, zelfs gewa pend met „Hoe leer ik Hongaarsch in één maand" of een dergelijk patentmiddel, dik wijls met den mond vol tanden staat. Het Hongaarsch blijft den vreemdeling, ook na geruimen tijd, nog een raadsel Maar de echte toerist verlangt naar dergelijke moei lijkheden. Voor hem zijn het juist de aan trekkelijkheden, die men zich later herin nert na het verblijf in een buitenlandsche stad, waar men nog niet eerder kwam. EEN MOEILIJK OOGENBLIK IN VELE HUWELIJKEN. Finacieele moeilijkheden maken een hu welijk niet gemakkelijker, en stellen zeer bizondere eischen aan mui en vrouw beiden en aan hun gevoel voor eikander. Menig hu welijk, dat tamelijk gocc was zoolang er geen zorgen waren, dreigt schipbreuk te lijden, zoodra er financieele moeilijkheden komen. Het groote gevaar schuilt hierin, dat ieder mensch geneigd is, de oorzaak van zijn falen op een ander te schuiven. Wanneer het inkomen aanzienlijk caa.lt, kan de vrouw gemakkelijk een zekere wrevel krijgen tegen haar man, omdat hij liet meer verdient, terwijl de man van zijn kant denkt: „waar om kan mijn vrouw daarvan niet toekomen? Andere vrouwen kunnen het wel." Waneer het verminderen van de inkom sten een gevolg is van een bezuiniging door den staat, dan kan noch de man noch de vrouw daar iets aan doei. en dan komt het tóch voor, dat zjj elkaar de daaruit voort vloeiende zorgen verwijten. Hoe dikwijls hoort men een vrouw niet zeggen: „ik moet me al.es ontzeggen, maar mijn man rookt geen sszaret minder", ter wijl de man van zijn kant zegt: „ik heb mijn bridge-club opgegeven, maar mijn vrouw gaat nog wel in de star theedrinken." Om dergelijke dingen te voorkomen, ts het goed dat man en vrouw een salaris-ver mindering samen onder de oogen zien, een lijstje maken van hen uitgaven, en dan samen uitzoeken, va:, welke posten het bedrag waarmee hun inkomen verminderd is, kan worden afgetrokken en of er soms drastische maatregelen noodig zijn als goed- kooper gaan wonen. Talooze gezinnen heb ben méér geldzorg dan Boodig zou zijn, om dat ze er uit gemakzucit of uit valsche schaamte tegen opzien, te gaan verhuizen. Te duur wonen, vergalt het leven van me nigeen, die een aanzienlijke verlichting van zorg en vermeerdering van levensvreugde zou ondervinden, als hij even de moed bezat om heen te stappen over de moeite en ver bazing van „men". Een psychologisch moeilijk oogenblik is in veel huwelijken dat moment van den dag, waarop de man thuiskomt van zijn werk kring. Hij is dan meestal moe, verlangt wat rust en gezelligheid, en vergeet dat zijn vrouw daarnaar even hard verlangt. De vrouw, van haar kant, is wellicht den heelen dag druk in de weer geweest, zonder aanspraak, heeft al uren verlangd om iemand deelge noot te maken van haar kleine en groote ergernissen, en is daardaar geneigd om zoodra haar man thuis komt, zich te „laten gaan" en direct over kleine onaangenaam heden te beginnen. De man denkt dan: „zoodra je thuis komt, klachten". En de vrouw denkt: „den heelen dag heb je geen aanspraak, en als je man thuis komt, mag je nog niets zeggen". In dit laatste zit het juist, zij mag best iets zeggen, als het maar iets positiefs is, iets dat vriendelijk en kalm klinkt, zij kan zelfs gerust een „huishoudelijk drama" vertellen, als zij kans ziet erbij te lachen en het van den humoristischen kant voor te dragen. Hoofdzaak is, dat zij zorgt, als haar man thuis komt, een half uurtje tijd te hebben om rustig bij hem te zitten, ter wijl ze zich van tevoren wat opgeknapt heeft en heeft klaargezet wat hij bij zijn thuiskomst drinkt, thee of iets anders. De man van zijn kant bedenke, dat het voor een vrouw, die den heelen dag in de weer is geweest, minder prettig is, als haar man na een onbehoorlijk gemompelde groet achter een krant wegduikt. Wanneer hij uitgaat van de gedachte: „laat mijn vrouw even merken, dat ik blij ben weer thuis te zijn," en wanneer de vrouw denkt: „laat m(jn man voelen, dat ik blij ben dat hij weer thuis is," dan kan dat halfuurtje na thuiskomst van kantoor, inplaats van aanleiding tot verwijdering, het glanspunt van den dag worden! Dr. JOS DE COCK. Zijn het de schatten, die hier in de musea opgestapeld liggen? Zyn het de indrukwek kende paleizen? Het schilderachtige, op de heuvels gelegen, stillere stadsdeel Boeda? Zijn het de zigeuners, de tsiganen..? Het is moeilijk op deze vraag een antwoord te geven. Waarschijnlijk zijn het al deze fac toren tegelijk, die Boedapest zoo aantrek kelijk maken. Dit raadsel is niet zoo ge makkelijk op te lossen en de toerist, die hier voor eenigen tijd komt, doet beter zich niet met dergelijke vragen het hoofd af te pijnigen, maar zich over te geven aan de bekoring zonder meer. De droom van Boe- depest is om nooit meer te vergeten. De majestueuze Donau stroomt midden door de stad en verdeelt de stad in twee deelen, stadsdeelen, die merkwaardigerwijs geheel verschillende aspecten hebben. Hier keert Boedapest ons haar tweeledig aange zicht toe. De stid zonder „sluitingstijd," In Boeda, het stadsdeel op de heuvels, droomt het verleden voort. Pest daarente gen, dat eerst werd tot wat het nu is in de laatste zestig jaren, is de levendige drukke stadswijk. Hier voelt men den polsslag van de hoofdstad, hier staan de groote dikwijls pompeuze restaurants en hotels, de café's en de theesalons. Schrijvers en artisten houden er een eigen café op na, elders zijn restaurants, waar alleen kooplieden, dok ters en rechters hun stamtafels hebben. Niet ten onrechte heeft men Boedapest de stad der café's genoemd. Ook in dat opzicht spant het de kroon boven het Westen, want het is een stad zonder „sluitingstijd". Som mige café's zijn den geheelen nacht open. Wanneer de vale ochtendschemering bin nenvalt en de gloeilampen meer en meer vurige bolletjes worden, wanneer de trams, na hun nachtelijke rust, weer beginnen te rijden, zitten verschillende groepjes menschen in de café's nog bijeen te praten of zijn verdiept in een spelletje schaak. Is dit niet een ongewoon verschijnsel voor den Nederlander, die gewend is tegen uiterlijk één uur te hooren: „Nog vijf mi nuten heerenl'' i GESPREKKEN MET EEN OUDER OVER DE VERNIEUWING VAN HET ONDERWIJS. De vorige maal hadden we het samen over de beteekenia van het goed leeren waarnemen en uitdrukken in woorden van het waargenomene. We willen het nu eens over een ander onderwerp hebben. De nieu we school is paedocentrisch, hetgeen wil zeggen, dat uitgegaan wordt van het kind. Sedert de verschijning van de be kend en berucht geworden werken van Ellen Key (De eeuw van het kind) is de belang stelling voor het kind enorm toegenomen. Het is zeker om die reden, dat men deze eeuw wel eens „de eeuw van het kind" noemt Terecht. Maar u moet hieruit niet concludeeren, dat de ideeen, door Ellen Key, uitgewerkt, zoo maar Mindelings worden nagevolg en toegepast. Zooals bijna steeds het geval is met nieuwe ideeën, wordt er aanvankelijk veel te hard van stapel geloo- pen en meent men het oude met een penne- streek te kunnen doorha.en. Ellen Key ging in haar opvattingen wel wat te ver en ik zou niet gaarne al haar meeningen tot de mijne willen maken, maar aan den anderen kant moeten we haar toch dankbaar zijn voor haar werk. want zy toch heeft een krachtigen stoot gegeven om de oude op vatting, dat alleen volwassenen recht heb ben en kinderen slechts blindelings gehoor zamen moeten, van haar voetstuk te stoo- ten. Heeft de toenemende belangstelling voor de persoonlijkheid van het kind invloed op de nieuwe onderwijs:reeën Absoluut en niet weinig ook. Ik wil u dat duidelijk maken aan de hand van eenige voorbeelden. In de oude school in ons land nog de bestaande wordt niet m allereerste plaats uitgegaan van de gedachte: „Zou het kind voor deze stof belangstelling hebben?" maar redeneert men: „Kijk eens hier. Het kind is nog te klein om te beseffen, wat goed en niet goed voor tem is. Wij volwas senen zullen dit wel voor hem bepalen." Maar neemt u mij niet kwalijk, dat is toch een ongezond standpunt? Zeker, maar dan tot op zekere hoogte en onder bepaalde omsta-digheden. U moet nimmer vergeten, dat ock het kind rech- t en heeft. Ouders willen daar meestal niet aan. Opvoeders als schoolmeesters b.v. wijzen deze opvoeding eveneens van de hand. Wie echter een boek van Montessori las (vooral haar laatste boek: Het geheim, moet in dit verband genoemd worden), zal over tuigd zijn, dat het met de rechten van het kind er slecht uitziet en dat in schier de meeste gevallen het kind uitsluitend te ma ken heeft met plichten, plichten en nog eens plichten. Ik hoop in een onzer latere ge sprekken daar nog eens op terug te komen. Maar laat ik nu terugkeeren tot ons onder werp van zoo straks. Het is een bekend feit, dat een kind in een geheel andere gedachtenwereld leeft dan volwassenen. Niemand zal dit feit ont kennen en wanneer een kind soms blijken geeft, in onze gedachtenwereld te leven, noemen we het „vroeg wjjs" of „oude- vrouwtjes-achtig". U begrijpt, dat wy vol wassenen, in een geheel andere gedachten wereld levend, op grond hiervan moeilijk het kind begrijpen. We tasten herhaaldelijk mis en elke mistasting doet schade. Onher roepelijk. Wie stelt nu de leerstof voor het kind vast? Wie bepaalt, wat een kind op een ze keren leeftijd moet kennen en kunnen Wie schrijft voor het kindVolwassenen! Ja, maar kinderen kunnen dat zelf toch niet bepalen, kunnen zelf toch niet schrijven? Neen, doch dit is ook niet altijd nood zakelijk. Van meer belang is, dat men bij het samenstellen van de leerstof r e k e n i ng houdt met de belangstelling van het kind. Ik meen, dat men dit in de oude school toch ook doet? Zeker, de schrijvers van leesboekjes bijvoorbeeld leggen hun oor wel te luisteren bij het kind, maar, en nu kom ik op het wezenlijke van de zaak: het kind neemt hoogst zelden actief deel aan het ont staan van dergelijke boekjes. De volwasse ne schrijft het boekje, naar zijn beste kun nen in z.g. kindertaal de vraag blijft, of men als volwassene wel deze kindertaal kan schrijven maar deze boekjes zijn bestemd voor duizenden kinderen tegelijk. Zij houden geen rekening met het kind als enkeling onder bepaalde omstandigheden. In de nieuwe school ontstaat het leeslesje, om slechts een voorbeeld te noemen, uit het gesprek tusschen onderwijzers en kinderen. De kinderen zijn b'<"ibjj dus actief be trokken! vjiaaAO Boedapest. MAAKT men niet gebruik vanhet snelle vliegtuig, dat ons in vijf uren brengt naar de verre stad op de grens van Oost en West, dan ziet men zich genoodzaakt gebruik te maken van den trein, die ons door een bont en afwis selend landschap voert naar de plaats van bestemming. Meer dan een etmaal is men opgesloten in den trein. Wanneer men weg- spoort uit het vlakke land, begint de avond reeds te vallen en eenmaal in Boedapest aangekomen, is de zon reeds ten tweede male ondergegaan. Deze treinreis is intusschen ook niet van bijzondere bekoringen ontbloot. Merkwaar dig is bijvoorbeeld, dat vrijwel een ieder hier met een koptelefoon op zit. nen van de Krönungsburg vindt men te rug in tallooze, eeuwenoude, kleinere pa leizen. Het Visscherbastion, met zijn witte to rens en de oude citadel sprookjesachtig be schenen en zich somber als een ruïne af- teekenend tegen den donkeren hemel, wek ken den indruk, dat men de atmosfeer van het sprookje ademt. Dit tafereel kon direct gegrepen zijn uit de vertellingen der Dui zend en één nacht en een dergelijke aan blik is voldoende om ons, eens en vooral te overtuigen van het feit, dat Boedapest

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 11