Wij lazen voor U
~7A
Radioprogramma
TARZAN
EM ©1
I ¥E^B©IQ)1N j
j EDGAR RICL
j BURROUGHS
- Uit de Pers van heden
Prins Bernhard in den
Raad van State
40 pCt* van onze jeugd
lichamelijk ongeschikt
Moord op een
woonwagenmeisje
Metselaar gestikt
MAURICE WALSH
j DOOR
No. 10.
Thome besloot Helen een paar uur vast te
houden om haar vader angst aan te jagen,
daarna zou hg in ruil voor haar om de kaart
vragen. Magra zat diep in gepeins verzonken,
alsof zij een geheim plan uitwerkte. Opeens
stond zij op en zei: „Ik ga een eindje wan
delen". Zij liep gewoon d~ kamer uit, doch
eenmaal buiten gekomen, liep zij vlug naar
de hal van het hotel. Daar, verborgen achter
wat heesters, keek zij naar de kamer van
Gregory en bemerkte, dat de mensen aan het
beraadslagen waren. Magra begreep, dat zij
plannen beraamden om de verdwenen Helen
te zoeken. Zodra hun plannen gereed waren,
verlieten zij het vertrek en kwamen naar
buiten, waar zjj vlug de straat uitliepen. Tar-
zan kwam zo dicht voorbij haar, dat
hart klopte van opwinding. Wat was hg
en knap. Maar hij had nu geen tijd
romantische gedachten, zjj had werk te
Ongemerkt slipte zij het hotel binnen.
ROER DE TROM!
Uit de Nieuwe Venlosche Crt:
Er is geen land dat zulke groote ontgin-
nings- en inpolderingswerken heeft als 't
onze: de drooglegging der Pontijnsche moe
rassen is een kleinigheid vergeleken bij die
der Zuiderzee. Mussolini maakt daarover
echter een Hitleriaansch geweldige op
schepperij, waar ook onze pers door plaat
jes en praatjes aan mee deed. Wij prijzen
elk goed werk en zien ook van dat 't goe
de. Maar waarom niet meer gewezen op
het gigantische en zeer vele goede in ons
land, waar ons eigen volk zelfs veel te wei
nig van weet: men mag dat gebrek aan
voorlichting bescheidenheid noemen het
is misschien een uiting van hoogmoed
in alle geval is het zeer onpsychologisch.
We houden niet van opscheppen, maar
wel van nationale fierheid en bemoedigen;
dat bereikt men door te laten zien, hoeveel
ons volk kan en hoeveel het doet. Dit ver
sterkt ook in geestelijk opzicht de nationa
le kracht en vergroot de tevredenheid,
•waardoor demoraliseerende invloeden van
communisme, nationaal-socialisme en an
dere geneutraliseerd worden, wat toch zeer
zeker ook gcwenscht is.
GEEN EERBIED VOOR DEN DOOD.
Het Volk schrijft:
De groote gelijkmaker zoo noemt men,
ïn figuurfijken zin, de dood wel. Maar ver
dient hij dezen naam eerlijk?
Daar Was eens, en nog niet zoolang ge
leden, een bemiddeld Maastrichtenaar, een
bejaard man, die door den dood werd ver
rast, terwijl hij zich argeloos ophield in een
café. Aanstonds daagden enkele begrafenis
ondernemers op om de „buit" te bemachti
gen. Ja, de „buit", want waarom kregen
zij anders woorden, daar in het café, bij
het lijk, wie de begrafenis zou verzorgen?
Het meest „zakelijke" argument was nog,
dat, wie het eerst komt, het eerst maalt,
maar juist om deze voorrang ontspon zich
een verbitterde strijd. De rest zullen wij den
lezer besparen.
Korten tijd later geviel het, dat de dood
een anderen man, arm en alleenwonend,
op zijn kamertje kwam halen. Ditmaal ech
ter verscheen geen der voor het bemid
delde lijk zoo overmatig actieve „onderne
mers", maar slechts een gemeentewerk
man, die den overledene kistte, zooals hij
hem vond, met kleeren en al.
Geen dezer beide macabere verhalen ge
tuigt van de jegens den dood verschuldig-
den eerbied. Beide gevallen zijn bovendien
in strijd met de gemeentelijke voorschrif
ten. De rijke man had per lijkwagen uit
het café moeten worden vervoerd, nadat
een arts de doodsoorzaak had vastgesteld;
de alleenstaande arme had van gemeente
wege naar één der lijkenhuizen dienen te
worden vervoerd om van daaruit te wor
den begraven. Schrijnender echter dan dit
niet na-leven der voorschriften is het kapi
talistische onderscheid der menschen je
gens hun dooden, de jacht naar geld en
goed, die zelfs geen halt houdt voor het
huiveringwekkende einde van iederen ster
veling. Nemen wij de woorden: Westersche
beschaving, niet vaak al te lichtvaardig in
den mond?
HET INITIATIEF-ONTWERP VAN
DE N.S.B.
In het Nationaal Dagblad wordt op „Het
Journalistieke slagveld" de volgende slag
geleverd:
In „De Avondpost", neemt de heer Hans
de N.S.B. onder handen, naar aanleiding
van haar initiatief-ontwerp inzake de af
schaffing van de rijwiel- en motorrijtuigen
belasting. Hij doet dit in een uitermate
flauw en kinderachtig artikel. Bij gebrek
aan zakelijke argumenten, probeert hij grap
pig te zijn en vraagt zijn lezers, wat zij wel
als „de eerste stap op den weg naar orde
ning der democratische wanorde" hebben
verwacht. En dan gaat hij „raden"!
„Afschaffing van het parlement!
Mis. Afschaffing dan alléén van de
Eerste Kamer, om te beginnen!"
Weer mis. Kneveling van het kapi
talisme! Verkeerd. Verbod van de
demo-liberale Staatspartij. Neen.
Zoo gaat hij nog een tijdje door;.aange
zien onze lezers niet van zulke zoutelooze
kost houden, willen wij het hier maar bij
laten. Heel grappig laat hij op dit ge
schrift volgen:
„U geeft het op? Dan zullen wij ti
niet langer in spanning houden.
„De eerste stap op den weg naar or
dening der democratische wanorde"
bestaat uit... „die eerste poging tot
bevrijding van het Nederlandsche
Volk van" (nu komt het!) „van...
de rijwielplaatjes-schande."
Is de heer Hans een guitig journalist, of
niet?! Wij stellen ons voor, dat gezellig
dikke liberale theetantes hebben gekraaid
van pret.
Even later zegt de heer Hans in het
zelfde artikel:
„Begrijp goed: wij vinden het
heelemaal niet belachelijk dat een
parlementaire groep probeert de
rijwiclbelasting afgeschaft te krij
gen. Ieder afgevaardigde heeft het
recht, dit bij initiatief-ontwerp te
probeeren: het is een zakelijk voor
stel."
De heer Hans veroorloofde zich zoutelooze
grappenmakerij over dit „zakelijk voorstel"
omdat het rijwielplaatjes-probleem van te
ondergeschikt belang is. Ongewild zet hij
daarmede zijn eigen democratische standje
in het zonnetje: de „actieve" democratie was
dus zelfs niet bij machte dit ondergeschikte
probleem op te lossen.
Zelfs daarvoor moest nog gewacht worden
op de nationaal-socialisten!
Zoodat de heer Hans, zoo besluit het N.
D.B., eigenlijk zichzelf en zijn democratische
vrienden uitlacht!
Z.K.H. Prins Bernhard heeft gistermid
dag de gewone vergadering van den Raad
van State bijgewoond. In deze vergadering
werd de commissaris van de Koningin van
de Provincie Friesland, Mr. P. A. V. baron
van Harinxma Thoe Slooten, beëedigd als
staatsraad in buitengewonen dienst.
Nationaal plan tot lichamelijke
ontwikkeling van Jong Neder
land.
Men schrijft ons:
Onder leiding van den heer M. F. Graaf
land, oud-rijksinspecteur voor de lichame
lijke opvoeding, en de-heer J. P. F. Mulder,
leeraar lichamelijke opvoeding te Den
Haag, wordt momentëel een comité ge
vormd ter bevordering van de lichamelijke
ontwikkeling der Nederlandsche jeusrd.
Verschillende vooraanstaande persoonlijk
heden zijn aangezocht om in dit comité
zitting te nemen.
Het comité zal een nationaal plan ont
wikkelen, met het doel de jeugd van 620
jaren en den militieplichtigen voor en tij
dens hun diensttijd de noodige lichamelijke
paraatheid te geven.
Daar 40 procent van ons jonge volk licha
melijk ongeschikt is voor de vervulling van
zijn maatschappelijke en militaire zaak
de percentages der afkeuringen voor den
militairen dienst bewijzen het wordt het
hoog tijd om ons volk te winnen voor een
plan, waardoor de Nederlandsche jeugd ge
leidelijk opgevoed zou worden tot een hoo-
gen graad van lichamelijke levensgereed
heid.
De drang naar lichamelijke waardigheid
leeft in onze Nederlandsche jeugd. Het gaat
erom, met moreelen steun van rijk, provin
ciën en gemeenten en met gebruikmaking
der bestaande leerkrachten, oefengelegen
heden, sportbonden en landelijke organisa
ties ter bevordering van lichamelijke oefe
ning een organisatie op te bouwen, welke
haar heilzaam werk verrichten zal In alle
deelen des lands, ter verkrijging van een
paraat jong Nedcrlandsch volk.
Levenslang geëischt.
Voor de rechtbank te Almelo is gisteren
de geruchtmakende moordzaak behandeld,
welke op 27 Mei j.1., den dag na Hemels-
vaart, de gemoederen in deze stad in be
roering heeft gebracht. Op de opslagplaats
van de gemeentewerken werd in den vroe
gen morgen van dien dag het lijk gevon
den van een 12-jarig woonwagenmeisje,
Tetje Hof genaamd, dat met een mes op
gruwelijke wijze was vermoord. Al spoedig
lees er verdenking tegen een 24-jarigcn
koopman, J. F. v. d. W., die in een loge
ment aldaar vertoefde en pas op vrije voe
ten was. Hij was op 24 Mei ontslagen uit
de gevangenis te Assen, waar hij acht
maanden gevangenisstraf had uitgezeten
wegens een rijwieldiefstal. Ook eerder was
hij reeds veroordeeld.
Behalve bloed- en voetsporen, enz.
was er een voorname aanwijzing
tegen hem: er was n.1. in een riool-
put een groot mes gevonden, waar
op nog bloedsporen voorkwamen.
De gearresteerde ontkende, dat hij
een mes in bezit had, doch in de
gevangenis te Assen wist men, dat
h;ï met een mes was vertrokken.
Tenslotte bekende v. d. W. den
moord te hebben gepleegd.
Verdachte had zich verraden.
Ter terechtzitting werden vijf getuigen
gehoord, van wie drie deskundigen. Uit de
verklaringen bleek, dat de verdachte tegen
eenige vrouwen had gezegd dat hij van
plan was zijn vrouw of iemand anders te
vermoorden.
De officier van Justitie was in zijn re
quisitoir van meening, dat de moord met
voorbedachten rade is gepleegd. Hij be
schouwde den man als een uiterst gevaar
lijken misdadiger en eischte levenslange
gevangenisstraf.
De verdediger pleitte clementie.
In ondcrqrondschen afvoer van
kunstzijdefabriek.
Een zestig-jarige metselaar te Breda begaf
zich Maandagavond in een ondergrondschen
afvoer van de fagriek der Hollandsche
Kunstzijde Industrie, voor het opnemen van
uit te voeren werk, zonder daarvan echter
personeel van de betrokken afdeeling te
verwittigen.
Toen het later op den avond werd en
de man niet huiswaarts keerde, informeer
den de huisgenooten aan de fabriek, waar
de metselaar bleef. Onverwijld ging men op
onderzoek uit. Na cenigcn tijd gezocht te
hebben, vond men in den afvoer het leven-
looze lichaam van den vermiste. Vermoede
lijk is de man door verstikking om het
leven gekomen.
DONDERDAG 20 OCTOBER 1938.
Hilversum 1, 1875 en 301,5 m.
8.009.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO.
2.00—12.00 NCRV.
8.009.15 Gramofoonmuziek (Om 8.15 Ber.).
10.00 Gramofoonmuziek.
10.15 Morgendienst.
10.45 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstige causerie.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 KRO-orkest. (1.001.15 Gramofoonm.)
2.00 Handwerkuurtje.
2.55 Gramofoonmuziek.
3.00 Voor de vrouw.
3.55 Berichten.
4.00 Bijbellezing.
5.00 Gramofoonmuziek.
5.05 Cursus handenarbeid voor de jeugd.
5.35 Gramofoonmuziek.
5.45 Uitzending van het „Kristlik Frysk
Selskip".
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Journalistiek weekoverzicht.
7.45 Reportage, eventueel gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Bericht.
8.15 Reportage.
9.00 Causerie „Niet-ingeschreven leden der
NCRV".
9.15 Christelijke Muziekvereeniging „Oranje-
Harmonie", en gramofoonmuziek.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Het Vlaamsch Cellokwartet en gramo
foonmuziek.
10.45 Gymnastiekles.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.50—12.00 Schriftlezing.
Hilversum II, 415,5 m.
AVRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Bericht.).
10.00 Morgenwijding.
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Omroeporkest m.m.v. solist. (In de
pauze: Declamatie).
12.30 Het AVRO-Amusementsorkest.
I.30 Het AVRO-Aeolian-orkest.
2.00 Voor de vrouw.
2.30 Vervolg AVRO-Aeolian-orkest.
3.00 Cursussen voor de vrouw.
3.45 Berichten, gramofoonmuziek.
4.00 Voor de zieken.
4.30 Vioolvoordracht met pianobegeleiding.
5.00 AVRO-Weekkaleidoscoop.
5.20 Gelukwenschen.
5.30 Het Renova-kwintet.
6.15 Orgelspel.
6.30 Sportpraatje.
7.00 Voor de kinderen.
7.05 Het AVRO-Dansorkest.
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP; radiojournaal; mededee-
lingen.
8.20 Concertgebouworkest, Toonkunstkoor
solisten.
10.05 Voordracht.
10.20 Gramofoonplaten.
II.00 Berichten ANP, hierna Bert van Dinte-
ren's ensemble.
11.4012.00 Orgelspel.
FEUILLETON
16.
„Zie je wel? Je moet niet vergeten, dat er
op dat moment weinig noodig was, om Am-
brose Trant om zeep te helpen. De drank
heeft hem grondig ondermijnd je herinnert
je zijn bleeken mond; hg had net zijn portie
beet, en stel je nu eens voor, één vinger
afdruk aan weerszijden van de keel zóó
als een nachtkaars is hij uitgegaan." Paddy
Joe knipte met de vingers. „Wel ze zou niet
eens geweten hebben, dat hij dood was! On
der haar handen zou hij in elkaar gezakt zgn
zjj zou hem van zich af geduwd hebben
en er vandoor gehold zijn regelrecht
naar haar kamer... heel waarschijnlijk heb
ben zij elk een kamer.
Zij zou niet eens geweten hebben, dat hij
dood was voor vanmorgen. Zoo Irtel ik mij
het geheele geval voor!"
„En ze zou niets gezegd hebben?"
„Blijkbaar heeft ze niets gezegd, maar hoe
lang zal ze blijven zwjjgen? Ik wou, dat ik
dat maar wist."
„Maar wat moeten we nu doen?" vroeg
Alistair.
„De eerste stap moet van haar komen,
niet?" hij wees met zgn duim op Rogan en
begon te lachen. „Maar ik ben bang dat we
hier iemand bij ons hebben met zoo'n lastig
Schotsch-orthodox geweten."
Rogan keek op. „Ik? O, ik geef er geen
bliksem om, wat er met mij gebeurt. Waar
schijnlijk is het eenige wat me te doen staat,
alles wat ik weet aan de politie te gaan ver
tellen, maar hoe kan ik jullie er buiten hou
den?" Wat denken jullie er van?"
„Wij maken er ons niet druk om," zei
Alistair.
„Alistair, ouwe jongen," zei Paddy Joe,
„verlang jij aan de galg te komen, of er
iemand anders aan te helpen."
„Nog niet, Paddy Joe."
„En jij zou niet kunnen zeggen, wie het ge
daan heeft?"
„Ik zou niet willen, bedoel je."
„Jij hebt een verduiveld ruim geweten,
vriend!"
„Zoo ruim als de zee."
„Net als ik. Nu weet je ,hoe wij er over
denken, Rogan Stuart. Als je alles eens aan
ons over liet?"
„Graag!" stemde Rogan gretig toe. „Ik zal
precies doen, wat jullie me zeggen niets
meer en niets minder."
„Dat dacht ik wel."
„J(j bent er eentje om mee op reis te
gaan!" Alistair gaf hem hier mee den hoog-
sten lof, die in West-Ierland mogelijk is.
„De dingen zullen wel komen, zooals ze
komen moeten," zei Paddy Joe, „dus we zul
len ze maar rustig afwachten, vooreerst. Als
de „gardai" verschijnen, weten we, waarom
ze komen en dan zullen we hen vertellen wat
noodig is verder is niet af te spreken
„En als ze niet komen?"
„Dan moesten we maar eens voor het eten
gaan zorgen een stukje gebakken zalm
„Die vervloekte zalm!"
„En dan een vegetarisch gerecht en een
kop koffie, want bier hebben we niet."
„En vanmiddag hoor eens hier! Van
middag roeien we naar de Pier en we tarten
heel Dounbeg, we gaan er wat rondwandelen,
drinken er een borrel en praten eens met
dezen en genen; en als we een politieagent
tegen komen, houden we ons groot, want
frisch gewaagd is half gewonnen en als er
machten zijn, die ons leiden, dan zullen die
ook verder den weg wel wijzen."
ZESDE HOOFDSTUK.
L
Zij roeiden de landtong om; het lange,
groene dal van Granaan breidde zich voor
hen uit zonnige sroene hellingen, hier en
daar met huizen bezet en ronde heuveltoppen
in hun bruine kleed van heistruiken. Een rot-
rige knobbel achter de pier hield het dorp
Dounbeg verborgen, maar achter diens met
gras begroeiden top stegen dunne rook
spiralen uit de schoorsteenen van het iets
verder gelegen Hotel het Wapen van Harty
in de lucht. Het heldere, diepe getijwater van
de baai danste en tintelde tusschen de vier
kante, met glibberige groene wieren be
groeide palen van de pier en in den helderen
doorschgnenden groenen vloed deinden zee
egels op en neer.
Een laag houten gebouwtje stond in het
midden van de pier en toen de cano om de
landtong te voorschijn kwam, stapte er een
zwaargebouwde oude man met een hard, ver
weerd gezicht, in zijn hemdsmouwen naar
buiten en wandelde met zware stappen over
het holklinkende plankier naar het haven
hoofd. Toen Paddy Joe zijn boot vastmaakte,
stond hg hen bij op den kop van de ijzeren
ladder op te wachten en zgn stem rommelde
als de donder.
„Vieren, jouw landrot het getij ver
andert."
„Wat een bemoeials zgn dat hier," over
peinsde Paddy Joe luid.
Ze klommen alle drie de ladder op en
Alistair maakte Rogan Stuart bekend.
„Rogan Stuart Kapitein Tom Whelan,
voorheen bg de koopvaardij, nu de hoogste
Piet van de groote havenplaats Dounbeg,
waar je op 't oogenblik twee heele schuiten
uit Galway kunt waarnemen, bezig met turf
lossen."
„Danrvóór kaperkapiteinvoegde Paddy
Joe er aan toe. „wat zou hg anders aan zgn
tronie hebben?"
„U bent in fijn gezelschap of misschien
ook niet, mijnheer Stuart," grommelde de
havenmeester zonder een spier van zijn Col-
leoni-gezicht te vertrekken. „U komt waar
schijnlijk van Schotland?"
„Nou niet zoo nieuwsgierig, Thomas!"
waarschuwde Alistair. „Wij hebben Ambrose
Trant niet op ons geweten, als het je intres-
seert."
„God hebbe zijn ziel!" riep de havenmees
ter uit. „Dat was een beroerd stukje werk,
gisteravond in het kasteel."
„Een raadselachtig stukje ook. Wat is het
laatste nieuws?"
„Niets heelemaal niets. Brigadier Mac
Grath houdt voor zich wat hij denkt, maar
misschien is dat alleen, omdat hij niets denkt.
Ik voor mij geloof, dat het stroopers van
verderop zijn van den kant van Corullish.
Een verkeerd soort, daar; ze zouden hun va
der om hals brengen, als die hun in den weg
kwam, al ging het maar om een ongelukkig
katvischje. Maar wie het dan ook gedaan
heeft, het was vast niet de bedoeling om hem
te vermoorden."
„Hoe kun je dat weten?"
„Wie ter wereld zou dat gewild hebben,
kerel? Hij was een vriendelijke jongen, Amby
Trant, met altijd een vriendelijk woord en
altijd klaar voor een borrel met Jan, Piet en
Klaas
„En Koos en Kees en Jaap?" viel Paddy
Joe in.
„Dat is waar hij kon heel wat verstou
wen," stemde Tom Whelan toe.
„Is zijn vader al hier geweest?" vroeg
Paddy Joe.
„Sir Jerome? Al twee maal op het politie
bureau heb ik hooren zeggen. Ze zeggen, dat
hg er kapot van is."
„En mevrouw Trant?"
„Het arme wichtje! Met haar hartje van
goud!" zijn stem rommelde nu nog slechts
zachtjes. „Haar zal het aanpakken. Nee
zg is er nog niet geweest. Maar gelukkig, ze
is nog jong en misschien hier zweeg hij.
„Wat misschien?"
„Och dat weet ik niet, Paddy Joe. Ze is
jong, goddank."
Hij stapte met groote passen de pier op,
de drie anderen achter hem aan. „Wel be
dankt voor de zalmstaart!" zei hij met een
grommelende fluisterstem bij de deur van zijn
kantoortje.
„Heb je hem al geproefd?" vroeg Paddy
Joe.
„Dat zou ik zeker al gedaan hebben, als
het vandaag niet net Vrijdag was dat is
de eenige dag van de week, dat ik niet van
visch houd. Ik heb hem nog hier."
„Neem maar mee naar de vrouw als je
dat wilt," zei Paddy Joe langs zijn neus weg.
„Daar zal ik nog eens over denken," brom
de Tom, en ging naar binnen.
Ze wandelden de pier op, Rogan in het
midden.
„Wonderlijk", peinsde Paddy Joe overluid.
„Ouwe Tom heeft te doen met Ambrose
Trant, maar in het diepst van zijn ziel heeft
hij het idee, dat voor de jonge vrouw de dood
van haar man wel eens niet zoo'n ramp zou
kunnen zgn. En wat meer zegt een heeleboel
menschen in Dounbeg zullen hetzelfde den
ken. Ze kennen Amby goed, ze mochten hem
zelfs wel, maar voor Elspet Conroy voelen
ze echt, en, op een vreemde manier begrijpen
ze haar. Dat moet je goed onthouden. En
nog wat: niemand schijnt te weten dat de
toestand tusschen vader en zoon min of meer
gespannen was. Raar, niet?"
„Zou de havenmeester wel heelemaal zek°i
van ons zijn?" vroeg Rogan.
„Mogelijk, maar als het niet zoo is, dan
zal hg het toch wel voor zich houden. Toh
maar niet over ouwe Tom Whelan, ook ai
weet hij best waar we gisteren die zalm ge
vangen hebben."
(Wordt vervol ad.)