Wat de zee geeft is van Iedereen
ABDIJSIROOP
Wat het kwartier van Freek
er van zegt
Been
Zaterdag 22 October 1938
Derde Blad
Nieuwediepsche Strandjutterij vroeger en thans jf (GEWEIN1 DE DI©SC©P11N1?
De stem van het bloed
en DndibcAe 1lifoustin$en
degelijk en niet duur
bidman
Jileedincfmatfazijncn
%en Oicldci
Rialto-JA&ateA,
„De Wildzang" een film met
sprankelenden humor
in SieUen en Ixmtmieën
©e nw-oAcL ap. tPinle. YYlaasden
i
J
Xiu-oii-JAeate'i
„Jij en ik" een film van
Fritz Lang
VJJMe, ÏSio-icaa-p
Lloyd's nieuwste film van het
Wilde Westen
toevoeging
van
codeïne
AKKER 'S
veSist&ikbe.
Tot het vele, dat In deze tijden ver
dwenen is, behoort ook de strand-
jutterij.
Strand jutterij... dat is een woord, dat
een wereld van romantiek in zich om
sloten houdt. Het is een woord, dat
herinneringen oproept aan vroeger,
toen men ook in Huisduinen de koeien,
lantaarns aan de horens bond, teneinde
daarmee de voorbijgaande schepen in
den nacht verraderiyk te doen stranden.
Het doet ons terugdenken aan den
tijd, dat ieder schip, dat bij Nieuwediep
naar de haaien ging, direct prijsver-
klaard werd door een horde van
strandjutters, die hun werk zóó goed
verstonden, dat binnen enkele uren het
beste deel der lading geborgen was.
De hoogbejaarde Huisduiners en
Oud-Nieuwediepers kunnen er sterke
verhalen van vertellen. Van rijkbe-
vrachte schepen, wier lading als een
hoorn van overvloeds aanspoelde en
verhuisde naar de gebogen huisjes in
het oude visscherskwartier, en van de
dagen, toen men een winter lang kon
teeren op de buit die de zee gegeven
had.
Het is alles lang, heel lang geleden
en vandaag den dag ligt de strand-
jutterij volkomen „op haar rug". Er
valt geen cent meer aan te verdienen
en het is alleen een enkel vaatje wijn
of een stukje hout, dat in het jaar 1938
nog terug doet denken aan „gouden
jaren" van weleer.
Het was ons bekend, dat er tegenwoordig
aan de strandjutterij geen droog brood meer
te verdienen viel, maar dat het zóó erg was,
als wij dezer dagen vernamen, neen, dót
wisten we niet.
Het was aan het strand, dat we het hoorden.
Op den avond van een wilden stormdag,
zooals we er de laatste weken zoovele gehad
hebben, waren we aan het strand. De zee
daverde tegen het strand; het tien meter
breede zandplateau was een deinende baan
van rillend en trillend schuim. De golven
poogden tot aan de duinenvoet te komen en
het was slechts met veel moeite dat een
troepje van zes man zich langzaam, de kop
pen gebogen tegen den loeienden wind, zich
een weg baande door het bewegende zand en
den loeienden storm.
Het waren strandjutters, maar veel te jutten
viel er niet. Hier een stukje hout, daar een
paar duigen van een vat, en een enkele maal
een flesch. Ziedaar de oogst van vele uren
kou en misère op een wintersch strand.
En ze hebben het ons verteld: dat je tegen
woordig waarlijk niet meer naar het strand
behoeft te gaan om wat te verdienen. Een
stukje brandhout is het eenige wat je in de
wacht kan sleepen en ook daarbij kijken de
ambtenaren en militaire politie je nog op de
vingers...
En dan kregen wij de verhalen te hooren
van de dagen van weleer.
Toen de „Serbia"... toen de „Europeaan"...
toen de „Kaiser Wilhelm".
De Oude Helder zegt: „de Juttery
is zoo dood als een pier".
We hebben daarna ons oor eens te
luisteren gelegd in den Ouden Helder.
Daar, in de nauwe bochtige straatjes van het
oude redders-kwartier, waar je de zee heel
den dag en heel den nacht tegen den Dijk
hoort schuren, hebben we gehoord, dat de
strandjutterij inderdaad zoo dood als een pier
is. En dat er geen kans bestaat dat het ooit
nog anders zal worden.
Weliswaar staat achter den Dijk, onder den
schaduw van den windwijzer, nog steeds de
loods van den strandvonder, maar die gaat in
weken en maanden niet open. Daarin liggen
wat oude vletjes en stukken hout. En, zwaar
verzegeld, een partijtje vaten wijn. Maar wan
neer ze verkocht worden weet niemand. Mis
schien zelfs Freekie Been, een der populairste
Oud-Heldersche figuren, die strandvonder is,
niet.
De oorzaak.
Vroeger, aldus vertelde men ons daar in
den Ouden Helder, was het allemaal anders.
Gaarne toezen
ding van prijs
courant.
Coupeur door
het geheele Rijk
te ontbieden
Vroeger was het vast pandoer, dat er een
stuk of vier, vijf, ja soms nog wel meer,
schepen op de kust liepen. Die schepen waren
van hout, sloegen kapot en binnen enkele
uren kwam de lading aandrijven. Tegenwoor
dig heeft men een kustwacht, lichttorens en
de radio, die gezamenlijk de schepen een vei
ligheid geven, die niet in vergelijking met die
van vroeger is. Daarenboven zijn de schepen
van thans stalen schepen. Gaan ze ver
loren, dan slaan ze niet meer aan stukken,
maar gaan met hutje en mudje naar de diep
te. En geen strandjutter krijgt de kans een
baaltje uit de lading te bergen. Dót is het
verschil. En dat is de voornaamste reden, dat
de klad in de jutterij gekomen is.
De stem van het bloed.
Het zou overdreven zijn te beweren, dat er
heelemaal niets meer aanspoelt, maar veel is
het zeker niet.
Men zal vragen, waarom dan toch altijd
maar weer deze oude Nieuwediepers er in het
hartje van den nacht op uittrekken. Waarom
ze hun bed als het ware onder zich voelen
branden en waarom ze niet te houden zijn
met tien paarden, als de Noord-Wester over
Nieuwediep jaagt.
Hierop is maar één antwoord: dat is de
stem van het jutters-bloed, die zelfs nu nog
niet het zwijgen opgelegd is geworden. Het is
die mysterieuze drang, die de menschen naar
de zee drijft, de zee, die hen lokt en paait,
net zoo als een halve eeuw geleden.
Vroeger men moet die verhalen
hooren. Van de schepen die hier te plet
ter sloegen en het strand bedekte met va
ten boter. Het is heel lang geleden, maar
menig Oud-Heldersch moedertje, nu met
grijze haren en gebogen, zal U er van ver
tellen, dat zy, in den oorlog nog, een heele
winter vrij boter en vry vet had.
En de verhalen van de rubber-schuit. Toen
nacht en dag gesjouwd werd om de rubber te
bergen en aan den man te brengen. Velen
verdienden er dien winter meer dan duizend
gulden aan.
Het is allemaal voorbijen het komt
nooit meer terug, die tijd. De tijd, toen de va
ders hun zoons met 11 en 12 jaar van school
haalden om ze op te kweeken tot visschers
en jutters. Jongens, geboren in het zoute
water, die op hun vijftiende jaar zoo sterk als
reuzen waren.
Jutters-moraal.
Of er dan nooit meer iets gejut wordt?
Als je dat vraagt, kijken de mannen van
den Ouden Helder je met een scheef oog aan
en ze zeggen: „nee". Maar we weten dat het
niet waar is. Dat ze ook n u nog wel eens
een vaatje olie en een vat wijn verdonkere
manen. Dat moet dan eigenlijk naar de schuur
van Freek Been gebracht worden, maar zoo
als iemand ons zei: „het is beter één stukkie
hout thuis te hebben dan 10 bij Freekie".
Nu kan men zeggen: „Dat is diefstal",
maar zeg het niet in den Ouden Helder, want i
men zal U vragen of ge ze alle zeven wel bij
elkaar hebt. Hier is geen sprake van dief
stal of verdonkeremanen. De zee geeft en
neemt, maar wat ze geeft' is van iedereen.
Ziedaar, de simpele moraal van de jutters in
den jare 1938.
Ook weten we, dat er, wordt een vat of
iets anders van waarde gegeven, dit in de
duinen verborgen wordt. Dan sjouwt men het
tegen de stijle helling op, en achter het helm
graven knuistige handen een kelder, waarin
de buit voorloopig opgeborgen wordt. Later
komen ze het halen, als de kust veilig is, en
er geen douane of militaire politie op den uit
kijk staat.
Men weet dat, en men weet ook, dat ze
het allemaal doen. Daarom is het ook nu
nog gewoonte, dat de jutters de sporen
van elkaar op het strand volgen. En zien
ze een spoor het duin op gaan, dan is er
niet een die aarzelt de buit op te graven
en zelf mee te nemen. Wat de zee geeft,
is ieder's eigendom ook al heeft Aai
die en die, of Sieme zoo en zoo, de kist of
het vat reeds met zn' naam gesigneerd.
Vroeger kwam het bij die roof van elkan
ders gejut eigendom dikwijls tot veldslagen
op het strand en ook tegenwoordig zit men
elkaar nog wel eens in de haren, maar het is
ook al weer: sporadisch.
„Je zou je eigen bestelen
We hebben geinformeerd of er bij het thuis
brengen, ook in dezen tijd, niet dikwijls be
keuringen vallen, maar ook dat blijkt niet het
geval te zijn. Ze weten wel zoo ongeveer de
wegen waarop geen militaire politie en geen
douane te kennen is. Gewetensbezwaren zijn
ook thans ver te zoeken. Een oude rot in het
vak zij het ons zoo kernachtig: „maar meneer,
hoe kunt U dat vragen. Je zou toch je eigen
bestelen als je de boel liet liggen
Maar afgezien van het enkele stukje
hout en het zeldzame vaatje wijn, kan
men de strandjutterij als afgedaan be
schouwen. Niet alleen in Nieuwediep, aan
héél de Nederlandsche kust.
Maar hoe dan ooker zullen nog
heel wat generaties „Ouden Helder" en
„Huisduinen" moeten geboren worden,
voor en aleer de stem van het bloed, om
te gaan halen wat de storm-zee op het
strand werpt, tot stilstand gebracht is.
Als dat trouwens óóit het geval zal zijn.
Nog ligt frisch in ons geheugen de film
„100 mannen en 1 meisje", die eenige maanden
geleden in Rialto draaide en waarin Deanne
Durbin de hoofdrol vertoonde. Stormender
hand heeft deze 16-jarige actrice, met haar
onstuimige en frissche persoonlijkheid de
harten veroverd. Is het te verwonderen, dat
gisterenavond het Rialto-theater zoo goed
bezet was, als we Vrijdag's zelden meemaak
ten?
En men is niet teleurgesteld, integendeel,
beter nog dan in de bovengenoemde film is
haar optreden in „De Wildzang".
Al is hier dan geen begeleiding van het
Philadelphia Orkest, daartegenover staat het
prachtige Wiener Sangerknabenkoor, dat haar
op onvergetlijke wijze begeleid bij het „Ave
Maria" van Gounod. Het ontroert en vol be
wondering luistert men naar deze jeugdige
actrice. Hier is sprake van een uitzonderlijk
talent, van een persoonlijkheid, die onder alle
omstandigheden domineert.
De handeling voltrekt zich in Zwitserland,
op een meisjesschool, waar Gloria Harkinson
(Deanne Durbin) leerlinge is.
Haar vriendinnen vertelt zij snoevende ver-
haleu over haar vader, die in Afrika op groot
wild jaagt. Haar vader is echter, toen zij nog
zeer jong was, overleden.
En dan verschijnt Herbert Marshall ten
tooneele, de knappe, rustige acteur, die op
een geestige wijze tot haar vader promoveert.
Origineel zijn de verwikkelingen, die er volgen.
Haar moeder, een bekend actrice, welke rol
gespeeld wordt door Gail Patrick, met een
zeer jeugdig uiterlijk, zou in haar carrière ge
schaad worden, wanneer men te weten kwam,
dat zij reeds een 14-jarig dochtertje had.
Wanneer zij echter in Parijs is, wordt zij
door haar dochter, die stil met de pseudo pa
is meegereisd, opgezocht. En de pseudo vader
wordt een reëele vader.
Deanne Durbin weet door haar origineel en
enthousiast spel van dit verdienstelijke ver
haal iets aparts te maken.
Geestig zijn de songs, vooral het „I love to
Whistle".
Het is ontegenzeggelijk een gezonde ont
spanning om van een dergelijk filmwerk te
genieten.
Voor de pauze draaide „Een zekere vrouw",
waarin Bette Davis de hoofdrol vertolkte.
Hoewel van een geheel ander genre, was ook
in dit produet zoowel scenario als spel bij
zonder goed.
Bette Davis, die als tragédienne een zeer
goede naam heeft, laat zich hier in een moei
lijke rol van haar besten kant zien.
Gail Patrik, Deanna
Durbin, William Fraw-
ley en Herbert Marshall
in de ontknoopingscène
van „De Wildzang", de
Universal-film, die deze
week in het Rialto-
theater draait.
((■■■maiiKitcMMiHiatt
Schrijver dezes heeft vele prettige
herinneringen, waaronder echter die
aan Luilak en Sinte Maarten vrijwel
domineeren. Dat is geen wonder als
men in aanmerking neemt, dat deze
festijnen, ons, 10 en 12-jarigen, in dien
tijd de eerste gelegenheid boden met
georganiseerd overleg op te treden en
de eerste bewijzen te geven van solida
riteit.
En telkenmale weer zijn we er dank
baar voor, dat we geboren werden in
een tijd, toen Den Helder nog in zijn
„wild-west" periode verkeerde, toen
zoowel Luilak als Sinte Maarten nog
ongebreideld door ons, vandalen, uit
geoefend mocht worden en toen beide
evenementen reeds weken van te voren
onze onstuimige gemoederen met hel-
sche vreugde vervulden.
Wij hebben nog nèt het plezier van
beide kunnen meemaken en daarvoor
zijn we dankbaar, ook al mag men
eigenlijk zoo iets vandaag den dag niet
meer hardop zeggen, wil men de kans
niet beloopen voor een bevorderaar der
jeugd-criminaliteit uitgekreten te wor
den.
Alevenwel, deze rubriek neemt men
toch niet au serieux en waarom zou
schrijver dezes dan ook aarzelen eerlijk
op te biechten dat hij het jammer vindt,
dat zoowel Luilak als Sinte Maarten
thans gecultiveerd worden en via het
uitgedachte systeem der volwassenen
gepleegd wordt.
Natuurlijk zal men zeggen, dat d
folklore behouden bleef en dat het
comité zich beijverde om de jeugd fat
soenlijker te maken, en de stadgenooten
overlast te besparen, maar dat neemt
niet weg, dat er van de échte pret wei
nig meer overblijft. En dat is jammer,
ook al paait men de jeugd met een plak
chocolade.
We krijgen nu een massaal Sinte
Maartenfeest. De jeugd zal netjes in
rijen op marcheeren, met balonnetjes
en lampions, maar de oude Sinte Maar
ten sfeer zal er niet zijn zijn.
Het zal een keurige optocht worden
van keurige jongens en meisjes, maar
men zal de vreugde der spontaniteit
vergeefs zoeken. Er zal gezongen wor
den, maar het aloude Sinte Maarten
lied zal men vergeefs beluisteren zoo
als „wij-vandalen" het vroeger zongen.
Nu zal het massazang zijn, in de maat,
eventueel vierstemmig. Maar Sinte
Maarten zal zich schamen als hij 't
hoort.
Overigens zal onze jeugd zich geen
buikpijn meer snoepen. Ze zal geen
brandgevaar meer opleveren en ze zal
niet een uur te laat thuiskomen en met
een schop onder het onderste deel van
den rug naar bed gejaagd worden.
Neen, we krijgen een nette jeugd!
Maar nogmaals: gelukkig dat wij die
dans niet ontsprongen zijn en de zalige
herinnering in ons hart bewaren van
een andere Luilak en een anderen Sinte
Maarten.
Dat alles mag men eigenlijk niet
schrijven.
Men beschouwe het derhalve maar
als de opengesprongen ventilatieklep
van een gemoed, dat zich nog eenigs-
zins slingert tusschen de gedegenheid
der ouderdom en de ongerepte vrijheid
der jeugd.
«•MIIIMKHMM
De vlag, die in filmland de lading meestal
moet dekken, is de regisseur en dit geldt wel
speciaal voor het werk. dat door den ver-ame-
rikaanschten Duitscher, Fritz Lang, afgele
verd wordt.
Wie Lang zegt, zegt tegelijkertijd:: goede
film. Lang was de man, die eens de wereld
verbaasd deed staan over zijn tot op heden
ongeëvenaarde creatie van „M" („Mörder"),
een film, die een tiental jaren geleden een
uiterst schril licht deed vallen op het „kidnap
ping". Daarna hoorde men vele jaren niets
van Lang, totdat hij voor Paramount het even
eens geniale „Fury" schiep. Wderom een
speciaal probleem, het lynchen, en hoewel er
reeds dozijnen films afgeleverd waren vóór
„Fury", was er geen, die dezen misstand met
een dergelijke beklemmende realiteit wist uit
te beelden als Fritz Lang.
Is het daarom wonder, dat men z'n ooren
spitst als men verneemt, dat deze uitermate
intelligente filmer wedrom een nieuw werk be
ëindigd heeft en dat men bij het zien van dat
werk vergelijkingen maakt met vroetrer
werk
„Jij en Ik" is de nietszeggende titel voor een
film, die goeddeels gewijd is aan de reclassee-
ring van gevangen gezeten gangsters en het
is een volbloed Amerikaansche film geworden
Ook Lang werkt hier met sterke accenten,
doch als de film ten einde is heeft men iets
geleerd. Al was het alleen maar de weten
schap, dat misdaad geen voordeel brengt.
Deze film is vol van spanning. Men ziet het
leven van menschen die, ontslagen van rechts
vervolging, de kans krijgen een plaats in de
maastchappij te veroveren. Het zijn sterke
beenen, die de weelde kunnen dragen, en dit
geldt wel in het bijzonder ten aanzien van deze
ex-criminalisten. Het bloed kruipt waar het
niet kan gaan en ook in deze film ziet men
hoe spoedig ook gereclasseerde misdadigers
wederom struikelen.
Een sociaal drama, waarin de eerse rollen
uigebeeld worden door Sylvia Sidney en George
Raft. De eerste hebben wij reeds vele malen
Twee markante typen uit Fritz Lang's
nieuwe sociale drama, de Paramount-film
„Zij, die niet trouwen mogen".
(Tivoli-theater.)
eerder in prima werk gezien en dat zij ook
thans van haar rol een stuk werkelijk leven
weet te maken, baarde ons geen verwondering.
George Raft echter, die wij tot nu toe alleen
gezien hadden als opgelakte bolero-danser en
derderangsch Chineesch goochelaar, heeft hier
de kans van z'n leven gekregen. Zonder ook
hier nog tot op „ster" hoogte te komen, kan
gezegd worden, dat men van hem nog veel
goeds kan verwachten. Dit werk staat stukken
boven dat, wat door hem voorheen in een
lange reeks van jaren geproduceerd is.
De regie is goeddeels frappant van visie. Uit
alles blijkt, dat hier iemand artistieke leiding
gaf, die tot in hart en nieren vakman is. Men
moet eens zien hoe hij de beklemming van een
gevangenis weet te scheppen, hoe hij als het
ware in één trage zucht de hopelooze ellende
van de cel weet te schilderen, en hoe hij de
angst en de wanhoop vertaalt, louter door
rythmische beelden.
Dat alles is zeer knap en typeerend voor het
geniale filmisch inzicht van dezen ras-filmer,
die tot de besten van zijn gilde behoort. Het is
jammer dat deze, overigens zoo voortreffelijke,
Paramount-film ontsierd wordt door een zoo
goedkoop happy end. Het zijn gelukkig slechts
de laatste tientallen meters, maar die zijn dan
ook een belachelijke poging om toch nog maar
op het laatste moment het bioscoop-publiek in
de waan te brengen, dat ten lange leste alles
in dit leven op z'n pootjes terecht komt. Het
is een ontsiering van deze film, die zeker niet
noodig geweest was. Er zijn tenslotte nog loo-
pende-band-producten genoeg, waarin men de
tractaatjes-geest kan storten en de zedemees-
ter uithangen.
Maar overigens... een film, die iets te zeg
gen en... te leeren heeft.
In het voorprogramma draait de film „De
Gestolen Rembrandt", een goede thriller,
waarin bandieten er nu eens niet met de tra-
ditioneele 100.000 dollar vandoor gaan, maar
met een doek van Rembrandt van Rijn. Het is
zeer Amerikaansch, maar niet ontbloot van
humor en fiksche spanning.
De hoofdfilm, die deze week in de „Witte"
gedraaid wordt ,is het vermaarde werk van
den bekenden regisseur Frank Lloyd, den
schepper van „Cavalcade", „Muiterij op de
Bounty", „Onder twee vlaggen" en andere
films van wereldformaat. Ook „Tusschen twee
werelden" is met het zelfde meesterschap van
regie in elkaar gezet en zal niet nalaten op
het publiek indruk te maken. Het is de ge
schiedenis van het Westen van Amerika, uit
den tijd, dat dit nog inderdaad „wild" was en
deze film is geworden tot één overweldigende
vloed van kleurige dramatische episoden, van
bont en bruischend leven. Om beurten jolig
en ontroerend.
Deze film van postkoetsen, wilde prairiën,
van het Rotsgebergte, van vechten, kortom,
dit stuk romantiek werd meesterlijk weer
gegeven door Frank Lloyd, een van Holly-
wood's beste regisseurstalenten.
Ook het bijprogramma van de „Witte" is
prima verzorgd.
De dubbele samenstelling van
Abdijsiroop uit kruiden-extracten
en „codeïne" maakt haar werking
snel en veelzijdig. Die groote hoest-
stlllende kracht van Abdijsiroop,
die U s-nachts vrijwaart van dien
naren kriebelhoest. heeft haar te
recht den naam gegeven van
„s-Werelds béste Hoestsiroop".
Zd helpt U binnen den kortst mo-
gelijken tijd en op afdoende wijze
af van vastzittend slijm, prikkel
noest en benauwende hoestbuien.
Akker s Abdijsiroop zal U helpen
in den strijd tegen ontstoken slijm
vliezen en gevoelige luchtpijpen.
ACONITUM
Lenige der
20 kruiden
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 ct.. f 1.50, t 2.40, f 4.20. Alom verkrijgbaar