De man De ramp met het marine-viegtuig T I die een <1 vermogen bij elkaar lachte I N les DE Milt. ötoW WSO Ï1AD ArrondissementsRechtbank Alkmaar UIT ONZE OOST Trawlkoffer v'ot ges'ecpt Buffelhoorns gevonden Zeelui, voorzichtig met mijnen! ft^ Met de haren er bij gesleept ONMISBAAR VOOR TOONEEL- DIRECTEUREN. HONDERD DOLLAR VOOR EEN LACH. Dat men ook met lachen een vermo gen verdienen kan, bewees Irving Lee tijdens zijn leven, die tot taak had, bij schouwburgvoorstellingen soms in een smakelijk lachje uit te barsten om daarmee het publiek voor het stuk te winnen. Het was in September van het jaar 1921, dat in het Westend Theater te Chicago de eerste opvoering plaats vond van een zeer middelmatig blijspel; reeds tijdens de repe tities hadden de deskundigen voorspeld, dat het stuk geen lang leven hebben zou. De directeur van het theater moest, volgens hen, wel heelemaal gek zijn, dat hij dit stuk in zijn schouwburg wilde laten opvoeren. De eerste acte verliep dan ook zonder het min ste succes; de toeschouwers bleven er vol komen koud onder. Tijdens de pauze zag men slechts verveelde gezichten en de critici haalden medelijdend de schouders op. Naderend schandaal. Met angst en beven zag de directeur de opvoering van de tweede acte tegemoet, want dan zou het lot van het stuk beslist zijn. Het publiek van de groote stad wil misschien wel een uurtje zijn fatsoen hou den en rustig afwachten op de dingen, die komen zullen, maar dan is zijn geduld toch uitgeput. Het tracht zich dan op andere wijze te vermaken. En inderdaad, een paar minu ten, nadat de tweede acte begonnen was, werden de eerste kenteekenen van een na derend schandaal merkbaar, waaraan dat onheilspellende hoesten, kuchen, schuifelen en trappelen voorafgaat. De tooneelspelers verbleekten onder hun schmink, terwijl de directeur in angstzweet uitbrak en zich reeds op het ergste voorbereidde. Maar toen gebeurde er plotseling iets heel merkwaardigs. Tijdens een zeer onbelangrijke, flau we wending in de dialoog, begon een oudere heer in de stalles plotseling te lachen. Zijn lachje klonk zeer stil en behaaglijk door de met ondraag lijke spanning geladen ruimte. En het klonk zoo hartelijk en goedmoe dig, dat plotseling de onrust van het publiek verdween en de mensclien allen keken naar dat heertje, dat daar zoo genoeglijk zat te lachen. Hij vond blijkbaar een geweldig genoegen fn den onschuldigen onzin van het blijspel, klaar ondanks de verbaasde blikken van het publiek liet hij zich niet storen en bij de volgende grap begon hij weer te lachen. Waarom lachte hij? Niemand begreep het eigenlijk. Maar zijn lachen werkte zoo aan stekelijk, dat de andere toeschouwers daar door geheel ontwapend werden. En toen be gonnen eenige menschen met dit vroolijke gelach in te stemmen. Alles lacht Anderen volgden het goede voorbeeld en tenslotte vulde een dreunend gelach de ge- heele schouwburg. Niemand vroeg zich af, waarom hij eigenlijk lachte, over het stuk, of over dat grappige heertje. Men luisterde in het geheel niet meer naar de grappen of flauwe moppen in het stuk, doch wachtte slechts op een teeken van dien man in de stalles, om dan onmiddellijk met zijn gelach in te stemmen. Men had in het Westend Theater te Chicago nog nooit zoo gelachen als dien avond. En de pers bevestigde den volgenden dag het buitengewone succes, dat het nieuwe, maar feitelijk ontzettend flau we blijspel gehad had. Wie het was. Aldus was het wonder geschied. En de directeur zou wel geen geslepen zakenman geweest zijn, wanneer hij niet onmiddellijk ingezien had welk een buitengewoon groote waarde deze onbekende lachkunstenaar voor een theater als het zijne had. Na afloop van de voorstelling ging hij op de loer staan en bood den onbekenden lacher aan, iederen avond in zijn schouwburg te komen om te lachen. Er kwam een keurige overeenkomst tot stand, welke de oudere, onaanzienlijke man onderteekende. En tijdens het daaropvolgen de, gebruikelijke première-souper was de heer Irving Lee een gevierde persoonlijk heid. Lachen als beroep. Van dat moment af ging Irving Lee door voor een van de gezochtste persoonlijkhe den van de theaterwereld van Chicago. De directeuren van de schouwburgen vochten om zijn medewerking. Een première van een blijspel zonder het betaalde lachen van Ir ving Lee was eenvoudig ondenkbaar. Pre mières konden dan ook alleen maar plaats vinden, wanneer Irving Lee vrij was en tijd en gelegenheid had. om zijn aanstekelijk lachje te laten hooren. Reeds maanden van te voren had hij zijn engagementen in zijn bezit. Zijn honorarium werd steeds grooter en daaruit bleek duidelijk, hoe onontbeer lijk hij geworden was. Tenslotte verlangde hij voor een première het vaste bedrag van 100 dollar, wat hem grif gegeven werd, daar de schouwburgdirecteuren nu geen dure „claques'' meer behoefden te betalen. Maar ook tal van tooneel spelers klopten bij hem aan, om bij hem „les in het lachen" te krijgen. Geweldige honoraria werden hem daarvoor aangeboden en lachend greep Irving Lee ook deze gelegen heid aan om met zijn natuurlijken aanleg smakelijk te kunnen lachen, geld te verdienen. „Hedenavond zal Lee lachen!" Groote. algemeene populariteit verwierf Irving I.ee echter eerst, toen een verslag gever van de „Chicago Tribune" hem op een dag interviewde en een zeer grappig ar tikel over hem en zijn kunst van het lachen publiceerde. De krantenman onthulde wel geen groot geheim, maar het groote publiek leerde nu toch eerst Irving Lee en zij lach kunst goed kennen. En het wonderbaarlijke was, dat het publiek nu nog veel harder naar den schouwburg liep. met zoo zeer om het stuk. maar veeleer om Irving Lee eens hartelijk te hooren lachen en om mee te lachen. Tenslotte konden de schouwburg directeuren met een gerust hart met vette letters op de aanplakbiljetten laten druk ken: „Hedenavond zal Irving Lee lachen!" Dan was men zeker van een uitverkocht huis. Uitgelachen. Vijf jaar lang oefende Irving Lee in Chi cago zijn „laclibedrijf" uit. Vervolgens kreeg hij een geweldige betrekking in New York, waar hij een vermogen verdiende met lachen in het Broadwav-theater. Tot kort voor zijn dood kon men hem nog zien en hooren lachen in het New Yorksche Hippodroom. Irving Lee was een groote, krachtig gebouw de man met een breed, dik gezicht. Breed en massaal als een nijlpaard zat hij in zijn fauteuil en lachte van tijd tot tijd een breed, vet lachje, dat evenwel in den laatsten tijd niet meer de uitwerking van vroeger had. Ilct was veeleer zijn populariteit, die nog de noodige uitwerking had. Men lachte mee, omdat Irving Lee lachte en in den laatsten tijd lachte men niet zoozeer om zijn lachen, dan wel om het feit, dat hij, wanneer hij lachte, zat mee te schudden. Zijn tijd was voorbij. Hij had uitgelachen. Hiervan zal hij wel niet veel verdriet gehad hebben, want bij zijn dood liet hij een vermogen van eenige honderdduizenden dollars na, dat zijn nabestaanden, naar verteld wordt, lachend verdeeld hebben. Zoo slaagde Ir ving Lee er dus in. ook na zijn dood do men schen nog te doen lachen, alleen met dit verschil, dat hij nu degene was, die er voor betaalde. De'Sch. 12 bekwam weinig schade De trawlkotter Scli. 12 welke in den vori- gen nacht wegens zwaren mist op het strand tusschcn Monster en Kijkduin was geloopen, is gistermiddag om half drie door den motorschokker Sch. 2, schipper A. C. de Graaf, met twee kabels van het strand gesleept. Ter assistentie waren in zee nog aanwezig een sleepboot uit Iloek van Holland en het bergingsvaartuig „Meermin" Deze behoefden echter geen dienst te doen. Toen de kotter vlot was, zette het koers naar de Schevenipgsche haven, waar het schip op eigen kracht naar de helling stoomde om te worden nagezien. liet schip heeft evenwel hoegenaamd geen schade op- geloopen, omdat het niet op een golfbreker maar op het zachte strand is terecht ge komen. Monument ter gedachtenis van de slachtoffers onthuld. Onder groote belangstelling van de bevolking van Banda vond Zater dagmorgen 1 October j.1. de plechti ge overname plaats van het graf monument opgericht ter nagedachte nis van de gevallenen van het mari nevliegtuig „T 1", lezen wij in de „Ind. Courant." Tijdens de groote marine-manoeuvres, welke het vorige jaar in de Molukken ge houden werden, viel, zooals men zich herin neren zal, de „T. 1" kort na den start in het Lontorsche Gat even buiten de reede van Banda. De vijf inzittenden, de luite nant ter zee dor 2de klasse Kon. Mar. re serve E. van Haften, de majoor telegrafist G. J. Iladstaat, de sergeant vliegtuigmaker G. van der Hooft, de korporaal vliegtuig- maker P. L. Boogert en de militiematroos- seiner-telegrafist E. F. Nolten verloren bij dit ongeluk het leven. Behalve het stoffelijk overschot van den luit. ter zee van Haften, dat niet gevonden werd, werden de anderen in een gemeen schappelijk graf op het oude kerkhof te Banda-neira ter aarde besteld. Bij de firma Carrara te Soerabaja werd een monument besteld, dat van dezelfde uit voering is als het monument, dat te Soe rabaja geplaatst werd op het graf van de gevallenen van de „T 13". Toen bericht binnenkwam, dat het monu ment klaar was, vertrok 't G. ss. „Arend" naar Banda. Een groep Dorniers ging even eens naar Banda. Groote belangstelling. Zooals we reeds schreven, bestond er voor deze plechtigheid een zeer groote belang stelling. Op het kerkhof waren een zeer groot aantal menschen uit Banda aanwezig. Behalve het Marinedetachement van de Dorniers, en de officieren van het O. ss. „Arend" waren ook het B.B. en de Europee- sche ingezetenen van Banda aanwezig. Het woord werd gevoerd door den ver- kennings-commandant de luitenant ter zee lste klasse F. H. Vermeulen. De heer Ver meulen memoreerde het ongeluk, wees er op, dat deze menschen hun leven in de ver vulling van hun plicht voor het land ver loren hadden, en dit monument hiervan voor het nageslacht zal kunnen getuigen. Verder bedankte spreker de inwoners van Banda voor het medeleven aan den dag ge legd reeds bij de begrafenis, kort na het on geluk en nu weer door het aanbieden van verschillende bloemstukken. Er waren bloemstukken van het B.B. de Europeesche ingezetenen, de oud-strijders, Bond van Oud-Steurtjes, het Ambonsche Be grafenisfonds, de Chineesche schoolkinderen en de Arabieren. Nadat het monument voor de Marine was overgenomen, was hiermede de plechtigheid ten einde. van den weg staande auto's mogen - wanneer licht op ver plicht is - géén andere ver lichting voeren dan n rechts geplaatst lampje, dat naar voren rood en naar achteren wit licht geeft. Rechts van den weg staande, moogt u in zoo'n geval kiezen tusschen de nor male autoverlichting óf één links- zittend lampje, dat naar voren wit en naar achteren rood licht geeft. WITA^-ROOD Oudheidkundige vondsten onder Gemert. Tijdens werkzaamheden der normalisatie van de Aa onder Gemert heeft men ver schillende hoorns gevonden, welke afkom stig zijn van buffels uit lang vervlogen tijd. Ook vond men geweien van herten van bij zondere grootte. Prof. dr. I. M. van der Vlerk van het Rijksmuseum, afdeeling geologie te Leiden, zal zich a.s. Zaterdag naar Gemert begeven teneinde deze vondsten te onderzoeken. Waarschuwing van den Raad voor de Scheepvaart. De Raad voor de Scheepvaart heeft gis termorgen uitspraak gedaan inzake het ongeval op 21 Maart 1938, aan boord van den motortrawler „Excelsior 2" kw. 78, waar door ontploffing van een onderdeel van een gedurende de visscherij op de Noordzee opgehaalde zeemijn een matroos ernstig werd verwond. De Raad is van oordeel, dat dit ongeval geheel aan de onvoorzichtigheid van den getroffene is te wijten. Ondanks alle waar schuwingen heeft hij aan de opgevischte mijn gepeuterd en er een buisje afgehaald, dat hoogstwaarschijnlijk met slaggas of slagkwik* was gevuid. Do Raad betreurt het zeer ernstige ge volg, dat deze onvoorzichtigheid voor den getroffene heeft gehad en grijpt nogmaals de gelegenheid aan om met den meesten aandrang de bemanningen van visschersvaar tuigen te waarschuwen tegen de gevaren, welke opgevischte mijnen, hoe beschadigd deze er ook mogen uitzien, kunnen opleve ren. „Bijouterieën, derde étage links!", riep de liftboy op een dreun. De deftige heer, op wiens visitekaartje Lord Trevor stond, knikte en stapte bij de genoemde verdieping uit de lift. Het was drie uur in den middag en prachtig weer, dus zeer druk in het wa renhuis, ondanks gelamenteer van malaise. Lord Trevor was het type van den def- tigen Engelschen landlord. Voor zijn linker oog zat een oogglas geklemd, hij droeg een keurig kostuum en de vouwen in zijn ge streepte pantalon waren scherper, dan Gil- letmesjes. Bovendien leek Lord Trevor zoo op het eerste gezicht een beminnelijk man. Zijn oogen hadden zelfs iets amicaals. Men zou zeggen dat hij, hoewel aristocratisch tot in de punten van zijn laarzen, in zijn hart een vleugje democratie meedroeg. Hij had tenminste enkele vriendelijke woorden met den liftboy gewisseld en ook nu, op de derde étage, vroeg hij glimlachend den weg naar de bijoutericafdeeling. Een afdeelings- chef wees hem den weg en enkele minuten later stond de aspirantkooper vol aandacht de uitgestalde kostbaarheden in de vitrines te bewonderen. Er zijn altijd menschen, die het niet in hun hersenen zullen halen om juweelen te koopen, doch die louter uit nieuwsgierig heid een tijdje zoek brengen voor de glazen uitstalkasten. Tot dit soort menschen scheen Lord Trevor niet te behooren. Hij had ta melijk spoedig een keuze gemaakt. Het was een fraai halssnoer van melkwitte parelen en de prijs lag er bij. Lord Trevor begon dus uit te kijken naar de verkoopster van de afdeeling en kwam tot de ontdekking, dat het meisje druk bezig was. Zij liet een booshaa.'. de uitgestalde kostbaarheden te bewonderen. jonge chique vrouw een heele massa smalle gouden ringen zien en de dame in kwestie scheen niet spoedig te kunnen beslissen. Met een geamuseerd lachje om den mond volgde Lord Trevor het tooneeltje. liet was niet moeilijk om tot de overtui ging te komen, dat zij een verlovingsring aan het uitzoeken was. Lord Trevor, die oog voor vrouwelijk schoon en bovendien den tijd had, nam het haar dan ook aller minst kwalijk, dat zij zoo weinig haast met haar keuze maakte. Hij wachtte geduldig tot hij geholpen zou worden. „Duurt het nog lang?", hoorde hij plotse- lingn aast zich vragen door een slank jong- mensch, wiens gezicht allesbehalve vriende lijk stond. Het verkoopstertje, dat de vraag niet ge hoord had, negeerde hem en de jongeman wendde zich schouderophalend tot den Lord. „Dat is de schaduwzijde van warenhuizen sir", zei hij kwaad. „Ik heb weinig tijd en nu moet ik wachten. Sommige menschen en speciaal dames kunnen zoo vreeselijk lang zoeken." „Kom, kom vergoelijkte Lord Trevor, „een ring koopen is geen dagwerk. Wat mij betreft, ik heb den tijd, dus u kunt met ge noegen vóór mij gaan." „Daar gaat het niet om", antwoordde de ander en zijn oogen gleden over de uitge stalde kostbaarheden. „Het gaat alleen om het principe. Ik vind trouwens dat één ver koopster in zoo'n groote afdeeling veel te weinig is. Bovendien kan het geen kwaad als juist deze kostbare afdeeling door meer dan twee oogen bewaakt wordt." „Er zal controle genoeg zijn, denk ik", zei de Lord lachend. „Wie kan 'n warenhuis detective bijvoorbeeld onderscheiden van een kooper? En ik verzeker u, dat ze tegen woordig voorzichtig zijn". Den jongeman scheen een licht op te gaan. Hij keek den ander een beetje ver bouwereerd aan. „Tja, dat is waar. Daar dacht ik niet aan. Natuurlijk zijn er in elk warenhuis detectives". „Stel dat ik er een was hernam de Lord en zijn grijze oogen tintelden van pret, „zoudt u dat aan mij gezien hebben?" „U? Dat kan ik niet aannemen!" zei de jongeman en met een blik van ongeduld naar de dame, die nog steeds niet geslaagd was, mompelde hij ontevreden: „Ik geloof, dat ik maar zal gaan. Op zoo'n manier ver spelen ze klanten." Lord Trevor zweeg en scheen zich een beetje te ergeren. Hij concentreerde zijn aandacht weer op de bijouterieën en leunde iets voorover om de prijsjes te lezen. De jongeman stak een sigaret op en bleef toch maar wachten. Eindelijk koos de jonge vrouw een ring en de verkoopster wikkelde het doosje in vloei. Enkele minuien later was de dame na aan de kassa betaald te hebben, in de menigte verdwenen. De jongeman tikte Lord Trevor op den schouder. "£7T C -boo^E Wit van woede trok „Lord" Trevor zijn jas uit. „Gaat uw gang, sir", zei hij kort. „Wel neen, ik heb allen tijd, sir", glim lachte de Lord. „Het is nu tóch laat, sir. Gaat gerust uw gang, ik volg na u." „Maar ik heb-meer tijd dan u, sir". Een seconde keken de beide heeren elkaar aan. Toen wierp de jongeman een snellen blik achter zich. Een minuut later had zich een oudere heer bij hem gevoegd. „Mag ik u dringend verzoeken even met ons mee te gaan?", vroeg de jongeman zacht doch ernstig en hij keek Lord Trevor vast in de grijze oogen. Deze was stom verbaasd. „Wat bezielt u? Waarom zoo'n dwaas verzoek?" „Het staat te bezien of het dwaas is. Als u niet vrijwillig meegaat, dan moeten wij geweld gebruiker". Do man, die zich bij hem gevoegd had, legde zijn hand op den schouder van den Lord. Deze scheen één oogenblik van plan om te trachten in de menigte te verdwijnen, toen klemde hij de lippen op elkaar en liep tusschen de twee mee. Even later bevonden zij zich in een klein, stil vertrek. „Haal de buit maar eens te voorschijn, „leepc Niel", zei de jongeman ernstig. „Neen, geen domheden, je trucjes worden te oud. Tegenwoordig moeten de zakken rollers en winkeldieven andere methoden toepassen dan elastiekjes, die de begeerde kostbaarheden langs den onderkant van den arm tot boven in den mouw trekken „Lord" Trevor begon, wit van woede, zijn jas uit te trekken en kwam langzaam tot de overtuiging, dat het inderdaad niet mee viel, om warenhuisdetectives van gewone bezoekers te onderscheiden HANS DE LA RIYE BOX. Ook de verhuurders van „wilfc bussenaangepakt. Iets nieuws in den strijd tegen de wild» busdiensten is, dat men nu ook wenscht c® te treden tegen hen, die de bussen voor db wilde diensten verhuren. De Noord- Zuid-Hollandsche Tramweg Mij: heeft bij de Amsterdamsche rechtbank een kort geding aanhangig gemaakt, waar. in niet slechts gevraagd wordt, den wï. den busdienst, die de reisonderneming Rig. verti tusschen Amsterdam en Haarlem on. derhoudt, te verbieden, doch ook een ver, bod uit te vaardigen tegen de directeuren der verhuurinrichting, om nog bussen voor dit doel te verhuren- Gisteren werden de pleidooien in dit ge, ding gehouden. Mr. Kokosky, optredende voor de verhuur, ders, zeide, dat zijn „juridische hersens niet konden bevatten, dat een dergelijk verbod in kort geding kon worden gegeven". Deze eisch gaat toch te ver. Mr. J. Deernik, pleitend voor de Tramweg. Mij., merkte op, dat het kort geding juist de aangewezen weg is, om aan onrechtmatige daden een einde te maken. Uitspraak op 1 November. 'f?1 Zitting van Maandag 2i Oct. Anna Paulowna KIPPENEIEREN GESTOLEN. Dan wordt voorgeroepen M. F. wonende te Anna Paulowna, die terecht moet staan, omdat hij op verschillende tijdstippen kip peneieren heeft weggenomen van een ze keren J. P. te Anna Paulowna. Politierechter: Bekent U het feit? Verd.: Ja, het was een zwak van mij. Ili heb er spijt van. Als get. wordt gehoord J. P. bij wien verd in betrekking was. Politierechter: Heeft U hem nu ontslagen? Get.: Ja, de eerste maal dat ik het merk. te, heb ik geen aangifte gedaan. Politierechter tot verd: Dat was toch lee- lijk van je; je hebt misbruik van vertrou wen gemaakt. Verd.: Dat is zoo. De volgende get. is .T. H. T. Rijksveldwach ter te Anna Paulowna die vertelt, dat hij proces-verbaal heeft opgemaakt. Politierechter: Hoe staat verd. bekend? Get.: Heel gunstig Politierechter: Waarom zou hij het dan gedaan hebben? Get.: Hij had zelf kippen en ik denk dat hij er meer eieren bij wilde hebben. Politierechter tot verd.: Hoeveel eieren waren het? Verd.: Ongeveer veertig. Politierechter: En wat kostten die eie. ren? Verd.: 4K cent per stuk. De officier van Justitie requisitoir ne mend, verzpekt de zaak aan te houden tot 28 November, om den heer Wiggers, reclas- seeringsambtenaar als getuige te hooren. De politierechter kan zich met het re quisitoir van den officier vereenigen. Den H e 1 d er. EEN OPGEWONDEN STANDJE. Voorgeroepen wordt A. J. H. W. L., café houder te Den Helder, die ervan wordt beschuldigd op 25 Juli j.1. op het Haven- plein te Den Helder mej. N. v. G. aldaar te hebben toegevoegd: „Zeg maar aan je buurvrouw, dat ze een dief is!" Verd. ontkent het feit, dat met "deze buurvrouw mej. W. P. bedoeld is. Hij is zeer opgewonden en wijst er op, dat hij een betalend belastingbetaler is en eischt, dat de wet behoorlijk wordt toegepast. Dat mag ik eischen als Nederlandsch staats burger. Politierechter: Houdt u nu een beetje kalm. Verd: Ik hou me niet stil, ik mag zeg gen, wat ik meen. Ik heb wel zooiets ge zegd, maar het was voor de aardigheid en niemand behoefde zich dat aan te trek ken. Als eerste get. wordt mej. W. P„ echt- genoote van G. B., wonende te Den Hel der, gehoord. Deze vertelt met een vriendin op het Havenplein te zijn geweest. Daar kwam verd. aan, die zeide tegen haar vriendin: „Je moet maar tegen die vrouw die naast u staat, zeggen: ,ze is een dief". Politierechter: En was u dat? Get.: Ja zeker. Verd. windt zich geweldig op en zegt. dal hij recht wil hebben, maar deze get. liegt- Als ik gestraft moet worden, dan moet u dat doen, maar ik ben onschuldig. Politierechter: Als u zich niet kalm kunt houden, dan wordt de zaak buiten u W11 behandeld. Verd.: Dat zou misschien beter zijn. De volgende get., mej. N. v. G., 6Cht- genoote van een zekeren M., bevestigt het geen de vorige getuige heeft verklaard, ook get, P. A. F. N. te Den Helder, ver klaart hetzelfde. Verd.: Ik heb het niet aan haar adre- bedoeld. Waarom zou ik zeggen, dat ze e°n dief is. Wat zou ze van mij gestolei hebben? De Officier van Justitie neemt zijn rP* nuisitoir en zegt, dat het duidelijk is, "a i de woorden tegen «mej. P. zijn geuit- Als verd. nogmaals interrumpeert, woin^ hij door den veldwachter uit de zaal te' wijderd. f 1 De Officier merkt op, dat ïem"ud ni® zoo maar zegt: Je bent een dief. Verdachte mag dan wat zenuwachtig zijn, maar dom is hij niet. Mr. v. d. Feen de Lille eischt dan tegen verd. een geldboete van f 10.— subs. gen hechtenis en conform dien eisch v°! verd. veroordeeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 8