De
man
De ramp met het
marine-viegtuig T I
die een
<1
vermogen bij elkaar lachte
I N les
DE Milt.
ötoW
WSO
Ï1AD
ArrondissementsRechtbank
Alkmaar
UIT ONZE OOST
Trawlkoffer v'ot ges'ecpt
Buffelhoorns gevonden
Zeelui, voorzichtig met mijnen!
ft^
Met de haren er bij
gesleept
ONMISBAAR VOOR TOONEEL-
DIRECTEUREN.
HONDERD DOLLAR VOOR EEN LACH.
Dat men ook met lachen een vermo
gen verdienen kan, bewees Irving
Lee tijdens zijn leven, die tot taak
had, bij schouwburgvoorstellingen
soms in een smakelijk lachje uit te
barsten om daarmee het publiek
voor het stuk te winnen.
Het was in September van het jaar 1921,
dat in het Westend Theater te Chicago de
eerste opvoering plaats vond van een zeer
middelmatig blijspel; reeds tijdens de repe
tities hadden de deskundigen voorspeld, dat
het stuk geen lang leven hebben zou. De
directeur van het theater moest, volgens hen,
wel heelemaal gek zijn, dat hij dit stuk in
zijn schouwburg wilde laten opvoeren. De
eerste acte verliep dan ook zonder het min
ste succes; de toeschouwers bleven er vol
komen koud onder. Tijdens de pauze zag
men slechts verveelde gezichten en de critici
haalden medelijdend de schouders op.
Naderend schandaal.
Met angst en beven zag de directeur de
opvoering van de tweede acte tegemoet,
want dan zou het lot van het stuk beslist
zijn. Het publiek van de groote stad wil
misschien wel een uurtje zijn fatsoen hou
den en rustig afwachten op de dingen, die
komen zullen, maar dan is zijn geduld toch
uitgeput. Het tracht zich dan op andere wijze
te vermaken. En inderdaad, een paar minu
ten, nadat de tweede acte begonnen was,
werden de eerste kenteekenen van een na
derend schandaal merkbaar, waaraan dat
onheilspellende hoesten, kuchen, schuifelen
en trappelen voorafgaat. De tooneelspelers
verbleekten onder hun schmink, terwijl de
directeur in angstzweet uitbrak en zich
reeds op het ergste voorbereidde.
Maar toen gebeurde er plotseling iets heel
merkwaardigs.
Tijdens een zeer onbelangrijke, flau
we wending in de dialoog, begon een
oudere heer in de stalles plotseling
te lachen. Zijn lachje klonk zeer stil
en behaaglijk door de met ondraag
lijke spanning geladen ruimte. En
het klonk zoo hartelijk en goedmoe
dig, dat plotseling de onrust van het
publiek verdween en de mensclien
allen keken naar dat heertje, dat
daar zoo genoeglijk zat te lachen.
Hij vond blijkbaar een geweldig genoegen
fn den onschuldigen onzin van het blijspel,
klaar ondanks de verbaasde blikken van het
publiek liet hij zich niet storen en bij de
volgende grap begon hij weer te lachen.
Waarom lachte hij? Niemand begreep het
eigenlijk. Maar zijn lachen werkte zoo aan
stekelijk, dat de andere toeschouwers daar
door geheel ontwapend werden. En toen be
gonnen eenige menschen met dit vroolijke
gelach in te stemmen.
Alles lacht
Anderen volgden het goede voorbeeld en
tenslotte vulde een dreunend gelach de ge-
heele schouwburg. Niemand vroeg zich af,
waarom hij eigenlijk lachte, over het stuk,
of over dat grappige heertje. Men luisterde
in het geheel niet meer naar de grappen
of flauwe moppen in het stuk, doch wachtte
slechts op een teeken van dien man in de
stalles, om dan onmiddellijk met zijn gelach
in te stemmen. Men had in het Westend
Theater te Chicago nog nooit zoo gelachen
als dien avond. En de pers bevestigde den
volgenden dag het buitengewone succes, dat
het nieuwe, maar feitelijk ontzettend flau
we blijspel gehad had.
Wie het was.
Aldus was het wonder geschied. En de
directeur zou wel geen geslepen zakenman
geweest zijn, wanneer hij niet onmiddellijk
ingezien had welk een buitengewoon groote
waarde deze onbekende lachkunstenaar voor
een theater als het zijne had. Na afloop van
de voorstelling ging hij op de loer staan en
bood den onbekenden lacher aan, iederen
avond in zijn schouwburg te komen om
te lachen.
Er kwam een keurige overeenkomst tot
stand, welke de oudere, onaanzienlijke man
onderteekende. En tijdens het daaropvolgen
de, gebruikelijke première-souper was de
heer Irving Lee een gevierde persoonlijk
heid.
Lachen als beroep.
Van dat moment af ging Irving Lee door
voor een van de gezochtste persoonlijkhe
den van de theaterwereld van Chicago. De
directeuren van de schouwburgen vochten
om zijn medewerking. Een première van een
blijspel zonder het betaalde lachen van Ir
ving Lee was eenvoudig ondenkbaar. Pre
mières konden dan ook alleen maar plaats
vinden, wanneer Irving Lee vrij was en tijd
en gelegenheid had. om zijn aanstekelijk
lachje te laten hooren. Reeds maanden van
te voren had hij zijn engagementen in zijn
bezit. Zijn honorarium werd steeds grooter
en daaruit bleek duidelijk, hoe onontbeer
lijk hij geworden was.
Tenslotte verlangde hij voor een
première het vaste bedrag van 100
dollar, wat hem grif gegeven werd,
daar de schouwburgdirecteuren nu
geen dure „claques'' meer behoefden
te betalen. Maar ook tal van tooneel
spelers klopten bij hem aan, om bij
hem „les in het lachen" te krijgen.
Geweldige honoraria werden hem
daarvoor aangeboden en lachend
greep Irving Lee ook deze gelegen
heid aan om met zijn natuurlijken
aanleg smakelijk te kunnen lachen,
geld te verdienen.
„Hedenavond zal Lee lachen!"
Groote. algemeene populariteit verwierf
Irving I.ee echter eerst, toen een verslag
gever van de „Chicago Tribune" hem op
een dag interviewde en een zeer grappig ar
tikel over hem en zijn kunst van het lachen
publiceerde. De krantenman onthulde wel
geen groot geheim, maar het groote publiek
leerde nu toch eerst Irving Lee en zij lach
kunst goed kennen. En het wonderbaarlijke
was, dat het publiek nu nog veel harder
naar den schouwburg liep. met zoo zeer om
het stuk. maar veeleer om Irving Lee eens
hartelijk te hooren lachen en om mee
te lachen. Tenslotte konden de schouwburg
directeuren met een gerust hart met vette
letters op de aanplakbiljetten laten druk
ken: „Hedenavond zal Irving Lee lachen!"
Dan was men zeker van een uitverkocht
huis.
Uitgelachen.
Vijf jaar lang oefende Irving Lee in Chi
cago zijn „laclibedrijf" uit. Vervolgens kreeg
hij een geweldige betrekking in New York,
waar hij een vermogen verdiende met lachen
in het Broadwav-theater. Tot kort voor zijn
dood kon men hem nog zien en hooren
lachen in het New Yorksche Hippodroom.
Irving Lee was een groote, krachtig gebouw
de man met een breed, dik gezicht. Breed
en massaal als een nijlpaard zat hij in zijn
fauteuil en lachte van tijd tot tijd een breed,
vet lachje, dat evenwel in den laatsten tijd
niet meer de uitwerking van vroeger had.
Ilct was veeleer zijn populariteit, die nog de
noodige uitwerking had. Men lachte mee,
omdat Irving Lee lachte en in den laatsten
tijd lachte men niet zoozeer om zijn lachen,
dan wel om het feit, dat hij, wanneer hij
lachte, zat mee te schudden. Zijn tijd was
voorbij. Hij had uitgelachen. Hiervan zal
hij wel niet veel verdriet gehad hebben,
want bij zijn dood liet hij een vermogen
van eenige honderdduizenden dollars na, dat
zijn nabestaanden, naar verteld wordt,
lachend verdeeld hebben. Zoo slaagde Ir
ving Lee er dus in. ook na zijn dood do men
schen nog te doen lachen, alleen met dit
verschil, dat hij nu degene was, die er voor
betaalde.
De'Sch. 12 bekwam weinig schade
De trawlkotter Scli. 12 welke in den vori-
gen nacht wegens zwaren mist op het
strand tusschcn Monster en Kijkduin was
geloopen, is gistermiddag om half drie
door den motorschokker Sch. 2, schipper A.
C. de Graaf, met twee kabels van het
strand gesleept. Ter assistentie waren in zee
nog aanwezig een sleepboot uit Iloek van
Holland en het bergingsvaartuig „Meermin"
Deze behoefden echter geen dienst te doen.
Toen de kotter vlot was, zette het koers
naar de Schevenipgsche haven, waar het
schip op eigen kracht naar de helling
stoomde om te worden nagezien. liet schip
heeft evenwel hoegenaamd geen schade op-
geloopen, omdat het niet op een golfbreker
maar op het zachte strand is terecht ge
komen.
Monument ter gedachtenis van
de slachtoffers onthuld.
Onder groote belangstelling van de
bevolking van Banda vond Zater
dagmorgen 1 October j.1. de plechti
ge overname plaats van het graf
monument opgericht ter nagedachte
nis van de gevallenen van het mari
nevliegtuig „T 1", lezen wij in de
„Ind. Courant."
Tijdens de groote marine-manoeuvres,
welke het vorige jaar in de Molukken ge
houden werden, viel, zooals men zich herin
neren zal, de „T. 1" kort na den start in
het Lontorsche Gat even buiten de reede
van Banda. De vijf inzittenden, de luite
nant ter zee dor 2de klasse Kon. Mar. re
serve E. van Haften, de majoor telegrafist
G. J. Iladstaat, de sergeant vliegtuigmaker
G. van der Hooft, de korporaal vliegtuig-
maker P. L. Boogert en de militiematroos-
seiner-telegrafist E. F. Nolten verloren bij
dit ongeluk het leven.
Behalve het stoffelijk overschot van den
luit. ter zee van Haften, dat niet gevonden
werd, werden de anderen in een gemeen
schappelijk graf op het oude kerkhof te
Banda-neira ter aarde besteld.
Bij de firma Carrara te Soerabaja werd
een monument besteld, dat van dezelfde uit
voering is als het monument, dat te Soe
rabaja geplaatst werd op het graf van
de gevallenen van de „T 13".
Toen bericht binnenkwam, dat het monu
ment klaar was, vertrok 't G. ss. „Arend"
naar Banda. Een groep Dorniers ging even
eens naar Banda.
Groote belangstelling.
Zooals we reeds schreven, bestond er voor
deze plechtigheid een zeer groote belang
stelling. Op het kerkhof waren een zeer
groot aantal menschen uit Banda aanwezig.
Behalve het Marinedetachement van de
Dorniers, en de officieren van het O. ss.
„Arend" waren ook het B.B. en de Europee-
sche ingezetenen van Banda aanwezig.
Het woord werd gevoerd door den ver-
kennings-commandant de luitenant ter zee
lste klasse F. H. Vermeulen. De heer Ver
meulen memoreerde het ongeluk, wees er op,
dat deze menschen hun leven in de ver
vulling van hun plicht voor het land ver
loren hadden, en dit monument hiervan voor
het nageslacht zal kunnen getuigen.
Verder bedankte spreker de inwoners van
Banda voor het medeleven aan den dag ge
legd reeds bij de begrafenis, kort na het on
geluk en nu weer door het aanbieden van
verschillende bloemstukken.
Er waren bloemstukken van het B.B. de
Europeesche ingezetenen, de oud-strijders,
Bond van Oud-Steurtjes, het Ambonsche Be
grafenisfonds, de Chineesche schoolkinderen
en de Arabieren.
Nadat het monument voor de Marine was
overgenomen, was hiermede de plechtigheid
ten einde.
van den weg staande auto's
mogen - wanneer licht op ver
plicht is - géén andere ver
lichting voeren dan n rechts
geplaatst lampje, dat naar
voren rood en naar achteren
wit licht geeft.
Rechts van den weg staande, moogt u
in zoo'n geval kiezen tusschen de nor
male autoverlichting óf één links-
zittend lampje, dat naar voren wit
en naar achteren rood licht geeft.
WITA^-ROOD
Oudheidkundige vondsten onder
Gemert.
Tijdens werkzaamheden der normalisatie
van de Aa onder Gemert heeft men ver
schillende hoorns gevonden, welke afkom
stig zijn van buffels uit lang vervlogen tijd.
Ook vond men geweien van herten van bij
zondere grootte.
Prof. dr. I. M. van der Vlerk van het
Rijksmuseum, afdeeling geologie te Leiden,
zal zich a.s. Zaterdag naar Gemert begeven
teneinde deze vondsten te onderzoeken.
Waarschuwing van den Raad
voor de Scheepvaart.
De Raad voor de Scheepvaart heeft gis
termorgen uitspraak gedaan inzake het
ongeval op 21 Maart 1938, aan boord van
den motortrawler „Excelsior 2" kw. 78,
waar door ontploffing van een onderdeel
van een gedurende de visscherij op de
Noordzee opgehaalde zeemijn een matroos
ernstig werd verwond.
De Raad is van oordeel, dat dit ongeval
geheel aan de onvoorzichtigheid van den
getroffene is te wijten. Ondanks alle waar
schuwingen heeft hij aan de opgevischte
mijn gepeuterd en er een buisje afgehaald,
dat hoogstwaarschijnlijk met slaggas of
slagkwik* was gevuid.
Do Raad betreurt het zeer ernstige ge
volg, dat deze onvoorzichtigheid voor den
getroffene heeft gehad en grijpt nogmaals
de gelegenheid aan om met den meesten
aandrang de bemanningen van visschersvaar
tuigen te waarschuwen tegen de gevaren,
welke opgevischte mijnen, hoe beschadigd
deze er ook mogen uitzien, kunnen opleve
ren.
„Bijouterieën, derde étage links!", riep de
liftboy op een dreun. De deftige heer, op
wiens visitekaartje Lord Trevor stond,
knikte en stapte bij de genoemde verdieping
uit de lift. Het was drie uur in den middag
en prachtig weer, dus zeer druk in het wa
renhuis, ondanks gelamenteer van malaise.
Lord Trevor was het type van den def-
tigen Engelschen landlord. Voor zijn linker
oog zat een oogglas geklemd, hij droeg een
keurig kostuum en de vouwen in zijn ge
streepte pantalon waren scherper, dan Gil-
letmesjes. Bovendien leek Lord Trevor zoo
op het eerste gezicht een beminnelijk man.
Zijn oogen hadden zelfs iets amicaals. Men
zou zeggen dat hij, hoewel aristocratisch tot
in de punten van zijn laarzen, in zijn hart
een vleugje democratie meedroeg. Hij had
tenminste enkele vriendelijke woorden met
den liftboy gewisseld en ook nu, op de
derde étage, vroeg hij glimlachend den weg
naar de bijoutericafdeeling. Een afdeelings-
chef wees hem den weg en enkele minuten
later stond de aspirantkooper vol aandacht
de uitgestalde kostbaarheden in de vitrines
te bewonderen.
Er zijn altijd menschen, die het niet in
hun hersenen zullen halen om juweelen te
koopen, doch die louter uit nieuwsgierig
heid een tijdje zoek brengen voor de glazen
uitstalkasten. Tot dit soort menschen scheen
Lord Trevor niet te behooren. Hij had ta
melijk spoedig een keuze gemaakt. Het was
een fraai halssnoer van melkwitte parelen
en de prijs lag er bij. Lord Trevor begon
dus uit te kijken naar de verkoopster van
de afdeeling en kwam tot de ontdekking,
dat het meisje druk bezig was. Zij liet een
booshaa.'.
de uitgestalde kostbaarheden te
bewonderen.
jonge chique vrouw een heele massa smalle
gouden ringen zien en de dame in kwestie
scheen niet spoedig te kunnen beslissen.
Met een geamuseerd lachje om den mond
volgde Lord Trevor het tooneeltje.
liet was niet moeilijk om tot de overtui
ging te komen, dat zij een verlovingsring
aan het uitzoeken was. Lord Trevor, die
oog voor vrouwelijk schoon en bovendien
den tijd had, nam het haar dan ook aller
minst kwalijk, dat zij zoo weinig haast met
haar keuze maakte. Hij wachtte geduldig
tot hij geholpen zou worden.
„Duurt het nog lang?", hoorde hij plotse-
lingn aast zich vragen door een slank jong-
mensch, wiens gezicht allesbehalve vriende
lijk stond.
Het verkoopstertje, dat de vraag niet ge
hoord had, negeerde hem en de jongeman
wendde zich schouderophalend tot den
Lord.
„Dat is de schaduwzijde van warenhuizen
sir", zei hij kwaad. „Ik heb weinig tijd en
nu moet ik wachten. Sommige menschen en
speciaal dames kunnen zoo vreeselijk lang
zoeken."
„Kom, kom vergoelijkte Lord Trevor,
„een ring koopen is geen dagwerk. Wat mij
betreft, ik heb den tijd, dus u kunt met ge
noegen vóór mij gaan."
„Daar gaat het niet om", antwoordde de
ander en zijn oogen gleden over de uitge
stalde kostbaarheden. „Het gaat alleen om
het principe. Ik vind trouwens dat één ver
koopster in zoo'n groote afdeeling veel te
weinig is. Bovendien kan het geen kwaad
als juist deze kostbare afdeeling door meer
dan twee oogen bewaakt wordt."
„Er zal controle genoeg zijn, denk ik", zei
de Lord lachend. „Wie kan 'n warenhuis
detective bijvoorbeeld onderscheiden van
een kooper? En ik verzeker u, dat ze tegen
woordig voorzichtig zijn".
Den jongeman scheen een licht op te
gaan. Hij keek den ander een beetje ver
bouwereerd aan. „Tja, dat is waar. Daar
dacht ik niet aan. Natuurlijk zijn er in elk
warenhuis detectives".
„Stel dat ik er een was hernam de
Lord en zijn grijze oogen tintelden van
pret, „zoudt u dat aan mij gezien hebben?"
„U? Dat kan ik niet aannemen!" zei de
jongeman en met een blik van ongeduld
naar de dame, die nog steeds niet geslaagd
was, mompelde hij ontevreden: „Ik geloof,
dat ik maar zal gaan. Op zoo'n manier ver
spelen ze klanten."
Lord Trevor zweeg en scheen zich een
beetje te ergeren. Hij concentreerde zijn
aandacht weer op de bijouterieën en leunde
iets voorover om de prijsjes te lezen. De
jongeman stak een sigaret op en bleef toch
maar wachten.
Eindelijk koos de jonge vrouw een ring en
de verkoopster wikkelde het doosje in
vloei. Enkele minuien later was de dame
na aan de kassa betaald te hebben, in de
menigte verdwenen. De jongeman tikte Lord
Trevor op den schouder.
"£7T
C -boo^E
Wit van woede trok „Lord" Trevor
zijn jas uit.
„Gaat uw gang, sir", zei hij kort.
„Wel neen, ik heb allen tijd, sir", glim
lachte de Lord.
„Het is nu tóch laat, sir. Gaat gerust uw
gang, ik volg na u."
„Maar ik heb-meer tijd dan u, sir".
Een seconde keken de beide heeren elkaar
aan. Toen wierp de jongeman een snellen
blik achter zich. Een minuut later had zich
een oudere heer bij hem gevoegd.
„Mag ik u dringend verzoeken even met
ons mee te gaan?", vroeg de jongeman
zacht doch ernstig en hij keek Lord Trevor
vast in de grijze oogen.
Deze was stom verbaasd.
„Wat bezielt u? Waarom zoo'n dwaas
verzoek?"
„Het staat te bezien of het dwaas is. Als
u niet vrijwillig meegaat, dan moeten wij
geweld gebruiker".
Do man, die zich bij hem gevoegd had,
legde zijn hand op den schouder van den
Lord. Deze scheen één oogenblik van plan
om te trachten in de menigte te verdwijnen,
toen klemde hij de lippen op elkaar en liep
tusschen de twee mee. Even later bevonden
zij zich in een klein, stil vertrek.
„Haal de buit maar eens te voorschijn,
„leepc Niel", zei de jongeman ernstig.
„Neen, geen domheden, je trucjes worden
te oud. Tegenwoordig moeten de zakken
rollers en winkeldieven andere methoden
toepassen dan elastiekjes, die de begeerde
kostbaarheden langs den onderkant van den
arm tot boven in den mouw trekken
„Lord" Trevor begon, wit van woede, zijn
jas uit te trekken en kwam langzaam tot
de overtuiging, dat het inderdaad niet mee
viel, om warenhuisdetectives van gewone
bezoekers te onderscheiden
HANS DE LA RIYE BOX.
Ook de verhuurders van „wilfc
bussenaangepakt.
Iets nieuws in den strijd tegen de wild»
busdiensten is, dat men nu ook wenscht c®
te treden tegen hen, die de bussen voor db
wilde diensten verhuren.
De Noord- Zuid-Hollandsche Tramweg
Mij: heeft bij de Amsterdamsche rechtbank
een kort geding aanhangig gemaakt, waar.
in niet slechts gevraagd wordt, den wï.
den busdienst, die de reisonderneming Rig.
verti tusschen Amsterdam en Haarlem on.
derhoudt, te verbieden, doch ook een ver,
bod uit te vaardigen tegen de directeuren
der verhuurinrichting, om nog bussen voor
dit doel te verhuren-
Gisteren werden de pleidooien in dit ge,
ding gehouden.
Mr. Kokosky, optredende voor de verhuur,
ders, zeide, dat zijn „juridische hersens niet
konden bevatten, dat een dergelijk verbod
in kort geding kon worden gegeven". Deze
eisch gaat toch te ver.
Mr. J. Deernik, pleitend voor de Tramweg.
Mij., merkte op, dat het kort geding juist de
aangewezen weg is, om aan onrechtmatige
daden een einde te maken.
Uitspraak op 1 November. 'f?1
Zitting van Maandag 2i Oct.
Anna Paulowna
KIPPENEIEREN GESTOLEN.
Dan wordt voorgeroepen M. F. wonende
te Anna Paulowna, die terecht moet staan,
omdat hij op verschillende tijdstippen kip
peneieren heeft weggenomen van een ze
keren J. P. te Anna Paulowna.
Politierechter: Bekent U het feit?
Verd.: Ja, het was een zwak van mij. Ili
heb er spijt van.
Als get. wordt gehoord J. P. bij wien verd
in betrekking was.
Politierechter: Heeft U hem nu ontslagen?
Get.: Ja, de eerste maal dat ik het merk.
te, heb ik geen aangifte gedaan.
Politierechter tot verd: Dat was toch lee-
lijk van je; je hebt misbruik van vertrou
wen gemaakt.
Verd.: Dat is zoo.
De volgende get. is .T. H. T. Rijksveldwach
ter te Anna Paulowna die vertelt, dat hij
proces-verbaal heeft opgemaakt.
Politierechter: Hoe staat verd. bekend?
Get.: Heel gunstig
Politierechter: Waarom zou hij het dan
gedaan hebben?
Get.: Hij had zelf kippen en ik denk dat
hij er meer eieren bij wilde hebben.
Politierechter tot verd.: Hoeveel eieren
waren het?
Verd.: Ongeveer veertig.
Politierechter: En wat kostten die eie.
ren?
Verd.: 4K cent per stuk.
De officier van Justitie requisitoir ne
mend, verzpekt de zaak aan te houden tot
28 November, om den heer Wiggers, reclas-
seeringsambtenaar als getuige te hooren.
De politierechter kan zich met het re
quisitoir van den officier vereenigen.
Den H e 1 d er.
EEN OPGEWONDEN STANDJE.
Voorgeroepen wordt A. J. H. W. L., café
houder te Den Helder, die ervan wordt
beschuldigd op 25 Juli j.1. op het Haven-
plein te Den Helder mej. N. v. G. aldaar
te hebben toegevoegd: „Zeg maar aan je
buurvrouw, dat ze een dief is!"
Verd. ontkent het feit, dat met "deze
buurvrouw mej. W. P. bedoeld is. Hij is
zeer opgewonden en wijst er op, dat hij een
betalend belastingbetaler is en eischt, dat
de wet behoorlijk wordt toegepast. Dat
mag ik eischen als Nederlandsch staats
burger.
Politierechter: Houdt u nu een beetje
kalm.
Verd: Ik hou me niet stil, ik mag zeg
gen, wat ik meen. Ik heb wel zooiets ge
zegd, maar het was voor de aardigheid en
niemand behoefde zich dat aan te trek
ken.
Als eerste get. wordt mej. W. P„ echt-
genoote van G. B., wonende te Den Hel
der, gehoord.
Deze vertelt met een vriendin op het
Havenplein te zijn geweest. Daar kwam
verd. aan, die zeide tegen haar vriendin:
„Je moet maar tegen die vrouw die naast
u staat, zeggen: ,ze is een dief".
Politierechter: En was u dat?
Get.: Ja zeker.
Verd. windt zich geweldig op en zegt. dal
hij recht wil hebben, maar deze get. liegt-
Als ik gestraft moet worden, dan moet u
dat doen, maar ik ben onschuldig.
Politierechter: Als u zich niet kalm kunt
houden, dan wordt de zaak buiten u W11
behandeld.
Verd.: Dat zou misschien beter zijn.
De volgende get., mej. N. v. G., 6Cht-
genoote van een zekeren M., bevestigt het
geen de vorige getuige heeft verklaard,
ook get, P. A. F. N. te Den Helder, ver
klaart hetzelfde.
Verd.: Ik heb het niet aan haar adre-
bedoeld. Waarom zou ik zeggen, dat ze e°n
dief is. Wat zou ze van mij gestolei
hebben?
De Officier van Justitie neemt zijn rP*
nuisitoir en zegt, dat het duidelijk is, "a i
de woorden tegen «mej. P. zijn geuit-
Als verd. nogmaals interrumpeert, woin^
hij door den veldwachter uit de zaal te'
wijderd. f 1
De Officier merkt op, dat ïem"ud ni®
zoo maar zegt: Je bent een dief. Verdachte
mag dan wat zenuwachtig zijn, maar dom
is hij niet.
Mr. v. d. Feen de Lille eischt dan tegen
verd. een geldboete van f 10.— subs.
gen hechtenis en conform dien eisch v°!
verd. veroordeeld.