OPIUM De Brabantsche Brief in plaats van den dokter van Dré Tallooze verslaafden in geheime opiumkitten Vrouw in haar woning aangerand Hallo, hier de Noordpool! WAAROM DE STAAT HET GENOTMIDDEL BEREIDT. INDO-EUROPEANEN LUS TEN GEEN BIERTJES het rook- SOERABAIA. In Octofcer. Het opium wordt in Neder landsch-Indië uitgevoerd uit Bengalen, Turkije en Perzië. Het verkeert dan nog in den toestand, waarin het werd geoogst van de pa peper- velden en is nog niet voor gebruik gereed. Eerst moet het nog een aantal bewerkingen onder gaan, o.a. het roosteren en dit geschiedt in een van re- geeringswege opgerichte en gedreven fabriek, waar de „tjandoe", 't rookopium, uit het ruwe product wordt be reid. Het moge merkwaardig schijnen, dat de overheid zelf opium doet bereiden, maar deze zelfberei ding is een der krachtigste middelen om het opiumgebruik te controleeren en te beperken en om den smokkelhandel tegen te gaan. Afdoende bestrijding van den sluikhan del op directe wijze is in Indië, zooals ik reeds in een vorig artikel schreef, onmo gelijk door de enorme lengte der kust lijnen, vele tienduizenden kilometer. Af doende bewaking van deze kusten zou een leger van honderdduizenden beambten vor deren. Vrij-opium, dat door sluikhande laars wordt binnengesmokkeld, is vijftig tot vijf-en-zestig procent goedkooper dan de „regie-opium" van de staats-opium-fa- briek, dus voor smokkelaars is er een aardig duitje te verdienen, doch de regie opium is van aanmerkelijk beter hoeda nigheid en veel meer in trek. Het komt bij de „tjandoe", het rook-opium, op de bereiding aan en de „kenners" bemerken het verschil zeer goed in het gebruik. Zoo'n „kenner", zoo'n echte opiumrooker haalt zijn neus op voor de gesmokkelde waar en geeft verre de voorkeur aan het opium der staatsfabriek, dat zelfs in klei ne hoeveelheden wordt gesmokkeld naar Singapore, waar het niettegenstaande den zeer hoogenr prijs, zeer veel aftrek vindt. De Compagnie verdiende reeds aan opium. Het „schuiven" van opium Is afkomstig uit Mohammedaansche landen, voorname lijk uit Turkije en Perzië. Vandaar werd dit gebruik overgebracht naar China, van waar het naar Indië kwam. Reeds lang, voor de Nederlanders in Indië voet aan land zetten, was er het gebruik van opi um bekend en de oude Nederlandsche Oost-Indische Compagnie, wie het alleen om „handeldrijven" te doen was, heeft er indertijd schatten aan verdiend. Eigenaardig is het, dat de uit werking van opium (evenals van morfine en alcohol) bij de Aziati sche volken en de Westersche ge heel verschillend is. Een der ge leerden, die zich met het vraag stuk bezig hielden, meende, dat de opwekkende werking van opium, zich in het bijzonder doet gelden bij voornamelijk vegetarisch leven de menschen. Dat inderdaad Bomimige vergiften ver schillende uitwerking hebben bij verschil lende rassen, heb ik gedurende mijn tal looze reizen in vele deelen van de wereld herhaaldelijk kunnen bemerken. Zoo maakt zelfs een kleine hoeveelheid alcohol houdende drank sommige zwarte Afrika ners tot wreede woestelingen en in Fran- sche garnizoenssteden, waar ook zwarte troepen liggen, is het daarom aan café houders ten strengste verboden aan deze zwartjes alcohol in welken vorm ook, te verstrekken. Of deze uitwerking van de alcohol verhand houdt met de voeding, of dat er ook andere factoren in het spel zijn, ontgaat mijn oordeel. De noodlottige neiging. Niet alleen ?fe uitwerking van, maar ook de neiging tot bepaalde vergiften is bij verschillende volken verschillend. In ge heel Nederlandsch-Indië stonden in 1!>30 slechts vijf „Europeanen" gelijkgestelde in landers) als opium-gebruikers aangeschre ven. Daarentegen is het alcohol-gebruik onder de inlanders en ook onder de Indo-Europea nen veel minder dan onder de echte Euro peanen. Dit verschil valt sterk op tusschen Europeanen en Indo-Europeanen, die ge woonlijk met elkander omgaan, maar tus schen wie aan de biertafel of bittertafel een sterke scheiding valt.. De Indo-Europeaan drinkt geen alcohol-houdenden drank (zeld zame uitzonderingen daargelaten), niet uit beginsel, maar omdat hij hem niet „lust". En als hii zich dan toch eens aan de hitter- of biertafel hij kennissen zet en ook mede- doet. dan drinkt hij gewoonlijk het bier met heel kleine teugjes, of het een kostbare likeur is en een bittertje verwerkt hij met een heel leelijk gezicht, alsof hij een af schuwelijk drankje inneemt. Een opium-dokter. Heel veel der opium-gebruikers en -mis bruikers in Indië (en elders) zijn tot het gebruik en misbruik gekomen door ziekten, die pijnen veroorzaken. Door het gebruik van opium worden die pijnen niet meer In een nauw zijsteegje van zoo'n drukke winkelstraat bevindt zich soms een opiumkit gevoeld. Aanvankelijk zijn voor het tijdelijk verdrijven der pijnen kleine hoeveelheden opium noodig, doch de benoodigde hoeveel heid neemt steeds toe. Om het opiumkwaad te bestrijden moet men dus de menschen in de gelegenheid stellen geneeskundige hulp voor hun kwalen in te roepen, maar dat is niet voldoende. Heel vaak tooncn in landers tegenzin zich tot artsen te wenden en dwingen kan men, afgezien bij besmette lijke ziekten, hen daartoe niet. Bovendien beschouwen de inlanders het opium als een geneesmiddel, dat in vele gevallen genezing brengt. Men lache daarom niet, want de me dische wetenschap heeft in vroegere tijden eveneens het opium beschouwd als een ge neesmiddel tegen vele kwalen. Een beroemd geneesheer kreeg in de zestiende eeuw van zijn tijdgenoot en zelfs den naam van „doc tor opiatus" (opiumdokter), daar hij het voor tallooze gevallen voorschreef. Als 't maar verborgen blijft™. De overheid in Nederlandsch-Indië tracht het opium-gebruik zooveel mogelijk te beper ken, daar zij het niet mogelijk acht het in korten termijn geheel uit te roeien. Steeds weder komen in Nederlandsch-Indië dui zenden Chineezen aan, die aan opium ver slaafd zijn en zich tot den sluikhandel zou den wenden indien er langs wettigen weg geen opium te verkrijgen zou zijn. Ter voor koming van verdere verbreiding van het kwaad is al veel bereikt, indien het slechte voorbeeld verborgen wordt gehouden. Men kan jaren in Indië'wonen, zonder iets van het opium-schuiven te bemerken, tenminste als men er niet naar zoekt. Er zijn officieel erkende „schuifpjaatsen van opium", in de wandeling opiumkitten genoemd hoewel dit niet juist is. Opiumkitten zijn meer de clandestiene schuifgelegenheden. Zulke „schuifplaatsen" vindt men in vele groote plaatsen, heel vaak in het centrum, in een drukke winkelstraat, maar dan in een nauw zijstraatje of steegje van zoo'n straat- Enkele van zulke schuifplaatsen heb ik bezocht en ik hoop daarover in een slot artikel te vertellen. In die schuifplaatsen komen alleen opium schuivers, die daar dus geen slecht voor beeld kunnen geven aan niet-schuivers. Geen slapende honden wakker maken! Reclame wordt er voor deze schuifplaat sen niet gemaakt en men kan honderden keeren langs zoo'n gelegenheid wandelen zonder haar te ontdekken. Ook reclame voor het opium zelf wordt er door den verkooper (de overheid) natuurlijk niet gemaakt. Zelfs zijn velen tegen een anti- opium-propaganda, daar ze vreezen, dat zulk een propaganda wel eens nieuwsgie righeid vooral van jongeren zou kunnen wekken en dus zou kunnen bevorderen wat zij bedoelt te bestrijden.' Kwaad met kwaad bestrijden. Het opium-vraagstuk is, zooals ik reeds eerder opmerkte, een moeilijk en ingewik keld vraagstuk en dientengevolge komen opiumbestrijders wel eens met voorstellen, die op het eerste gezicht zonderling schijnen Zoo kwam eenige jaren geleden dr. A. Kits van Heyningeu met hét plan ter „bestrij ding" van het opium-verbruik het aantal wettige opiumkitten uit te breiden en den prijs van het regie-opium te verlagen. Door uitbreiding van het aantal wettige opium kitten hoopte hij het schuiven buiten die kitten, bij voorbeeld in den huiselijken kring, waardoor een slecht voorbeeld aan anderen wordt gegeven, nog meer tegen te gaan. De prijs van het regie-opium zou moe ten worden verlaagd tot het prijspeil van het opium in den smokkelhandel, waardoor aan den sluikhandel zoo goed als een einde zou worden gemaakt- Een afdoende bestrijding van het opium kwaad is alleen mogelijk door internationa le samenwerking en het beste ware de aan plant van papavers, anders dan voor ge neeskundig gebruik, internationaal te verbie den. Er hebben reeds internationale opium conferenties plaats gehad, maar tot zulk een verbod is het niet gekomen. Enkele lan den hebben namelijk economisch te groot belang bij de papaverteelt en de daarmede in verband staande opium-productie. J. K. BREDERODE. Ulvenhout, 3 Nov. 1938. Amico, Daar zijn soms van die deuntjes, die zóó vasthaken in oew harsenpan, dat ge uren aan één stuk zo'n dingskes te zoe men, te sissen, te neuriën of te fluiten staat onder oewen arbeid in den akker b.v. En dat ge mee gin duvelsch geweld van zo'n lieke kunt afkomen, dat aan oew zielement zit vastgeplakt lijk 'n ulevellepam- pierke aan oeuw vinger. Ja, 'k heb m'n eigen eens van m'in leven er op gefrappeerd, da'k zo'n „vastgekleefd" lieke liep te sissen in'nen lijkstoet. Wat veur liekes, deuntjes, mopkes dat zijn, ik weet 't nie, maar ze schijnen aan den achterkant gegomd te zijn of zoo iets. Zoo zijn er ook woorden, mee zo'nen gom- rug. B.v. „Oké". Daar is niemand in de wea- reld die wit, wat „oké" beteekent. Janus, onzen ouwen veldwachter, spreekt 't uit als „Oowkee, 'nen vent in den Radio zee lest: „Ohkhei", ik begreep wel, dat dit 'n soort van „hoog-okeesch" was, tusschen oowkee en ohkei zijn zekers nog wel duuzend meuge- lijkhedens om te okéjen, maar't is alle gaar één en 't zelfde ulevelpampierke, dat aan de vingers plakt. En wie er éénmaal mee ^aangemokt" is, is 't kleverig voddeke nog nie kwijt. Lang kleefde en plekte ook deur de wae- reld-van-de-Letteren zo'n strooppampierke, dat vastgeplakt zat aan veul inktpotten, aan veul vesten, in veul haren, aan veul vingers. En 't ulevelsche salamanderke hee lang zijnen plekkracht behouwen, 't Dink hiette „pro vinciale litteratuur". Sjuust lijk mee „Oké", wist nooit iemand sjecuur wat 't gegomde flarreke nou percies beteekende. Ineens was 't in de weareld en plekte vast in de wenkbraauwen van eiken criticus: docht den goeien kaerel, dat ie 't kwijt was, dan zat 't den anderen mergen aan den bojem van z'n broek, of aan den man chet van z'nen hansjop. Allee, zo'n pampierke dwerrelde op 'nen laten avond bij Mathieu Roomsoes, die daar onder de lamp babbelèèrs zoog en critiek spoog, uit 't raamke van de vijfde verdieping en maanden- en maandenlang kleefde dat plekkerig pampierke vast aan de harsenpan nen, aan krantenartikels, in tijdschriften, ja in de polkakopkes van ijverig-leerende bakvischkes. En den Thieu zuigt wijer. En de stroop- pampierkes „realisme", pointillisme", „im pressionisme", „provincialisme", „naturalis me", „burgerlijk", „intellectueel", „nikkelen buis-isme", „blanke negerinnencultuur" dwer- relden onder de lamp vandaan naar de straat en blijven, omdat ze 'r benejen nie af kun nen komen, daar 'n kwartaal of zoo in de mode. Heele zinnen, amico, komen telkens verom in opstellen en rapporten van mannen, die hoogstwaarschijnlijk nie blind zijn, maar wien toch zo'n ulevelvoddeke aan de oogharen mot zijn gewaaid. Dat docht ik deuze dagen nog, als ik den ouwen Driek teugenkwam, die daar vort- slepte op 'nen slof en 'nen schoen. „Alee, Driek, hoe gaat ie?" ,,'k Mag nie klagen, Dré! Van m'n twintig huiskes staan er op den oogenblik maar zeu- ven leeg, maar 'danderen brengen nou toch de lasten op." „Ook..., zoowenne... wat brengen ze veur jouw eigen op, Driek?" „Nik, Dré, niks jongen, maar ik woon bij m'n dochter, goei kind en nou en dan krijg ik van 'nen pronten huurder van me, die veul te goeiekoop woont, nog wel 'ns 'n segaar." Deuzen Driek, amico, hee zestig jaren hard gewerkt, is 'nen steunpilèèr veur de mot schappij, een van de groote belastingbetalers, opbrengers van hypotheekrenten en uitgevers van timmer-, metsel- en reparatiewerk, nóg altij, en deuzen mensch gaat eigens rond op 'nen slof en 'nen schoen, leeft ten- nostenbije van de liefdadigheid en in grooten zurg toch nog, leeft kort en goed gezeed mijlen benejen z'nen stand. Daar zijn veul „kapitalisten" lijk den Driek! Den Driek zocht z'n zekerheid z'n frotuin in huizen, anderen zochten 't in pampieren. Deus anderen zijn allegaar lid van den On- zichtbaren Bond „den Stillen Armoei". Deus kapitalisten leven de Vincentius. Me dunkt, er mot dan nog al 'n stevig ulevel voddeke in oew harsenpan haken, om te be weren, dat deuze Vincentius-kapitalisten bo ven huiliën stand leven! Ik weet nie, amico, of jou al opgevallen is hoeveul drukker er weer gerejen wordt mee die bronolie-wageltjes. Allee; nie de leste da gen, of de leste weken, al enkele jaren kost ge dat zien. Jadaar woruc veul bronolie weer ver bruikt.. Want... mee afgesneien licht- en gas meters, kan zelfs den ermsten mensch gin licht en gin vuur maken. En ik beloof oe, ik kom zoo hier en daar nog al mee m'nen groentenwageldaar zitr toen 's avonds veul, heel veul menschen bij 'n spetterend bronolielampke (zoo eentje, dat vroeger in 't huiske hong), ik zeg, daar zit ten 's avonds veul, heel veul erme donders ge bogen bij z'n olielampke over de krant van eergisteren, wieren stand 't eerder zijn zou om den avond deur te brengen onder 'nen licht kroon, lijk ge'r zoodikkels op rijkskantoren ziet hangen. 't Was vroeger veur 'nen vakman veul schande als ie leven moest van de bedeeling. Eigenlijk kwam 't nie veur! Misschien in héél kwajen tijd... midden in den winter, dat er dan wel 'ns 'nen enkeling acht of virtien dagen 'nen nap werm eten of 'n klats soep gong halen. Maar ik verasereer oe, amico, zo'nen gank naar de bedeeling was veur den vakman 'nen boetegank. Daoarteugen kwam al z'n eer gevoel. al zijnen trots en fierheid van vakman in opstand. ZIJ VERGEET HAAR LIEVELINGEN NIETI Maar honger is 'n felle zweep! Vakman-zijn beteekent nou eigenlijk zo'n bietje „stempeleer" zijn. Trekken van de bedeeling! Steun? Nouja ge wit best wa'k zeggen wil. Onze vakmenschen amico, vroeger wijd ver heven boven allen, die gin vak verstonden teugeswoordig noemen we die mannen de man nen van 't Gezag ik zeg: onze vakmenschen leven allegéér, allegaar, benejen huiliën stand. Ofdenken sommigten hooggepension- neerde ambtenaren, bankdirecteuren, veurzit- ters van Kamers van Koophandel en zoo, dat den vakman ginnen stand bezit? Als dat zoo is, dan motten zulke veurname menschen gin geleerde opstellen schrijven over sociale zaken, amico. Den vakman die mee harsens en handen z'n vak verstaat, hee den eigensten trots op z'nen stiel r jen terecht! ais den bankdirecteur. En 't is nog 'n groote vraag veur me, wat moeilijker is in 't leven: 'nen schoen te maken aan 'nen ongelukkigen voet, of 'nen veurspel- ling te doen in Annaconda-Copper. 't Is veur mij nog 'n groote vraag wat moei lijker is: de vochtfout van 'n huis vinden en verhelpen, of als veurzitter van 't geleerde comité 't glas heffen opmij 'nen zorg. Allee, óf den vakman mensch van stand is? ennóf deuzen stand wijd benejen z'n weer- digheid leeft! En toch tóch moest ik deuze dagen weer lezen: „Wij leven op 'nen te grooten voet". Lijk zo'n ulevelle-plakvloeike bleft deus zin- neke maar vastkleven aan de zielementen van veul kwiebussen, die mee één vel pampier, mee één krantenartikel 'ns efkens den economischen boel op pooten zullen zetten. Jawel! Da's 'n ouw en 'n kouw kunstje, om mee 'n paar groote woorden 'n heele Regeering in 'r hemmeke te zetten. Of minstens één de partement. Om dan in de gaauwigheid efkens te ver geten, dat: duuzenden „kapitalisten" wit van zurgen rondloopen op 'nen slof en 'nen schoen; duuzenden „huizeneigenaars" d'r eigen eiken dag afvragen, hoelank ze 'n dak boven d'r eigen hoofd zullen hebben; tienduuzenden vakmenschen lijk bedelèèrs langs de straten dal ven; gestudeerde menschen rondloopen in de af gelegde kleeren van anderen; z.g. onderwijzers als kweekelingen veur de klassen staan, teugen 'nen rijksdaalder per week en mee de lappen in de knieën van d'r broek; gedoctoreerde menschen rondslenteren op kosten van vader, diebeter hulp gebrui ken kost van den Mr. of Dr. zeun! Allee, 't is 'n kouw kunstje om mee 'n paar groote woorden te verklaren, dat „Nederland op te grooten voet leeft" en dan al die duu zenden en duuzenden, tien- en tienduuzenden maar te vergeten, die wijd benejen huiliën stand, benejen huiliën toekomenden stand teekenen en gaan als koloniaal naar den Oost! Leven van liefdadigheid! Of minderweerdig werk verrichten. Of is 't soms gewoon om als Ingenieur mee stofzuigers te leuren? 't Is een ouw en kouw kunstje om dat alles veurbij te zien als ge eigens veilig zit in 'n ge- leerddoend Comité van.Veuraanstaande Nederlanders!" Jaja sjuust. Er léven nog wel enkelen op te grooten voet. Maardaarteugenover is veul, heel veul, veul te veul teugen wicht! En 't ulevelpampierke mot wel sodemerakels plakkerig zijn, kleven aan vingers en boorden, aan harsens en wenkbrauwen, aan nekharen en lorgnetten, als zo'n uitdrukking „Nederlanders leven op te grooten voet" altij maar bleft ver- omkommen in „geleerden" diagnostiek (laat ik 'ns 'nen keer méédoen) aangaande onzen conjunctuur, die daalt, daalt, daalt benejen 37 en rilt van de kouwe koorts. Leven op te grooten voet. Dat zoude kunnen zeggen teugen den ermen prul die daar vort- sleft op gekregen schoenen maat 52. 't Antwoord dat ie geven zou zou in kortheid en kracht opwegen teugen 't allerhoogst-ge- leerd rapport, amico! Want de sociale economie is, altij nog, meer 'n zaak van practijk dan van theorie! Als de z.g. conjunctuur willig, gunstig is, dan is den zakenman bekwaam, genogt, om er z'n voordeel uit te slaan. Direct en royaal. Maar als t teugenzit, dan hebben in al die gepasseer de jaren, alle geleerdhedens van de heele weareld nog nie veur éénen stuiver baat se, brocht! 6 Leven op te grooten voet. Ge zou dat ook kunnen zeggen teugen dieën kearel daar, die daar kuiert mee twéé wandelstokken. „Eén is toch genogt", zee 't comitélid mee die ulevellepak op z'n oogen! „Ik wandel wel zonder", zee z'nen collega, mee de plakvloeikes op z'n wangen en aan z'n kin. Maar ze snappen nie, dat dieën „verwaan- den" mensch daarkreugel is! Neeë, amico, als er eenmaal zo'n woordeke, zo'n zinneke, zo'n uitdrukking in de mode is, dan gaan ze seizoenen méé! Dan komen er eerst „knal"-dassen, „knal", babbelèèrs, „knal"-revue's, „knal"-ditjeg en datjes, en dén pas is de zaak Oké! Dén pas gaat den „knal" zonder knal aan kant en ver schijntOké-chocolade, Oké-kousen, Oké- overhemden, Oké-versjes, Oké-Bridge-drives (deus „Hollandsch" is nie kwaad veur 'nen Ulvenhouter) Oké-schoenen, Oké-matrassen en zoo. En wie helpt ons nou 'ns aan 'n teugenhan- gerske van diën „grooten voet" waarop wjj (nie) leven! Wie helpt de geleerdheid aan 'n ander argu ment, aan 'nen anderen babelèèr? Allee, Thieu, daarboven bij de lamp, zab bert 'ns nuuw babbelèrke leeg en laat 't vloeike 'ns omlaagwerrelen; wie wit? Ge hebt ons wel 'ns meer opgeschept mee zo'n plakkerijke, al was't dan nie zoo erg bedoeld! Kom, ik schei er af. 'k Mot vroeg de bedstee in, 'k heb 'n luchtpijp lijk 'nen verstopten afvoer. Veul groeten van Trui, Dré m en als altij gin horke minder van oewen t.é.v, Dré. Slachtoffer te veel overstuur ort verhoord te worden. Op den Zonneweg, aan den overkant vart het IJ te Amsterdam is Donderdagavond omstreeks negen uur een jonge vrouw, die alleen thuis was, door een onbekenden man aangerand. De man belde aan en drong, nadat dé vrouw de deur geopend had, het huis hm* nen, waarop hij de vrouw lastig viel. ril verweerde zich echter en begon luidkeels te schreeuwen. De man gaf de vrouw een stomp in het gelaat en rende weg. De vrouw heeft van dit voorval aangii' te gedaan aan het bureau van politie, doch zij is tot nu toe nog te veel overstuur om verhoord te worden. Zij kon slechts een vaag signalement van den aanrander opge- ven- H De politie heeft aanwijzingen, waa, blijkt, dat men hier waarschijnlijk te doen heeft met denzelfden man, die ook op de Prinsengracht en in de Kazernestraat m den loop van deze week vrouwen heen aangerand. Eerste telefoongesprek met gebied. Donderdag is te Kopenhagen het eerde telefoongesprek gevoerd met het Noordpo gebied. De op Groenland vertoevende o dekkingsreiziger Knuth vroeg een journa aan te Kopenhagen. n n. Het gesprek werd gevoerd over het l>e sche radiostation Blaavand en verliep der storing. De spreker op Noord-Oosbur land gebruikte slechts een kleinen 111 ijs gebouwden zender zooals de vissen - booten gebruiken. Niettemin werd de stand van 4.000 k.m. gemakkelijk o\ brugd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 16