i tarzan
enpi
stad
Wij lazen voor
1^RVf?%£GEH
jWi©®@IB>liN j
Bockhandel in vlammen
opgegaan
Radioprogramma
DOOR
edgar ric^
burroughs
democratie en jodenvervolging.
papieren of een onderwijzer?
- Uit de Pers van heden
is gluren deftig?
Den vuurdood ontkomen
FEUILLETON
MAURICE WALSH
'"t leven is raar".
41.
Magra lag wanhopig en hulpeloos op de
grond, met gesloten ogen en verwachtte het
einde, door een slag van de apen. Opeens
hoorde zij de stem van Tarzan, die tegen Un-
go sprak. Verwonderd keek ze op en zag den
man, dien ze bewonderde, tegenover het beest
staan, dat haar gevangen genomen had. Tar
zan en de aapkoning liepen nu om elkaar
heen, gereed voor de aanval. Het volgende
oogenblik waren ze in een dodelijke strijd ge
wikkeld. „Tarzan Vlucht!" gilde Magra, „hij
zal je doden! Zet je leven niet voor het mijne
op het spel, Tarzan, laat mij sterven, jij moet
bleven leven!" De koning van de jungle
schonk geen aandacht aan het meisje. Zijn
hele aandacht was geconcentreerd op zijn te
genstander en Ungo's bloeddoorlopen ogen, die
hem aankeken. Opeens sprong Tarzan naar
voren. Hij greep de vuist van Ungo, draaide
hem om en trok de zware aap over zijn
schouder. Ungo zwaaide door de lucht en viel
zwaar op de grond, doch sprong dadelijk weer
overeind. Hij wist, dat hij de eerste slag ver
loren had. Met vernieuwde woede, schreeu
wend en vreselijk dreigend, viel Ungo nu uit.
Uit het Nationale Dagblad (N.S.B.)
Toen bij de Justitiebegrooting de kwestie
der Duitsche Joden ter sprake was, vroeg
de sociaal-democratische fractieleider Albar-
da op een gegeven oogenblik aan Rost van
Tonningen, die aan het woord was: Is de
toestand der Duitsche Joden soms de schuld
van de democratie? Rost van Tonningen ant
woordde volmondig met „Ja", waarop een
hoongelach uit de Kamer opsteeg.
Nu lezen wij in de N. R. Ct., het verslag
van 'n rede, gehouden door den Rotterdam
schen wethouder De Zeeuw, partijgenoot van
Albarda, in 'n vergadering der S.D.A.P. al
daar.
Deze zei volgens genoemd verslag:
De vraag beantwoordend, hoe
Duitschland zoo geworden is, moest
spr. verwijten maken aan de groote
democratische landen, die de jonge
democratische republiek Duitschland
niet de gelegenheid hebben gegeven
zich te ontplooien. Het geloof in de
democratie is in Duitschland ver
moord door de groote democratische
staten. Mogen deze staten, wanneer
er nu door vervolgden aan hun deu
ren wordt geklopt, den klop van hun
geweten voelen en mogen zij de ver
drukten binnenlaten.
Hieruit blijkt dus, zoo schrijft de Mussert
krant, dat Rost van Tonningen volkomen ge
lijk had niet zijn antwoord en dat de Ka
mer dus eigenlijk ook De Zeeuw heeft uit
gelachen.
In de Nieuwo Rotterdamsche Crt. lezen
wij:
In een randgemeente van één onzer groo
te steden werd onlangs een leerkracht ge
vraagd op een bijzondere school. Een een
voudig, maar zeer goed en degelijk jong on
derwijzer uit het Noorden des lands solli
citeerde en had het voorrecht, proefles te
mogen komen geven, hl het besef, dat z'n
werk als onderwijzer naar z'n beste kunnen
af was, stond hij rustig voor de klas en zoo
wel hoofd als bestuur der school, waarnaar
hij solliciteerde, waren vol lof over wat ze
zagen en hoorden. Na afloop der proefles
vroeg één der schoolbestuursleden:
„Welke acten hebt U".
„Hoofdacte, handelskennis en Duitsch".
„L. O."
„Ja, natuurlijk, wat dacht U".
„Dat is jammer, we hebben ook nog sol
licitanten met middelbare acten". En dit
werd door het schoolbestuurslid gezegd op
een toon, waaruit kon worden opgemaakt,
dat de kans op benoeming verkeken was.
Dit bemerkende sprak de sollicitant: „O.
vraagt U papieren? Ik meende dat U een
onderwijzer wilde hebben."
„Verkenner", medewerker aan het Volk
(s.d.a.p.) is naar hij schrijft, droevig ge
stemd over het verloop van het Galaconcert,
dat dezer dagen in het Amsterdamsche Con
certgebouw ter eere van den Koning der
Belgen gegeven werd.
Hij zegt het een ij del vertoon te hebben
gevonden en heeft o.m. de volgende bezwa
ren:
Het concert is vóór alles een kijk- en gluur-
spel. Honderd mannen in de zaal hebben
zich in hun ambtsgewaden gestoken. De
meesten hunner doet het zichtbaar goed. Zij
schrijden rond als opgedofte hanen. En de
rest van het publiek vergaapt zich er aan.
„Kijk, dat is Slotemakcr daar met die
baard Met z'n rug naar hem toe staat
meneer Roëll, de commissaris van Noordhol
land. Ziet er nog kras uit, hè? Ze zeggen,
dat ie alsmaar blijft zitten, omdat hij niet
wil, dat De Vlugt zijn opvolger wordt!"
„Vader, Mengelberg staat al bij zijn lesse
naar te wachten!"
„Wou je soms dat de Koningin op Mengel
berg wachtte?"
De man, die, op een schamperen toon, zijn
dochter dit bescheid gaf, was de drager van
drie kruisen.
Wij hebben een oogenblik over dit dilemma
zitten piekeren. Zou het werkelijk zoo gek
zijn, indien een door de Koningin bijge
woond concert op normale wijze verliep? Met
het opkomen van den dirigent, kort na de
binnenkomst der koninklijke bezoekers, zoo
dat deze even tijd zouden hebben om zich
te installeeren en zich geestelijk voor te be
reiden op het komende muziekgenot. Aan
zulk een moment van concentratie heeft ie
der behoefte, die wezenlijk van goede muziek
wil genieten. Waarom aan het staatshoofd de
gelegenheid hiertoe onthouden?
Wordt het koningschap door deze en der
gelijke dingen geboden van den afgod
„Protocol" niet noodeloos onmenschelijk
gemaakt?
De vragen, die wij zooeven stelden, hebben
ook beteekenis voor het publiek. Want op
dit gala-concert was er ganschelijk geen aan
dacht voor Wagenear's Ouverture Cyrano de
Bergerac, waarmede de uitvoering werd ge
opend.
Van dezen kant werd, zegt het blad, druk
gespied naar de vorstelijke personen. Voor
al naar den Koning, die zichtbaar nerveus
voor zich uit zat te staren, wat geirriteerd
spelend met de handen en af en toe een
steelschen blik naar het publiek werpend.
En alweder de vraag: is het be
schaafd zoo naar de vorstelijke per
sonen te gluren? Hebben deze men-
„Lach om alles en vergeet het 't Leven
is raar, iedereen weet het". Ja, wij menschen
zijn raar. Als op straat twee mannen aan
hét vechten slaan en elkander trachten toe
te takelen, werpt de politie zich op hen en
sleurt hij hen naar „meneertje", maar als
in de groote Doelezaal in wezen precies het
zelfde gebeurt, zorgt de politie voor de orde,
opdat het rustig kan plaats hebben en dui
zenden ervan genieten
Ook polissen en spaargelden
verbrand.
Gistermorgen omstreeks kwart voor acht
is een felle uitslaande brand uitgebroken
in den kantoorboekhandel „De Nederlan
den'1 bewoond door den heer F. Kwanten
en zoon in de Hoogstraat te Schijndel.
Op genoemd tijdstip ontdekte een fa
brieksarbeider, die op weg was naar zijn
werk, den brand. Hij waarschuwde terstond
de bewoners en de brandweer.
Spoedig stond het pand, waarin ook een
sigarenmagazijn is gevestigd, in lichter
laaie.
De heer Kwanten is tevens agent voor
verschillende verzekeringsmaatschappijen.
Alle polissen, die hij daartoe in zijn bezit
heeft, zijn, evenals een groot bedrag aan
geld van de spaarkas „Neerlandia", een
prooi der vlammen geworden.
De brandweer van Schijndel, die de hulp
van de Bossche brandweer had ingeroepen,
kon tegen de vuurzee niets uitrichten en
moest zich beperken tot het nathouden van
de aangrenzende perceelen.
Toen de brandweer van Den Bosch ar
riveerde, stortte de gevel van het branden
de perceel in.
De chauffeur van den brandweerwagen
kon door een handige manoeuvre voorko
men, dat de wagen onder den neerstorten
den gevel bedolven werd.
De heer Kwanten was slechts laag 'ver
zekerd.
Felle boerderijbrand te Stadska
naal.
In den vorigen nacht is de groote boerde
rij van de weduwe Haayer te Stadskanaal
door onbekende oorzaak totaal afgebrand.
De bewoners, de weduwe Haayer en haar
zoon, die door een voorbijganger gewekt
werden, konden het brandende perceel ter
nauwernood in nachtgewaad verlaten. De
paarden konden tijdig in veiligheid worden
gesteld.
J>e heele inboedel werd een prooi der
vlammen. Een complete machinale dorschin-
richting van de Coöperatieve dorschvereeni-
ging „Zelfhelp" welke op den deel stond,
werd verwoest.
Verzekering dekt de schade.
WOENSDAG 80 NOVEMBER 1938.
Hilversum I, 1875 en 415.5 m.
NCRV-uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds
fonds voor de Scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie.
8.15 Berichten, gramofoonmuziek. (9.309.45
Geluk wenschen)
10.30 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Zang met pianobegeleiding en gramo
foonmuziek.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Orgelspel.
I.30 Gramofoonmuziek.
2.00 Vioolvoordracht met pianobegeleiding ep
gramofoonmuziek.
4.45 Felicitaties.
5.00 Kinderuurtje.
5.45 Gramofoonmuziek.
6.30 Taalles er. causerie over het Binnenaan-
varingsreglement.
7.00 Berichten.
7.45 Causerie over leerbewerking.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Ber.
8.15 Ketting-Avond, m.m.v. sprekers, vocaal
solisten-ensemble, het NCRV-Saloorkest er
solist.
10.00 Berichten ANP, actueel programma.
10.30 Orgelspel.
10.45 Gymnastiekles.
II.00 Het NCRV-Salonorkest.
11.25 Gramofoonmuziek.
11.50—12.00 Schriftlezing.
Hilversum II. 301,5 m.
VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. er
7.80—8.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.16 Berichten).
9.30 Causerie ,,Ohze keuken".
10.00 Morgenwijding.
10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Con.
tinubedrijven.
11.40 Voor werkloozen.
12.00 Gramofoonmuziek.
12.15 Berichten.
12.171.45 VARA-orkest en gramofconmuz.
2.00 Voor de vrouwen.
3.15 Voor de kinderen.
5.30 Orgelspel.
6.00—6.30 De Ramblers.
6.35 Gramofoonmuziek.
6.40 Causerie „Verzekering van m Jdenstanf
en kleine zelfstandigen".
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Vocaal concert.
7.30 Causerie „Vernieuwing van opvoeding er
onderwijs".
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.15 Voor schakers.
8.Ij VARA-orkest.
9.00 Declamatie.
9.20 Vervolg concert.
9.50 Gramofoonmuziek.
10.00 Berichten ANP.
10.05 Solistenconcert.
10.30 Fantasia.
10.50 Het Rotterdamsche Philharmonisch
orkest, de Stem des Volks en solisten (Opn.)
11.2012.00 Gramofoonmuziek.
5L
Een muur van acht voet was een kleinig
heid voor Rogue McCoy. Zijn sterke vingers
zochten en vonden een uitstekende steen,
waaraan zij zich als zuignappen vastklemden,
heesch zijn lichaam langzaam, stijf tegen de
muur op, één arm ging over de rollaag en
daar ging hij er over met een lichten zwaai
van zijn prachtig gespierd lichaam. Hij kwam
terecht in een bed van dorre blaren, waadde
er met een paar groote stappen doorheen en
liep, zonder zich een oogenblik te bedenken
schuin tusschen de boomen door, tot hij op de
oprijlaan terecht kwam, een heel eind voorbij
de portierswoning. Ook toen twijfelde hij geen
moment, naar liep onder de linden door, tot
hij eindelijk het kasteel in het zicht kreeg.
Toen bleef hij staan.
Ditmaal zag hij het kasteel van onder een
anderen hoek. In het maanlicht teekenden
zich de trapgeveltjes en de torentjes-als-
peperbussen duidelijk af tegen den grijzen
heuvelrug daarachter; maar den voorgevel
van het huis kon hij niet zien, enkel maar de
ver uitstekende vestibule, waarin de weer
schijn van het licht, dat in de groote hal
moest branden.
Maar wat deed Rogue McCoy op deze plek.
als hij gekomen was om uit te kijken naar
zijn stroopende vrienden? Dan hoorde hij toch
zeker achterom naar de stallen te zijn ge-
loopen! Doch daar taalde hij niet naar. In
plaats daarvan bleef hij de oprijlaan volgen
en hij verstopte zich nu ook niet meer tus
schen de boomen.
Met de handen in zijn zakken, liep hij
bedaard midden op den weg. net zoo rustig en
op zijn gemak, als ware hij de heer des huizes
geweest, die na een prettige wandeling weer
thuiskomt.
De oprijlaan zwaaide met een groote bocht
om het grintplein voor de vestibule heen en
Rogue liep tot vlakbij die vestibule. Boven
was alles donker, maar beneden waren ver
scheidene vensters met hun neergelaten linnen
gordijnen verlicht en de openslaande deuren
verderop wierpen een heldere lichtbaan over
het grasveld.
Rogue McCoy wandelde langzaam langs het
huis, stapte vreemd genoeg, zonder zich
ergens om te bekommeren in de lichtstreep en
keek het niet afgesloten raam binnen .Een
oogenblik had hjj een onverklaarbaar gevoel,
dat hij Ambrose Tram daar in zijn rooden
leunstoel zou zien zitten aan den anderen
kant van de schrijftafel.
Maar wat het dan ook was, wat hij zag hij
bleef daar zeker wel een minuut staan kijken.
Toen zette tij) zijn voet op den drempel,
draaide de kruk van de deur om en stapte de
kamer binnen.
6.
Sir Jerome Trant vond zijn eigen kantoor
alt(jd de prettigste kamer om in te zitten. Hij
was gewoon er overdag zijn aandacht te be
steden aan de beslommeringen van 't landgoed
die zijn schoondochter hem had overgedragen;
's avonds laat, als alle anderen naar bed
waren, kwam hij er nog een uurtje zitten om
langzaam een laatste glas whiskey te drin
ken, zijn krant nog eens in te kijken en bjj een
pijp wat te zitten mediteeren. Dan slipte hjj
ook dikwijls stil de deuren uit om in het
donker nog wat in het park rond te dwalen.
Het liep nu naar middernacht; hg zat wat
voorover gebogen achter zijn schrijftafel recht
tegenover de openslaande deuren, zijn gesteven
overhemd weerspiegelde in het glimmend ge
wreven hout en bladerde wat In zijn diverse
schen, ook op een gala-concert, niet
aanspraak op een zekere intimiteit?
Het luisteren naar goede muziek,
vooral naar een zoo geladen werk als
Beethoven's Vijfde Symphonie, is
voor een ieder een zaak van persoon
lijke ontroering, waarbij men het
recht heeft niet door anderen te
worden bespied.
Dan het applaus. De kranten hebben daar
voor zoo hun eigen wijze van vermelding.
„Telken male zoo heet het gaven de
vorstelijke personen het sein tot het applaus.
Ja, het moge weinig spontaan zijn, maar
zóó schrijft het nu eenmaal de étiquette voor.
Wij hebben, er vrede mede. Doch, waarom
dan in 's hemelsnaam zoo'n dun applausje,
als men in een volle Concertzaal zelden of
nooit hoort? Blijkbaar, is het deftig om zijn
erkentelijkheid niet al te duidelijk te toonen
Zulk soort uiterlijke deftigheid kan ons
echter gestolen worden. Zij behoort, zoo be
sluit „Verkenner", tot die kilheid des geestes,
die aan wijlen minister Heemskerk eens de
opmerking ontlokte, dat men toch wel „def
tig" kon zijn, zonder dadelijk „soci" te wor
den.
In de Haagsche Post lezen wij:
„Van Klaveren heeft do laatste ronde ge
vochten als een gewond dier, bloedend en
machteloos, slechts geholpen door de aan
moedigende kreten van zijn helpers en het
publiek." „Christoforides' rechter oog is
reeds iets gezwollen en zijn neus is ontveld;
traag druppelt er een straaltje bloed langs".
„Van Klaveren richt zijn aanvallen steeds
tegen de oogwond van zijn tegenstander; in
zijn laatste gevechten heeft hij dat zelf her
haaldelijk aan den lijve moeten ondervin
den". „De duim van zijn tegenstander
komt hard op zijn gezicht terecht en veroor
zaakt een groote scheurwonde onder Van
Klaverens rechteroog". „Christoforides
valt vinnig aan en schuurt telkens" (opzet
telijk) „met zijn handschoenen langs Van
Klaveren's wond". In de 14e ronde wordt
Van Klaveren ook boven het andere oog,
zijn zwakke plek, gewond. De bloeding kan
in de pauze half worden gestelpt". Na af
loop van den strijd „streelt Van Klaveren's
moeder haar zoon langs het gewonde gezicht.
Teer dept ze het bloed uit de wonden." De
dokter, die het „mooie wonden" vindt, moet
twee wonden hechten onder het rechteroog
en twee op de linkerwenkbrauw. Maar Van
Klaveren maakt eenig bezwaar. „Mijn ge
zicht komt vol met ijzer te zitten." Dan wordt
hij verder maar bepleisterd. Wij eindigen
met citeeren. De bokswedstrijd vond plaats
in de groote Doelezaal te Rotterdam, de
plaats waar des Zondags godsdienstoefenin
gen plegen te worden gehouden en door-de-
week allerlei kunst is te genieten. En om
van die ruwe krachtpatserij getuige te zijn,
waren duizenden Rotterdammers bijeengeko
men. Wij leven toch in een wonderlijke we
reld. Een van onze z.g. humoristische week
blaadjes heeft in elk nummer dit motto:
paperassen, van tijd tot tijd even pauseerende,
om hier en daar een stukje over te lezen, als
zijn pijp uitgegaan was, stak hij haar weer
aan, en legde dan de afgebrande lucifer netjes
in een zilveren aschbak naast zich; telkens,
als h(j zooiets gedaan had, nam hij zijn kort-
gesteelde glas met het gouden vocht op en
dronk rustig een klein slokje.
Er werd kort en scherp op de deur in den
hoek achter hem geklopt en vlak daarna ging
die deur open, om kapitein Eudmon Butler
door te laten.
Hij was in avondkleeding, die hem, met het
eenvoudige zwart en wit, bij zijn lengte, zijn
smalle heupen en zijn breede schouders bij
zonder flatteerde. Zijn gelaat vertoonde nog
steeds den gezonden bleeken tint onder het
pikzwarte krullende haar, maar de symmetrie
van zijn trekken werd wreed verstoord door
zijn neus, die leelijk gebroken en zeer slecht
terechtgekomen was .De koen gebogen lijn
was gedeukt en één neusgat eenigszins scheef
komen te staan, en hoewel er niet noemens
waard afbreuk geschied was aan de avontuur
lijke schoonheid van het geheel, was er in
het gelaat een zekere ondergrond van grof
heid te zien gekomen.
„Je bent toch maar een echte werkezel.
Trant," zei hij met zijn aangename, Iersch
aandoende tenorstem
Sir Jerome fronste de wenkbrauwen. „O.
dat heeft niets om het lijf! Drink je een glas
mee?"
„Een kleintje!"
„Schenk het zelf even in, wil je?"
Butler trok met een ruk een van de leeren
clubfauteuils naar de schrijftafel toen en
schonk een bescheiden whiskey in. Hp had
een sterk hoofd, en, als de gelegenheid zich
zoo eens voordeed, stond hij ln elk gezelschap
zij man, maar onmatigheid was niet één
van zijn ondeugden.
„Santjes!" Hij hief zijn glas op en begon
daarna met kleine teugjes te drinken.
Sir Jerome legde zijn pijp neer, leunde
achterover in zijn stoel en keek met zijn
bruine oogen den ander critisch en onder
zoekend aan; zijn met rimpels doorploegd
gezicht scheen een uitdrukking van strenge,
ernstige rust te krijgen, terwijl hij zoo zat te
kijken en toen hij begon te spreken, klonk
zijn stem nuchter en zakelijk.
„Ik dacht dat die zigeunerkerel in Cast-
leinch je wel een beetje langer buiten gevecht
gesteld zou hebben."
„Ik vind het niet erg fijn, om daar over te
beginnen."
„Ik moet zeggen, dat hij je er niet mooier
op gemaakt heeft."
„Nog veel minder fijn, Sir Jerome!"
„Ik heb natuurlijk altijd wel geweten, dat
je niet bepaald een gentleman was," ging de
ander onverstoorbaar kalm voort, „maar nu
staat het duidelijk in je gezicht te lezen."
In Butler's zwarte oogen versprong een
vonk. maar hij gaf slechts een korten lach.
„We kunnen je den mond niet snoeren,
Trant!"
„Daarmee wil je zeggen dat het de eenige
vrfjheid is, die je me laat."
„Zooiets."
„Dan zal ik nu maar ronduit met je
spreken. Ik ben blij dat je vanavond gekomen
bent. Ik zou me geen gelegener moment voor
kunnen stellen. Wat ben je hier vandaag
eigenljjk komen doen?"
„Weet je dat niet meer?" zei de ander, half
spottend.
„Elspeth, en jij ook, hebben me toch immers
geïnviteerd, om een paar dagen fazanten te
komen schieten."
„Of jij hebt jezelf geïnviteerd maar dat
doet er niet toe. Ben je nog steeds van plan,
Elspeth ten huwelijk te vragen?"
„Zeker. Dat moest je nu eindelijk maar eens
begrijpen en wat redelijker worden." Hier
werd zijn stem ernstig. „Zij is de eenige
vrouw, waarmee ik ooit heb wenschen te
trouwen de eenige, waar ik mee zèl
trouwen.
„Heb je je geen apgenblik bang gemaakt,
dat ik zou kunnen vertellen wat voor schurk
je eigenlijk bent dat je de dood van mijn
zoon als dreigement gebruikt, om mij den
mond te snoeren
„Dat zeg je verkeerd," waarschuwde Butler
hem. „Ik gebruik geen dreigementen. Ik wil
alleen, dat je tracht het verleden te vergeten
en al de achterklap, die er mee samenhangt.
Laten we de lei schoonvegen en ik vraag niet
meer dan een frisch begin en een eerlijke
kans." Hij keek den ouden man onderzoekend
aan en glimlachte sarcastisch. „Heb je liever,
dat ik naar Elpeth toe ga en zeg: „Else, ik
weet, dat je Ambrose vermoord hebt. Ik heb
het gezien, en ik weet, dat het een ongelukkig
toeval was en dat je geen misdaad op je
geweten hebt. Luister nu eens naar me! Ik
deel dit geheim met je, laat me ook verder
het leven met je deelen" Wat zou ze dan zeg
gen, wat zou ze dan doen?'
Sir Jerome had geen antwoord klaar, maar
er trok een nog donkerder wolk over zijn
krachtige trekken.
Butler sloeg op de tafel. „Wat drommels,
kerel, zie je dan niet dat ik geen verkeerde
practijken op het oog heb dat ik alleen
maar haar bestwil op het oog heb?"
„Volgens je eigen code dan altijd. En toch
ben ik vast overtuigd, dat het het ergste zou
z(jn, wat haar kon overkomen: dat zij jouw
vrouw werd. Ik ken je soort, Butler. Men
schen van jouw soort veranderen nooit. En
Else is te jong en te goed, om daar achter te
komen, als het te laat is. Mijn zoon heeft haar
verdriet genoeg gedaan, maar goddank, ze is
jong. Zoolang ze hier in huis is, ben ik haar
voogd, haar vader, en als ik er ook maar
eenigszins iets aan doen kan, wil ik niet. dat
haar leven verwoest wordt en ik kèn er
iets aan doen."
„Wat dan," vroeg de ander nieuwsgierig.
„Dat zul je gauw genoeg merken. Want,
zie, ik twijfel al een heelen tijd of je me wel
de waarheid verteld hebt omtrent de manier,
waarop Ambrose gestorven is. Een oogenblik
alsjeblieft!
(Wordt vervolgd.)