i tarzan enpi stad Wij lazen voor 1^RVf?%£GEH jWi©®@IB>liN j Bockhandel in vlammen opgegaan Radioprogramma DOOR edgar ric^ burroughs democratie en jodenvervolging. papieren of een onderwijzer? - Uit de Pers van heden is gluren deftig? Den vuurdood ontkomen FEUILLETON MAURICE WALSH '"t leven is raar". 41. Magra lag wanhopig en hulpeloos op de grond, met gesloten ogen en verwachtte het einde, door een slag van de apen. Opeens hoorde zij de stem van Tarzan, die tegen Un- go sprak. Verwonderd keek ze op en zag den man, dien ze bewonderde, tegenover het beest staan, dat haar gevangen genomen had. Tar zan en de aapkoning liepen nu om elkaar heen, gereed voor de aanval. Het volgende oogenblik waren ze in een dodelijke strijd ge wikkeld. „Tarzan Vlucht!" gilde Magra, „hij zal je doden! Zet je leven niet voor het mijne op het spel, Tarzan, laat mij sterven, jij moet bleven leven!" De koning van de jungle schonk geen aandacht aan het meisje. Zijn hele aandacht was geconcentreerd op zijn te genstander en Ungo's bloeddoorlopen ogen, die hem aankeken. Opeens sprong Tarzan naar voren. Hij greep de vuist van Ungo, draaide hem om en trok de zware aap over zijn schouder. Ungo zwaaide door de lucht en viel zwaar op de grond, doch sprong dadelijk weer overeind. Hij wist, dat hij de eerste slag ver loren had. Met vernieuwde woede, schreeu wend en vreselijk dreigend, viel Ungo nu uit. Uit het Nationale Dagblad (N.S.B.) Toen bij de Justitiebegrooting de kwestie der Duitsche Joden ter sprake was, vroeg de sociaal-democratische fractieleider Albar- da op een gegeven oogenblik aan Rost van Tonningen, die aan het woord was: Is de toestand der Duitsche Joden soms de schuld van de democratie? Rost van Tonningen ant woordde volmondig met „Ja", waarop een hoongelach uit de Kamer opsteeg. Nu lezen wij in de N. R. Ct., het verslag van 'n rede, gehouden door den Rotterdam schen wethouder De Zeeuw, partijgenoot van Albarda, in 'n vergadering der S.D.A.P. al daar. Deze zei volgens genoemd verslag: De vraag beantwoordend, hoe Duitschland zoo geworden is, moest spr. verwijten maken aan de groote democratische landen, die de jonge democratische republiek Duitschland niet de gelegenheid hebben gegeven zich te ontplooien. Het geloof in de democratie is in Duitschland ver moord door de groote democratische staten. Mogen deze staten, wanneer er nu door vervolgden aan hun deu ren wordt geklopt, den klop van hun geweten voelen en mogen zij de ver drukten binnenlaten. Hieruit blijkt dus, zoo schrijft de Mussert krant, dat Rost van Tonningen volkomen ge lijk had niet zijn antwoord en dat de Ka mer dus eigenlijk ook De Zeeuw heeft uit gelachen. In de Nieuwo Rotterdamsche Crt. lezen wij: In een randgemeente van één onzer groo te steden werd onlangs een leerkracht ge vraagd op een bijzondere school. Een een voudig, maar zeer goed en degelijk jong on derwijzer uit het Noorden des lands solli citeerde en had het voorrecht, proefles te mogen komen geven, hl het besef, dat z'n werk als onderwijzer naar z'n beste kunnen af was, stond hij rustig voor de klas en zoo wel hoofd als bestuur der school, waarnaar hij solliciteerde, waren vol lof over wat ze zagen en hoorden. Na afloop der proefles vroeg één der schoolbestuursleden: „Welke acten hebt U". „Hoofdacte, handelskennis en Duitsch". „L. O." „Ja, natuurlijk, wat dacht U". „Dat is jammer, we hebben ook nog sol licitanten met middelbare acten". En dit werd door het schoolbestuurslid gezegd op een toon, waaruit kon worden opgemaakt, dat de kans op benoeming verkeken was. Dit bemerkende sprak de sollicitant: „O. vraagt U papieren? Ik meende dat U een onderwijzer wilde hebben." „Verkenner", medewerker aan het Volk (s.d.a.p.) is naar hij schrijft, droevig ge stemd over het verloop van het Galaconcert, dat dezer dagen in het Amsterdamsche Con certgebouw ter eere van den Koning der Belgen gegeven werd. Hij zegt het een ij del vertoon te hebben gevonden en heeft o.m. de volgende bezwa ren: Het concert is vóór alles een kijk- en gluur- spel. Honderd mannen in de zaal hebben zich in hun ambtsgewaden gestoken. De meesten hunner doet het zichtbaar goed. Zij schrijden rond als opgedofte hanen. En de rest van het publiek vergaapt zich er aan. „Kijk, dat is Slotemakcr daar met die baard Met z'n rug naar hem toe staat meneer Roëll, de commissaris van Noordhol land. Ziet er nog kras uit, hè? Ze zeggen, dat ie alsmaar blijft zitten, omdat hij niet wil, dat De Vlugt zijn opvolger wordt!" „Vader, Mengelberg staat al bij zijn lesse naar te wachten!" „Wou je soms dat de Koningin op Mengel berg wachtte?" De man, die, op een schamperen toon, zijn dochter dit bescheid gaf, was de drager van drie kruisen. Wij hebben een oogenblik over dit dilemma zitten piekeren. Zou het werkelijk zoo gek zijn, indien een door de Koningin bijge woond concert op normale wijze verliep? Met het opkomen van den dirigent, kort na de binnenkomst der koninklijke bezoekers, zoo dat deze even tijd zouden hebben om zich te installeeren en zich geestelijk voor te be reiden op het komende muziekgenot. Aan zulk een moment van concentratie heeft ie der behoefte, die wezenlijk van goede muziek wil genieten. Waarom aan het staatshoofd de gelegenheid hiertoe onthouden? Wordt het koningschap door deze en der gelijke dingen geboden van den afgod „Protocol" niet noodeloos onmenschelijk gemaakt? De vragen, die wij zooeven stelden, hebben ook beteekenis voor het publiek. Want op dit gala-concert was er ganschelijk geen aan dacht voor Wagenear's Ouverture Cyrano de Bergerac, waarmede de uitvoering werd ge opend. Van dezen kant werd, zegt het blad, druk gespied naar de vorstelijke personen. Voor al naar den Koning, die zichtbaar nerveus voor zich uit zat te staren, wat geirriteerd spelend met de handen en af en toe een steelschen blik naar het publiek werpend. En alweder de vraag: is het be schaafd zoo naar de vorstelijke per sonen te gluren? Hebben deze men- „Lach om alles en vergeet het 't Leven is raar, iedereen weet het". Ja, wij menschen zijn raar. Als op straat twee mannen aan hét vechten slaan en elkander trachten toe te takelen, werpt de politie zich op hen en sleurt hij hen naar „meneertje", maar als in de groote Doelezaal in wezen precies het zelfde gebeurt, zorgt de politie voor de orde, opdat het rustig kan plaats hebben en dui zenden ervan genieten Ook polissen en spaargelden verbrand. Gistermorgen omstreeks kwart voor acht is een felle uitslaande brand uitgebroken in den kantoorboekhandel „De Nederlan den'1 bewoond door den heer F. Kwanten en zoon in de Hoogstraat te Schijndel. Op genoemd tijdstip ontdekte een fa brieksarbeider, die op weg was naar zijn werk, den brand. Hij waarschuwde terstond de bewoners en de brandweer. Spoedig stond het pand, waarin ook een sigarenmagazijn is gevestigd, in lichter laaie. De heer Kwanten is tevens agent voor verschillende verzekeringsmaatschappijen. Alle polissen, die hij daartoe in zijn bezit heeft, zijn, evenals een groot bedrag aan geld van de spaarkas „Neerlandia", een prooi der vlammen geworden. De brandweer van Schijndel, die de hulp van de Bossche brandweer had ingeroepen, kon tegen de vuurzee niets uitrichten en moest zich beperken tot het nathouden van de aangrenzende perceelen. Toen de brandweer van Den Bosch ar riveerde, stortte de gevel van het branden de perceel in. De chauffeur van den brandweerwagen kon door een handige manoeuvre voorko men, dat de wagen onder den neerstorten den gevel bedolven werd. De heer Kwanten was slechts laag 'ver zekerd. Felle boerderijbrand te Stadska naal. In den vorigen nacht is de groote boerde rij van de weduwe Haayer te Stadskanaal door onbekende oorzaak totaal afgebrand. De bewoners, de weduwe Haayer en haar zoon, die door een voorbijganger gewekt werden, konden het brandende perceel ter nauwernood in nachtgewaad verlaten. De paarden konden tijdig in veiligheid worden gesteld. J>e heele inboedel werd een prooi der vlammen. Een complete machinale dorschin- richting van de Coöperatieve dorschvereeni- ging „Zelfhelp" welke op den deel stond, werd verwoest. Verzekering dekt de schade. WOENSDAG 80 NOVEMBER 1938. Hilversum I, 1875 en 415.5 m. NCRV-uitzending. 6.307.00 Onderwijsfonds fonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schriftlezing, meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek. (9.309.45 Geluk wenschen) 10.30 Morgendienst. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.15 Zang met pianobegeleiding en gramo foonmuziek. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Orgelspel. I.30 Gramofoonmuziek. 2.00 Vioolvoordracht met pianobegeleiding ep gramofoonmuziek. 4.45 Felicitaties. 5.00 Kinderuurtje. 5.45 Gramofoonmuziek. 6.30 Taalles er. causerie over het Binnenaan- varingsreglement. 7.00 Berichten. 7.45 Causerie over leerbewerking. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Ber. 8.15 Ketting-Avond, m.m.v. sprekers, vocaal solisten-ensemble, het NCRV-Saloorkest er solist. 10.00 Berichten ANP, actueel programma. 10.30 Orgelspel. 10.45 Gymnastiekles. II.00 Het NCRV-Salonorkest. 11.25 Gramofoonmuziek. 11.50—12.00 Schriftlezing. Hilversum II. 301,5 m. VARA-uitzending. 10.0010.20 v.m. er 7.80—8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek (Om 8.16 Berichten). 9.30 Causerie ,,Ohze keuken". 10.00 Morgenwijding. 10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Con. tinubedrijven. 11.40 Voor werkloozen. 12.00 Gramofoonmuziek. 12.15 Berichten. 12.171.45 VARA-orkest en gramofconmuz. 2.00 Voor de vrouwen. 3.15 Voor de kinderen. 5.30 Orgelspel. 6.00—6.30 De Ramblers. 6.35 Gramofoonmuziek. 6.40 Causerie „Verzekering van m Jdenstanf en kleine zelfstandigen". 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Vocaal concert. 7.30 Causerie „Vernieuwing van opvoeding er onderwijs". 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.15 Voor schakers. 8.Ij VARA-orkest. 9.00 Declamatie. 9.20 Vervolg concert. 9.50 Gramofoonmuziek. 10.00 Berichten ANP. 10.05 Solistenconcert. 10.30 Fantasia. 10.50 Het Rotterdamsche Philharmonisch orkest, de Stem des Volks en solisten (Opn.) 11.2012.00 Gramofoonmuziek. 5L Een muur van acht voet was een kleinig heid voor Rogue McCoy. Zijn sterke vingers zochten en vonden een uitstekende steen, waaraan zij zich als zuignappen vastklemden, heesch zijn lichaam langzaam, stijf tegen de muur op, één arm ging over de rollaag en daar ging hij er over met een lichten zwaai van zijn prachtig gespierd lichaam. Hij kwam terecht in een bed van dorre blaren, waadde er met een paar groote stappen doorheen en liep, zonder zich een oogenblik te bedenken schuin tusschen de boomen door, tot hij op de oprijlaan terecht kwam, een heel eind voorbij de portierswoning. Ook toen twijfelde hij geen moment, naar liep onder de linden door, tot hij eindelijk het kasteel in het zicht kreeg. Toen bleef hij staan. Ditmaal zag hij het kasteel van onder een anderen hoek. In het maanlicht teekenden zich de trapgeveltjes en de torentjes-als- peperbussen duidelijk af tegen den grijzen heuvelrug daarachter; maar den voorgevel van het huis kon hij niet zien, enkel maar de ver uitstekende vestibule, waarin de weer schijn van het licht, dat in de groote hal moest branden. Maar wat deed Rogue McCoy op deze plek. als hij gekomen was om uit te kijken naar zijn stroopende vrienden? Dan hoorde hij toch zeker achterom naar de stallen te zijn ge- loopen! Doch daar taalde hij niet naar. In plaats daarvan bleef hij de oprijlaan volgen en hij verstopte zich nu ook niet meer tus schen de boomen. Met de handen in zijn zakken, liep hij bedaard midden op den weg. net zoo rustig en op zijn gemak, als ware hij de heer des huizes geweest, die na een prettige wandeling weer thuiskomt. De oprijlaan zwaaide met een groote bocht om het grintplein voor de vestibule heen en Rogue liep tot vlakbij die vestibule. Boven was alles donker, maar beneden waren ver scheidene vensters met hun neergelaten linnen gordijnen verlicht en de openslaande deuren verderop wierpen een heldere lichtbaan over het grasveld. Rogue McCoy wandelde langzaam langs het huis, stapte vreemd genoeg, zonder zich ergens om te bekommeren in de lichtstreep en keek het niet afgesloten raam binnen .Een oogenblik had hjj een onverklaarbaar gevoel, dat hij Ambrose Tram daar in zijn rooden leunstoel zou zien zitten aan den anderen kant van de schrijftafel. Maar wat het dan ook was, wat hij zag hij bleef daar zeker wel een minuut staan kijken. Toen zette tij) zijn voet op den drempel, draaide de kruk van de deur om en stapte de kamer binnen. 6. Sir Jerome Trant vond zijn eigen kantoor alt(jd de prettigste kamer om in te zitten. Hij was gewoon er overdag zijn aandacht te be steden aan de beslommeringen van 't landgoed die zijn schoondochter hem had overgedragen; 's avonds laat, als alle anderen naar bed waren, kwam hij er nog een uurtje zitten om langzaam een laatste glas whiskey te drin ken, zijn krant nog eens in te kijken en bjj een pijp wat te zitten mediteeren. Dan slipte hjj ook dikwijls stil de deuren uit om in het donker nog wat in het park rond te dwalen. Het liep nu naar middernacht; hg zat wat voorover gebogen achter zijn schrijftafel recht tegenover de openslaande deuren, zijn gesteven overhemd weerspiegelde in het glimmend ge wreven hout en bladerde wat In zijn diverse schen, ook op een gala-concert, niet aanspraak op een zekere intimiteit? Het luisteren naar goede muziek, vooral naar een zoo geladen werk als Beethoven's Vijfde Symphonie, is voor een ieder een zaak van persoon lijke ontroering, waarbij men het recht heeft niet door anderen te worden bespied. Dan het applaus. De kranten hebben daar voor zoo hun eigen wijze van vermelding. „Telken male zoo heet het gaven de vorstelijke personen het sein tot het applaus. Ja, het moge weinig spontaan zijn, maar zóó schrijft het nu eenmaal de étiquette voor. Wij hebben, er vrede mede. Doch, waarom dan in 's hemelsnaam zoo'n dun applausje, als men in een volle Concertzaal zelden of nooit hoort? Blijkbaar, is het deftig om zijn erkentelijkheid niet al te duidelijk te toonen Zulk soort uiterlijke deftigheid kan ons echter gestolen worden. Zij behoort, zoo be sluit „Verkenner", tot die kilheid des geestes, die aan wijlen minister Heemskerk eens de opmerking ontlokte, dat men toch wel „def tig" kon zijn, zonder dadelijk „soci" te wor den. In de Haagsche Post lezen wij: „Van Klaveren heeft do laatste ronde ge vochten als een gewond dier, bloedend en machteloos, slechts geholpen door de aan moedigende kreten van zijn helpers en het publiek." „Christoforides' rechter oog is reeds iets gezwollen en zijn neus is ontveld; traag druppelt er een straaltje bloed langs". „Van Klaveren richt zijn aanvallen steeds tegen de oogwond van zijn tegenstander; in zijn laatste gevechten heeft hij dat zelf her haaldelijk aan den lijve moeten ondervin den". „De duim van zijn tegenstander komt hard op zijn gezicht terecht en veroor zaakt een groote scheurwonde onder Van Klaverens rechteroog". „Christoforides valt vinnig aan en schuurt telkens" (opzet telijk) „met zijn handschoenen langs Van Klaveren's wond". In de 14e ronde wordt Van Klaveren ook boven het andere oog, zijn zwakke plek, gewond. De bloeding kan in de pauze half worden gestelpt". Na af loop van den strijd „streelt Van Klaveren's moeder haar zoon langs het gewonde gezicht. Teer dept ze het bloed uit de wonden." De dokter, die het „mooie wonden" vindt, moet twee wonden hechten onder het rechteroog en twee op de linkerwenkbrauw. Maar Van Klaveren maakt eenig bezwaar. „Mijn ge zicht komt vol met ijzer te zitten." Dan wordt hij verder maar bepleisterd. Wij eindigen met citeeren. De bokswedstrijd vond plaats in de groote Doelezaal te Rotterdam, de plaats waar des Zondags godsdienstoefenin gen plegen te worden gehouden en door-de- week allerlei kunst is te genieten. En om van die ruwe krachtpatserij getuige te zijn, waren duizenden Rotterdammers bijeengeko men. Wij leven toch in een wonderlijke we reld. Een van onze z.g. humoristische week blaadjes heeft in elk nummer dit motto: paperassen, van tijd tot tijd even pauseerende, om hier en daar een stukje over te lezen, als zijn pijp uitgegaan was, stak hij haar weer aan, en legde dan de afgebrande lucifer netjes in een zilveren aschbak naast zich; telkens, als h(j zooiets gedaan had, nam hij zijn kort- gesteelde glas met het gouden vocht op en dronk rustig een klein slokje. Er werd kort en scherp op de deur in den hoek achter hem geklopt en vlak daarna ging die deur open, om kapitein Eudmon Butler door te laten. Hij was in avondkleeding, die hem, met het eenvoudige zwart en wit, bij zijn lengte, zijn smalle heupen en zijn breede schouders bij zonder flatteerde. Zijn gelaat vertoonde nog steeds den gezonden bleeken tint onder het pikzwarte krullende haar, maar de symmetrie van zijn trekken werd wreed verstoord door zijn neus, die leelijk gebroken en zeer slecht terechtgekomen was .De koen gebogen lijn was gedeukt en één neusgat eenigszins scheef komen te staan, en hoewel er niet noemens waard afbreuk geschied was aan de avontuur lijke schoonheid van het geheel, was er in het gelaat een zekere ondergrond van grof heid te zien gekomen. „Je bent toch maar een echte werkezel. Trant," zei hij met zijn aangename, Iersch aandoende tenorstem Sir Jerome fronste de wenkbrauwen. „O. dat heeft niets om het lijf! Drink je een glas mee?" „Een kleintje!" „Schenk het zelf even in, wil je?" Butler trok met een ruk een van de leeren clubfauteuils naar de schrijftafel toen en schonk een bescheiden whiskey in. Hp had een sterk hoofd, en, als de gelegenheid zich zoo eens voordeed, stond hij ln elk gezelschap zij man, maar onmatigheid was niet één van zijn ondeugden. „Santjes!" Hij hief zijn glas op en begon daarna met kleine teugjes te drinken. Sir Jerome legde zijn pijp neer, leunde achterover in zijn stoel en keek met zijn bruine oogen den ander critisch en onder zoekend aan; zijn met rimpels doorploegd gezicht scheen een uitdrukking van strenge, ernstige rust te krijgen, terwijl hij zoo zat te kijken en toen hij begon te spreken, klonk zijn stem nuchter en zakelijk. „Ik dacht dat die zigeunerkerel in Cast- leinch je wel een beetje langer buiten gevecht gesteld zou hebben." „Ik vind het niet erg fijn, om daar over te beginnen." „Ik moet zeggen, dat hij je er niet mooier op gemaakt heeft." „Nog veel minder fijn, Sir Jerome!" „Ik heb natuurlijk altijd wel geweten, dat je niet bepaald een gentleman was," ging de ander onverstoorbaar kalm voort, „maar nu staat het duidelijk in je gezicht te lezen." In Butler's zwarte oogen versprong een vonk. maar hij gaf slechts een korten lach. „We kunnen je den mond niet snoeren, Trant!" „Daarmee wil je zeggen dat het de eenige vrfjheid is, die je me laat." „Zooiets." „Dan zal ik nu maar ronduit met je spreken. Ik ben blij dat je vanavond gekomen bent. Ik zou me geen gelegener moment voor kunnen stellen. Wat ben je hier vandaag eigenljjk komen doen?" „Weet je dat niet meer?" zei de ander, half spottend. „Elspeth, en jij ook, hebben me toch immers geïnviteerd, om een paar dagen fazanten te komen schieten." „Of jij hebt jezelf geïnviteerd maar dat doet er niet toe. Ben je nog steeds van plan, Elspeth ten huwelijk te vragen?" „Zeker. Dat moest je nu eindelijk maar eens begrijpen en wat redelijker worden." Hier werd zijn stem ernstig. „Zij is de eenige vrouw, waarmee ik ooit heb wenschen te trouwen de eenige, waar ik mee zèl trouwen. „Heb je je geen apgenblik bang gemaakt, dat ik zou kunnen vertellen wat voor schurk je eigenlijk bent dat je de dood van mijn zoon als dreigement gebruikt, om mij den mond te snoeren „Dat zeg je verkeerd," waarschuwde Butler hem. „Ik gebruik geen dreigementen. Ik wil alleen, dat je tracht het verleden te vergeten en al de achterklap, die er mee samenhangt. Laten we de lei schoonvegen en ik vraag niet meer dan een frisch begin en een eerlijke kans." Hij keek den ouden man onderzoekend aan en glimlachte sarcastisch. „Heb je liever, dat ik naar Elpeth toe ga en zeg: „Else, ik weet, dat je Ambrose vermoord hebt. Ik heb het gezien, en ik weet, dat het een ongelukkig toeval was en dat je geen misdaad op je geweten hebt. Luister nu eens naar me! Ik deel dit geheim met je, laat me ook verder het leven met je deelen" Wat zou ze dan zeg gen, wat zou ze dan doen?' Sir Jerome had geen antwoord klaar, maar er trok een nog donkerder wolk over zijn krachtige trekken. Butler sloeg op de tafel. „Wat drommels, kerel, zie je dan niet dat ik geen verkeerde practijken op het oog heb dat ik alleen maar haar bestwil op het oog heb?" „Volgens je eigen code dan altijd. En toch ben ik vast overtuigd, dat het het ergste zou z(jn, wat haar kon overkomen: dat zij jouw vrouw werd. Ik ken je soort, Butler. Men schen van jouw soort veranderen nooit. En Else is te jong en te goed, om daar achter te komen, als het te laat is. Mijn zoon heeft haar verdriet genoeg gedaan, maar goddank, ze is jong. Zoolang ze hier in huis is, ben ik haar voogd, haar vader, en als ik er ook maar eenigszins iets aan doen kan, wil ik niet. dat haar leven verwoest wordt en ik kèn er iets aan doen." „Wat dan," vroeg de ander nieuwsgierig. „Dat zul je gauw genoeg merken. Want, zie, ik twijfel al een heelen tijd of je me wel de waarheid verteld hebt omtrent de manier, waarop Ambrose gestorven is. Een oogenblik alsjeblieft! (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 7