Wij lazen voor U
TARZAN
i en pi
IBOE
iï^p
Een gevaarlijke sclrpper
Radioprogramma
- Uit de Pers van heden
Onze hoferuiïvoer naar België
DOOR
I EDGAR RIC-
j BURROUGHS
42.
Als een vreselijke stoomhamer schoot de
krachtige poot van Ungo uit, om Tarzan neer
te vellen. Rondom het vechtende paar zaten
de andere apen van de troep, die hun koning
aanmoedigden. „Dood hem, dood hem!" En
Ungo strekte zijn arm uit om zijn tegenstan
der te verpletteren. Tarzan was echter zo vlug
als het weerlicht, sneller nog als Sheeta, de
panter. Hjj bukte onder de grote, harige ar
men van Ungo door, draaide zich om en greep
de aap om zijn harige, brede nek in de kneep
van zijn elleboog. „Kagoda!" riep hij. Maar
Ungo wilde niets zeggen. Hij kon niet gelo
ven, dat die kleine, haarloze arm hem kwaad
zou doen.' De vechtenden vielen op de grond.
De stalen spieren van Tarzan knelden zich
steviger om de nek. Ungo schreeuwde van de
pijn. Het volgende ogenblik zou zijn nek ge
broken zijn. „Kagoda!" zuchtte hij, „ik onder
werp me!" De aapman sprong op. „Tarzan is
koning," riep hij uit en wachtte, want het is
het privilege van iederen mensaap om hem
zijn titel te bevechten. Als er enkelen tegelijk
opkwamen, zou Tarzan weldra het onderspit
moeten delven.
HART EN HOOFD.
Onder den titel Hart en Hoofd, wijdt het
Handelsblad (lib) een uitgebreide beschou
wing aan het probleem der Joodsche
vluchtelingen.
Zelden., schrijft het blad. zullen men-
schen zoodanig beklemd raken tusschen
hun plicht en hun menschelijk gevoel, als
zij in die in deze tragische materie be
slissingen moeten nemen.
Tegenover de meening van Prof. Bonger,
die in het Volk betoogde voorloopig 10.000
vluchtelingen met of zonder papieren toe te
laten, zegt het Hst).: „De hartverscheurende
tooneelen aan de grens zouden niet ophou
den, nadat de eerste tienduizend vluchte
lingen binden zijn. Integendeel. Zal men
dan daarna wèl weerstand kunnen en wil
len bieden? En zoo niet, waar is dan de
limiet?
Zoo blijft men gevangen tusschen over
wegingen van menschelijkheid'en verstan
delijkheid, tusschen den wensch om hulp
aan verdrukten en verschopten te verleu
nen, en de eischen der blijvende belan
gen van eigen volk. Niets doen gaat niet.
genoeg doen gaat ook niet. Daartusschen
een weg te vinden die zooveel mogelijk
voldoening schenkt, is het uiterst pijnlijke
en moeilijke probleem voor regeering en
volk. Het stemme alle betrokken partijen
tot begrip van elkanders taak en gevoelens.
CENSUUR OP ORANJE.
De Avondpost (chr. lib.) schrijft:
D. N.S.B. gaat zich herhaaldelijk aan
schoone zinnen te buiten over Oranje en
over de trouw aan ons koningschap.
Wat zijn echter al dergelijke exclamaties
waard?
Niets.
Als de Koningin of de Prinses iets doet,
dat niét naar den zin van deze lieden is,
dan worden de vorstelijke personen
eenvoudig genegeerd.
Beeds vroeger heeft de pers der N.S.B.
eens een rede van Hare Majesteit verzwe
gen. Censuur op Oranje.
Toen onlangs Prinses Juliana een bezoek
bracht aan „De Joodsche Invalide", heeft
het dagblad van die partij er in zijn ver
slagen van de Amsterdamsche feesten met
geen enkel woord melding van gemaakt.
Dit bezoek, dat zoo welsprekend getuigde
van het goede hart en de menschelijkheid
en de onpartijdigheid onzer Prinses, was
niet naar den zin der nazi's dus werd het
geschrapt. Censuur op Oranje.
En nu?
Nu heeft de N.S.B.-pers de rede verzwe
gen, die de Koningin in Amsterdam tot
Koning Loopold hield.
Die rede van Hare Majesteit was niet
naar den zin dezer politici; de Koningin
toonde er haar trouw in aan onzen regee-
ringsvorm en aan onze democratische in-
stellingen. Dus: streep door die rede. Zij
werd niet waardig gekeurd in de kuische
kolommen van het Nationaal Dagblad te
prijken. Censuur op Oranje!
Deze lieden hebben den mond (en wat
voor een mond!) vol over liefde voor het
Vorstenhuis.
Zij leeren de fascistische jeugd: „Vreest
God; eert den Koning!'
Jawel.
Vreest God door de Joden te beschimpen,
te achtervolgen en te verbannen, uit pure
christelijke naastenliefde.
En eert den Koning, door Oranje onder
partij-censuur te zetten-
EEN LACHENDE TWEEDE, EN EEN
HUILENDE DERDE!
Het Nat. Dagblad (N.S.B.) is verheugd
over een bericht in de N. Tilburgsche Cou
rant (Kath.-
Wij lezen in het Mussertblad:
Schrijvende over het milliard, dat de Duit-
sche Joden moeten opbrengen het is tus
schen haakjes wel merkwaardig, dat de
meeste op een schoen en een slof over de
Duitsche Oostgrens binnengekomen Joden
zoo enorm vermogend zijn geworden!
merkt de N. Tilburgsche Crt. op:
„De gebecle wereld is er veront
waardigd over. En terecht.
In een Fransch blad wordt eraan
herinnerd, dat indertijd van de
Fransche kloosters ook een milli-»
ard werd afgenomen (tegenwoordig
zouden het er wel tien zijn, na al
de devaluaties).
Dat was minister Gombos, toon
Milleran president der. Republiek
was, en Briand ook in de hooge
politiek. Toen André, minister van
oorlog, elfduizend Fransche officie
ren ontsloeg, omdat zij zelf of hun
vrouw of hun kinderen naar de
kerk gingen.
Npch over dat milliard, ontstolen
REINIGT ALLES
OOK TRAPPEN EN GANGEN
OP ELKE BUS EEN BON V00« GESCHENKEN
aan goede en me nsch lieven de be
stemming, noch over die officieren,
noch over de katholieken in het al
gemeen maakte het wereldgeweten
zich druk.
Dit wereldgeweten werkt name
lijk alleen in bepaalde gevallen.
Het is maar de kunst het in actie
te brengen.
Wij, katholieken, zijn er zeker
niet toe in staat. Wat in ieder geval
bewijst, dat er nog veel te organisee-
ren en te doen is in onze gelederen".
Het Volk is minder gesticht over deze
Katholieke uitlating. Het zegt:
Dit onsmakelijke stukje treft ons om
twee redenen. Allereerst door het feit, dat
de schrijver kennelijk geen oog heeft voor
het groote verschil in de wijze, waarop in
Frankrijk het conflict tusschen kerk en
staat werd opgelost en al hetgeen thans
in Duitsehland aan de Joden wordt mis
dreven. Als dit de geest is in het katho
lieke kamp, dan beginnen wij ook minister
Goselin.g'.s houding te begrijpen.
Maar bovendien is het bijzonder ergerlijk,
dat de schrijver de spontane opwelling van
verontwaardiging, die alom in de wereld
omhoog is gestuwd, toeschrijft aan een ge
organiseerde acti*. Ziehier een wel zeor
bedenkelijk onvermogen om betoon van ze
delijk besef te onderkennen.
Waarlijk, dit had zoo in „Het Nationale
Dagblad" kunnen staan. En „De Maasbode"
neemt het over. Het is verontrustend erg,
oordeelt het Arbeidersorgaan.
ZJIN DE JODEN NU RIJK OF ARM?
In het zelfde nummer, waarin het Natio
nale Dagblad bij bovenaangehaald stukje
uit de N. Tilburgsche Courant schrijft: „Het
is tusschen haakjes wel merkwaardig, dat
de meeste Joden op een schoen en een slof
over de> Duitsche Oostgrens binnengekomen,
zoo enorm vermogend zijn geworden", lezen
wij een en ander over den nood onzer „ei
gen" armen. Het orgaan schrijft over de
files voor de bakkerswinkels, waar oud-
brood is te krijgen en merkt op:
Het is een centenkwestie voor deze armen
uit bet volk en vaak uren wachten zij. We
treffen er vele stille armen aan, eenmaal
gegoede middenstanders, buiten den steun
vallend, die vaak van de zeven dagen der
week er geen zes warm eten naar binnen
krijgen. Een zee van ellende openbaart zich
wanneer men deze uitgestootenen spreekt,
doch hun stemmen worden gesmoord in het
politiek gehuil over de ellende der Joodsche
immigrante^ wier bezit p. gezin R.M. 13.600
bedraagt.
Nog meer klachten tegen den
commandant van de Sch,. 102.
Voor de tweede maal binnen een week
heeft schipper van der Zwan van de Sch.
102 voor den raad voor de Scheepvaart ver
antwoording moeten afleggen van zijn ge
dragingen als gezagvoerder op de „Maar
ten", Sch. 102.
Betrof het onderzoek van den Raad de
vorige week Vrijdag de ramp van het vaar
tuig voor den ingang van de Schevening-
sche haven en beschuldigde de inspecteur-
generaal hem in deze zitting van twee fou
ten, die de stranding met al haar rampza
lige gevolgen in de hand hadden gewerkt,
cisteren behandelde de Raad oen klacht, die
de inspecteur-generaal tegen van der Zwan
had ingediend, en die in verband stond
met het aan den grond loopen van de Sch.
102 nabii Esbjerg op 22 Mei j.1. Terwijl de
logger dien dag het was een Zondag
door het Normandiep nabij het Hormrif
voer, liep schipper van dor Zwan in den
^vroegen morgen alleen wacht.
Om acht uur werd voor anker gegaan
om den motor te verzorgen. Ongeveer een
half uur later ontdekte de bemanning, dat
door het vallen van het water het schip ge
boeid raakte. Eerst omstreeks vier uur 's
middags kwain de logger zonder hulp weer
vrij.
Drie overtredingen.
De inspecteur-generaal had nu tegen den
schipper ter zake van drie overtredingen
een klacht ingediend. In de eerste plaats
had hij dien Zondagmorgen de wacht aan
minder dan twee man overgelaten, in de
tweede plaats had hij van 't ongeval geen
aanteekening gehouden in het journaal en
tenslotte had hij bij binnenkomst te Sche-
veningen de scheepvaartinspectie niet ge
waarschuwd. Do schipper gaf de hem ten
laste gelegde -feiten toe.
De waarnemend inspecteur-gen er aal was
van nieening, dat het voorval is veroorzaakt
door een zorgelooze navigatie.
Deze schipper zoo zeide hij is een
oude bekende van den Raad. Reeds meer
malen is hij berispt of heeft de Raad een
afkeurend oordeel over zijn gedragingen
als schipper uitgesproken. Het is spreker
ter oore gekomen, dat schipper van der
Zwan steeds veel geluk beeft met visschen.
Dit moge waar zijn, doch spreker is van
oordeel, dat hij door zijn zorgeloosheid een
gevaar is voor de opvarenden. Daarom is
een zware straf gewenscht. Later zal de
Raad uitspraak doen.
Contingent vastgesteld.
Wij vernemen van bevoegde zijde dat, de
Belgische regeering voor invoer van boter
tot eind December een globaal contingent
van in totaal 100.000 kg. heft vastgesteld.
Hot aandeel van Nederland bedraagt hierin
27 'A%.
De betreffende hoeveelheid moet uiterlijk
31 December 1938 in België worden inge
voerd.
DONDERDAG 1 DECEMBER 1988.
Hilversum I, 1875 en 415.5 m.
8.00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO.
2.00—12.00 NCRV.
8,009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.)
10.00 Gramofoonmuziek.
10.15 Morgendienst.
10.45 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstige causerie.
12.00 Berichten.
12.15 KRO-orkest. In de pauze's: Gramofoon
muziek.
2.002.55 Handwerkuurtje.
3.00 Voor de vrouw.
3.30 Gramofoonmuziek.
3.45 Bijbellezing.
4.45 Gramofoonmuziek.
5.00 Handenarbeid voor de jeugd.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 Zang, piano en gramofoonmuziek.
(ca. 6.30 Berichten),
6.45 Enkrateia-kwartiertje.
7.00 Berichten.
7.15 Journalistiek weekoverzicht.
7.45 Gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Bericht.
8.15 Arnhemsche orkestvereeniging.
9.00 Causerie „Bestrijding van werkloosheid
door uitbreiding en verbetering van onze
cultuurgrond".
9.30 De Eemlanders.
10.00 Berichten ANP, actueel programma.
10.30 Vervolg concert.
10.45 Gymnastiekles.
11.00 De Vedelaars.
11.25 Gramofoonmuziek.
11.50—12.00 Schriftlezing.
Hilversum n. 301,5 m.
AVRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek. (ca. 8.15 Berichten)
10.00 Morgenwijding.
10.15 Gewijde muziek (gr.pl.),
10.30 Voor de vrouw.
10.35 Gramofoonmuziek.
10.50 Huishoudelijke wenken.
11.20 Orgelconcert.
12.00 AVRO-Amusementsorkest.
(Ca. 12.15 Berichten).
I.30 Omroeporkest.
2.00 Voor de vrouw.
2.30 Omroeporkest.
3.00 Cursussen voor de vrouw.
4.00 Ziekenhalfuur.
4.30 Viool en piano.
5.00 AVRO-Week-Kaleidoscoop.
5.20 Gelukwenschen.
5.30 AVRO-Aeolian-orkest en solist. (Ca. 6.25
Berichten)
6.30 Sportpraatje.
7.00 Voor de kinderen.
7.05 AVRO-Dansorkest en soliste.
7.30 Engelsche les.
8.00 Berichten ANP, Radiojournaal, Medi.
deelingen.
8.20 Omroëporkest en solisten.
9.05 St. Nicolaas-programma.
9.35 Vervolg concert.
10.20 Renova-kwintet.
1100 Berichten ANP. Hierna Veres Lajos-
ensemble.
II.3012.00 Eddy Oliveré.' dansorkest.
FEUILLETON
MAURICE WALSH
5Z
Als er een vrouw in het spel is,
zou ik jouw woord nooit tellen. Ik had ge
hoopt, dat de politie iets anders had kunnen
ontdekken. Daarom heb ik de dingen nog op
hun beloop gelaten. Maar pas sedert een
maand heb ik andere dingen gehoord, die me
doen vreezen, dat het was, zooals je gezegd
hebt. Ik heb nu een maand den tvjd gehad,
om over de dingen na te denken en ik zie
maar één uitweg. Ik weet nu wat ik wii."
„Wat dan?"
„Ik wil met je afrekenen. Hier in deze la
heb ik een document, dat afdoende is." Trant
stak een hand uit, trok langzaam de middelste
la van zijn bureau ópen en wees op een ver
zegelde envelop. „Hierin zit een onderteekende
en verzegelde bekentenis, dat ik mijn zoon
Ambrose gedood heb onder precies dezelfde
omstandigheden, als jij beschreven hebt."
Eudmon Butler totaal verrast, bleef hem
zitten aanstaren, toen maakte de uitdrukking
van verbazing plaats voor een langzaam toe
nemende verachting.
„Een dergelijk document is alleen afdoende
Voor zoover het je zelf betreft,' zei hij.
„Het bewijst Elspeth's onschuld."
„Wees toch niet zoo'n stomme ezel! Wat
kan zij
„Een moment! Je begrijpt niet wat ik
bedoel." Nu werd zijn stem heel effen. „In
den laatsten zin van die bekentenis staat: „Ik
zie geen anderen uitweg, dan dat ik mijzelf
van het leven beroof." Maar voor ik dat doe,
ga jij er aan, Eudmon Butler. Stil blijven zit
ten, alsjeblieft."
Trant's breede, sterke hand lag op het glan
zende blad van de schrijftafel; de loop van de
staalblauwe revolver was geen vier voet van
het witte overhemd van Butler af.
„Je kunt je ook bewegen, ais je dat liever
d^et, maak je mij de zaak alleen maar gemak
kelijker.
„Je bent gek!" zei Eudmon Butler. Maar hij
bewoog zich niet. Hij hield zijn vingertoppen
stijf om de tafelrand geklemd, op de plek
waar hij ze gehouden had, toen hij op het punt
gestaan had een uitval naar voren te doen;
zijn gelaat was nog bleeker dan gewoonlijk;
zijn zwarte oogen waren fel en vol waakzaam
heid op den ander gevestigd, als berekenden
zij de kansen. Butler was niet laf. In het
strakke gezicht voor her.i, mrt de oogen, die
van bruin gloeiend geel geworden waren, las
hij slechts een onverzettelijk besluit, maar
terwijl hij op den rand van het graf stond,
bleef zijn brein koel en werkzaam.
„Je moet de melodramatische situatie maar
aanvaarden, zooals ze is," sprak de effen
stem. „Ik vrees dat er niets anders opzit.
Want je moet niet vergeten, dat ik heel veel
van Elspeth houd ja. je kon wei gelijk
hebben, ik houd waarschijnlijk te veel van
haar. Maar ik wil niet dat haar mooie jonge
leven opgeofferd wordt aan jou of aan mij
ze is lief voor me geweest en voor
Ambrose ook. tot maar dat doet er verder
niet toe. Het mag wel wonderlijk klinken,
maar ik verlang nog heelemaal niet naar den
dood. want ik voel me nog niet oud en den
laatsten tijd heb ik erg kunnen verlangen naar
een stukje grond, dat ik ergens bezit in
Mautopas zon en wind en een wit strand
onder palmen. Een laatste droom voor het
einde. Heb je nog iets te zeggen. Butler?"
„Zeker heb ik dat," zei Eudmon Butler. „Als
je maar eens luisteren wou
Toen klonk er van tusschen de openslaande
deuren een bedaarde stem, die zei
„Laat niemand iemand wat doen!"
7.
De beide mannen keerden zich halverwege
om.
Degene die zoo rustig gesproken had, stond
even binnen de kamer. Een landlooper zonder
hoed, met een ruige jas en een rooden zakdoek
stijf om zijn hals geknoopt. Maar zijn magere,
bottige gezicht met de diepliggende oogen
beheerschten het vertrek.
Sir Jerome Trant had een goed geheugen,
waar het gezichten betrof. Hij kende dien
man. Dat was de zigeuner van Castleinch.
Langzaam trok hij zijn hand terug en de
revolver verdween in de open la; maar h(j
bleef hem omklemmen.
Rogue McCoy begon te spreken tegen den
baron.
„Verspil aan hem geen kogels. Sir Jerome
Trant." zei hij. „Die man is al zoo goed als
dood."
En nu keek hij Butler aan.
„Het spel is uit, Zwarte Hoofdman. Ik geef
je een uur om dit huis te verlaten en vier en
twintig om te maken, dat je het land uit
komt als Sir Jerome Trant je tenminste
gaan laat."
Butler trok zijn voeten naar zich toe.
„Geen enkele beweging!" waarschuwde
Rogue McCoy met diepe stem.
En weer gehoorzaamde Butler.
Rogue bleef op zijn gemak op één voet
staan, de linkerhand losjes In zijn
broekzak, maar de andere voet steunde met
de bal van de teen op den grond en zijn
schouders waren een ietsje voorovergebogen.
Dat was een houding, waaruit hij ieder oogen-
blik in actie kon overgaan Butler wist
maar al te goed in wat voor actie.
„Mooi zoo! vanavond Is er geen vrouw om
„hou op!" te roepen, als je met je handen
aan me komt, ga je eraan. Luister nu!"
Voor het eerst dien avond doofde er een
licht, dat ergens achter Kapitein Butler's
oogen gevlamd had. langzaam uit.
Rogue's maskerstrakke gezicht werd licht
bewogen door een glimlach van tragische ver
bazing. „Nu weet ik, dat er toch een God is,"
zei hij. „Er was iets, dat me vanavond hier
heen dreef en hier vond ik een kamer, waar
in alles voorbereid is. Laten we er nu een eind
aanmaken."
„Wat bedoel je, Stuart?" Butler trachtte
iets intimideerends in zijn stem te leggen.
„Net wat ik zeg. Maak dat je wegkomt. Ik
ben hier geweest den avond, dat Ambrose
omgebracht werd. Jij hebt het gedaan."
Eudmon Butler sprong overeind, waarbij
zijn stoel achteruit schoot en met een bons op
den grond terecht kwam.
„Zoo'n schurk!" riep Jerome Trant.
Maar voordat iemand iets had kunnen doen,
op het moment, dat een golf van gebeuren op
het omtuimelen stond, kwam er onderbreking.
Als een koude wind, kwam Elspeth Trant de
kamer binnenstormen, vlak langs Rogue Mc
Coy, tot ze recht tegenover Eudmon Butler
stond.
„Hebt u Ambrose omgebracht, kapitein
Butler? Waarom?" ze was onnatuurlijk
kalm.
Butler trachtte zichzelf de baas te worden
en keek van haar beurtelings naar Rogue en
naar Jerome Trant.
„Vooruit!" kraste Trant's stem. „Zeg aan
Elspeth, waarom je haar man gedood hebt."
Butler maakte een hopeloos gebaar. „Het
was mijn bedoeling niet. Het was het was
bij ongeluk."
.Hoe kwam het?"
Toen bleef hij alleen nog maar tegen haar
spreken; zijn blik drong in de hare, zijn han
den schetsten welsprekende gebaren: hij riep
al zijn hulptroepen in het vuur. „Ik zweer
het. Elspeth, mijn handen zijn rein. Wat ik
gedaan heb. deed ik voor jou. Laat me spre
ken. Weet je dien avond nog? Je was buiten
op het grasveld en na een poos kwam ik ook
naar buiten. Ik hoorde je met iemand praten
bij het tuinhuis en ik dacht, dat het Ambrose
was." Hier zweeg hij even, keek Rogue
McCoy aan en worstelde zich met inspanning
van al zijn kracht van een ontstellende ge
dachte los. „Nog later hoorde ik hem je
naam roepen, toen zag ik je het huis binnen
gaan door de voordeur. Ik liep een eindje de
oprijlaan op' en toen hoorde ik Ambrose roe-
Pen het was meer een schreeuw dan een
roep, alsof hij een toeval had. Wéér schreeuw
de hij en ik holde naar hem toe om hem te
helpen daarginds bij het schuitenhuis. Daar
lag hij te spartelen op het pad en ik hielp hem
overeind komen. Hij had een soort toeval, hij
was stapelgek. Hij gaf me een slag in het ge
zicht, maar daar trok ik me niets van aan.
Toen maakte h(j een gemeene toespeling op
jou Elspeth en ik wilde hem zijn woor
den laten terugnemen zonder veel kracht
te ge bruiken schudde hem een paar maal
heen en weer —maar voelde hem in mijn han
den verslappen toen slingerde ik hem van
mij af en ik liet hem liggen, waar h(j lag.
Meer is er niet gebeurd, dat zweer ik je. ik
wist heelemaal niet dat hij dood was. tot den
volgenden ochtend, hoe kon ik nu weten, dat
hij zoo weinig waard was?" Hier haalde But
ler diep adem en ging verder, voor iemand
een woord kon zeggen, in een laatste poging
om op den onder hem wegzinkenden bodem
vasten voet te houden, onverschillig voor wie
hem aanhoorde, alle bezwarende omstandig
heden tegen hemzelf vergeten. Hij boog zich
met een gebaar van inbezitneming naar haar
over.
„Begrijp me goed. Elspeth! Het was voor
jou. Ik zou. ik weet niet wat willen doen voor
jou. Begrijp je dat niet? Denk nu eens niet
aan die menschen hier, die nergens begrip van
hebben. Wij tweeën, jij en ik, zijn voor elkaar
geboren. Waarom zouden we hier blijven, op
dit miserabele, hatelijkekleine eiland, waar
we veel te goed voor zijn. Kom met me mee,
dan kunnen we ons eigen leven leven in een
wereld waar plaats voor ons is. Kom mee
nu op dit moment!"
(Wordt vervolgd.)