üloS rw-o-it!
OUDERS
Dat is eerst een hondenleven
't HOEKJE
Aanleg en werk
De ouderavonden
Ergens op de heide komen plotse
ling ruiters te voorschijn, hoeven dreunen
en paarden snuiven in den koelen herfst
wind van den vroegen morgen er. daar
achter breekt plotseling door de boschjes
een ontelbaar aantal koppen heen en wir
war van pooten vertrapt de lage struiken.
Een volgende zee van hondenstaarten, de
honden van de vossenjacht, rood wit ge
vlekt, dravend en zoekend en ergens ach
ter aan jagend met een diepen ernst, die
de omstanders aan het lachen kan maken.
Deze honden werken, zij zijn „in dienst".
Het zijn de honden bestemd voor de ca-
valerieschool van Hannover, en zij wor
den gebruikt voor een sport, die als wei
nig anderen kan bogen op een traditie.
Zoolang ruitereerzucht blijft bestaan zal
deze sport in zwang blijven.
De naam vossenjacht stamt nog uit oude
tijden toen werkelijk op een vos gejaagd
werd, maar tegenwoordig is dit veelal
niet meer het geval.
Welk een ernstig roover de vos is, in
vele landen .valt hij onder de wettelijke
dierenbescherming. Daarom is een tegen
woordige vossenjacht dat nog slechts in
naam. Veeleer beschouwt men het tegen
woordig als een proeve van ruiterkunst,
om de paarden zoowel in draf als in lang-
zamen pas volkomen in bedwang te hou
den. Maar ofschoon het tegenwoordig in
de meeste gevallen slechts achter een
voortgesleepte vossenstaart aangaat, be
proeven ruiters en honden niet minder
een topprestatie te leveren.
De meute dient derhalve tegenwoordig
alleen maar om een sportief element van
dit oude jachtgebruik in stand te houden
en daarom is het ook niet meer noodig,
dat men zoo groot aantal honden houdt
als voor den oorlog. Maar toch kan men
zich geen meute denken, die minder dan
40 tot 50 in getal is. De meeste meutes wor
den onderhouden door militairen in de ka
zernes en moeten dagelijks getraind wor
den. In vele opzichten worden zij behan
deld als hun meesters. Zij moeten leeren
springen en gehoorzamen, zonder te ver
vallen tot een slaafsche gehoorzaamheid;
buiten in het vrije veld moeten zij hun
reukorganen oefenen voor het vangen van
echt wild, waarvoor men dit ras oorspron
kelijk heeft gefokt.
De neuzen zijn krachtig en lang, de
neusgaten opvallend groot, gelijk dat een
speurhond betaamt. Wanneer de neusgaten
wijd geopend zijn, snuift de hond zelfs
de zwakste geuren nog op en men heeft
hem geleerd het spoor te volgen, dat door
dien geur wordt aangegeven. Merkwaar
dig is, dat daarbij de ouderen de jonge
dieren helpen. In de meute heeft men oud
gedienden, die het vak tot in de kleins'e
finesses verstaan. Maar het volgen van
een spoor wordt door den mensch kunst
matig aangewakkerd door het gebruik
van vossenfaecaliën, die men van den die
rentuin betrekt. En dat sleept een ruiter
in een kistje achter zich aan waardoor een
spoor getrokken wordt, alsof een echte vos
daarlangs gekomen was.
Door de trainers wordt de meute eerst
langs omwegen geleid en komt dan als bij
toeval op het spoor van den vos.'De eer
ste honden blijven staan en snuffelen
Op dat oogenblik begint de trainer de
meute aan te vuren. In een oogwenk is
de geheele troep verdwenen uit het gezicht
behalve de jongere dieren, die sidde
rend blijven staan, daar zij nog niet we
ten wat de opzet is. Want ook de meute
hond valt niet als een geboren meester uit
den hemel. Ook aangeboren talenten, die
nog sluimeren, moeten gewekt en ont
wikkeld worden.
Wanneer men een meute houdt, blijkt
dat veel door het toonen van een voorbeeld
is te leeren. Zoo het hindernisspringen.
Men leert dit de dieren door een hinder
nis op te stellen op een nauw pad, waar
langs zij onverbiddelijk moeten gaan, wil
len zij des middags hun voer hebben. Er
bestaat geen mogelijkheid naar links of
rechts uit te wijken. Wie eten wil, moet
over de hindernis heen. De oude dieren
springen gelaten en zeker, de jongeren
ietwat bokkig, de vooruitstrevende exem
plaren rennen begeerig en honge-ig naar
de voedselvoorraad.
De dingen waarvoor zij ln den stal da
gelijks getraind worden, kunnen in het
open veld voor een meute natuurlijk geen
enkele moeilijkheid opleveren. Hekken,
slooten, en muren beteekenen niets voor
hen, wanneer zij den vos maar op het
spoor zijn. De eigen jachtlust is de voor
naamste prikkel, niet zoozeer de zweep.
Reeds de kleine hondenkinderen, door de
deskundigen „pups" genoemd leeren
vroegtijdig begrijpen, dat de zweep er niet
is om hen te bedreigen of pijn te doen,
maar meer bedoeld is om er mee te knal
len als signaal. Met het helle zweepgeluid
onderstreepen zij als het ware de gegeven
commando's, dat de honden moeten luis
teren, terwijl hun trainer of verzorger
spreekt. Wanneer een hond zich geduren
de dien tijd op de een of andere wijze af
wezig toont, knalt terstond de zweep door
de lucht. Daarmede worden zij geroepen
om geborsteld en gevoederd te worden,
op op het knallen moeten zij .aantreden".
Bij deze laatste gelegenheid zitten de hon
den keurig op een rij: in het gelid. Er
wordt een naam afgeroepen en de bedoel
de hond komt terstond te voorschijn. Van
gedrang is geen sprake. Elke hond beseft,
dat hij in geen enkel opzicht meer rechten
heeft dan zijn soortgenoot links of rechts.
Voor allen komt wel het oogenblik van
den dag, waarop de verzorger hem komt
streelen, hem prijst of een lekker beetje
uit den zak gehaald wordt. Dat is geen
stom gedril, maar een soort opvoeding,
waarbij gelet wordt op het aankweeken
van de intelligentie bij de honden. Niet
alle dieren zijn gelijk. De bewakers zou
den daarvan veel kunnen vertellen. Daar
om moet elk dier afzonderlijk worden
opgevoed. De eerste voert de bevelen wil
lig uit, een tweede is stugger, zijn kop
staat scheef en op het voorhoofd teeke
nen zich diepe plooien af. Maar tenslotte
doen alle dieren wat van hen gevraagd
■wordt, omdat zij allen in stilte hopen, dat
hun goede wil beloond zal worden.
Het hoogtepunt van den dag is de oefe-
ningsrit en het hoogtepunt van het jaar
de herfst, de tijd van de jacht in het hoo-
de, uniform, koude morgens, nevels, het
plotseling doorbreken van de zon, druppe
lend de takken, slooten, hekken, muren,
die genomen worden, kloppende harten en
polsen van de ruiters, donderende paar
denhoeven vliegende manen en staar
ten en ver vooraan het geblaf van honden,
het hooge en lage „hau hau hau!"
De meute is op jacht achter den denk-
beeldigen vos. De jachtlust is ontwaakt,
het jachtinstinct drijft hen voort, met de
neuzen laag bij den grond, om het spoor
niet bijster te worden; want dat is nu een
maal iets onvermijdelijks. Op moerassige
gronden is dat omdat het spoor hier let
terlijk weggezogen is, misschien waait ook
een krachtige wind waardoor het spoor
weggevaagd wordt. Dan buigen de hon
den de koppen nog dichter naar de aarde,
zij springen links en rechts totdat zij ein
delijk weer een duidelijk spoor te pakken
hebben. Dan gaat het opnieuw in vollen
galop dwars door struiken en over de ein-
delooze heidevlakten. De tong hangt ver
uit de bek, de ooren liggen plat op den
kop, de staarten roeien als het ware door
de lucht, in de oogen kan men een koorts
achtige gloed waarnemen. Totdat plotse
ling het signaal weerklinkt: „De jacht is
afgeloopen". Dan staat de troep stil als
één man. Het gezegde „Dat is een honden
leven!" kan men moeilijk toepassen op de
honden, die deel uitmaken van een meute
voor de vossenjacht.
De wereld van den hond.
De hond leeft in een wereld van geuren!
Menschen bemerken deze geuren nauwe
lijks, wanneer zij niet sterk zijn en een
uitgesproken aangenaam of onaangenaam
karakter hebben. Maar voor de hond zijn
deze geuren juist alles. Men kan dat sa
menstel van geuren, waarin hij bij voort
during verkeert zijn inlichtingenbureau
noemen. Daar wint hij zijn informaties in
over de gebeurtenissen en toestanden uit
de omgeving. Hij gebruikt zijn neus zooals
wij onze oogen. Proeven hebben uitgewe
zen, dat de hondenwereld vol objecten is,
die een specialen geur hebben, waardoor
hij die objecten kent en herkent.
Tot nu toe heeft bijna uitsluitend de Eu-
ropeesche wetenschap zich beziggehouden
met het onderzoeken van den reukzin der
honden. Zoo vertelt bijvoorbeeld een Ne-
derlandsch geleerde, dat bij den hond het
reukorgaan dermate ontwikkeld is, dat hij
in staat is de aanwezigheid van mierenzuur
nog bij een verdunning van één deel zuur
op drie millioen deelen water te ontdek
ken! Ook proefnemingen met andere zu
ren, eveneens in zoo sterk verdunde op-
sing dat de menschen niet konden rui
ken, hebben uitgewezen, dat de hond
merkbare reacties vertoonde, waaruit men
slechts kan afleiden, dat hij het zuur rook.
Ook muskus, het bekende uit de klie
ren van een bepaalde hertensoort gewon
nen parfum, heeft men bij deze proeven
gebruikt. Hondenneuzen zijn daarbij zoo
fijn gebleken, dat zij natuurlijke- van syn
thetische muskus onderscheiden. Natuur
lijke muskus had de voorkeur en toch be
staat voor den menschelijken reukzin niet
het geringste verschil tusschen het kunst
product en de natuurlijke muskus.
In Duitschland heeft men interessante
experimenten verricht met een jongen
herdershond. Hierbij ging het om de vraag
of een hond onder alle omstandigheden in
staat zou zijn voorwerpen te herkennen en
te apporteeren, die zijn meester in de hand
had gehad. Bij de proeven gebruikte men
kleine stukjes-dennehout.
De baas raakte het aan en daarna werd
het stukje hout met een tang gelegd tus
schen een twintigtal andere. De stukken
waren voor het oog geheel aan elkaar
gelijk, maar bij herhaling pikte de hond,
die eerst aan de hand van zijn baas gero
ken had het bepaalde stukje hout uit de
massa. Het bleek voldoende het hout ge
durende twee seconden aan te raken, dan
was reeds voldoende geur aan het hout
gegeven. Het was ech.er noodzakelijk, dat
de baas het in de hand nam. Raakte hij
het slechts met de vingers aan, dan moest
de aanraking tenminste twee minuten du
ren. In dat geval had de hond genoeg ge
gevens om het stuk te vinden.
Deze eenvoudige proeven bewijzen, hoe
verbazingwekkend de reukzin van den
hond ontwikkeld is. Het gezichtsvermogen
van den hond laat echter dikwijls veel te
wenschen over. En het helpt niet, of men
de voorwerpen al dicht bij zijn oogen
houdt, want de hond is verziend en kan
derhalve voorwerpen, die vlak bij hem lig
gen minder goed onderscheiden dan op
grooteren afstand. En dat is begrijpelijk,
De hondenoogen zijn erop ingesteld een
verre jachtbuit, die op de vlucht slaat, te
herkennen en te achterhalen. In het alge
meen komt het gezicht van den hond daar
op neer, dat hij even slecht ziet als de
mensch bij schemerlicht. Daarom bemerkt
hy ook vlug bewegende voorwerpen, die
immers ook door menschen in het sche
merdonker van een kamer eerder opge
merkt worden. En op grond daarvan is
ook bij de hondendressuur een beweging,
die het bevel onderstreept, van groot be
lang. De meeste hondenbezitters weten
dat niet en verwijten hun lievelingen
daarom dikwijls, dat zij dom zijn. Maar het
tegendeel is waar. De hond heeft de voor
werpen niet gezien, een enkele handbewe
ging was echter voldoende om hem aan
het bevel te doen gehoorzamen.
Merkwaardige hondentrouw
Enkele jaren geleden deed zich in de
omgeving van Bodegraven een merkwaar
dig geval van hondentrouw voor. Toen
j een aldaar wonende landbouwer des mor-
j gens de deur van zijn woning opende,
vond hij daar een kettinghond, die hij elf
jaar tevoren verkocht had aan een Leid-
schen melkventer. Gedurende die jaren
had het dier trouw zijn plicht gedaan,
maar toen de hond te oud werd, had de
venter hem de vrijheid teruggeven. Blijk
baar was het hem bij zijn vorigen baas
beter bevallen, want het dier heeft er den
25 k.m. langen weg van Leiden naar Bo
dengraven voor over gehad.
Een jaar of tien geleden werd men hoofd
zakelijk getaxeerd naar de hoeveelheid werk,
die men vermocht te doen. Alles was inge
steld op productie.
Heden ten dage is dit gelukkig anders.
Hoewel door de directies van fabrieken,
magazijnen en andere handelsinstellingen
nog veel waarde aan productie gehecht
wordt, hebben zij begrepen dat het werk
vermogen van een mensch ten nauwste ver
band houdt met zijn gezondheidstoestand,
geluk en algemeene omstandigheden. Nu
men een meer psychologische kijk op het
leven krijgt, trachten de werkgevers hun
personeel in deze opzichten met tact en
kieschheid tegemoet te komen. Een andere
belangrijke factor is de geschiktheid voor het
werk, dat men te verrichten heeft. Het
komt dikwijls voor, dat menschen ten on
rechte den indruk maken van slap en on
verschillig te zijn en geen belang in hun
werk te stellen, eenvoudig doordat ze eer.
taak hebben, waarvoor hun persoonlijke
aanleg hen ongeschikt maakt. Hier is een
uitstekende gelegenheid om aan te toonen
hoe in de praqtijd gebrachte psychologie
zoowel werknemer als werkgever aanmer
kelijk kan helpen.
Ten onrechte is nog veelal het idee ver
spreid, dat de psychologie eigenlijk uitslui
tend ten bate van abnormalen i practijk
gebracht kan worden. Om in te zien voor
welk soort van werk iemand in alle opzich
ten het meest geschikt L, is er noodig:
le. een grondig medisch onderzoek.
2. een geestelijk onderzoek waaraan
psychologische proeven verbonden zijn.
3. een aandachtig waarnemen van de(n)
betrokken persoon tijdens zijn (haar) werk.
Mislukkingen zijn dikwijls te wijten aan
een onevenwichtig gedachtenleven, werk
waarvoor de persoon in kwestie uiteraard
ongeschikt is af aan een andere organische
afwijking.
Zoo werd ons b.v. door de directie van
een groot magazijn het geval voorgelegd
van een jong meisje van 24 jaar. Zij deed
haar werk als verkoopster moe en onver
schillig, klaagde herhaaldelijk over moeheid
In den ioop der jaren heb ik heel wat
ouderavonden bijgwoond. Eerstens al als
onderwijzer en daarna als hoofd der school,
maar daarnaast ook als spreker. Ik had het
genoegen op een groot aantal ouderavonden
een of ander onderwerp uit de practische
opvoedkunde voor ouders te behandelen. De
ervaring leerde mij, dat de ouderavonden,
wanneer zij rekening houden met het doel,
een belangrijk middel zijn in de ontwikke
ling van den band tusschen school en huis,
doch wanneer zij het doel voorbij schieten,
beter achterwege kunnen blijven.
Het is helaas een dwaze opvatting van
vele commissies om een oude r-avond uit
te breiden tot een avond, waar iedereen
welkom is. Ik heb het meermalen meege
maakt, dat op zoo'n ouderavond opgescho
ten jongens en meisjes achter in de zaal
zaten en allerlei minder prettige en minder
verantwoordelijke opmerkingen maakten
jegens schoolpersoneel, ouders of spreker.
Kijk, zoo'n ouderavond heeft met den waren
ouderavond niets gemeen. De inrichters van
een dergelgken avond n.ogen dan denken,
dat zij op deze wijze propaganda maken
voor de school, in feite maken zij zich
schuldig aan overtreding van het betreffen-,
de wetsartikel, dat toch duidelijk spreekt
over ouders en verzorgers van schoolgaan
de kinderen. Men zal zeggen, dat deze avon
den, zooals hier beschreven, weinig voor
komen. Doch dan vergist men zich! Men
lette dan maar eens op de uitvoerige ver
slagen dezer „ouderavonden" en op het pu
bliek, dat naar deze bijeenkomsten stroomt.
Ik spreek hier werkelijk over feiten, die ik
persoonlijk constateerde, niet eenmaal,
maar herhaalde malen. Een ander euvel is
het volgende. Een ouderavond moet op een
of andere wijze aanlokkelijk gemaakt wor
den. Laat ik tusschen haakjes opmerken,
dat ik dit e i g e n 1 ij k toch bedroevend
vind. Wanneer de ouders dan zoo weinig
voor de belangen hunner ouders oelen me
dunkt, laat ons dan de ouderavonden maar
achterwege laten. Enfin, vele inrichters van
ouderavonden meenen, dat als eerste eisch
aan het programma gesteld moet worden:
Hoe houden we de menschen p.ettig bezig'
En dan komt het: Koffie, koek, sigaren
tooneel, zang, spelletjes, tombola, filmi
en slapeloosheid. Het medisch onderzoek
had geen positief resultaat opgeleverd.
Het psychologisch onderzoek ees uit,
dat zij vriendelijk en gewillig was, maar
wat traag van begrip. Verder bleek, dat zij
•raag haar werk goed wilde doen, maar
heimwee had en zich terneergeslagen ge
voelde Zij had grooten angst om ontslagen
te worden, was te verlegen om een goed
verkoopster te zijn en te teruggetrokken
om vriendschap te sluiten. Dit laatste
maakte dat zij zich dikwijls erg eenzaam
gevoelde.
Het advies was:
Ontsla haar in geen geval. Plaats haar
eens in een andere afdeeling onder een af-
deelingshoofd, dat een beetje op haar kan
letten en haar wat tegemoetkomendheid en
vriendelijkheid betoont."
Het resultaat was verrassend. Toen het
meisje voelde, dat men op een welwillende
manier belang in haar stelde, trad er al
spoedig een algeheele verandering in haar.
Zij werd minder verlegen en gedrukt en
haar huilbuien en slapeloosheid verdwenen.
Haar zelfvertrouwen nam toe, en daardoor
verbeterde zij aanmerkelijk als verkoop
kracht. Hierdoor beschouwden haar colle
ga's haar langzamerhand niet meer als:
„die suffert, die niets kan!" Zij vroegen
haar meermalen mee -m te gaan koffie
drinken, maakten afspraken voor de Zon
dagen.
Een maand nadat de directie raad ge
vraagd had, hoorden wjj dat zj nu over de
jonge verkoopster zeer tevreden waren. Zij
was altijd willig. Niet vlug van begrip,
maar als iets eenmaal tot haar doorgedron
gen was onthield zij het voor altijd. En
tegenover het nadeel van haar langzaam
heid stond een groot voordeel: buitenge
wone nauwkeurigheid.
Zulke gevallen zijn ±r bij honderden. En
door psychologisch overzien van haar
geval werd hier voorkomen, dat zij werd
ontslagen, wat voor haar waarschijnlijk vér
strekkende gevolgen zou hebben gehad.
Zonder psychologisch inzich zou zij ten
onrechte zijn ingedeeld bij de categorie die
beschouwd wordt als: „nergens goed voor".
Ér zijn geen menschen. die nergens goed
voor zijn! De natuur s zoo ingencht, dat
er voor ieder wel eenig noodig werk is dat
hij zonder overmatige inspanning behoorlijk
kan leeren verrichten. Wanneer degenen,
die het werk verdeelen maar begrijpend en
menschelijk willen optreden en wanneer ze
met een ondergeschikte heelemaal geen raad
weten, deskundige raad vragen.
Een ander geval betrei een jong kassier
van een magazijn, die door zijn veelvuldige
vergissingen de zaak aanzienlijk benadeelde.
Een psycho-technisch onderzoek wees uit,
dat de jongeman pienter genoeg was, maar
juist nauwkeurigheid was zijn zwakke punt.
Het bleek duidelijk, dat hij voor kassier ten
eenenmale ongeschikt was. Het opvolgen
van den raad, hem als verkoopster aan te
stellen, leverde gunstige resultaten op. Voor
magazijnen, die groot personeel hebben, zijn
dergelijke schikkingen niet zoo moeilijk en
gewoonlijk zijn wergever en werknemer er
mede gebaat. De natuur is evenwichtig en
waar iemand zijn weri opvallend veel slech
ter doet dan een ander, kan het bijna niet
anders of er moet werk zijn, dat hij bedui
dend beter zal doen dan het in doorsnee
gedaan wordt!
Dr. JOS DE COCK.
lichtbeelden, goochelaar, poppenkast, enz.
enz.
Nu ben ik niet tegen deze dingen, maar
ik acht het noodzakelijk een waarschuwend
woord te laten klinken tegen de overdreven
wijze, waarop velen een ouderavondpro
gramma met „lolletjes, oogen-verblinderij,
enz." overladen. Een programma is pas
mooi als er meer dan twintig punten op
staan. Ik zag programma's van ouderavon
den, waarop in de dertig punten voorkwa
men. Dat was me eerst een ouderavond!
Bij nalezing bleek, dat bijv. het opzeggen
van een gedichtje door een kind als een
programmapunt gold. Als men twintig kin
deren een gedichtje laat zeggen, heeft dus
al een twintig programmapunten. Men
schen, menschen, wat een onzin en naieve
verlakkerij
Hoe kan men het toch in zijn hoofd halen?
„De ouders willen het", hoorde ik een
schoolhoofd zeggen.
Welnu, a 1 s dit waar is, ik betwijfel het
evenwel, dan zou ik deze dwaze grillen van
s o m m i ge ouders niet voeden. Ik zou me
als ontwikkeld mensch schamen met een der
gelijk tendentieus programma voor het voet
licht te treden. Neen, da zou ik de ouders,
indien dit tenminste noodzakelijk mocht zijn,
wijzen op een kinderachtigheid, welke in zulke
handelwijzen verscholen ligt. Een ouder
avond blijve een ouderavond, maar bovenal:
e e r 1 ij k en zonder parade-vertoon. Als
mensch tegenover mensch moeten wij vooral
t.a.v. de opvoeding e e rl ij k zijn en eerlijk
voor de ware toestanden in de school uit
komen. Geen paradetentoonstelling van
handwerken, waaraan de leerkrachten bijna
alles en de leerlingen bijna niets gedaan
hebben. Geen teekeningen tentoonstelling,
welke teekeningen geeft, die na eindelooze
oefeningen en verbeteringen een „lust" voor
de oog geworden zijn, maar die... en dit is
heel erg, niet van het kind, van de kin
deren zijn, maar hoogstens var. enkele zeer
goede teekenaar9 onder de leerlingen of
van de leerkrachten. Voor dergelijke dingen
kan men waarachtig nie' anders dan het
woord „misselijk" bezigen. Het is een on
waardig gedoe!
BIJ hef dagelljkiehe appel tR elke hond rol verwachting op zijn eigen plaats te
kij'..en met gespannen aandacht naar den trainer, om bij het eerste woord onmid
dellijk op te springen.
Nakomelingschap in den hondenstal.
VOOR DE