imzikM VACANTIE-HERINNERINGEN EtM ©I i Reiie jong£ni en meiljel! Oplossing raadsel vorige week Nieuwe Raadsels De afwas Het onzichtbare schrift Nee, dat was geen leuke Sinterklaaspuzzle, die van de vorige week. Goeiemorgen, ik heb welgeteld v ij f goede oplossingen op m'n bureau liggen en daarbij zijn dan nog m'n twee Vlissingse vriendjes, Jan en Piet Strous. Gelukkig, dat jullie de vorige week zo'n massa fijne dingen hebben gehad en dat je daardoor de ergernis en teleurstel ling over dit raadsel spoedig kon vergeten. Anders... was het kinderhoekje te klein geweest voor alle klachten. Wij hebben thuis een fijn Sinterklaas feest gehad. Tot half negen is ons viertal opgebleven en zijn we aan het uitpakken geweest. Een hele massa leuke verrassin gen. M'n oudste was het meest blij met een paar houten stelten en een schooltas en Ita met een naaimachinetje en Jaap was ver rukt over een schoolétui en kleine Frans was uren zoet met een wagentje met ke gels. En toen hebben ze alle vier Donder dag nog het mooiste cadeau ontvangen: een nieuw broertje. Jaap wilde weten hoeveel jaar het was en Fransje was niet van zijn wiegje vandaan te halen. Ze zijn er alle vier heel erg blij mee, dat begrijp je en het eerste waar ze naar kijken, als ze uit school komen, dat is naar het kleine peu- tertje, met z'n bolle wangetjes in z'n roze wieg. Ja, ja, dat was me een gebeurtenis. Tk zal volgende week nog wel eens wat van dat nieuwe broertje vertellen. Hij heeft een prachtige naam, die Fransje wel honderd maal op een dag zegt: Ebbo Reinoud. En nu moet ik me haasten om jtSlie brief jes te beantwoorden, want die kleine hum mel heeft ook mijn werk een beetje in de war gestuurd. Het boek is van de week gewonnen door: i Rika van Os Herrny Blokker. Het is jammer, dat Sinterklaas weer vertrokken is, Henny, want nu staan je schoenen 's morgens weer leeg bij je bed, inplaats van vol bij de schoorsteen. Gretha Blokker. Het paard van Sinter- Klaas heeft op jullie dak z'n poot ook niet gebroken, Gretha. Wat een massa leuke din gen heb je in je schoen gehad. Henk Ruiter. Is je wens in vervulling gegaan en heb je iets van Sinterklaas gehad Henk, of is je vrees bewaarheid en is hij, met z'n zwarten knecht voorbij gereden? En waarom dan?... Bep Wulffelé. Nee, ik heb m'n schoen maar niet gezet, Bep, want ik vrees, dat alles er toch naast gevallen zou zijn, wat er uit de schoorsteen kwam vallen. Alleen kleine schoentjes hebben magnetische kracht voor lekkers, behalve dan die schoen van je vader, waar gember in viel. Coen Coster. Een mager briefje, Coen en dat wel in de tijd, dat je dik wordt van alle snoep. Volgende week een paar regeltjes meer, hoor. Anders zet ik alleen een punt achter je naam. Marie Snoek. Wanneer krijg je Kerst- vacantie, Marie. 't Ziet er buiten heus naar uit, dat het een kerstvacantie wordt, zonder sneeuw en zonder ijs, maar een waarop je ■iedere dag buitën kan spelen. En dat is ook wat waard. Antoon Vos. Vind je het weer zo slecht Antoon. Het is waar, je kan op het land niet voetballen, want dan kom je thuis met mod der in je haar, maar op straat is het toch lekker. Niet te koud en die storm, die mag je wel eens door elkaar schudden, dat kan geen kwaad. Gerard Molenaar. Hoe lang ben jij dan wel ziek geweest, Gerard, dat het voor je ziekte tot 's avonds laat licht was Of be doelde je dat toen de maan scheen, net als van de week. Het leek wel daglicht. Frits Raadsheer. Ja, jij hebt de leef tijd voor een schuilnaam bereikt, Frits, je mag hem dus volgende week gebruiken. Denk er alleen om, dat je ook altijd je eigen naam en adres op je briefje zet, want taar ten en boeken worden niet gegeven aan (o nee, laat ik die leuke schuilnaam niet ver klappen) maar alleen aan jongens en meis jes van vlees en bloed. Thjjs Kater, Julianadorp. Hoe was de opvoering van jullie toneelstukje, Thijs? Heb jij je goed gehouden, moest je niet lachen en was je zoo rolvast, dat het „precies echt" was? Jo Verschoor. Dat is leuk, Jo, jij schrijft over die nieuwe kotter van je oom, de HD 37, nu ik ben er van de week (Maandag) ook op geweest en heb hem ook gezien. Wat een gezellig verblijf voor de bemanning, hè. Ik zou ook best eens een reis mee willen maken, maar dan met mooi weer en een zee als een spiegel. George Veer. Jij bent een detective, George, dat je zo direct ontdekt hebt wie m'n oudste jongen is en wie ik ben. Je mag nooit meer raden, je kan het veel te goed. 't Is goed, dat het alleen maar „een spel" is met die vloeien, die je van Sinterklaas gekregen hebt. Stel je voor, dat het eens echt was. Brrrrr... Tiny Kreuger. Eigenlijk had ik dat wel willen doen, Tiny, met m'n kinderen op het Sint Nicolaasfeest op Huisduinen komen, maar in de eerste plaats ben ik geen Huis- duiner, al woon ik er dicht bij en in de tweede plaats is het een hele toer om met vier van die peuters op een fiets de tocht te maken. Ik kan er toch moeilijk een op m'n schouders zetten of aan m'n rug vast binden, zooals de Eskimo-vrouwen. Marietje Weeda. De laatste was je vorige week niet, Marietje, en toch krijg je vandaag bijna het laatste antwoord en dat komt alleen omdat je briefje een beetje naar onder gesukkeld is. Maar het kleinste brief je krijg je niet, zooals je ziet. Piet Goebert. Zeg, zeg, brom jij ook niet eens, Piet, dat doen we toch allemaal wel eens. Natuurlijk is het niet goed en je moet nooit een koffiepot worden, diie altijd pruttelt, maar dat je niet altijd loopt te lachen, dat is te begrijpen. Hoe heet die meester? Teuntje Kloosterman". Eigenlijk moet ik je vandaag geen briefje schrijven, maar omdat ik nog vroeg ben en jij de enige was, die me geschreven hebt, zal ik je briefje nog maar beantwoorden. Het was zo groot en dan nog wel .over die kleine Cor, die je zo hard aan je haren kan trekken, of het er op lijkt dat hij z'n zusje een kaal hoofd wil bezorgen. Ik zou maar uit z'n handjes van daan blijven. Jongens en meisjes, ik ben er door. Vol gende week dus weer allemaal naar de pen gegrepen. Jongens en meisjes, die het Sint Nicolaas- verhaal gekleurd hebben, kunnen dat inzen den vóór Dinsdag a.s. aan de redactie. Goede oplossingen ontvangen vant George Veer; Antoon Vos; Rika von Os, Jan en Piet Strous. Horizontaal. 1. koe, 3. hen, 8. gij, 9. tol, 11. do, 12. kaper, 14. sik, 15. den, 16. nevel, 19. a.r., 20. lor, 21. zij, hij, gij, 24. mijn. 25. het. Verticaal. 2. os, 4. ei, 5. ego, 6. pop, 7. sol, 9. takel, 10. leder, 12. kin, 13. rel, 15a. kar, 17. vod, 22. zij, hij, gij, 23. de. 1. In de lente verkwik ik U. In de zomer verkoel ik U. In de herfst voed ik U. In de winter verwarm ik U. 2. Wat is de middelste letter van het abc? Het was erg warm die week. Natuurlijk is het veel prettiger om mooi weer te heb ben in «ie vacantie en als je in een kamp bent kan je al helemaal geen regen gebrui ken, maar zo érg warm is ook niet prettig. De jongens stonden allemaal vroeg op, dan was het nog het beste uit te houden. Ze ontbeten met zijn allen, ruimden de lange tafels af en maakten de tenten in orde. Als ze daarmee klaar waren, was het al zó warm geworden, dat ze eigenlijk niet goed wisten, wat ze moesten doen. Het was over al even mooi in de omgeving en je kon prachtige wandelingen maken, maar eigen lijk was het te "warm om te wandelen. Ze werden allemaal na een half uur al moe en voelden zich slaperig worden, omdat het weer zo loom was. De leiders beraadslaag den iedere dag, wat ze toch met de jongens zouden doen. Ze zwommen elke dag in het meertje in de buurt en dat vonden ze al lemaal heerlijk. Heelemaal verfrist gingen ze dan weer terug naar het kamp. Tegen die tijd brandde de zon ook niet meer zo erg en dan deden ze verder alle prettige dingen, die je in elk kamp doet. Ze speel den op het grote sportveld, hielden voet balwedstrijden en nog veel meer. Zo vloog elke dag toch nog om en ze vonden het ondanks de hitte allemaal even prettig in het kamp. Tegen etenstijd gingen de jongens, die voor de tafel moesten zohgen, vast naar de tenten, want alles moest klaar zijn, als de anderen kwamen. Nu was er één jongen, Huib, die heel erg het land had aan aard appelen schillen, tafel dekken en al die andere huishoudelijke werkjes. Als het enigszins kon, probeerde hij er zich vanaf te maken en glipte er vlug tussenuit. Het TOEN TOMMIE EN ZIJN VRIENDJES „AUTORENNEN" SPEELDEN". spreekt vanzelf, dat niemand dat aardig vond. „Een kamp is een kamp," zei de hoofdleider, „en hier moet ieder doen, wat zijn werk is, anders loopt alles in de war" Dat begrepen de jongens ook heel goed, al leen Huib deed alsof hij het niet begreep. Als hij af moest wassen of drogen, deed hij het zo langzaam, dat de anderen, die veel vlugger werkten, het grootste deel deden. Als hij tafel moest dekken, liep hij zo lang zaam, dat de tafel al bijna klaar was, zon der dat hij iets anders had gedaan, dan de borden neergezet. Ze merkten het allemaal en ze zeiden het ook dikwijls tegen hem. Als hij zo heel langzaam met een stapel borden aan kwam lopen, zei Jan: „Vooruit Huibje, heb jij geen honger? Ik rammel!" Dan begreep Huib wel, waarom Jan dat zei. Soms kreeg hij wel eens een kleur, want het is nooit prettig, als je vriendjes zoiets tegen je zeggen. Maar vijf minuten later vergat hij het weer en was weer even langzaam als te voren. In de warmte is het altijd moeilijker om te werken, en dat merkten de jongens ook heel goed, hoewel ze niet veel hoefden te doen. Ze hielpen elkaar daarom maar zo vee] mogelijk, dan waren ze vlugger met alles klaar en konden ze weer gaan zwem men. Huib maakt zich ervan af. Het was Vrijdag en alle jongens zaten buiten aan de lange tafels te ontbijten Al leen Hans en Karei waren er niet bij. Ze hadden erge hoofdpijn en bleven daarom in de grote leiderstent, waar ze rustig kon den liggen. Misschien ging de hoofdpijn dan vlugger over. „Het zal wel van de warmte zijn", had Hans gezegd. „Ja, jongens,'' zei de hoofdleider. ,Het is erg jammer, dat die twee zich niet zo erg goed voelen, maar we zullen allemaal goed voor hen zorgen, dan zullen ze wel gauw weer beter zijn. Maar Hans en Karei had den juist afwasdienst, dus daar moeten we nu een paar anderen voor hebben. Jaap en Huib moesten dat nu maar zolang overne men. Het is helemaal niet erg, want in het geheel zijn jullie met zijn zessen, dus zijn jullie gauw klaar" Jaap knikte, maar Huib lette helemaal niet op. Hij had heus geen zin om af te wassen. Het was zijn beurt niet, dus hij hoefde het ook niet te doen. Ze moesten maar een ander voor hem uitzoeken! Hij zou maar net doen of hij niets gehoord had. Na tafel stond hij gelijk met de anderen op en een ogenblik later was hij verdwenen. Niemand had hem gezien en niemand kon zeggen waar hij naar toe gegaan was. Ze waren allemaal erg verontwaardigd, want het was erg kinderachtig van Huib. Ze be sloten er niets van te zeggen als hij, terug kwam, maar die avond, als hij al op zijn matras lag, zouden ze wraak nemen. Dus toen Huib na een half uurtje weer te voorschijn kwam, hij had zo lang in het bos gelegen en heerlijk liggen slapen, zei niemand iets over het afwassen. Hij was er wel een beetje verbaasd over, maar hij zei toen natuurlijk ook niets en deed net of alles heel gewoon was. Huib krijgt zijn afstraffing. Die avond, toen alles in de tenten al rus tig was, werd Huib opeens wakker, omdat hij voelde, dat hij opgenomen werd. Hij was in een deken gewikkeld en kon niets zien. Hij begon vreselijk te spartelen en te roepen, maar kreeg geen antwoord. Hij voelde, dat hij uit de tent werd gedragen en hoorde zacht praten. „Laat me liggen", riep hij. „Dat is gemeen, laat me los!" maar niemand scheen zich iets van hem aan te trekken. Hij sloeg met zijn armen tegen de deken, maar ze hadden hem zó goed vast, dat ook dat niet hielp. Toen hoorde hij een paar jongens zachtjes lachen en hij werd daardoor zó boos, dat hij besloot om niets meer te zeggen en kalm toe te laten, wat ze ook met hem zouden doen. Dan konden ze hem tenminste niet uitlachen en hadden ze er nog minder plezier van, dan wanneer hij erg tegenstribbelde! Maar hij vond het toch wel een beetje griezelig, want waar zouden ze hem heen willen brengen? Plotseling hoorde hij vlakbij een hond blaffen. Hij schrok er even van. Ze waren dan zeker bij de een of andere boerderij. Wat wilden ze met hem doen? Hij werd nu op de grond gelegd en de deken werd van zijn hoofd gehaald. Eerst zag hij hele maal niets, maar toen zijn ogen een beetje aan het donker gewend waren, kon hij de boerderij onderscheiden, waar ze altijd melk haalden. Een hele troep jongens stond om hem heen. Ze hadden allen doeken voor hun gezicht' gebonden, zodat ze niet te herkennen waren. Toen pakten ze hem op en bonden hem aan een boom. Eén van de jongens kwam voor hem staan en zei ernstig: „Huib Jacob, je bent vanmorgen stilletjes weggegaan, toen je had moeten afwassen. Da<- is natuurlijk erg flauw van je en daarvoor moet je nu boeten. Nu zul len wij jou afwassen!" Daarna kwam er een jongen, die heel gek versierd was met een takkenbos op zijn hoofd. Hij had een veldfles bij zich en toen hij vlak bij Huib gekomen was, draaide hij die fles boven zijn hoofd om. Daarna kwamen ze met een grote tobbe water. Er lagen een paar sponsen in en elke jongen nam een spons en begon hem te „wassen". Huib proestte en sputterde, maar hij kreeg eerst een flinke beurt en daarna hielden de jongens pas op. „Zal je nu nooit meer stilletjes weg gaan?" vroeg Jan, die er ook bij was. „Nee hoor, ik denk er niet over", antwoordde Huib en toen begonnen alle jongens te lachen. Ze maakten hem weer los van de boom efi liepen met Huib tussen zich in naar dè tenten terug Ze praatten en lach ten nog over de „afwas". Alles was nu weer goed. Huib had zijn afstraffing gehad en ze waren weer goede vrienden. Huib moest er nu ook om lachen, maar hij nam zich voor, om nooit meer te proberen zich van iets, dat hij doen most, stilletjes af te maken! Jullie weten natuurlijk wel, dat dikwijls belangrijke brieven of geheime berichten met een bepaalde vloeistof geschreven wor den, waardoor da woorden, nadat ze ge schreven zijn, niet meer zichtbaar zijn. De gene, die de brief ontvangt, moet hem op een bepaalde manier behandelen en kan de woorden dan weer lezen. Dikwijls staan er onbelangrijke dingen in zo'n brief, die met gewone inkt geschreven zijn en tus sen die regels door, staan de onzichtbare regels. Wanneer je bijvoorbeeld met citroensap schrijft inplaats van met inkt, zal je niets zien aan het vel papier, wanneer het sap op is gedroogd. Maar wanneer je het pa pier dan boven een petroleumlamp ver warmt, wordt het schrift bruin en is dui delijk te lezen. Er zijn nog andere stoffen, die onzicht baar zijn, als ze opgedroogd zijn, maar die zijn te ingewikkeld en te moeilijk om hier besproken te worden. Proberen jullie het maar eens met citroensap. Als je een brief kaart aan een vriendje of vriendinnetje schrijft in onzichtbaar schrift, moet je er natuurlijk wel aan denken, dat je ook een paar zinnen met gewone inkt schrijft, want de post zou argwaan krijgen, wanneer er een briefkaart kwam, waar behalve het adres, niets op stond en waar toch een post zegel op was geplakt! DOOR j EDGAR RICE j BURROUGHS De eerste impuls van den krijger was ook om te vluchten, want hij kende de kracht en de woestheid van het dier maar al te goed. Maar deze krijger met zijn zwarte pluimen was een waardig man. De vreemdeling was hem te hulp gekomen, het was nu zijn plicht hem in bescherming te nemen. Terwijl de krij ger het dier met zijn speer bewerkte, gelukte het Tarzan een dunne plek te vinden in de keel van het monster, waarin hij steeds weer zijn mes stak. Maar het reusachtige beest, dat, evenals de meeste reptielen zeer taai was, werd niet zo gemakkelijk overwonnen. Opnieuw tilde de krjjge. zijn speer op. Ter wijl Tarzan steeds weer het dier met zjjn mes stak, kwam de scherpe punt van de speer in het hart van het monster terecht. Het vrese lijke dier viel neer, een paar stuiptrekkingen en het was dood. De beide overwinnaars ke ken elkaar over hun verslagen vijand heen, aan. 2!ij spraken dezelfde taal, beiden kenden het Swahili. „Ik ben Thetan van Thobos," zei de krijger, ik heb aan U mijn leven te dan ken, hoe zal ik U dat ooit kunnen vergel den?" „Breng mij naar Athair", antwoordde Tarzan eenvoudig. Thetan staarde hem ver baasd aan, daarna schudde hij zijn hoofd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1938 | | pagina 15