THERMOGENE
Het „Luchtwonder" van den
M.L.D» jubileert
De hoog ontwikkelde „steenen" cultuur
Woensdag 14 December 1938
Derde Blad
Dries Feenstra Vrijdag twintig jaar bij den M.L.D.
Oudste Marine-vlieger en instructeur
Tal van noodlandingen, maar bijna nimmer brokken
De eerste luchtmillionair
bij de M.L.D,
HOEST. KEELPUN
GRIEP.RHEUMATiEK
STEKEN IN DE ZUemi
PIJNSTILLENDE WATTEN
De toovenaar op reis
We treffen het in de woning in de Van
Speyckstraat. Vrouw en dochter zijn naar de
bioscoop en de jongste spruit van de familie
ligt op één oor. Het „slachtoffer" is dus alleen
thuis en nadat we, handig als marine-militai
ren nu eenmaal zijn, een kopje thee geser
veerd hebben gekregen, steken we meteen
van wal.
Dries Feenstra, we zullen hem maar zoo
liuiseiyk bij zijn voornaam noemen, omdat
de Marine hem niet anders als „Dries"
kent, zit tegenover ons, een „corpulent"
vlieger, die zeker niet veel speling heeft
tusschen stuurknuppel en stuurstoel, maar
die over een phenomenale handigheid be
schikt en een zelfbeheersching heeft, die
hem den naam van het „luchtwonder" bij
zijn kameraden en superieuren gaf. Dui
zenden malen is hjj van de groene gras
mat opgestegen en heeft h\j de wereld
daar beneden in duizelingwekkende vaart
naarzich toe zien komen. Nu nog
maakt hij 300 a 400 starts perdag.
„En 't verveelt me nog nooit", zegt in
structeur Feenstra, terwijl hij een piraatje
draait. Wil je wel gelooven, dat ik 'm zit
te knijpen voor m'n pensionneering, over
zes jaar"
TJit den begintijd.
„Vertelt u eens wat uit uw begintijd bij den
Vliegdienst, vragen we."
16 December 1918 kwam ik bij de Kooij als
leerling. Ik was toen korporaal-konstabel,
maar m'n hart trok naar den vliegdienst en
ik heb er nooit spijt van gehad.
Sergeant-konstabel Lems was m'n leermees
ter. Doodjammer, dat de man in 1920 geval
len is. 't Was een knap instructeur, van alle
markten thuis.
Het eerste lestoestel was een „Farman"
Kijk daar hangt ie nog. Boven de suite-deuren
hangt het voor-historisch kistje, ,,'t Was een
tweedekker met drukschroefmotor, die achter
in gebouwd was. 80 pk; als er windkracht 4
Of 5 was, stond je stil met je kist in de lucht.
Toen zijn de Spijkers gekomen en op die
kisten werd je na 12 lesuren losgelaten. Er
zijn veel ongelukken mee gebeurd. Soms vielen
er vier in één week. De motor was veel te
licht, je kon er geen snelheid mee bereiken.
Er werd in dien tijd mijns inziens ook teveel
gevlogen met te oude vliegers. Je had er heel
knappe lui bij, maar ze hadden teveel op den
grond. Wij vrijgezellen prakkizeerden niet zoo.
Je mocht er niks mee doen, maar
toch
Je mocht er niks mee doen. Maar ik her
inner me, dat we op de luchtvaarttentoonstel
ling „Elta", in Amsterdam, met onze kisten
vertegenwoordigd zouden zijn. Op een middag
gingen we met vijf toestellen van de Kooy.
We waren goed en wel op weg naar Amster
dam, toen er een zware mist op kwam zetten.
Vier toestellen vlogen terug, maar ik had
naast me een collega, die den volgenden dag
in Amsterdam zou gaan trouwen, en die porde
me aan om door te zetten. Of ie er later spijt
van gehad heb, weet ik niet. Maar zijn ver
zoek was aan geen doovemansooren gedaan
en wij vlogen door. Natuurlijk, nu zeg je
't was onverantwoordelijkheid, want je had in
zoo'n kist letterlijk niks om je te orienteeren.
Geen sprake van radio, van blindvlieginstru-
menten, van een behoorlijk kompas en zoo.
Maar wij kwamen op het Elta-terrein, onder
stroomenden regen. En den volgenden dag heb
ik met het toestel gedemonstreerd. Alle stunts
uitgevoerd, die er gemaakt konden worden.
Tal van loopings, 't Was verboden, want het
toestel was er niet voor gebouwd. Maar ja, je
wilde wel eens kijken wat er in zoo'n kist zat.
En 't liep goed af. Alleen waren alle span
draden uitgerekt.
Op de Kooy zwaaide er den volgenden dag
wat
ik
Wat is het hachelijkste moment in uw vlie-
gersioopbaan geweest?
Feenstra haalt zijn schouders op. Je maakt
er zooveel mee, maar je vergeet ze ook weer.
Op 't kantje af aan den dood
ontsnapt.
Op een keer was ik met een leerling in een
CI., een Fokker-verkenner, aan het lessen. Ik
wilde het toestel in de bocht brengen om te
landen, maar 't lukte me niet. Ik zag met
razenden vaart de kippenhokken naar me toe
komen en in m'n angst gaf ik nog eens een
flinke ruk aan den stuurknuppel, en trok de
knoop van de leeren jas van den leerling
mee. Er zat nog een stuk leer aan. Wat was
het geval? De trekker van den stuurknuppel
was achter den knoop geraakt. Ik trok het
toestel snel op en maakte een rondje om wat
op verhaal te komen, 't Jonge, dat was op het
kantje geweest.
Noodlandingen heb ik legio gemaakt, maar
bijna allemaal zonder brokken. Eén keer heb
ben we het toestel heelemaal verspeeld. Ik
was juist met een leerling uit den start van
daan, toen de motor afsloeg. We stiegelden op
den dijk van den eersten Zuiderzeepolder af.
Je moest afwachten wat er ging gebeuren, er
was toch niks aan te doen. We vlogen eerst
tegen een hek en sloegen toen over den kop
in 'n sloot. Ik zag 'n hoop sterretjes, had een
buil op m'n kop, maar verder was de zaak
Oké. De leerling bracht het er heelemaal zon
der kleerscheuren af. maar het toestel lag in
brokken. Dit zijn vrijwel de eenige brokken
geweest, die ik gemaakt heb. En den heeler.
dag schiet ik op en neer, en maak naai schat-
De Marine luchtmillionair. Dries Feenstra.
ting wel een 300 S, 400 starts per dag.
Ik kruip 's morgen om 8 uur in een kist en
zit er des zomers vaak tot 's avonds laat in.
Nogal „masseüg" afgekomen.
„Ja, ik ben er altijd nogal ^.masselig" afge
komen. Want je maakt met die leerlingen na
tuurlek wel eens rare dingen mee. Ook doe
je zelf wel eens gek, om te zien hoe ze reagee-
ren. Dat is noodig, om ze te wennen aan alle
mogelijke omstandigheden, waarop ze hun po
sitieven bij elkaar moeten houden. Soms trek
ken ze te vlug op, dan doen ze weer wat an
ders, waarbij je direct moet ingrijpen, 't Komt
ook voor, dat ze nadat ze een paar uur gelest
hebben, nog bang zijn en dan gaan ze meteen
de deur uit. Want die deugen niet voor de
luchtvaart.
Een looping met een watervliegtuig.
U bent toch de vlieger geweest, die een
looping met een watervliegtuig gemaakt heb
„Ja, dat zal in 1928 geweest zijn. Ze hadden
gezegd, dat je dat niet kon en dat wilde ik
nu wel eens zien. Men beweerde, dat je de
drijvers niet meer door den druk kon terug
halen als je uit de looping kwam, dat je dus
op je kop door zou blijven. Nou, ik had die
kisten al eens loodrecht laten vallen en tel
kens hadden ze zich behoorlijk gericht, dus
wilde ik nu wel eens zien of ie een
looping kon maken. Ik had een liefhebber ge
vraagd om met me mee te gaan. De Wit was
m'n partner en toen we startten liepen de han
gars leeg. Commandant en officieren wisten
natuurlijk van niets, want het was verboden.
Nou, ze konden me nu toch niet meer tegen
houden. We trokken het toestel de lucht in
en vlak boven „de Mok"* liet ik het duikelen
en hij richtte zich weer. Ik maakte drie loo
pings, zonder ongelukken, 't Was heelemaal
geen sensatie, want het toestel deed het even
goed als ieder landtoestel.
Van m'n commandant kreeg ik een flinke
reprimande en de minister schreef er over,
zoodat strafmaatregelen toegepast moesten
worden,
Twee dagen en twee nachten met
een defecten motor op 'n ruwe zee.
Natuurlijk hebt u ook veel in Indië gevlo
gen?
Ja, en dat was prettig vliegen ook. Je
hebt daar het idee, dat je nuttig werkt.
Maar een grapje was het niet. Vooral niet
in die oude W.A.-toestellen, heelemaal
open. Dan kon je in den Moesson1 je lol
wel op. Je had ook daar nog geen radio,
geen blindvlieginstrumenten en altijd al
leen op stap.
Ik heb nog eens twee dagen en twee nach
ten brj de Duizend eilanden gedreven, met een
defecten motor op een ruwe zee. Ik was met
een waarnemer, maar toen hebben we hem
geknepen. We hadden een postduif aan boord,
die we met een briefje met plaatsbepaling
loslieten. Veertien dagen nadat wij gered
waren, kwam de postduif aanzetten. Een zee-
sleeper vond ons, na veel zoeken. Het was
geen scheepvaartroute, dus was het niet een
voudig ons in dien lap water te vinden.
't Is anders prettig dienen in Indië. Je bent
altyd actief bezig en we maakten in onze open
W.A.-tjes net zulke groote vluchten als ze
tegenwoordig maken. We vlogen van Batavia
naar Makassar, een vlucht van 18 uur. We
zochten daar baaien en kreken af naar zee-
roovers. Visschers, die in tijd van nood, alles
wat los en vast was, gapten. We hadden in de
achterhoede altijd een torpedojager, die wjj
waarschuwden, zoodra wij de roovers ontdekt
hadden. Deze deed dan de rest en rekende het
stel in. En in de laatste vijf jaar, dat ik in de
Oost was, van 1932 tot 1937, zaten we veel
aan achter de Japaneezen.
kisten al eens loodrecht laten vallen, of ie een
•w.nrr In 14 dagen niet uit je pak.
"t Was er reuze afwisselend en prettig
dienen in Indië. Wel zwaar, soms kwam
je in 14 dagen niet uit je pak vandaan.
.Te kwam voor bewakingsdiensten in de
meest onherbergzame oorden en Had altijd
je veldbedje bij je, dat je dan maar hier of
daar neerspreidde. Je bestreek een terrein,
dat duizenden en duizenden vierkante kilo
meters groot was en vooral op Nieuw-
Guinea bestaat dat voor het grootste ge
deelte uit bosch, bosch en nog eens bosch.
Hier en daar een nederzetting van Pa
poea's, een ongelooflijk vies volkje, dat niet
gezond schijnt te zijn als het*geen schurft
heeft. Drie maanden achter elkaar zwalk
ten we daar rond, met af en toe een trip
naar Ambon.
In 't begin schrokken die inlanders zich half
dood, als ze zoo'n vliegtuig zagen. Ze renden
naar alle kanten, maar als ze een beetje op
verhaal gekomen waren, krioelde het van
prauwtjes om ons vliegtuig.
Een van de eerste vliegers van den
M.L.D.
U zit daar nu wel zoo gezellig te babbelen,
maar vertelt u nu eens wat van uw levensloop
bij de Marine. Wanneer bent u instructeur ge
worden en wie hebt u al zoo opgeleid?
Ik was een van de eerste vliegers op De
Kooij, in denzelfden tijd als meneer Schmidt
Crans, den tegenwoordigen chef-instructeur
van de N.L.S. De Kooij was toen in aanbouw.
De commandant was de luit. ter zee der 2e kl.
Tomson, nu stationschef op Schiphol. Luit. ter
zee le kl. D. Vreede was luchtvaartcomman
dant. In dien tijd stond de luchtvaart niet
onder het bevel van den commandant der Ma
rine, maar direct onder den Minister van Ma
rine.
6 Mei 1919, dus een half jaar ongeveer na
mijn plaatsing, behaalde ik het internationale
brevet F.A.I. op „De Kooij". Op Spijkertoe
stellen. En in September van datzelfde jaar
volgde het Marine-brevet, terwijl ik daarna de
aanteekening als gevechtsvlieger verkreeg, dat
was in 1923.
Ik heb vrijwel op alle toestellen gevlogen.
Op de W.A.'s en de v. Berckels. Op de opge
lapte Duitsche en Engelsche geïnterneerde toe
stellen.
Een teleurstelling... fcon niet gemist
worden.
In 1924 en '25 bestond de gelegenheid om
over te gaan van de Marine naar de K.L.M.
en omdat daar betere promotiekansen
waren, je werd trouwens direct aangesteld
als eerste vlieger, solliciteerde ik. Maar
toen kwam af, dat ik niet gemist kon wor
den, ja, zoo luidde het letterlijk. Ik mocht
en kon dus niet weg, want als korporaal
konstabel had ik dienstverband.
Tepas is in die jaren weggegaan en is nu al
jaren gezagvoerder.
Had u dan bij de Marine niet meer kunnen
bereiken? vragen we.
Neen, bjj de categorie, wlaarbij ik ingedeeld
was, de konstabels, was weinig promotiekans.
Heel wat van mijn leerlingen zijn adjudant en
ik loop nog steeds als „majoor-konstabel" mee.
Al m'n pogingen om over te gaan bij den vlieg
dienst hebben gefaald, hoewel ik de medewer
king van mijn commandant had.
't Is met eenige bitterheid, dat Feenstra
deze teleurstelling in zijn marineloopbaan ver
telt.
Waarom laten ze je konstabel, terwijl ik het
practisch nooit geweest ben?
In 1926 werd ik instructeur op De Kooij en
ben dat steeds gebleven, afwisselend op „De
Kooij" en „De Mok", met een kleine onderbre
king van jaar in Indië.
Ja, ik heb heel wat vliegers opgeleid. Ik
weet bij benadering niet hoeveel.
Als leerlingen heb ik nog gehad Te Roller
en Both, nu gezagvoerders bij de K.L.M., en
Postma, nu instructeur bij de N.L.S. en heel
veel marinemenschen.
Ook niet hoeveel vlieguren u hebt gehad
Nee, maar dat zal zoo rondom de 7000 zijn.
Hoeveel kilometer hebt u wel af gelegd
Dat weet ik niet, maar als je met een
gemiddelde van 150 kilometer vliegt, is dat
natuurlijk wel ongeveer na te gaan.
„Ja, dat is het net, u bent al over het mil-
lioen. De eerste luchtmillionair dus."
,Laat m'n vrouw het maar niet hooren",
lacht Feenstra.
Ik kan er prat op gaan de oudste ma
rinevlieger en -instructeur te zjjn en ik kan
u verzekeren, dat het een tak van dienst
is, waar ik graag werk. Er heerscht bjj
ons een fijnen geest van saamhoorigheid.
Je voelt je afhankelijk van elkaar en ik
hoop ook nog mijn zilveren jubileum bij
den M.L.D. te vieren.
GOEDE EXPEDITIE
werkt als een klok
Daarom per ESONA
(auto- en bootdiensten)
Een dorpsplein met steenen banken, bestemd voor de dorpshoofden,
Ten Westen van Sumatra ligt een reeks
eilanden, waaronder vooral Nias merkwaar
dig is. Het meest vallen er den bezoeker de
voorwerpen op, die getuigen van een hoog
ontwikkelde „steenen-cultuur". Men ziet er
bankefy zetels, badplaatsen, hooge trappen,
die toegang verleenen tot de dorpen; geheel
bevloerde dorpspleinen met steenen afvoer-
goten langs de zijden enz. enz. Voor de wo
ning van het l.oofd (te vergelijken met onzen
burgemeester) staan steenen banken, de
rustplaatsen van de schimmen der overleden
hoofden. Soms zijn het ook bewaarplaatsen
van schedels der overledenen. Op ons eilandje
ten Zuiden van Nias, waarheen indertijd be
woners van dit eiland waren verhuisd, zag ik
pp een bevloerd dorpsplein een groot vierkant
van steenen banken, waarin twee steenen
zetels, uit één stuk gekapt, bestemd voor de
hoofden, wanneer er vergaderingen werden
gehouden om de dorpsbelangen te bespreken.
Die „steen-cultuur" kan men op veel
plaatsen terug vinden, o.a. heel duidelijk op
Soemba. Het schijnt, dat die cultuur er ge
bracht is door een bepaald volk. Dr. A. C.
Kruyt spreekt dan ook van, het „steenhou
wersvolk", dat langen tijd geleden die cultuur
er gebracht zou hebben, welke cultuur op tal
van eilanden vervolgd kan worden.
Merkwaardig zijn ook de gouden sieraden,
uitingen van stand (adel; en rijkdom (bij de
gewone burgers). Het dragen dier voorwer
pen was aan bepaalde regels gebonden. Leuk
is de snorversiering. De ouderen onder ons
herinneren zich nog wel de „Schnurrbartbin-
den" onzer Oostelijke buren. De bezitter van
een snor met lange punten was er zeer
trotsch op als het hem na veel moeite en
zorgen gelukt was... op een Niasser te ge
lijken wat zijn mannelijk sieraad betrof. „Es
ist erreicht!" klonk het dan. Velen kennen die
uitdrukking nog wel.
Het kereltje in Niasch costuum op het
bankje, is het zoontje van een zendeling. De
foto is al pl.m. 40 jaar oud.
Van de merkwaardige gouden sieraden is
heel weinig overgebleven. De menschen ruil
den ze in tegen allerlei Europeesche prullen,
toen er winkeltjes kwamen, zoodra ons be
stuur er gevestigd werd.
H. F. TILLEMA.
op de pijnlijke
plek. bestrijdt
doozen a
35 en 55 ct.
Toen eenige jaren geleden de Nazi-regee
ring in Duitschland aan het bewind kwam,
kon men in vrijwel de geheele wereldpers
lezen, dat dit rijk, zich het „Derde" noemend,
geen lang leven beschoren zou zijn. Mochten
de nieuwe machthebbers ook al het bewind
onder het volk houden, het financieel ban
kroet stond voor de deur en over weinig
maanden zou men hooren van de grootste
monetaire catastrophe, die er ooit geweest
was. -»
De maanden werden een jaar en uit het
jaar groeiden jaren. Thans bestaat de Nazi-
regeering nóg, en kan men ook bezwaarlijk
beweren, dat het Duitschland in financieel
opzicht volkomen naar den vleze gaat, een
feit is, dat het 't hoofd boven water weet te
houden. Dat het daarbij tallooze malen toe
vlucht moest nemen tot minder gebruikelijke
(om geen onvriendelijker woord te gebruiken)
handelwijzen (de buitenlandsche crediteuren
kunnen er van meepraten...) mogen wij be
kend veronderstellen.
Het is voornamelijk het werk van één
man, die kans zag de labiele finantiën
dusdanig te beheeren, dat men steeds
voort kon gaan. Die man is dr. Hjalmar
Schacht, door het buitenland wel eens
„de toovenaar" genoemd. Hij is, niemand
kan het ontkennen, een buitengewoon
knap financier, die daarbij enkele malen
bewezen heeft op z'n tijd den mond te
durven opendoen. Den machtige persoon
lijkheid in Nazi-land, waarmede de aller-
hoogste regeerings-autoriteiten rekening
houden.
Het is deze „toovenaar", die deze week met
een belangrijke zending naar Londen zal gaan.
Natuurlijk is de aard dezer zending geheim,
maar enkele nieuwsbureaux schijnen iets van
de oorzaak ervan ontdekt te hebben. Zoo zou
men weten, dat dr. Schacht zal informeeren
in hoeverre het Albion ernst is met het voe
ren van een handelsoorlog met Duitschland,
voorts zou een regeling inzake het Joodsche
emigratieprobleem aan de orde gesteld wor
den, terwijl tenslotte jde economische pene
tratie van Duitschland in Zuid-Oost Europa
als een volkomen onschuldig, en voor Enge
land daarbij ongevaarlijk, streven voorgesteld
worden.
Vooropgesteld natuurlijk dat dr. Schacht
inderdaad met deze missie belast is, en hij
van zijn collega, Montagu Norman, deze
uiterst belangrijke vragen op het tapijt zal
brengen, dan kan men er van verzekerd zijn,
dat er ditmaal felle waarheden gezegd zul
len worden. En thans nu eens niet alleen
van de zijde van Schacht. Wij weten, dat het
Engeland met genoemden handelsoorlog dit
maal waarachtig ernst is, en dat het alle po
gingen in het wurk zal stellen het verloren-
gaand afzetgebied in het Zuiden en Oosten
van Europa te herwinnen. Dat het daarbij op
de volkomen hulp en medewerking van Ame
rika kan rekenen, staat vast.
Engeland zal thans zeer definitieve en
vergaande voorwaarden stellen en zich niet
met een kluitje in 't riet laten sturen. De
voorbije maanden wettigen althans een derge
lijk politiek optreden. En waar Duitschland
deze handelsoorlog wel bijster ongelegen
komt, mag men aannemen dat er van deze
zijde wel enkele consessies zijn te verwachten.
Wat het emigranten-probleem aangaat, ook
dit wacht op een oplossing en wel zoo spoe
dig mogelijk. Men gaat thans eindelijk in
Duitschland beseffen, dat men er op de ma
nier, die tot dusverre gevolgd werd, -iet komt
en dat dit tenslotte de oorzaak zal zijn van
een haat tegen het Derde Rijk in de geheele
wereld. Men weet echter dat een van de
moeilijkste kanten van dit probleem juist de
financiën zijn. We' icht dat Montagu Norman
eenige heldere oogenblikken heeft inzake de
clearing-mogelijkheden. Het ware te wenschen.
Of het tenslotte „den toovenaar" zal ge
lukken de penetratie van z(jn land naar
het Oosten in een volmaakt onschuldig
licht te plaatsen, wagen wjj te betwijfe
len. De geest van Duitschland kennende,
zal de Britsche diplomatie waarschijnlijk
wel weten waaraan zij toe is en zorgen
dat ditmaal van te voren de bakens op
hun plaats staan.
Zoo langzamerhand zal men het gaan
leeren..
Sommige adverteerders zitten uren
op een pakkende tekst te „broeden".
Verspil geen tijd:
Bewoners van Nias geteoM met tal steragejo.
laat ONS U voorlichten.
Het kost niets extra!: