de doop mislukt Wij lazen voor Wcrdt frankrijk een zeemogendheid Het schip staat op de helling, de champagne vloeit, maar Eerste zeden-proces begonnen Werklooze vrouw tot geldleeniug gedwongen Onze Oost - Uit de Pers van heden SCHEEPSBOUWERS IN DUIZEND ANGSTEN. Voor de tweede viaal in een zeer kort tijdsbestek is de doopplech tigheid van een belangrijke aanwinst van de Nederlandsche koop vaardijvloot min of meer in het honderd geloopen. Voor de tweede maal zag tl. M. Haar symbolische handeling met de champagneflesch niet bekroond met datgene, waarnaar Zij en duizenden belangstellen den met verlangen uitkeken: het langzaam en statig wegglijden van het ranke vaartuig. Evenals bij de tewaterlating van de Oranjeduurde het j.l. Za terdag ook bij de Koningin Emmauren, eer het schip aan zijn element werd toevertrouwd. Slechts weinigen waren hiervan ten slotte nog getuige. Spannende oogenblikken. Nu dit feit zich voor de tweede achtereenvoltgemdle rruajal heeft voor gedaan is wel zeer duidelijk geble ken, welk een nauwkeurige voorbe- rijding een tewaterlating ver- eischt. Het is niet overdreven, wanneer men beweert, dat de te waterlating den scheepsbouwer van het eerste moment van den bouw van een schip af miet zorgen vervult. Reeds bij de kiellegging heeft hij er re kening mede te houden en die zorgen bui ven onverminderd voortduren, tot het mo ment, dat het schip daadwerkelijk te water glijdt. Voor hem meer nog dan voor de vele andere betrokkenen is de tewaterlating de bekroning V8.ii vele uren moeizcimen ai beid en nauwgezet rekenwerk. Maar tevens duikt op den scheepsbouwer in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de tewaterla ting, zoodat voor hem in het bijzonder de eerste seconden na het moment, dat de laatste rem voor het schip is weggenomen, momenten van enorme spanning zijn. Dan wordt beslist over het al of niet welslagen der plechtigheid. Blijft het schip onwrikbaar liggen, dan is er alle kans, dat het nog vele uren zal duren eer het in zijn element glijdt. De helling. Van de vele factoren, waarmede men bij een scheepsdoop rekening moet houden is in de eerste plaats de opstelling^ van de helling van groot belang. Daar is bijvoor beeld de vraag in welke mate de goot, waar op het schip komt te rust, moet hellen. De praktijk heeft uitgewezen, dat de hellende lijn 5/8 tot 1 Engelsche duim moet bedragen, voor elk voet, die de helling lang is. Deze -goot nu moet worden voorzien van een flin ke vetlaag. Ook de hoeveelheid vet, die ge bruikt wordt, is allerminst willekeurig. Men moet rekening houden met den druk, die 't schip op deze laag uitoefent, of, zooals dat in de vaktherminologie heet, met den vet druk. Als norm wordt voor dezen vetdruk 2 ton per vierkante voet aangenomen. Behalve van vet wordt de helling ook nog van zeep en olie voorzien, om het glijden zoo gemak kelijk mogelijk te maken. Op het moment van een tewaterlating wordt een schip nu in laatste instantie alleen nog vastgehouden door een klink, die zich ongeveer midden onder het schip bevindt. Wordt nu ook deze klink wegge nomen, dan ligt het schip dus geheel vrij, zoodat het, als helling en hoeveelheden vet, olie en zeep juist berekend zijn, afglijden moet. Dit lijkt vrij eenvoudig, maar er zijn tal van omstandigheden, die mede van in vloed zijn, waarvan vooral de klimatologi sche invloeden van belang zijn. Het gevaar van „dompen". Maar ook al glijdt het schip inder daad af, dan is er nog lang geen sprake van een tewaterlating „met goed gevolg'. Voor ingewijden be reikt de spanning juist op het mo ment, dat het schip wegglijdt., haar hoogtepunt, omdat zich op dat mo- ment het dompingsgevaar voordoet. Immers, zoodra het schip begint te glijden, doet de wet van de zwaar tekracht zich gelden. Er zal een mo ment komen, dat het zwaartepunt van het schip buiten de goot komt. Men vergelijke nu dezen toestand eens met dien van een lineaal, die men lang zaam van de tafel schuift. Zoodra het zwaartepunt van de linieaal den rand van de tafel passeert, begint de liniaal om het zwaartepunt te draaien. Dezelfde neiging krijgt een schip bij een tewaterlating, zoodat er dus gevaar ontstaat, dat de voorsteven schepen worden vrijwel altijd achterstevoren te water gelaten van de goot zal worden opgelicht, terwijl het achterschip als het ware ondergedompeld zal worden. Er zou dus een moment ontstaan, dat op één punt van den onderkant van een schip een zeer groote druk ontstaat, waardoor het gevaar van breken niet denkbeeldig wordt. Dit gevaar wordt nog grooter, omdat het schip bij dit dompen tenslotte weer op de slede terug zal vallen wegens den opwaart- sehen druk. die het water op het achter schip uitoefent. Niet te veel ballast. Dit dompen moet dus tot iederen prijs vermeden worden. Den scheepsbouewr staan hiervoor talrijke technische gegev-ens ten dienste, die in grafische voorstellingen verwerkt. Het zou ons te ver voeren te dien aanzien in details te treden, maar het is duidelijk, dat. ook hierbij weer de noodige technische kennis en zeer veel nauw luis terend rekenwerk te pas komt, te meer om dat men ook met den waterstand, rivier- stroomen, invloeden van eb en vloed enz. enz. heeft rekening te houden. Op practische wijze kan het gevaar van dompen bovendien nog bestreden worden door het aanbrengen van hallast in den voorsteven, waardoor het zwaartepunt van het schip, in deze richting wordt verplaatst en het kritieke moment zich voordoet, als het grootste gedeelte van het schip zich reeds te water bevindt. Toch moet men hiermede voorzichtig zijn, omdat het anders wel kan voorkomen, dat de opwaartsche druk, dien het water op het achterschip uit oefent, te groot wordt. Gebeurt dit, dan ont staat er een enorme wrijving, en het is reeds meerdere malen gebeurd, dat een te veel aan ballast in het voorschip oorzaak was, dat de goot of het vet in brand ge raakten! Op twee sleden. Vaak laat men ook schepen op twee sleden te water loopen, hoewel dit niet aanbevelens waardig is, zoowel om technische als om practische redenen. Vooral het feit, dat men hierbij tweemaal zooveel materiaal noodig heeft is een in het oog loopend na deel. Het is echter niet alleen de helling, die van invloed is op het resultaat van een tewaterlating. Zoo moet vooral ook reke ning rrehouden worden met de beschikbare ruimte in de rivier. Vaak moet gewoekerd worden met de ruimte. De helling wordt dan irt een schuinen hoek op het vaarwa ter aangelegd om de afloopruimte zoo groot, mogelijk te maken. Talloos zijn, zooals men ziet, de moeilijk heden, die aan een scheepsdoop verbonden zijn. Een kleinigheid is vaak voldoende om de plechtigheid geheel of gedeeltelijk te doen mislukken. Dat men hierover den scheeps bouwer niet al te hard mag vallen, zal na het bovenstaande duidelijk zijn. Veel publieke belangstlling. De Raad van Justitie te Batavia ving gis teren de behandeling aan van de zaak tegen den eerste beklaagde in de zedenaffaire, n.1. een Europeesch inwoner van Bandoeng. Er was groote publieke belangstelling. On middellijk na de opening eischte de Officier van Justitie behandeling met gesloten deu ren, welk verzoek werd ingewilligd, waarop de zaal ontruimd werd. In verband met de zedenmisdrijven zijn te Djember, naar de N. R. Ct. meldt, nog twee Europeanen gearresteerd, en te Semarang is een Europeaan preventief gesteld. DE „VARKENS VAN DEN WEG". De statistiek heeft volgens het Handels blad geleerd, dat 100.000 Nederlandsche auto- en motorrijders aansprakelijk zijn voor ruim 20.000 botsingen, aanrijdingen, te water ra ken, e.d., met meer dan 400 dooden, 7000 ge wonden, en een materieele schade van om en bij de f 2 millioen per jaar. Het blad somt de verschillende methoden op, die men hiel en elders volgt om de roekelooze weggebrui kers tot de orde te roepen en merkt in dit verband op: In liet- „Nederlandsch Juristenblad" heeft een advocaat onlangs voorgesteld, lijfstraf toe te liassen op verkeersdelinquenten, die van geen rede willen hooren. En ondertus- schen wordt a raison van tallooze millioenen guldens gestadig voortgewerkt aan verbete ring van het wegennet, van de verkeersop- voeding, van het politie-toezicht. Het eind van dit alles moeten wij gelaten afwachten. De negentiende eeuw heeft ons de moderne techniek geleverd ónze tijd mag de rekening honoreeren. Maar iets meer verhaal op sommige „wanbetalers" (in ver keerstermen meer in het bijzonder „road hogs", de varkens van den weg, gehecten) ware toch wei wenschelijk. HOE ZIT DAT? „Verkenner" vertelt in het Volk (s.d.a.p.) het volgende: Een firma vraagt een flink zakenman met groote ervaring in den internationalen han del. De man moet ongeveer veertig jaar zijn en hij mag met het lieve sommetje van vijf tien duizend gulden per jaar beginnen. Eilieve, waar vindt men de roos zonder doornen? Ook aan deze aanbieding zit een netelig kantje. Want wie de gelijkluidende oproepen, die in het „Handelsblad" en „De Maasbode" zijn geplaatst, naast elkaar legt, ontwaart tusschen de beide annonces een klein verschil. Die in „De Maasbode." bevat slechts een en kel woordje meer, maar dat is dan ook ge noeg. Het is het vet gedrukte woordje: „Arisch". De vraag, die ons nu bezig houdt, luidt: wei gerde het „Handelsblad" de annonce met de ze in Nederland ongebruikelijke toevoeging en werd zij daarom zonder dit bijvoeglijk naamwoord geplaatst? Waarop dan onmid dellijk de tweede vraag volgt: waarom werd de annonce in dezen stuitenden vorm wel in „De Maasbode" opgenomen? Het antwoord op deze tweede vraag zal, zoo besluit het blad, zeker niet minder inte ressant zijn dan het bescheid op de eerste! ONGEGROND VERWIJT AAN DE N.S.B.-PERS?!?! In het „Berliner Tageblatt" komt een arti kel voor: „De Jeugd van het naburige Hol land". Wij lichten daaruit de volgende passages: „Als men tegenwoordig de wereld bereist, treft men overal ontwortelde menschen. Het geringste aantal slappelingen eu vertwijfel den vindt men, ondanks de werkloosheid, in het Koninkrijk der Nederlanden. Zijn godsdienstzin is den jongen Nederlander een steun, Maar ook zedelijkheids- en fatsoens- gevoel leven sterk in hem Zeker het gaat do Nederlandsche jeugd thans niet goed. Maar vrees voor hare toekomst en daarmede voor de toekomst van het ge hele volk is overbodig en onnut. De Ne derlandsche jeugd zal de tegenwoordige crisis overwinnen en te boven komen. En als het Europa weer beter gaat, als weder om een ware vrede het deel van Europa zal zijn en daarmede welstand en geluk en opbloei, dan zal ook aan deze jeugd de treurige na-oorlog-tijd op z'n hoogst als een spookbeeld voor den geest staan." Tot zoover het „Berliner Tageblatt". De r.k. Maasbode, waaraan wij boven staand ontleenen, teekent hierbij aan: Aan onze N.S.B.-pers wordt voortdurend op zeer deugdelijke gronden verweten, dat zij geheel in Duitschen geest schrijft. Als we het bovenstaande lezen, zouden we daaraan gaan twijfelen. Het is eenvoudig niet denkbaar, dat over onze Nederlandsche jeugd in ons „Natio nale" dagblad zoo onbevangen en gunstig zou worden geschreven, als in dit Berlijnsch orgaan. DE „SCHULDIGE" DEMOCRATIE. In een der nooduitgaven van het Natio nale Dagblad (N.S.B.) wordt de democratie wer eens beschuldigd. De redacteur van de rubriek „Van onder De Luifel" schrijft nl. o.m.: Nu de Duitsche regeering naar aanlei ding van de te Den Haag en Amsterdam uitgehaalde .kwajongensstreken" eens krach tige taal heeft doen hooren, aan het daar voor aangewezen adres, waarbij de Duitsche pers niet achterblijft, nu doet men hier in de kringen, waar dit vuurtje indertijd is aangestoken en vlijtig bijna zes jaar lang werd aangeblazen, precies wat men van die kringen mocht verwachten. Men houdt zich eenvoudig van den domme en ondertusschen hitst men van hoog tot laag verder tegen een bevriende natie. En wat is het einde van het liedje? Dat de arbeiders het gelag betalen. Maar dat laat de heeren koud, ijskoud; zij zullen er nimmer een boterham minder om eten. Dq doininé's niet, de pastoors niet, de profes sors niet, niemand van die heele collectie democraten, die schuldig staan, van hoog tot laag, aan de jarenlange vergiftiging der atmosfeer tusschen Duitschland en Neder land. aldus het Mussertorgaan. Bovenstaande teekening toont het toekomstige aanzicht van de „Richelien" waaraan in onderstaande beschrijving een uitvoerige beschouwing wordt gewijd. Tewaterlating van den „Richeüeu" een uiterst belangrijk leit. Voor 1942 zes moderne slagschepen in dienst. Minister van Marine ont ving in één jaar 12,2 milliard! (Van onzen Parijschen correspondent). De tewaterlating van de „Richeli- eu", het eerste van de vier nieuwe slagschepen van 35.000 ton, die de zer dagen te Brest plaats vond, be- teekent meer dan een marine-tech nische gebeurtenis; zij is als een keerpunt in de Fransche militaire politiek te beschouwen. De militaire kracht van Frankrijk be rustte tot nog toe op het leger.. Dit geldt als voorbeeldig. De thans teri deele genatio naliseerde groote wapenfabrieken van Schneider, I-Iotchkiss en Brandt, enz. be- hooren tot de beste ter wereld; de door deze ondernemingen geleverde zware en kleine tanks, machinegeweren, enz. zijn ongetwijfeld uitstekend. Officieren en man schappen zijn betrouwbaar en goed ge schoold. Maar deze eene zuil is niet meer voldoende en de heide andere, luchtwapen en marine, zijn niet in overeenstemming met de eischen, die men daaraan op het oogenblik moet stellen. Frankrijk heeft een aan het leger gelijkwaardig luchtwapen willen scheppen, beschikt over een goeden stam van vliegers en technici, maar de se- rie-fabricatie iaat te wenschen over; de vliegtuigfabrieken presteeren slechts een tiende deel van die in de naburige landen, zoodat hier gevoelige bressen zijn ontstaan. Verwaarloosd werd bewust de marine, hoe wel dit Frankrijk in zijn geschiedenis reeds meermalen noodlottig is geworden, b.v. on der Napoleon. Frankrijk verliet zich er op, dat het voldoenden steun hij En cel and zou vinden. Maar in den laatsten tijd is men daaraan gaan twijfelen, niet wegens gebrek aan vertrouwen in de Britten, maar we gens de vraag, of de Britsche vloot onder de huidige omstandigheden wel in staat is, dezen steun te verleenen. Frankrijks kracht ligt In zijn lange kusten. Deze steun zou zich moeten uitstrekken tot een bescherming van de kusten en ver bindingswegen. Frankrijks militair-econo mische kracht is gelegen in de lange kus ten aan den Atlantischcn Oceaan en de Middellandsche Zee. Langs deze wegen heeft het gedurende den wereldoorlog, zij het ook tijdelijk gevoelig door de Duitsche duikbooten gehinderd, levensmiddelen, mu nitie en menschen van Engeland en Ame rika gekregen. Frankrijk hoopte tot voor kort, dat deze wegen in geval van oorlog niet sterker bedreigd zouden worden dan tijdens den wereldoorlog en verwaarloosde derhalve ietwat zijn tank op het gebied der marine. Het legde zich in hoofdzaak toe op den bouw van kleine eenheden, die de we gen naar de uitmondingen van Seine, Loire, Gironde en Rhnne zouden kunnen heseher men. Thans echter is Italië in de Middel landsche Zee een sterke zeemogendheid geworden en bovendien moet men er reke ning mede houden, dat de vloten van En geland en Amerika op verschillende zeeën een belangrijke taak te vervullen hebben en de Fransche kust wellicht niet in den zelfden omvang als vroeger zouden kunnen beschermen. Zoo moest het marine-program ma in Frankrijk steeds meer op den voor grond treden. Versterking van de vloot der kleine eenheden is het eene punt. Het in teressantere en belangrijkere is echter de bouw der moderne groote slagschepen. Vier groote slagkruisers. De Fransche slagkruisers zijn verouderd. Het zijn de uit de oorlogsjaren stammende slagschepen van 22.000 ton „Courbet", „Pa ris „Provence", „Bretagne" en „Larraine". De eerste nieuwe schepen zijn de in 1937 en 1938 in dienst genomen „Dunkerque" en „Strasbourg", met een inhoud van 20.500 ton en uitgerust met acht 33-cm-kanonnen, zes tien 13-cm-kanonnen, eenig kleiner geschut en andere wapens alsmede met vier vlieg tuigen. Toen Italië in 1934 don bouw van 35.000 ton kruisers aankondigde, ging ook Fran krijk tot deze categorie over, door opdracht te geven tot don bouw van de beide groote slagschepen „Richelieu" en „Jean Bart". Van deze is thans de „Richelieu" van sta pel geloopen. Het plan tot den bouw van twee verdere groote slagschepen is reeds iangeren tijd geleden genomen, waarbij de deskundigen aarzelden, of het schepen van 35.000 of 42.000 ton zouden zijn. Daar Italië klaarblijkelijk tot geen grootere klasse over gaat, bleef ook Frankrijk bij dit type. Met den bouw van het derde 35.000 ton slag schip, den „Clemenceau", wordt onmiddel lijk na de tewaterlating van den „Riche lieu" begonnen, met dien van den „Gas- cogne" waarschijnlijk na het van stapel loopen van den „Jean Bart" waarvan de datum nog niet vaststaat. Wat het kost. Tot den houw van den „Clemenceau" werd in het kader van de eerste serie noodver ordeningen van Daladier op 2 Mei besloten en aan het arsenaal van Brest op 24 Aug. 1938 in opdracht gegeven. Voor de voorbe reidende werkzaamheden en voor grondstof fen werden reeds 850 millioen uitgegeven. De „Clemenceau" zal bij den tegenwoordi ge n prijsstand 3,6 milliard kosten, terwijl de „Richelieu" wol niet half zoo duur zal zijn. Dc „Clemenceau" en ook de „Gascogne" zul len eind 1942 gereed moeten zijn, zoodat Frankrijk dan over zes groote slagschepen zal beschikken. De programma's voor de andere scheepscategorieën staan geenszins bij dat der groote slagschepen ten achter. Het aanvullende programma van het jaar 1938 voorziet b.v. in twee vliegtuigmoeder- sehenen van 18.000 ton, waarvan er een, de „Joffre", reeds bij de werven van Ponhoët in Nantes in opdracht gegeven is. Aan kruisers bevindt zich in aanbouw op de werf van Lorient de „De Grasse" met 8000 ton en tot den bouw van twee zusterschepen is besloten. Bijzonder trots is Frankrijk op zijn torpedokruisers, die als de snelste van do wereld gelden cn op zijn duikbooten. 12,2 milliard in een jaar. Do bemoeiingen van Frankrijk, zijn vloot te versterken, komen het best tot uiting in het stijgen van de begrooting. Deze bedroeg oorspronkelijk voor 19.38 4.6 milliard en werd daarna verhoogd tot 12 milliard. Ver der werden er 5 milliard voor de uitvoering \an ccn tot 42 loopend extra-programma ter Geweldige tandraderen bestemd voor de „Reichswerke Hermann Göring", Ambtenaar van Maatschappelijk ken Steun maakt misbruik van gezag. Voor de Amsterdamsche rechtbank stond gisteren een ambtenaar van socialen arbeid bij den gemeentelijken dienst van Maatschap, pelijken Steun terecht, verdacht van een ernstig feit. De man zou als ambtenaar de belofte heb" ben aangenomen van een werklooze vrouw, dat zij hem geld ter leen zou verstrekken, wetende dat deze belofte hem werd gedaan teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht na te laten aan den dienst van M. S. opgave te doen van het feit, dat de vrouw, die steun genoot, over een niet on belangrijk bedrag beschikte. Subsidiair is hem ten laste gelegd, dat hij door misbruik van gezag de vrouw heeft gedwongen hem gékl te leencn door haar te bedreigen met aangifte hij de politie en intrekking van steun. Na het getuigenverhoor, waarbij bleek, dat verdachte door schulden in financieele moei lijkheden zat, vorderde de officier van ju stitie een gevangenisstraf van een jaar. De verdediger zeide, dat de crediteuren van verdachte hem als raven achtervolgden en zijn cliënt op het oogenblik, dat hij van een schuld ad f1600.nog maar 150.had te voldoen, het strafbare feit beging. PI. ver zocht een onderzoek naar verdachte's geest vermogens. Vonnis 1 Februari. beschikking gesteld. De minister van mari- ne ontving dus in 1938 12,2 milliard. In de begrooting voor 1939 zijn als gewone uit gaven 2,7 milliard tegen 2,2 milliard in 1938 en aan buitengewone uitgaven 5,4 tegen 3.5 milliard voorzien, bovendien kan de mi nister uitgaven van 1,5 milliard doen, die eerst op de latere begrooting verrekend worden en verder is wel evenals in 1938 met extra-credieten te rekenen. In totaal zullen de totale ingewilligde uitgaven in 1939 wel meer dan 10 milliard, n.1. onge veer 12 a 13 milliard beloopen, terwijl een jaar geleden hij ihdiening der 'begrooting de uitgaven op slechts 4,6 milliard werden geschat. Een imperiale politiek. Deze financieele en economische in spanning komt overeen met de nieuwe taak van Frankrijk, vooral die van de beveiliging der verbin dingen tusschen het moederland en de overzeesche bezittingen. Frank rijk wil na het accoord van Mün- chen een imperiale politiek voeren en zich van andere belangensferen verre houden. Groote perspectieven zijn hier gegeven, want Frankrijk beschikt over rijke koloniën, zooals b.v. Marokko cn Indo-China. Een voorwaarde daartoe is dc veiligste verbinding met deze gebieden. De beveiliging is echter sinds Italië ver sterkt is en in Spanje Franco aan de heerschappij dreigt te komen, niet zoo een voudig meer. Frankrijks groote steunpunt in Noord-Afrika, Bizerta, behoort tot een ge bied, waarop Italië aanspraken geldend maakt en hetzelfde geldt voor Dzjiboeti, dat voor Frankrijk tot nog toe uitsluitend een steunpunt op het midden van den weg van liet moederland naar Indo- China was. In plaats van de wegen door de Middelland sche Zee moeten mischien in geval van einst die aan de kusten van Afrika treden, zij het. naar het betrekkelijk dichtbij gele gen Casablanca of naar Doekar cn Doeala oi tenslotte naar Madagascar en Indo-China. aar deze wegen langs de kusten van Por- ,'igal e" Spanje loopen, moeten zij voldoen de beschermd worden, wat slechts door een Krachtige vloot eeschieden kan. Haar ver sterking is een belangrijk nimf van de Fran sche bewapeningspolitiek. De tewaterlating van dn „Richelieu" wordt dus mot recht tot oen groote gebeurtenis gestempeld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 8