Japan, zooals het leeft en werkt 't HOEKJE OUDERS Irt het Land van de Rijzende Zon XoS naait! Levenskans VOOR DE Rijzende Zon wordt meer en meer gezien in de Indische wateren en elders en daar om heeft men de Japanners niet ten on rechte gekarakteriseerd als de .marskra mers van het Verre Oosten". Het is een oud gezegde: ,de vlag gaat voor den handel uit", maar 't spreekwoord heeft nog steeds niets van zijn waarde ingeboet. Men zal goed doen de Japansche industrie, die al les meedoogenloos torpedeert, wat maar even boven het water uitsteekt, in het oog te houden. Het geestelijk leven der Ja panners. Het oudste fundament van het Japan sche geestelijke leven is het Sjintoisme, de vereering van natuurgeesten en die van de voorvaderen. Alle voorwerpen in de na tuur zijn volgens de Japanners doortrok ken van den een of anderen geest. De doo- den, de geesten derhalve van de gestorve nen, onderhielden met de geesten der na tuur nauwe relaties. En wanneer die sa menhang tusschen mensch en natuur zoo hecht is, baart het geen verwondering, dat ook in het tegenwoordige Japansche leven nog vele verhalen in omloop zijn over na tuurwonderen in het menschelijk leven. Lafcadio Hearn, die in Japan is gaan le ven als een Japanner, heeft in zijn werken heel wat daarover verteld. Voor den Sjin- togeloovige nemen onder de natuurgeesten de eigenlijke goden de eerste plaats in, maar zij blijven met de natuur onverbre kelijk verbonden. Zoo bestaat er ook een Japansche legende, waarih verhaald wordt dat de keizerlijke familie afstamt van de Zonnegodin Amaterasu. Deze godin nu heeft haar zoon via het rijk der natuurgees ten laten afdalen naar de menschelijke aarde en volgens de overlevering sticht in 660 v. Chr. de eerste heerscher der Aarde zijn gezin en zijn rijk, begrippen, die voor de Japanners nog ten nauwste samenhan gen. Hieruit vloeit voort, dat de Japanner zich nooit als persoonlijkheid kan doen gel den; hij is een onverbrekelijk onderdeel uit het geheel. Het zijn de voorvaderen, die hem inspireeren tot daden, hij is slechts hun werktuig. Hoe slecht het den Japan ner ook mag gaan tijdens zijn leven, hij is er heilig van overtuigd dat hij na zijn dood voor zijn gezin een goddelijk wezen zal zijn. Met het vooruitzicht op die zalig heid verdraagt hij elke pijn, elke smaad. Dat verklaart ook waarom de Japansche soldaten in den strijd tegen China zulk een moed aan den dag leggen. De dood kan hun immers slechts eer brengen en de verhef fing naar een bovenaardsch bestaan! Een tweede grondpijler, waarop de Ja pansche staat rust, is de leer van Confucius. Zooals men weet heeft deze Chineesche filosoof door zijn scholen en leerstellingen in China een aparte volksgroep in het le ven weten te roepen van intellectueelen, die tevens tot taak hadden het leven der menschen te maken tot een harmonieuzen schakel tusschen het aardsche en het he- melsche leven. Hij wist het sociale gevoel bij de menschen wakker te roepen en daar van een scheppende kracht te maken voor het leven. Confucius heeft een aantal men- a In de optochten rijden praalwagens mee, die hooger zijn dan huizen. Deze wagen werd gebruikt bij het Kyoto^eest, dat in de provincie Kyoto z 1 dagen achtereen gevierd wordt. r"~t be hoort tot de kleurigste ea oud st? feestën. Oude Japansche houtsnedepri houten gebouwen aan. Menig verzamelaar van curiositeiten is daar reeds de dupe van geworden. Immers, wanneer iets uit de oudheid verminkt is, pleegt de Japanner dit te repareeren. Ook na de reparatie geldt het stuk in zijn geheel als .antiek". Zoo zijn er vele tempels, die volgens de Japan sche reisgidsen nog dateeren uit de Mid deleeuwen,. maar in werkelijkheid slechts de remplaganten zijn uit een vorige eeuw Een beeld als de Venus van Milo zou in het Oosten reeds lang van een paar nieuwe ar men voorzien zijn. Zie, hier heeft men een van de typische mentaliteitsverschillen Het voorbeeld zou door tallooze andere te vermeerderen zijn. De marskramers van het Oosten Japan werd gemoderniseerd. Een der ge volgen was 'n betere verzorging van zieken en ouden van dagen. Het sterftecijfer daal de, bovendien vertoonde de geboortecurve een snelle stijging. Gevolg: binnen enkele tientallen jaren, overbevolking. Expansie was gebiedende noodzaak. Daaruit kwam de eerste oorlog met China voort in 1894. Formosa werd Japansch. Enkele jaren la ter zegevierden de Japanners over de Rus sen in het Verre Oosten; Port Arthur viel. En van de laatste jaren dateert de koloni satie in Mandsjoerije en de hernieuwde belangstelling voor gwjeelten van het Ile- melsche Rijk: de strijd op leven en dood is nog in vollen gang. Overbevolking beteekent: een teveel aan arbeidskrachten en dus goedkoope arbeids krachten. De Japansche artikelen kunnen derhalve verkocht worden tegen een ab normaal billijken prijs De import in vreem de landen van deze artikelen o.a. in Ne- derlandsch Oost Indië brengt Japansche penetratie met zich mede. De vlag met de t, een gevecht voorstellend. schen doordrongen van hun plicht leiding te geven aan de massa. Daaraan is te dan ken dat de Chineesche staat twintig eeuwen lang een onaantastbaar geheel was. Hetzelf de kan men zeggen van Japan, waar dit besef van een groep, die leiding moest ge ven, een krachtige, zij het inwendige staats organisatie in het leven riep. Een derde strooming richt zich op het geestelijk leven en de geestelijke behoef ten van den enkeling: het Boeddhisme. Dit geloof kwam door China en via Korea in Japan. In de duizend jaren, die verloopen zijn tusschen het eerste optreden van Gau- tema Boeddha en het oogenblik, dat deze strooming Japan bereikt is zijn karakter danig veranderd. Boeddha heeft zich abso luut gericht op den enkeling. Hij predik te, dat door zijn „leer'' de menschen zich geheel uit het vergankelijke leven kon den opheffen naar het Nirwana. Geen band zou deze stervelingen nog met de Aarde binden. De daden waartoe Confucius aanzette, werden door deze vrij vage theorie, door dit negativisme, te niet gedaan. Maar om streeks het optreden van Christus begon de leer gaandeweg een anderen vorm aan te nemen ;zij vond voornamelijk haar aan hangers onder de zwaar met zonde bela den zielen, die niet rechtstreeks den weg naar het Nirwana kunnen gaan, maar on der de menschen zoeken naar steun. Zoo was een der eerste pioniers van het Boedd hisme in Japan een zekere Gyogi, die onder regelmatig aanroepen van Boeddha, het land door trok, wouden neervelde, bruggen bouwde, dijken aanlegde, wegen en havens aanlegde, de armen hielp de zie ken genezing bracht en tenslotte werkte aan den bouw van den grooten tempel. Het gevolg van een duizendjarige ont wikkeling van het Boeddhisme was dat er Jong Japan in oud Japansche dracht. Bij de jaarwisseling, die in Februari plaats vindt, worden overal optochten gehouden. een groot aantal secten, scholen, opvattin gen en richtingen in het leven geroepen werden. Het Boeddhisme werd de volksre ligie van Japan en is zoo goed en kwaad als dat ging samengesmolten met het Confu cianisme en het Sjintoisme. De sporen van deze afzonderlijke religies vindt men voor al terug in de ontwikkeling van de kunst: in tempels, plastieken enz. Zoowel Sjintoist als Boeddhist beschou wen het aardsch bestaan als een overgangs stadium voor de menschen en kennen daar aan in ieder geval niet het karakter van de eenige waarheid. De Sjintoist ziet den mensch als den organischen schakel tus schen voorvaderen en nakomelingen, de Boeddhist ziet den mensch als een verza meling krachten, die er op wachten te ont kiemen. Maar de verwantschap is duide lijk: een persoonlijkheid bestaat niet. Het Zenisme. Uit deze religies is tenslotte een vierde strooming geboren: het Zenisme, dat wel voortgekomen is uit het Boeddhisme, maar juist het tegenovergestelde nastreeft De Zenisten willen zich drenken in de gees telijke ideëen, die hen aanwakkeren te strijden voor het vaderland. Hieraan is het aardsche element in geenen deele vreemd; hun streven is sterk imperialistisch. De Zenist tracht zich vrij te maken van zijn persoonlijke gemoedsberoeringen. De eigen wil moet volkomen ondergeschikt ge maakt worden aan de een of andere zaak, waaraan hij zich met hart en ziel moet geven. Hieruit zal duidelijk worden, waarom de Japanners in dezen oorlog met China van geen recapitulatie weten. Zij zullen niet rusten voor de taak, die zij zich gesteld hebben volbracht is: dat is het noodwen dige uitvloeisel van hun mentaliteit! Lottie Eldring stond in haar kleine huis kamer te strijken. Nu en dan wierp zü een haastigen blik op de klok. Haar man hield er niet van, haar met de huishouding bezig te zien als hij thuiskwam. Met een zucht van verlichting legde zij het laatste gestreken zakdoekje op een sta pel schoon goed. Het dagmeisje kwam bin nen: „Mevrouw, kan ik gaan?" „Ja, Riek, als je me nog even helpt met de strijkplank". ,,'t Is al over half zes, Mevrouw." „O, ga dan maar," zei Lottie gemelijk. Zoo weinig behulpzaam als dat kind was! Met moeite klapte z-j alleen de zware strijkplank op, en droeg die naar het keu kentje. Het rook er benauwd en het kleine fornuis zat vol roestplekken door veelvuldig overkokend water. Lottie keek ernaar, met een rimpel in haar .oorhoofd. Zy moest eigenlijk een nieuw fornuis hebben, ze moest zooveel hebben. Nu gauw nog even dekken voor het avondeten, en dan had ze misschien nog net tijd om zich wat op te knappen, voor Paul thuiskwam. Zij keek rond naar het vaasje tulpen, verlept waren die en ze had geen nieuwe gekocht, alles was toch al zoo duur. „Huishouden van weinig geld is el-len-dig," dacht Lottie hartgrondig. „Je wordt er tobberig en bekrompen van". Toen zij juist klaar was met dekken, hoorde ze Paul thuis komen. En ze had een warm glimmend gezicht van het haasten en slor dig haar en- was nog niet verkleed. Pech. „Lottie," riep Paul in de gang. „Ja", riep ze zenuwachtig terug. „Hij kwam de huiskamer binnen. „Weet je, wie er, vanavond komt? Een oude vriendin van je, Ella Moresco." „Hè, wat?" zei Lottie. Toen barstten al haar opgekropte erger nissen ineens los. „Hoe kon je dat nou doen?" „Waarom niet? Ik sprak haar op straat, en ze vroeg naar je, en toen zei ik; „je moet eens komen," „Nu, en toen voeg zij of het vanavond schikte". „Ella verdient zooveel, en ze is mooi en verkleedt in een maand meer, dan waar jij en ik een jaar lang van leven," zei Lottie bitter. Paul streek over haar haar, met een zachte uitdrukking in zijn oogen. „Ik zie jou nooit als een huissloof, kindje, en je kunt je nog tienmaal verkleeden vóór Ella komt. En verder wat voor ons goed ge noeg is, ia het ook voor iedereen die hier komt. Wat doet het ertoe of we arm zijn, zoolang we maar van elkaar houden?' Bederven niet véél menschen hun leven, doordat ze zich blind staren op de voorspoed en de gunstige factoren in de levens van an deren, terwijl ze het goede in hun eigen leven voorbijzien? Wat weten wij van de wellicht nooit-vervulde illusies van menschen, wier lot zoo benijdenswaardig schijnt? Bovendien zal afgunst nooit ertoe leiden, dat iemand zich gelukkiger voelt. Er is niemand, die niet het een of ander voor heeft op een ander, in welk opzicht dan ook. Laten we daarom hei beste van onze gege vens ten goede maken, en letten op wat wij op anderen voor hebben, inplaats van hen hun levenskansen te benijden en ziende blind te zijn voor onze eigen kansen op geluk. Want de meeste kans op een tevreden, zooal niet gelukkig bestaan heeft diegene, die de mo gelijkheden tot geluk in zijn eigen leven op merkt en ze weet te waardeeren. Dr. Jos de Cock. Zoo eet men in Japan. De in het Westen gebruikelijke couverts zijn hier onbekend. t Men eet met stokjes. PSYCHOLOGIE VAN DEN JONGEN VAN 12—19 JAAR. In verbantl met de bijdrage over „Het clubleven". Zooals ik in mijn vorige bijdrage reeds aantoonde, vergt de kennis van den jongen kennis van de uitkomsten der kinderpsycho logie. Nu is er reeds zeer veel op dit terrein verschenen en de werken, waarin gehandeld wordt over den jongen in de puberteitsjaren zijn veelvuldig, maar voor de doorsnee ouder helaas te moeilijk. Het verheugt me dah ook zeer, dat een pas verschenen werk van Prof. Charlotte Bühler, bekend psycho loge in Weenen, in dit opzicht aanmerkelijk verschilt van de hierboven bedoelde werken. Het werk van Prof. Ch. Bühler „Practische Kinderpsychologie" (verschenen in kloek formaat bij de fa. Bijle eld te Utrecht) treft ons door de eenvoudige wijze van be handeling dezer belangrijke onderwerpen. Haar conclusies, opmerkingen enz. bevesti gen telkens en telkens weer de ervaringen van hen, die op een of andere wijze betrok ken waren in het jeugdwerk voor jongens van 1219 jaar. Ik wil uit dit lezenswaar dige boek verschillende citaten bezigen om aan te toonen, hoe door beter begrip van de moeilijkheden, wfearmee de jongens op dezen leeftijd te kampen krijgen, veel leed en last voorkomen kan worden en welke kennis de jeugdleider bezitten moet om met succes zijn jongens in het goede spoor te kunnen houden. Prof. Ch. B. merkt op, dat jongens een tweetal jaren later dan de meisjes de levensperiode meemaken, waarin hun hou ding z.g. negatief wordt. De meisjes maken deze periode door zoo omstreeks den leeftijd van 1112 jaar, dus in het alge meen tegen het oogenblik dat er lichame- Japan voert oorlog met China. Wij aan vaarden het alweer als de gewoonste zaak van de wereld. Of er gestreden wordt tus schen Sjanghai en Peiping of er in die sla gen duizenden hun leven laten, het raakt ons nauwelijks nog. Het is immers zoover weg, duizenden kilometers. De menschen, die daar sneuvelen, kennen wij niet; wij begrijpen hen niet. Japanners of Chinee- zen, het is om het even, het zijn Ooster lingen. En toch ligt juist hierin een van de ernstigste oorzaken, dat Oost en West elkaar zoo slecht begrijpen. Waarom voert Japan Oorlog? Het ver loop der geschiedenis van de laatste eeuw toont duidelijk de oorzaken. Men weet dat China omstreeks 1840 door de Westersche „duivels'' gedwongen werd zijn havens open te stellen. Het andere groote rijk in het Oosten, Japan, dat toen op geen stuk ken den invloed van tegenwoordig had, on derging in 1853 een dergelijk lot. Toen landde daar de Amerikaansche commo dore Perry om een handelsverdrag te la ten teekenen. Den Japanners werd het mes op den keel gezet. Tegen de Westerlingen die hun verzoek eventueel kracht zouden bijzetten door middel van vuurwapens, konden zij met pijl en boog weinig uit richten. Ook andere mogendheden sloten dergelijke verdragen af met het land van de Rijzende Zon. Had men toen kunnen voorzien dat nog geen eeuw later de be woners van het Japansche eilandenrijk een volkomen Westerschen staat met Wester sche begrippen en Westersche opvattingen zouden vormen en op hun beurt krachtig zouden optreden tegen dezelfde mogendhe den, die dit land wakker geschud hadden uit zijn Oosterschen slaap? In den eenen bodem wil het zaad niet gedijen, elders wel. Zoo is het ook met Chi na en Japan. Het hemelsche Rijk bleek al een zeer onvruchtbare bodem voor het Westersche zaad, Japan daarentegen rea geerde heel anders Hier ontkiemde het zaad en groeide op, gelijk de tooverboom van een goochelaar, in een minimum van tijd tot maximale grootte. In de zeventiger jaren werd het feodale stelsel afgeschaft ;het leger werd totaal ge reorganiseerd naar Europeesch voorbeeld. Er werd een vloot gebouwd, telegraaf en spoorlijnen werden aangelegd. Het behoeft geen betoog dat deze ontwikkeling aller minst geschiedde langs lijnen van geleide lijkheid. Groeistuipjes kwamen meer dan eens voor en die zijn zelfs in het tegen woordige Japan geen zeldzaamheid. Maar met dat al is Japan een labyrinth gebleven voor ons Westerlingen. De menta liteit van den Japanner, ook al moge daar over een Westersch vernisje gestreken zijn, is niet de onze. Een dergelijk verschil komt tot uitdrukking in de bouwkunst. Men heeft in het land van de Rijzende Zon vroeger veel van hout gebouwd. De mees te van deze bouwwerken zijn in den loop der eeuwen een prooi van de vlammen ge worden. En toch, wanneer men als toerist in Japan vertoeft, treft men overal oude ljjke veranderingen bij hen plaats grijpen. Een onderzoek, ingesteld bij een zeer groot aantal meisjes, bewees, dat deze periode van lusteloosheid, wispelturigheid, zwaar moedigheid, ontevredenheid, luiheid, wan gedrag, enz. enz. ophoudt bij het begin van de in regelmatige banen verloopende licha melijke veranderingen. Ik behoef deze ver anderingen voor de weldenkende ouders hier zeker niet bij name te noemen. Ook bij de jongens vinden deze veranderingen plaats en zij gaan gepaard met overeenkomstige verschijnselen op geestelijk gebied. H o- c h o 1 z e r kwam na een onderzoek bij meerdere duizenden jongens tot de con clusie dat deze periode valt omstreeks den leeftijd van 15y216 jaai. In deze periode vangt de onrust van het heele leven aan. Dit heeft zijn grooten invloed op het regel matige werk van den jongen. Onverschillig, heid voor regelmatigen arbeid is een alge meen verschijnsel. Het van den hak op den tak springen komt algemeen voor bij deze jongens en hun ontluikend gevoels leven wordt op uen duur zo- sterk, dat er werkelijk sprake is van onevenwichtig heid. Een geliefkoosde bezigheid dezer jon gens is het droomend bezig zijn. Dagdroo- men vervullep hen volkomen en deze fan tasieën beginnen bedenkelijk veel de wer kelijke aanschouwing te benaderen. Ik be doel dit: voor de jongens beginnen deze dagdroomen hun droomkarakter te verlie zen, zy wanen in een w e r k e I ij k h e i d te leven. Een ander verschijnsel is de z.g. luiheid der jongens in deze levensperiode. Hierover meer in een volgende bijdrage.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 11