Carnaval
brengt
vergetelheid
Cursus Leerbewerking
Zaterdag 21 Januari 1939
Vierde blad
Vage pasteltinten, fantastisch bedrukte stoffen
Prettig wandelen
Lentemode
EEN GARDEROBE ZONDER
MANTELPAK IS EEN LICHAAM
ZONDER HART.
Een modekroniek, die zich alleen bezin houdt met „„.i
wordt, is de moeite van het lezen niet waard Wal er aedraaen
wordt, weet U óók wel. Dat ziet U om V heen Zl nn Z "edr.aaen
dag. Van belang U enkel: Wat zal er gedragen' worden™ ^diCae
vaD wat zal er dit voorjaar, dat nu al heel nabij ügedragenJor.
Is het te vroeg daarover te vratenVoor onze „rn,™,.nsn»
gierigheid het nooit te vroeg. Ze vrouwel'lke nieuws-
Wie droomt niet graag van de zoele
lente, al zijn we ook nog midden
in den winter en al hullen we ons
huiverend in een dikken mantel,
wanneer we de veilige bescherming
van het huis verlaten om buiten
den Noord-Ooster te gaan trotsee-
ren. Troosten wij ons: Wat is, is al
voorbij, heeft een beroemd Fransche
schrijver eens gezegd. En als we dat
woord op de mode toepassen, kunnen
we geen andere slotsom trekken dan
deze: de wintermode is het verleden
al; die van het komende voorjaar
alléén is onze aandacht waard.
Liever Londen dan Parijs!
En wat brengt zij nu, die fameuze voor
jaarsmode? Iemand, die het weten kan, heeft
ine verteld, dat zij vooral Engelsch geïnspi
reerd zal zijn. In die uitdrukking moet u
nu niet méér willen vinden dan een alge-
inieene tendenz. Ik bedoel niet, dat het Eu-
ropeesche vasteland in de komende weken
klakkeloos overnemen gaat wat in de Lon-
■densche groote wereld gedragen wordt. Een
Frangaise bij voorbeeld zou zich nooit als
een dochter van Albion kunnen kleeden,
zelfs al zou zij het willen. Maar zij zou niet
willen óók. Zij weet wel, dat zij in Engel-
sche kleeren niet op haar best zou zijn. En
wat voor de Frangaise geldt, geldt ook voor
de vrouwtjes van vele andere nationalitei
ten van het continent. Misschien voor de
Hollandsche nog in de minste mate: het
Hollandsche meisje ziet er in een pakje van
Britsche makelij meestal aardig genoeg uit.
En ik sta op het punt te schrijven: Neder-
landsche jonge vrouwen, een groot aantal
Uwer doet er beter aan zich op 't stuk van
haar kleeding meer door Londen dan door
Parijs te laten leiden. Maar dan denk ik
aan de onnavolgbaarheid van de Parijsche
charme en aan de talrijke bekoorlijke
vondsten, waarom de Parijsche modekun
stenaars ons ook in het komende seizoen
weer verrassen zullen, en ik zwijg. Neen,
zelfs voor de Hollandsche blijft de stad aan
de Seine toch altijd nog de goochelaarshoed,
waaruit de mode-snufjes te voorschijn ge-
tooverd worden.
Waar we op rekenen moeten.
Dus, in het komende voorjaar zal de mo
de Britsch geïnspireerd zijn. Wij zullen dus
rekenen moeten op vage pasteltinten, op
satijnen, op een overvloed van Schotsche
stoffen, waarvan er vele door nieuwsoorti-
ge ruiten- en kleurencombinaties de aan
dacht trekken zullen, op een zondvloed van
sporthlouses en sportrokjes, en op een nieu
we zegetocht van het mantelpak. Dat laat
ste viert trouwens de eene victorie na de
andere. Nog enkele weken en wij zullen er
zien van zware surah, van fijn tricot, van
soepele zijde, van wol en van katoen. Heb
ben jvij niet reeds avond-mantelpakjes kun
nen bewonderen, tailleurs als feestkleedij?
Die waren van zilver- en goudlamé, maar
het waren mantelpakjes, ontegenzeggelijk.
Waar dat Zoo is, behoeft men er zich oolc
niet meer over te verwonderen, dat de tail
leur zich in de hoogste, de opperste gunst
verheugen blijft. Een garde-robe, waarin
een mantelpak ontbreekt, mist een essentieel
orgaan; het is een lichaam zonder hart.
in zoo'n fleurig costuumpje.
Het is de overbekende „deux-
pièces," het tweedeelige toi
letje, dat nog steedis bij alle
meisjes en vrouwen in hoog
aanzien staat!
Met bankpapier bedrukt
Van de nieuwe stoffen hebben wij staal
tjes gezien. Curieuze staaltjes. Daar zijn ge
streepte weefsels, waarvan de eene baan de
„schaduw" van de andere is, daar zijn de
tallooze bedrukte stoffen, die opnieuw de
vei rassemdst noviteiten brengen. Er zijn, oim
enkele variaties te noemen, stoffen, die ge
heel met postzegels bedrukt zijn. Er is hier
geen sprake van hier en daar een postzegel,
zooals wij dat vroeger al zagen. De nieuwste
stoffen van dit genre zijn een-en-al postze
gel; alleen in de „perforatie" is de ooiv
spronkelijke witte of crème kleur van de
stof nog te zien. De rest is één kleurenwar-
reling, want u begrijpt wel dat voor het be
drukken van deze weefsels niet één enkele
postzegel als voorbeeld gekozen is, maar een
geheele collectie. Hetzelfde geldt voor stof
fen, die met munten en zelfs met bankpa
pier bedrukt zijn; wie tijd heeft zal precies
berekenen kunnen hoeveel de verzameling
goud- en papiergeld op haar blouse waard
is. Een tijdverdrijf als geen ander! Dan zijn
er stoffen, die jachttafreelen te aanschouwen
geven, spelende kinderen, straatlicht-signa-
len ja, werkelijk! en natuurlijk ont
breekt de onvermijdelijke Sneeuwwitje met
haar zeven dwergen niet.
Zwart met witte puntjes.
De kleuren? De jaquetjes zullen, zooals
het betaamt, licht van tint zijn; de daarbij
te dragen rokken zullen dan een meer som
bere noot brengen. Geel in alle nuances
schijnt veel te zullen worden gebruikt. Maar
geel is een gevaarlijke kleur, die lang niet
iedere vrouw tot de hare maken kan. Voor
die velen zijn de zachte bruinen en lange
series pasteltinten, waarbij ieder wel iets
van haar gading vinden zal. Ook zullen wij
vele meer samengestelde kleuren zien, tin
ten, die zich door haar „schaduw" verge
zellen laten. Merkwaardig zijn de zwarte
stoffen, waarop als met wit krijt, figuren
geteekend zijn. Waar zich geen figuren be
vinden is de zwarte stof bezaaid met een
Melkweg van witte puntjes. Dat zijn dan
minuscule stukjes krijt, die bij het teekenen
van het gebruikte krijtje afgesprongen zijn.
Zoo'n merkwaardig wit-en-zwart en in
geen geval grijs stofje, zal wellicht ve
len verleiden. Het is stemmig, maar niet
somber, en het pleit zeker voor den origi-
neelen smaak van de draagster.
Reeds werkt men aan de bad-
costumes!
Reeds zijn er enkele aanwijzingen omtrent
wat de strandmode dezen zomer zijn zal.
Het is zeker een beetje al te vroeg in den tijd
om daarbij nu lang stil te staan. Noteeren we
slechts in het voorbijgaan, dat het badpak
in twee deelen vermoedelijk veel meer dan
het costuum uit één stuk gedragen worden
zal, dat linnen „knickerbockers" als strand-
dracht waarschijnlijk een triomf zullen vie
ren en dat de strandmantels vooral uit be
drukte tulle zullen vervaardigd zijn. Intus-
schen blijven ons nog vele gelegenheden over
op dit alles in bijzonderheden terug te ko
men. Maar het is een prettig idee te beden
ken, dat zij, die zich met de vervaardiging
van strand- en badcostumes bezig houden,
reeds thans druk aan het werk zijn. Het is
een teeken, dat het lente gaat worden en
zomer en dat Paschen reeds in een nabij
verschiet is...
TUSSCHEN SERPENTINES
EN CONFETTI.
Prins Carnaval komt
En ik droom van hem.
Zijn zotten lach
En zijn jubelstem
Zijn dolle scherts
En zijn dwaas gezang,
Zijn griezel-snuit,
Maar 'k ben niet bang!
Want al is hij mal,
Prins Carnaval,
In z'n arm gevlijd,
Vindt ft vergetelheid
Vergetelheid .wie kan ons dat
beter schenken dan Prins Carnaval,
wiens komst al weer zoo nabij is.
Zelfs doet hij ons vergeten, wie, op
het feest te zijner eere, onze part
ner is! Een masker verhult het ge
zicht van den galant in vreemden
dos, die ons ten dans vraagt. En
zélf maken wij ons onherkenbaar!
Dat kost echter héél wat hoofdbre
kens!
De pieirrettes, herdterinnetjes en
bloemenmeisjes worden vervellend,
folkloristische kleederdlracbtien zijn
„afgezaagd" en symbolische costu-
mes moeten wel bijzonder knap
ontworpen zijn, wil de jury er iets
van begrijpen. Daarbij komt dit
jaar een extra-probleem, n.1. dat de
travestie (mannenrol door een
vrouw vertolkt) voor Carnaval uit
de mode begint te geraken! Een
aardige gedachte lijkt het ons, eens
een mode-vrouwtje uit vroeger
eeuwen te imiteeren. Wij beelden
hierbij eenige toiletten af uit het
zg.n. Directoire-tijdperk (het einde
der achttiende eeuw), welke aller-
charmantst zijn en 't enorme voor
deel bieden, dat we een dergelijk
costuum, na het Carnaval gemak
kelijk tot een avondjurk kunnen
vermaken. Kant, zijde, fluweel, hoo-
ge, glanzend gelakte kapsels, een
waaier ziedaar de attributen
voor een origineele vermomming.
Het aparte hoofddeksel, dat de lin
ker dame toont, zal men wel bij een
costumier moeten bestellen, alsook
de historische échoentjes.
Coquetteerend met waaier en ca
pe, trotseert de elegante vrouw
glimlachend de bonte buien van
serpentines en confetti
(door een deskundigen medewerker.-)
LES 11,
EEN BEURS, WAAR VééL IN KAN!
Hebben we in les 7 een beurs-
j'e behandeld, dat slechts één vak
bevatte, nu zullen we het wagen er
één met meerdere vakjes te maken.
In dit beursje worden nu geen souf-
flets gewerkt,
We beginnen natuurlijk' weer met ons
leer uit te snijden, nadat het eerst in de
door ons gekozen kleur geverfd is. Ditmaal
hebben we 4 stukken leer noodig en wel één
stuk van 14y2 bij 11 c.M., d.i. het stuk A.
waarvan hier slechts een gedeelte geteekend
is, om de versiering te laten zien en ver
volgens 3 stukken, die ieder 7 bij 11 c.M.
zijn. Liggen deze stukken uitgesneden voor
ons dan nemen we eerst het stuk A ter hand
om de versiering aan te brengen en op de
teekening ziet U, dat hier weer met den
lijnentrekker is gewerkt en tevens met een
stempel. We maken het leer dus weer voch
tig en bedekken het met het patroon, dat op
doorschijnend papier is overgeteekend.
Daarna worden de lijnen met den lijnen
trekker overgetrokken (patroon en leer dus
met clips op elkaar zetten). Het papier er
daarna afhalen en nu op liet leer de lijnen
nog duidelijker overtrekken. Behalve de lij
nen heeft dit patroon ook een stempelver-
siering en wel een bepaalde: een half maan
tje. Is men nu niet in bet bezit van dit be
paalde stempel, dan is het natuurlijk geen
bezwaar om met een ander stempel te wer
ken. Men kan ook een geheel andere ver
siering bedenken, ook wat de lijnen betreft.
Is deze nu gereed, dan beginnen we het
beursje in elkaar te zetten. En wel eerst
worden de stukken B en C (fig. 2) met de
goede kanten tegen elkaar gelegd, (Het is
natuurlijk aan te bevelen alle stukken voor
het in elkaar zetten te voeren). De voering
ligt dan dus van beide stukken aan den
buitenkant. Nu worden de stukken met lijm
volgens de stippellijn (zie fig. 2) aan elkaar
gelijmd en slaan we volgens diezelfde lijn
met de holpijp op gelijke afstand gaatjes en
.vervolgens naaien we met leerbaud de beide j
stukken tegen elkaar. Dit zijn dus de mid
delste stukken van de beurs.
Vervolgens plakken we langs de randjes
het stuk D op het stuk C en naaien dit met
leerband om. Nu rest ons nog, om dit geheel
tegen het stuk A (fig. 3) aan te plakken.
Denk er om, dit geheel komt tegen het voe-
ringleer van A aan, zoodat de versiering
aan don buitenkant ligt. Aan fig. 3 kunnen
we zien, hoe dat geheel op A geplakt wordt.
Nu slaan we de gaatjes en rijgen het weer
om met leerband. Vervolgens wordt de druk
knoop er ingeslagen en het beursje is ge
reed.
Zooals het nu is, hebben we het geverfd en
versierd met stemj>elwerk. We kunnen het
beursje echter ook van peau de suède ma
ken in een heel mooie kleur, waarbij versie
ring niet noodig is en men eveneens een
alleraardigst geheel krijgt.
Een nieuwe versieringstechniek.
Nu willen we nog een andere wijze van
versiering bespreken, welke we bij dit beurs
je ook kunnen toepassen en natuurlijk ook
bij andere voorwerpen, die we eventueel nog
gaan vervaardigen.
Het is het branden van de versiering op
het leer. Dit is een techniek, die altijd gaar
ne en veelvuldig wordt toegepast en die,
mits men zich daarin grondig oefent, ook
heel mooie resultaten geeft Inplaarts van lij
nen met den lijnentrekker te trekken, kun
nen de lijnen ook gebrand worden. Men
krijgt dan onmiddellijk een bruine lijn en
wanneer men het zoovaak heeft gedaan,
dat de lijn ook zonder eenige onderbreking
kan getrokken worden, is men wel van het
succes van deze versieringstechniek verze
kerd.
We bespreken nu nog even, hoe het bran
den met den lijnentrekker geschiedt. In-
plaats van den lijnentrekker kan men ook
een breinaald bezigen, maar, omdat de brei
naald in haar geheel natuurlijk zeer warm
wordt schuift men er bij wijze van hand
vat een paar kurken aan en zoo hebben we
een geïmproviseerd brandapparaat.
Het beste is, om twee lijnentrekkers of
breinaalden te gebruiken. Den lijnentrekker
maakt men gloeiend in een gasvlam. Het
spiritusvlammetje van een theelichtje is
niet aan te bevelen, omdat deze vlam niet
heet genoeg is. Heeft men geen gas, dam zal
men zich toch met zoo iets moeten behelpen.
Zoodra de lijnentrekker gloeiend is, neemt
men hem vlug uit de vlam en begint dade
lijk een lijn op het leer te trekken. Het
eerste resultaat zal zijn, dat men aan het
begin van de lijn ongeveer door het leer
heeft gebrand en dat het einde ervan nau
welijks zichtbaar is. De fout schuilt dan
hierin, dat men den lijnentrekker eerst
neerzet en dan begint te trekken, waardoor
men de breede brandvlek aan het begin
krijgt. De lijnentrekker wordt dus niet eerst
neergezet maar in een glijdende beweging
op het leer geplaatst en direct doorgetrok
ken.
Daar het instrument tamelijk snel afkoelt
moet men aan het einde van de lijn lang
zamer trekken, omdat men met twee lijnen
trekkers of breinaalden werkt, neemt men
den anderen uit de vlam en gaat hiermee
verder, terwijl de eerste weer opnieuw ver
hit wordt. Het spreekt vanzelf, dat men het
branden eerst beoefent op een stukje over
geschoten leer en eerst, wanneer men ge
lijkmatige lijnen kan trekken en de lijnen
kan verlengen zonder zichtbare onderbre
kingen, kunnen we het eigenlijke voorwerp
onder handen nemen. Probeert het eens! We
komen nog wel even op het branden van
leer terug.