TARZAN Pi yEm©mn stad Een Italiaansche f STREICHER DE LAMP Farinaccide man van de toekomst Radioprogramma in de Woestijn DOOR EDGAR RICE BURROUGHS Een „pantoffel" held door Ethel M. Dell 8 1 95 Thetans kennis van de geheime paden maak- 8 te het Magra mogelijk, dat zij ongezien de cel 8 van Gregory kon hereiken. Onmiddellijk was deze bereid tezamen met haar te trachten te ontkomen. Iedere daad hoe gevaarlijk ook, was beter dan het doelloos afwachten. Een maal buiten het paleis, volgden zij het pad, dat naar Athair leidde. Zij begrepen wel, dat zij waarschijnlijk regelrecht huq noodlot tege moet liepen, maar zij aarzelden niet, want zij wilden liever sterven met hen, die hun dier baar waren, dan alleen het leven voort te slepen... Frederik Gregory zou radeloos van angst zijn geweest, als hij op dat ogenblik Helen had kunnen zien, die door Tarzan schijnbaar levenloos uit het water werd ge trokken. De aapman paste kunstmatige adem haling b\j haar toe. Gelukkig leefde zij nog! Zij kon goed zwemmen en was de laatste ogen blikken op haar rug gaan drijven om nog zo veel mogelijk van de laastte restjes lucht te kunnen profiteren. Vlug hielpen de beide man nen haar in het waterpak. Daarna bracht Her- koef hen weer over de todem van het meer. Doch de ptomen, die hen achtervolgden, ont dekten hen en renden hen achterna, om de drie mensen weer gevangen te nemen. In de stilte die er op de grote diepte onder water heerste, drong geen enkel waarschuwend geluid door tot de vluchtelingen. EEN DER MEEST BOEIENDE FIGUREN VAN HET HEDENDAAGSCHE ITALIë. Een der meest belangwekkende gebeurte nissen van den laats ten tijd is zeker de reis van den Italiaanschen journalist Roberto Farinacci, naar Duitschland. Ten onrechte heeft men in de Duitsche pers Farinacci als „minister" betiteld, aldus de Romein- sche correspondent van de N.R.Crt. Hij maakt geen deel uit van de fascistische re geering, al is zijn invloed tegenwoordig grooter dan die van menig minister. Farinacci is een der mede-oprichters van de fascistische partij (1919) Hij is een Zuid- Italiaan (Abruzzees) en dus een advocaat; doch reeds van zijn jeugd aan woont hij te Cremona, een der grootste steden van Lorn- bardije, waar hij oorspronkelijk ambtenaar was bij de spoorwegen. Na de oprichting der partij werd hij echter voor alles propa gandist en door zijn ongewoon redenaarsta lent gelukte het hem weldra, Cremona tot een der meest fascistische steden van Italië te maken. Ook in nabijgelegen plaatsen o.a. te Mantua, vond hij veel aanhangers en het was als afgevaardigde van Mantua, dat hij in 1921 zijn intrede deed in het parlement. Een maand later richtte hij een dagblad op: „Cremona fascista", dat onder den naam „Regime facista" nig steeds verschijnt en onder zijn leiding staat. In den eersten tijd was hij een wel zeer hartstochtelijk, doch daarom nog niet 'n begaafd journalist. Zijn zeer polemische artikelen waren slordig ge steld en wemelden van onjuistheden. De nog jonge en eerzuchtige partijman heeft echter vooral in de laatste tien jaren hard gewerkt en zijn geestelijke ontwikke ling en thans moet men met zijn penne- vruchten wel degelijk rekening houden, zoo zeer zelfs, dat menigeen in hem en niet in den jongen Ciano den komenden man in Italië ziet. Op 12 Februari 1925 werd Farinacci tot partijsecretaris benoemd. Nadat hij op 30 Maart 1926 van dit ambt ontheven was, raakte hij bijna in het vergeetboek. Zijn al te groote heftigheid schijnt de oorzaak te zijn geweest, dat hij reeds na een jaar den hoogen post verliet. Wel behield hij steeds een vrij sterken aanhang in Noord-Italië en vooral in Cremona, waar hij werkelijk een groote populariteit geniet. Te Rome echter heeft men hem tusschen 1926 en 1936 be schouwd als een figuur van het tweede plan OVERTUIGD ANTISEMIET. Als ex secretaris der partij heeft hij zit ting in den Grooten Raad van het fascisme en het is in dat allerhoogste regeeringsli- chaam, dat zijn toenemende invloed thans tot uiting komt. Farinacci heeft reeds vroeg belangstelling getoond voor het Duitsche nationaal-socia- lisme en bleek, een hooge uitzondering in Italië, onmiddellijk toegankelijk voor de theorieën van het anti-semietisme. Ook in de jaren '33-'34 toen in Italië weinig sympa thie voor het Derde Rijk bestond, deed Fa rinacci niet mee aan de anti-Duitsche pers campagnes waarbij de jodenvervolging in Duitschland steeds werd aangehaald als be wijs, dat de teutoonsche imitatie van het fascisme meth aar vage Blut-und-boden-mys tiek heel weinig gemeen had met het zoo veel meer op de realiteit gebaseerde Itali aansche voorbeeld Farinacci was wellicht toen reeds overtuigd antisemiet. In ieder geval is hij een der ij veraars geweest, aan wie Italië zijn nieuwe rassenpolitiek te danken heeft. Toen de sancties Italië dwon gen zijn houding ten opzichte van het Derde Rijk geheel te herzien, kreeg hij een stevi- gen bries in de zeilen en werd, na tien ja ren in des chaduw te hebben geleefd, op nieuw een persoon van grooten invloed. In de laatste maanden heeft hij zich ontwik keld tot een Italiaansch-gematigd rassen- theoreticus, een evenbeeld van Julius Strei- cher. VERHOUDING TOT H^T VATICAAN. Door Duitsche voorbeelden geïnfluenceerd is ook zijn houding ten aanzien van het Va- ticaan. Farinacci is nl. de eenige publicist van naam in Italië, die trots de verzoening van Lateranen bijna dag aan dag de Vati- caansche „politiek" aanvalt. Hij ijvert daar bij voor 'n geheel onpolitiek, zich boven het wereJdsch gebeuren uit tuffend katholicis me. Sommige jongere katholieken, Italianen zoowel als buitenlanders, zien in zijn strijd tegen de naar hun meening niet altijd strikt onpartijdige curie een goede kern, ook al betreuren zij de heftigheid van zijn toon en al ontveinzen zij zich niet dat, bij de wijze waarop hij de kerk geheel en al buiten het wereld-politieke leven wil sluiten, iedere stap verder beteekenen zou een de kerk dienstbaar maken aan den (autoritairen) staat. Mogen wij het zoo stellen, dat die jon ge katholieken de naar bun oordeel vaak goede denkbeelden, die Farinacci voorstaat, wel graag bepleit zouden willen zien door iemand, wiens oprechte katholiciteit boven ideren twijfel zou staan? Farinacci en ook anders katholieke fascisten zijn geneigd hun godsdienstige gevoelens aan welker op rechtheid wij voorshands gelooven onder geschikt te maken aan hun patriotisme en daarbij komt dan de universaliteit der ho ven-nationale kerk wel eens in het gedrang. Terwijl voor de kerk ieder mensch die ge doopt is, onverschillig welke zijn huidskleur of haarvorm zijn, een Christen is met alle rechten van dien, kan een bij de rassentheo rie zwerend man dat niet toegeven. En waar de kerk waarschuwt voor staatsverafgoding, is een Farinacci dan allicht geneigd te mee- nen, dat de kerk, haar boekje te buiten gaan de, aan politiek doet. In wezen leven menschen als Farniacci in een innerlijken tweespalt. Zij belijden een universeele kerk en zouden, wellicht zonder zich dit bewust te zijn, aan een nationalen godsdienst de voorkeur geven. En hier komt „Duitschland" weer om den hoek kijken en wordt in het Vatikaan het stormsein gehe- schen: weest op uw hoede FARNINACCI'S DUITSCHE REIS. Is het te verwonderen, dat deze man, die als weinig anderen in Italië het tegenwoor dige Duitschland begrijpt, een propaganda- reis naar het Derde Rijk heeft gemaakt, juist op dit voor Italië's toekomst zoo belangrijke oogenblik? En is het niet vanzelf sprekend, dat Streicher hem moest ontvangen en op zijn geheele reis vergezellen? De door hem gehouden redevoeringen te Berlijn, Neurenberg en Munchen, waarin hij Duitschland's recht op koloniën bepleitte en anderzijds het Italiaansche standpunt inza ke Nice, Corsica, Tunis, Djibouti duidelijk uiteen zette, zullen zeker het hunne er toe hebben bijgedragen om voor de Italiaansche aspiraties Duitsche sympathie te winnen. De zoo sterke verklaring, welke Hitier in zijn rede tot den Rijksdag heeft afgelegd, mag men ten deele zeker wel aan dezen zoo bij zonder goed gekozen pleitbezorger toeschrij ven. Hoe ver Farinacci's begrip voor het Duit sche standpunt gaat en hoezeer hij in den ban van zijn antisemietische wereldehschou- wing gevangen zit, moge uit een eigenaardig voorval tijdens deze reis blijken. In een rede, uitgesproken in de aanwezigheid van Fari nacci, verklaarde Julius Streicher, dat „het internationale Jodendom en de vrijmetselarij in 1915 Italië in den oorlog hebben gedreven tegen het Duitsche rijk". Voor #en Italiaansch combattent wil dat zeggen, dat Streicher voor Joden en vrij metselaars de eer opeischt Italië's historische roeping beter te hebben begrepen dan de Italiaansche patriotten. Men vergete niet, dat de fascisten de nieuwe geschiedenis van Ita lië beginnen met de „stralende Meimaand" van 1915. Alleen wie niet in de loopgraven is geweest, kan zulk een verdraaiing der fei ten zonder ergernis aanhoren, zoo schreef Ezio Garibaldi, 'n kleinzoon van den groo ten vrijheidsheld en op dit oogenblik de lei der der Garibaldijnsehe vrijscharen. Inderdaad is Farinacci, wijl hij voor den goeden gang der spoorwegen en voor het zoo belangrijke troepentransport onmisbaar werd geoordeeld, niet aan het front ge weest. Misschien heeft ook dit zijn aanpas sing aan Duitsche denkwijzen gemakkelijker gemaakt. EEN BOEIENDE FIGUUR. Met dat al is hij een der meest boeiende figuren van het hedendangsch Italië. Voor velen is hij de man van de toekomst en stel lig heeft de welsprekende en wilskrachtige figuur meer in zich van de stof waaruit men dictatoren smeedt dan de veel subtielere en fijner besnaarde Galeazzo Ciano, die in ge baar en houding zijn momumentalen schoon vader wel te benaderen tracht, doch dien men zich moeilijk als volksleider voorstellen kan. „Man van de toekomst." Farinacci is het nog in een geheel anderen zin. Zijn in vloed in den Grooten Raad is wassend en zelfs bij Mussolini schijnt in sommige vraag stukken, waaronder de Jodenkwestie, zijn meening bijzonder zwaar te wegen. Huwelijksdrama met doodelijken afloop. Op een der politiebureaux te Amsterdam is een 52-jarige tramconducteur ingesloten, die bij een huiselijken twist zijn vrouw een pantoffel naar het hoofd had gegooid, ten gevolge waarvan de vrouw enkele uren later in het Wilhelminagasthuis is overleden. Naar aanleiding van het feit, dat de vrouw geweigerd had met hem mede te'gaan naar een verjaarspartij was de man in woede ont stoken. Hij greep een leeren pantoffel en wierp deze met zooveel kracht tegen het hoofd van de vrouw, dat zij een ernstige hersenschudding kreeg. Tegen den avond bleek het noodzakelijk, dat zij naar het Wil helminagasthuis werd overgebracht, waar zij om half acht is overleden. De man heeft zich daarna bij de politie aangemeld. Hij is wegens zware mishande ling, den dood tengevolge hebbend, in ver zekerde bewaring genomen en zal waar schijnlijk Donderdag a.s. voor de officier van Justitie worden geleid. Het gebeurde heeft in het Betondorp, waar het echtpaar woonde, groot opzien gebaard. Het was bekend, dat de man en de vrouw, die anderhalf jaar geleden gehuwd waren, herhaalde malen ernstige ruzie hadden. DONDERDAG 9 FEBRUARI 1939. Hilversum I. 1875 en 301.5 m. AVRO-Uitzending, 8.00 Gramofoonmuziek (Ca. 8.15 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Voor de vrouw. 10.35 Omroeporkest en soliste. (11.3011.55 Declamatie. Ca. 12.15 Ber.), 12.30 Gramofoonmuziek. t I.00 AVRO-Amusementsorkest. 2.00 Voor de vrouw. 2.30 Zang met pianobegeleiding. 3.00 Cursussen voor de vrouw. 3.45 Gramofoonmuziek. 4.00 Voor zieken en thuiszittenden. 4.30 Pianovoordracht. 5.00 AVRO-Week-Kaleidoscoop. 5.25 Gelukwenschen. 5.30 AVRO-Salonorkest. 6.30 Sportpraatje. 7.00 Voor de kinderen. 7.05 AVRO-Dansorkest. 7.30 Engelsche les. 8.00 Berichten ANP. Radiojournaal mededee- lingen. 8.20 Concertgebouw-orkest. In de pauze: Literaire causerie. 10.30 Disconieuws. II.00 Berichten ANP hierna: het .Orchestra Chevalier". 11.4012.00 Orgelspel. Hilversum II. 415,5 m. 8,00—9.15 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.0012.00 NCRV. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.) 10.00 Gramofoonmuziek. 10.15 Morgendienst. 10.45 Gramofoonmuziek. .'.1.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 KRO-orkest. (1.001.15 Gramofoonmuziek 2.00 Handwerkuurtje. 2.55 Gramofoonmuziek. 3.00 Voor de vrouw. 3.30 Gramofoonmuziek. 3.45 Bybellezing. 4.45 Gramofoonmuziek. 5.00 Cursus handenarbeid voor de jeugd. 5.30 Trioconcert met gramofoonmuziek. 6.45 CNV-kwartiertje. 7.00 Berichten. 7.15 Journalistiek weekoverzicht. 7.45 Gramofoonmuziek. 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten 8.15 Het Christ. Mannenkoor „Sursum Corda" en gramofoonmuziek. 8.45 Exegistische causerie 9.15 Vervolg concert. 9.30 Het All Round Sextet. 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur. 10.30 Vervolg concert. 10.45 Gymnastiekles. 11.00 Vervolg concert. 11.30 Gramofoonmuziek, 11.5012.00 Schriftlezing. Feuilleton 48. Monck maakte een bijna onmerkbare bewe ging. 't Was alsof die vraag door zijn pantser van bedaardheid heendrong. „Die gevolgtrekking maakt u zelf, kolonel!" zei hij. „Ik begrijp het," zei de kolonel barsch. „Je schaamt je om het mij te vertellen. Kapitein Monck, ik kan je niet dwingen, dat wel te doen, maar ik geloof, dat het in uw eigen be lang beter zou zijn, wanneer u een minder terughoudende houding had aangenomen. Na tuurlijk begrijp ik wel, dat er soms dingen zijn waarvoor een man zich schaamt en waarover hjj liefst het stilzwijgen bewaart, maar ik heb nooit gedacht, dat u dergelijke geheimen heb ben zoudt. Ik betwijfel zeer of generaal Bas- sett u alsnog bij zijn staf zal wenschen." Hjj zweeg. Monck had de handen in elkaar geklemd, maar hij zei geen woord en gaf geen teeken van eenige ontroering. Hebt ge rnjj niets meer te zeggen?" vroeg de kolonel een oogenblik later en voor een oogenblik liet hij zijn ambtelijke houding va ren en sprak hij als een een man tegenover den andere, bijna overredend. Maar Monck zei beslist: „Neen, kolonel!" En toen was 't ook weer voorbij. De kolonel wendde zich om en zei kortaf: ,,'t Is goed!" Monck ging hem voor, deed de deur voor hem open en bleef staan, stram en stijf als een soldaat op parade. Hij ging heen zonder om te zien. HOOFDSTUK VIII De wraak der goden. Bijna een uur later verlieten Monck en zijn broer de cantine en liepen door den stort regen in de duisternis naar de bungalow op den heuvel aan den voet der rivier. Toen ze naderbij kwamen hoorden ze het geruisch van het woest stroomende water. 't Was een somber, treurig geluid. ,,'t Is een interessant land," merkte Ber- nard op, de stilte verbrekende. „En het ver wondert me niets, dat het je gepakt heeft, mijn zoon. Hoe vindt je vrouw het? Is die ook onder de betoovering?" Door woord noch blik had hij eenige toe speling gemaakt op hetgeen aan tafel was voorgevallen, 't Was of hij de eenige van het gezelschap was, die de beteekenis ervan niet had begrepen. Everard antwoordde hem kalm en zonder eenigen nadruk: „Ik geloof, dat mijn vrouw het van den be ginne af heeft gehaat. En dat is misschien niet te verwonderen. Ze heeft heel wat door gemaakt sedert ze hier is gekomen en ik vermoed, dat haar nog heel wat te wachten staat." Bernard legde de hand op zijn arm. „Arme kerel," zei hij. „Geen van je collega's schijnt het zoo hard te verduren te hebben en hun vrouwen evenmin. Hoe lang moet ze nog te Bhulwana blijven?" „De baby wordt binnen twee maanden verwacht!" Everard sprak koel en afgemeten. „En wat daarna zal gebeuren, weet ik niet. Er is nog niets vastgesteld. Maar vertel me nu eens wat jou plannen zijn. Neen, wacht, laten we eerst maken dat we uit den regen komen." Ze gingen de bungalow binnen en bij elkaar zitten rooken. Aan de rivier bespeelde een inlander een een tonig instrument, dat in de verte klonk als het gegons van een reusachtige muskiet. Met een ongeduldig gebaar sloot Everard het raam. Teen ging hij in een gemakkelijken stoel bij zijn broer zitten, zijn glas naast zich, alsof hij het zich eens gemakkelijk wilde ma ken. „Je ziet er niet bijzonder goed uit," merkte zijn broer op. „Let maar niet op mij," was het korte ant woord. „Ik heb vannacht wat koorts gehad, 't Is niets, morgenochtend ben ik weer beter." „Zou 't Bernard's oogen verloren plotse ling hun vroolijke uitdrukking. Ze keken hem streng doordringend aan. Everard glimlachte. „Ik lieg niet, om zulke onbeduidende dingen," merkte hij cynisch op. Hij streek een lucifer voor zijn broer af en stak daarna zelf een sigaret aan. Er heerschte een oogenblik stilte. Bernard scheen niet geheel gerustgesteld. Maar na eenige oogenblikken stapte hij van het onder werp af en begon over zichzelf te praten. „Je wilde weten wat mijn plannen waren, oude jongen. Nu, die zal ik je meedeelen, voor zoover ik 't er met mezelf over eens ben. Als je 't goed vindt ben ik van plan om voorloo- pig hier te blijven." „Dat zou ik niet doen als ik jou was," zei Everard op beslisten toon. „Totdat de natte moesson voorbij is ben je veel beter te Bhul wana." Bernard blies een dikke rookwolk uit en keek naar de zoldering. „Dat kan wel waar zijn," zei hij na een oogenblik, „maar ik geloof, als je mij ten minste hier wilt houden, dat ik voorloopig toch maar hier zal blijven." Hij sprak heel vriendelijk, maar toch op zeer beslisten toon. En Everard deed geen moeite om hem van zijn besluit af te bren gen. Misschien zag hij er het nuttelooze van in. „Blijf in ieder geval," zeide hij. „Maar wat is de gedachte, die daarbij voorzit?" Bernard nam de pijp uit den mond. „Ik zal een harden strijd hebben te strijden, Everard. Een strijd tegen een soort vooroordeel dat me uit Charthurst heeft verdreven, en dat moet worden uitgevochten met de pen, sedert ik niet zoo goed kan redeneeren. Ik heb mijn plan de campagne in ruwe trekken reeds voor elkaar en ik ben hier gekomen, om alles op pooten te zetten en uit te werken." „Een hervorming dus?" merkte Everard glimlachend op. Bernard schudde het hoofd en deed alsof hij de spotternij niet had begrepen. „Neen, dat is niets voor me. Ik handel alleen maar op gezag, precies als jijzelf. Maar ik zal het resultaat niet zien. Ik zie alleen het werk en met Gods hulp zal ik dat doen, zoo als het Zijn bedoeling was dat het zou ge schieden toen Hij het mij opdroeg. „Wat een gelukkig man ben je!" zei Eve rard. „O, ik voelde mezelf heelemaal niet geluk kig toen ik het predikambt te Charthurst moest opgeven." Bemard sprak achter een dikke rookwolk. „Ik geloof dat ik eerst heel erg het land heb gehad, wat zeer onverstan dig was, dat moet ik erkennen. Maar ik be schouwde het als mijn levenstaak en had het lief. Het bood zooveel mogelijkheden en zoo veel gelegenheden. Hij zweeg en zuchtte. „Maar bedenk eens wat aangenamers om over te denken. Heb je geen portret van je vrouw om mij te laten zien?" Everard stond op. „Ja, dat heb ik, maar het lijkt niet volkomen!" Hij haalde een portefeuille uit den zak en deed die open. Een oogenblik boog hij zich over het portret, dat hij eruit nam, keerde zich toen om en gaf het aan zijn broer. Bernard bekeek het zwijgend. Het was een onopgeplakt amateurskiekje van Stella, staan de in de begroeide veranda van „De Groene Bungalow". Zij glimlachte, maar haar oogen stonden treurig, als overschaduwd door de herinnering aan doorgestaan leed. Hij keek eenige oogenblikken naar het gelaat op het plaatje en zei toen: „Je vrouw moet heel mooi zijn!" „Ja!" zei Everard kalm. Hij sprak ernstig en zijn broer keek hem even aan. „Maar daarom ben je toch niet met haar getrouwd hè?" Everard keek op en nam het portret aan. „Neen, niet heelemaal." Bernard glimlachte even. „Je hebt me nog niet veel van haar verteld, weet je dat wel? Hoe lang kennen jelui elkaar?" I „Bijna twee jaar. Ik meen, dat ik je heb geschreven, dat zij de weduwe was van een kameraad." „Ja, dat herinner ik me. Maar je liet je daarover maar vaag uit. Wat gebeurde er ook weer met hem? Hij is, meen ik een geweld- dadigen dood gestorven." Er heerschte een oogenblik stilzwijgen. Everard stond nog steeds met het portret in de hand. Zijn gelaat stond ernstig. „Wat was 't ook weer. Is hij niet in een afgrond gevallen?" „Ja," antwoordde hij kortaf. „Het gebeurde te Kashmir, toen zij op hun huwelijksreis waren." „Och arm kind. Wat moet ze hebben gele den. Hoe heette h(j ook weer? Was 't een vriend van je?" „Zoo'n beetje." Everard's stem klonk hard. „Hij heette Dacre." „O ja, dat is waar ook. De man over wien ik je schreef, even voor dat die arme Made- line Belleville in de gevangenis stierf. De man van haar was Dacre. Hij was ook bij het leg;er en ze meende dat hij 'in Indië was. Maar 't is niet zoo'n buitengewone naam." Bernard sprak op nadenkenden toon. „Je zei, dat hij geen familie was." „Ik zei, dat hij het, naar ik meende, niet was." Everard keerde zich plotseling om en ging zitten. „De menschen komen er niet graag voor uit, als het bloedverwanten zijn, waar iets op valt aan te merken. En hij was geen uitzondering op den regel. Maar daar de vrouw toch is gestorven, doet het er niet toe: wanneer is ze gestorven?" Bernard deed een langen trek aan zijn pijp Hij trok de wenkbrauwen op. „Ze stierf plot seling, de arme ziel. Heb ik je dat nooit mee gedeeld? Het moet bijna onmiddellijk zijn ge weest, nadat ik je dien brief had geschreven. Ja, nu herinner ik 't mij. 't Was de dag daar na. Ze stierf den een en twintigsten Maart, den eersten dag der lente. Arm schepseltje. Ze had zoo naar de lente verlangd. In Mei zou haar tijd zijn omgeweest." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7