Het rijke leven van PIUS XI DE LAMP Een rohuste natuureen taaie wil in de Woestijn Pius naam van vrede door Ethel M. Dell In Desio, een stadje tusschen Milaan en de Lombardische vlakte was Fran- ceseo Katti directeur van een kleine we verij, toen zjjn vrouw Theresia, geb. GalU, hem den 31en Mei 1857 den vierden zoon schonk, die daags daarna bjj het doopsel de namen Ambrosius Damianus Achilles ontving. In het stadje Desio ontving Achilles Ratti Zijn eerste onderwijs op de dorpsschool, waar een eerbiedwaardige priester Giuseppe Volon- tieri de lessen leidde, terwijl onder de vacan- ties op den kleinen Achille een groote invloed ten goede uitging van zijn heeroom, Don Da- miano Ratti, die in het naburige Asso pastoor was en bij wien hij zijn zomervacanties mocht doorbrengen. Hier leerde hem ook de toen malige Aartsbisschop van Milaan Mgr. Di Calabia kennen. Op tienjarigen leeftijd bezorgde zijn oom hem een plaats op het seminarie, van S. Pietro Martire in Milaan, waar hij een der beste leerlingen was en vooral in mathema- tischen aanleg uitmuntte, zoodat er een oogenblik over gedacht werd hem naar Turijn te sturen, om daar in die richting verder te studeeren. Hier voltooide hij zijn gymnasiale studies met goed gevolg, ging dan over naar het Lyceum te Monza en Milaan, om in dezelfde stad aan het Staatslyceum zijn eind examen te doen. In 1879 zette hij zijn priesterstudies voort aan het Lombardisch college te Rome, waar hij op 20 December 1879 in de St. Janscathedraal de priesterwijding ontving en daags daarna in de Lombar dische kerk, San Carlo al Corsa, zijn eerste H. mis opdroeg. De Geleerde. In den loop van 1882 bekroonde hij zïjh studies te Rome, eerst met een doctoraat in de theologie, daarna in het kerkelijke recht en tenslotte in de philosophie, dit laatste examen verliep zoo schitterend, 24 van de 25 punten, dat hem een particuliere audiëntie bij Z.H. den Paus werd toegestaan. Reeds ditzelfde jaar werd de jonge priester aan het S Petrus-seminarie te Milaan aan gesteld als professor in de gewijde welspre kendheid en dogmatiek, terwijl hem ook de geestelijke zorg voor de zusters van het Cenakel aldaar als rector werd opgedragen. Gelijktijdig met de geestelijke verzorging dezer zusters gaat zijn zielszorg uit naar de eenvoudige volkskinderen, die hij catechis- muslesen geeft en voorbereidt op de eerste H. Communie, terwijl hij in 1883 een cursus van aanvullend catechismusonderricht opent voor jonge meisjes en nog datzelfde jaar, 1883 een genootschap sticht van katholieke onderwijzeressen met het doel, het catechis- musonderwijs onder de jeugd te verspreiden. Zijn vacanties brengt hij gewoonlijk in de ber gen door in het beoefenen van de alpensport en bestijgt voor het eerst de Monte Rosa (4500 meter) van Italiaanschen kant, terwijl hij later langs een nog ongekenden weg, die naar hem genoemd werd, den Mont Blanc afdaalt. Zijn talenkennis komt hem van pas bij de zielszorg, die hg onder de Duitsch-sprekende van Milaan uitoefent, terwijl het teekenend is voor zijn groote liefde voor het gewone volk, dat hij zich bemoeit met de arme kinderen, die telkenjare naar Milaan komen, om daar gedurende de wintermaanden als schoorsteen vegertjes wat geld te verdienen. In 1888 komt aan de wereldberoemde bibliotheek van Milaan, de Ambrosiana, Feuilleton 50. „Juist," zei majoor Burton met zijn kraak- stem. „Wij, of liever Barnes, trachtte Hafiz uit te hooren, maar die hield zich van den domme en loog erop los. Ik geloof dat die oude kerel vóór Monck is teruggekomen, maar hij liet zich niet zien. Hij en Monck zijn altijd dikke vrienden, heele dikke vrienden." Hij keek Sir Reginald aan. „Ja, dat ls een zeer verdachte zaak!" merkte hij op. „Zijt ge bezig," vroeg Sir Reginald kalm, terwijl hij hem strak aanzag, „eenig verband te zoeken tusschen den dood van Dacre en de afwezigheid uit Kurrumpore "van dien Rustam Karin?" „Niet alleen van Rustam Karin, generaal!" antwoordde de majoor scherp. „Ah, juist! Hoe is Dacre gestorven?" vroeg Sir Reginald nu op kalmen, onderzoekenden toon. In zijn houding was niets aanmoedi- gends. Burton aarzelde een oogenblik, want een innerlijke stem waarschuwde hem niet te ver te gaan. „Dat kan niemand met zekerheid zeggen, generaal! Op zekeren avond is hij verdwenen. Volgens het verhaal, is hij in een afgrond ge vallen. De een of andere oude bedelaar heeft dat meegedeeld, maar niemand weet wie die man was!" een post van bibliothecaris vrij. Ratti solliciteert en wordt benoemd. In deze functie blijft hij 19 jaren werkzaam, tot dat in 1907 zijn benoeming volt als pre fect der Ambrosiana. In deze periode van zijn leven ligt zijn groote werkzaamheid als geleerde. Behalve zijn talrijke publicaties op geschiedkundig terrein valt in dezen tijd ook zijn werkzaam heid van de geheele reorganisatie der biblio theek, zijn lidmaatschap van talrijke geschied kundige vereenigingen, zijn wetenschappe lijke reizen nap,r Duitschland, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland en Spanje, waar hij dikwijls de Ambrosiana moet vertegenwoor digen. Na aldus 30 jaren in Milaan gewerkt te hebben, roept de geleerde Jezuiet, P. Franz Ehrle, prefect der Vatikaansche bibliotheek en later kardinaal, hem naar Rome als vice- prefect der Vaticana, en den 1 Sept. 1914 volgt dr. Achille Ratti hem op als prefect der Vaticana. Hiermee scheen zijn wetenschap pelijke loopbaan in rustigen en zekeren tred haar hoogtepunt bereikt te hebben. Nuntius en Aartsbisschop. Kort voor het einde van den Europeeschen oorlog komt er een verrassende wending. De geleerde krijgt een diplomatieke zending. Reeds vroeger was in leidende Vaticaansche kringen zijn naam genoemd, maar te laat, voor den opengevallen post van Nuntius te Muenchen, die toen door Pater Fruehwirth werd ingenomen. Paus Benedictus XV en zijn bekwame staatssecretaris Kard. Gasparri hadden de rustige, voorzichtige en energieke werkzaamheid van den prefect der Vaticaan sche bibliotheek leeren waardeeren. Nu kwam er een aanvraag van de Poolsche bisschoppen om een Pauselijke Visitator in het opkomende en zich vrijmakende Polen. De keus van den Paus valt op den sinds 1907 tot Monseigneur benoemden Ratti. Reeds in den zomer van 1918 begint -hij daar zjjn uiterst moeilijk en delicaat werk, maar zoozeer tot aller tevreden heid, dat hjj het jaar daarna, als het in middels zelfstandig geworden Polen om een bljjvenden vertegenwoordiger van het vatikaan in Warschau vraagt, den 19 Juli 1919, tot Pauselijk Nuntius in Polen wordt benoemd. Den 28 Oct. volgt zijn bisschopswijding te Warschau door den Aartbisschop dier stad, den lateren kardinaal Kakowski. Reeds in hetzelfde jaar beginnen zijn ver- kenningtochten in het hem toevertrouwde ge bied. Hij bezoekt Litauen en verricht daar vredeswerk. In 1920 is hij op inspectie in Leth- land, terwijl een reis naar Rusland hem on mogelijk wordt gemaakt. Hoezeer zijn werk zaamheid en onpartijdigheid wordt gewaar deerd, blijkt wel daaruit, dat hij in 1920 voorz. wordt van de geallieerde commissie in Hoog- Silezie, terwijl zijn werk in dezen door beide partijen wordt geprezen, al gaan ook stemmen van onbevredigbare hyper-nationalisten tegen hem op. Nauwelijks is het jonge en pas herstelde „Maar gij hebt het oog laten vallen op Rustam Karin?" vroeg Sir Reginald. Burton aarzelde. „Och, men vertrouwt die menschen nooit." „Dat is waar!" Sir Reginald's stem klonk droog. „Misschien is het een gebrek om iemand te veel te vertrouwen. Maar, is dat alles wat u kunt mededeelen?" „Ja, generaal!" Burton werd plotseling ver legen. „Er was natuurlijk geen enkel bewijs," zeide hij, „maar als allerlei geheimzinnig heden zoo samenloopen, i,° men gewoonlijk geneigd daartusschen eenig verband te zoe ken. En ook de dood van kapitein Dacre leek me altijd zeer geheimzinnig." „De dood van kapitein Ermsted niet min der," merkte de kolonel op. „Hebt ge u daar omtrent ook al de een of andere theorie op gebouwd?" Burton glimlachte, zoodat zijn tanden te zien kwamen. „Dat doe ik altijd!" zei hij. Sir Reginald gaf blijk van ongeduld. „Ik gelóóf,- dat dit met de zaak eigenlijk niets te maken heeft," zeide hij. „De moordenaar van kapitein Ermsted zal te eenigertijd wel wor den gevat." „Hoogstwaarschijnlijk, generaal!" stemde majoor Burton toe. „Sedert ik langs onoffi- cieelen weg heb gehoord dat kapitein Monck de zaak in handen heeft. Ah!" Hij zweeg plotseling, toen na een korten klop op de deur, Monck zelf, haastig en ge jaagd de kamer inkwam. Hij stapte vooruit en scheen niemand te zien dan den kolonel. Zijn gezicht was doods bleek, maar zijn oogen brandden. Hij veront schuldigde zich niet en begroette ook niemand. „Ik heb bericht ontvangen uit Bhulwana, kolonel en vraag onmiddellijk verlof!" De kolonel keek hem verbaasd aan. „Be richt, kapitein Monck?" „Van mijn vrouw!" zei Monck en haalde zwaar adem. Hij kneep de handen samen. „Ik moet gaan!" zei hij. „Ik moet gaan!" Polen over de eerste moeilijkheden van zijn politieke en economische en kerkelijke orga nisatie heen, en op dat verscheiden gebied was de Pauselijke Nuntius een steeds ge vraagd en gaarne gevolgd raadsman of het dreigt door den inval der Russische bolsje wieken weer geheel ten gronde te gaan. In Augustus 1920 zijn zij in een niet te stuiten opmarsch tot vlak voor de poorten van War schau genaderd, een gedeelte der regeering en hët geheele korps diplomatique vlucht: alleen Mgr. Ratti blijft op zijn-post, tegelijk met de andere geestelijkheid van Warschau. En tezamen met Mgr. Kakowski mag hij den 15 Aug. getuige zijn van het keferen der krijgskansen, dat met een volledige overwin ning der Poolsche troepen eindigt. Dat heeft aan den Pauselijken Nuntius de blijvende er kentelijkheid van het Poolsche volk verzekerd. In Februari 1921 sterft de Aartsbis schop van Milaan en reeds zijn de dagen van de diplomatieke loopbaan van Mgr. Gatti geteld. Want bij Paus Benedictus staat het aanstonds vast, dat zijn Nun tius in Polen den vacanten zetel van Mi laan moet gaan bezetten, en hij zegt tot zijn staatssecretaris: „Gij zult mij een nieuwen Nuntius voor Warschau moeten zoeken, want Mgr. Ratti bestem ik voor Milaan". Zoo gebeurde ook in het consi storie van 13 Juni, waarin tevens Ratti tot Kardinaal werd verheven. Als voorbereiding op de zware taak trekt kardinaal Ratti zich eenigen tijd in afzonde ring terug in de bekende benedictijnerabdij van Monte Cassino, gaat in Augustus aan het hoofd eener nationale bedevaart naar Lour- des, bezoekt 5 September voor het laatst zijn geboorteplaats Desino en wordt den 8sten September plechtig ingehaald door de hoogste autoriteiten van het aartsbisdom en de regee ring. In zijn toespraak wijst hij duidelijk op de wonde plek in het Italiaansche politieke leven: dat juist dit land van het opperhoofd der Katholieke Kerk verwijderd houdt door het voortbestaan der z.g. Romeinsche kwes ties, die hij eenmaal zou oplossen in samen werking met Mussolini, die eenige maanden tevoren in 1921 merkwaardig samentref fen als parlementslid de regeering waar schuwde den wereldinvloed van het vatikaan niet over het hoofd te zien. Met een zelfden ijver, tact, ernst, kalm te, stelselmatigheid, die hij ook in zijn vorige functies getoond had, het waren immers zijn karaktertrekken begon hij zijn uitgebreid arbeidsveld te verkennen en te bewerken. Hij opende de Katholieke universiteit van Milaan, die steeds, tot nu toe, zijn volle belangstelling had. Hij her stelde het catechismusonderwijs op de scholen van zijn diocees, gelijk hij reeds vroeger, als rector van het Cenakel te Milaan, in opdracht van zijn bisschop met de stadsregeering aangaande dit punt met succes onderhandelingen had gevoerd. Maar ook hier mocht hij nauwelijks zijn arbeid beginnen. Zijn divies: „raptim transit", alles ijlt voorbij, werd steeds meer werkelijkheid. Reeds in Jan. 1922 sterft Paus Benedictus XV en begin Fe bruari reist kard. Ratti naar Rome, ter vervulling van zijn stemplicht in het con claaf, dat 2 Febr. begint. Den 3en Febr. begint de stemming en den 6en Febr., na de 14e stemming, is kard. Ratti tot Paus gekozen. Op de vraag van den kardinaal Er heerschte een oogenblik stilte. „Mag ik dat bericht even zien?" vroeg de kolonel. Monck's oogen flikkerden, alsof hij een slag in 't gezicht had gekregen. Hij stak de rech terhand uit en slingerde het papier op de tafel. „Daar!" zei hij ruw. Zijn daad was ruw en ongepast, maar er was niets beleedigends mee bedoeld. Sir Reginald had zich eenigszins voorover gebogen en sloeg hem nauwlettend gade. Toen de kolonel na een woord van veront schuldiging het papier had opgenomen en ge opend, stond hij op, ging naar Monck en bleef naast hem staan. Majoor Burton trok zich terug, begrijpende dat hij hier eigenlijk overbodig was, maar toch te nieuwsgierig om heen te gaan. 't Was doodstil. Monck trilde op zijn beenen en zijn oogen waren strak gericht op den man die hem zoo lang in spanning hield. De kolonel keek op. „U kunt gaan, natuur lijk!" zeide hij en uit zijn stem sprak weer iets van de oude vriendelijkheid, wat hij evenwel trachtte te bedwingen. „En zoo gauw mogelijk. Ik hoop dat u den toestand minder ernstig zult vinden!" Hij stak hem het tele gram toe. Maar teen Monck het wilde aan pakken, week de spanning. Hij strompelde een paar passen vooruit en greep zich toen aan de tafel vast. „Ze zal sterven!" zeide hij op wanhopigen toon. „Ze is misschien al dood!" Sir Reginald vatte hem bij den arm. Zijn gelaat was een en al vriendelijkheid, die hij zich ook geen moeite gaf te verbergen. „Kom!" zei hij, „hier is een stoel. Ga zitten, een oogenblik maar! Ga zitten en bedaar. Hoe luidt dat bericht? Mag ik het lezen?" Hij mompelde iets tegen majoor Burton, die zich omkeerde en de kamer uitging. Monck viel op den stoel neer en liet het hoofd in de handen op tafel rusten. Hij trilde over zijn geheele lichaam. Naast hem staande, met de hand op zijn voorzitter, welken naam hij wenscht te voeren, is het weldoordachte antwoord: „onder het pontificaat van Pius IX zette ik mijn eerste schreden op mijn priester lijken loopbaan, onder Pius X werd ik naar Rome geroepen, Pius is een naam van vrede, wijl ik mijn krachten wil wij den aan de pacificatie der wereld, waar aan mijn voorganger Benedictus XV zich geheel gegeven heeft, kies ik den naam Pius. Na eenige oogenblikken liet hij er krachtig op volgen: „Ik verklaar plech tig voor de leden van het kardinalen college, dat ik alle rechten der kerk en van den H. Stoel zal verdedigen, maar na de2?e verklaring wensch ik ook mijn eer sten zegen, als onderpand voor den vrede der menschheid, te schenken niet alleen aan Rome en Italië, maar aan heel de wereld: Ik zal hem geven vanaf het bui- tenbalcon van Sint Pieter". Sedert 1870 was dit niet meer gebeurd. Er sprak een geest van verzoening uit ten op zichte van dne Italiaanschen Staat, maar te vens was deze eerste ambtshandeling van den nieuwen Paus een bewijs van doordachte zelf standigheid in het nemen van beslissingen: een zelfstandigheid, die hem in alle beslissin gen van zijn verheven ambt zal bijblijven. Tijd van omwentelingen. Zijn pontificaat valt in een periode der we reldgeschiedenis, waarin de menschheid geheel ontwricht schijnt. De geestelijke, staatkun dige, sociale en economische grondslagen, waarop de wereld tot dan toe rustte, zijn in eengestort en overal breken zich geweldige omwentelingen baan. Alleen een sterke per soonlijkheid met een robuste natuur, een taaien wil, een vaste beslotenheid, een wijd- schen en souvereinen blik, en vooral met een groot bovennatuurlijk vertrouwen kan op gewassen zijn tegen de eischen, welke zoo'n wereldcrisis aan den bestuurder van een we reldkerk stelt. In Pius 11 zijn al deze eigen schappen voortreffelijk aanwezig. Met een breeden blik heeft hij de nooden van den tijd pverzien, en hij vat de oplossing van dat probleem samen in de grootsche ge dachte, welke in zijn eersten Wereldzendbrief (Encycliek Ubi Arcano van 23 Dec. 1922) tot uiting komt en zijn verdere werkzaamheid steeds beheerscht: Pax Christi in regno Christi (de vrede van Christus in het rijk van Christus). Dit levensprogram, zooals hij zelf in zijn eerste Consistorie-toespraak in Dec. 1922 verklaart, wil een samenvatting zijn van het werk zijner 2 voorgangers: Pius X, die alles in Christus wilde herstellen, en Benedictus XV, die de menschheid voortdurend wees op den vrede. Voor den opbouw van het inwendig leven der. kerk, geeft de Paus zijn richtlijnen voor de goede vorming der geestelijkheid in het Apostolisch schrijven „Officiorum Om nium" (1922) en in de Encycliek van 1935 over het Priesterschap, voor de leeken dringt hij aan op een degelijke godsdienstkennis in het Motu Proprio „Orbem Catholicum" van 1923 en een goede opvoeding in de beroemd geworden Encycliek over de opvoeding (1929). Voor den opbouw der christelijke familie verschijnt in 1930 de Encycliek „Casti Connubii, terwijl in de Encycliek „Quadragesimo Anno" van 1931 de grondlijnen worden gegeven voor een economischen, socialen en staatkundigen heropbouw der maatschappij. De Missie-Paus. Zijn aandacht gaat evenwel niet alleen uit naar eigen kring, er leven nog milli- oenen menschen buiten Europa en de schouder, las Sir Reginald het telegram: „Stella zeer ernstig ziek. Kom! Ralston." Dat was alles. Hij legde het papier weer neer en keek den kolonel aan die even, bijna onmerkbaar knikte. Monck bewoog zich niet, maar mompelde voortdurend: „Ze is dood! O God, ze is dood? en toen nog zachter: „Per slot van rekening, is het misschien... behalvè voor mij,maar het beste. Ik kon bij dat duivelsch spel, niet anders verwachten: Iemand moest sterven!" Hij deed een wanhopige poging om zichzelf meester te worden en weer huiverde hij. Sir Reginald boog zich over hem heen. „Kom, kerel! Houd je goed! Je zult al je kracht noodig hebben. En misschien is je vrouw bij je aankomst al weer veel beter!" Monck stond langzaam, bijna wezenloos op. ,,,Hebt u wel eens den strijd met den duivel aangebonden? Alles gewaagd, je eer, alles wat je bezat om een vrouw te redden van de hel! En dan...o God... zelfs... zelfs... die vrouw verloren!" Weer trachtte hij zichzelf meester te worden. „Maar ik praat als een gek! Help me een van allen! Dat helsche vuur heeft mijn hersens geschroeid! Ik dacht nooit, dat ik dergelijke wartaal zou kunnen uit slaan „Dat doet er niet toe," zei Sir Reginald op geruststellenden toon. „Je bent onder vrien den! Maar tracht tot bedaren te komen, en praat niet meer." „Ah!" Monck haalde diep adem en scheen zichzelf weer meester te zijn. Hij hief zijn doodsbleek gelaat naar Sir Reginald op en zei: „U is wel goed, generaal! Ik was een oogenblik de kluts kwijt, maar ben nu weer in orde." Hij deed een poging om op te staan, maar Sir Reginald dwong hem weer te gaan zitten. „Wacht nog een oogenblik. Majoor Burton komt dadelijk terug!" „Majoor Burton?" vroeg Monck. „Ik heb hem wat cognac laten halen! Dat zal je opknappen!" verdere beschaafde wereld, die het Chiis- tendom nog niet kennen en voor wier zielen hg zich ook verantwoordelijk voelt. Daarom tracht hij overal belangstelling te wekken voor het missiewerk: het groote missiecongres in Rome 1922 en 1936, de missietentoonstelling in het Vatikaan (1925) die als een blijvende tentoonstelling in 1927 werd ondergebracht in het missie museum van het lateraansche paleis. Hier op verschijnt in 1926 de Encycliek „Rerum Ecclesiae" die we als de grondwet voor de verdere ontwikkeling der missie activiteit kunnen beschouwen. In hetzelfde jaar komt reeds een groote ge dachte, in genoemde Missie-Encycliek neer gelegd, dat n.1. de kerk in de missielanden steeds meer zelfstandig zal moeten worden en, waar mogelijk, moet worden toevertrouwd aan de Inlandsche geestelijkheid ter plaatse, tot uitvoer: De Paus wijdt in 1926 de eerste zes Chineesche bisschoppen, in 1927 den eersten Japanschen, in 1930 den eersten Ethiopischen en in 1933 den eersten Annamitischen, terwijl ieder jaar opnieuw talrijke gebieden, die eerst aan de buitenlandsche missionarissen waren toevertrouwd, aan de Inlandsche geestelijkheid overgaan. Met recht na Paus Pius XI dan ook de Missie-Paus genoemd worden. Kenmerkend voor dit pontificaat is ook de groote belangstelling voor het oosten, de Encycliek „Perum Orientalium" van 1928 is er een bewijs van, terwijl in datzelfde jaar de Encycliek „Mortalium Animos" aandringt op vereeniging van het afgescheiden oosten met de Moederkerk, om die vereeniging sereen en ernstig voor te bereiden wordt het Instituto Oriëntale, het Collegio Etiopico en het Russi- cum opgericht, terwijl in verschillende landen een vereeniging tot hereeniging der kerken ontstaat. Het verlangen naar vrede komt wel duide lijk tot uitdrukking in hetgeen de Paus deed voor de arme vervolgde Armeniërs, de hulp actie voor het verhongerde Rusland, die even wel door tegenwerking moest gestaakt wor den, de steun aan het zwaar geteisterde Smyrna en Palestina enz., de vredesboodschap pen aan de conferentie van Genua en aan de strijdende landen Paraguay en Bolivia in 1928. Vrede sprak ook uit de pogingen van het Vatikaan, om in de landen, die na den wereld oorlog de grootste staatkundige veranderingen ondergingen, de vrijheid en de rechten der kerk te verzekeren. Zoo ontstaan er van 1922 tot 1933 elf concordaten, waarvan het verdrag van lateranen met het daarbij behoorende con cordaat, dat de oplossing brengt der Romein sche kwestie, wel tot de voornaamste behoort. Ook worden in die zelfde periode een groot getal nieuwe nuntiaturen opgericht. De belangstelling, welke Paus Pius XI toonde voor een opbloei van wetenschap pelijk leven, blijkt uit zijn onvermoeid werken voor een hooger niveau der op leiding van geestelijken en leeken, uit de oprichting van Katholieke Universiteiten Milaan, Nijmegen, Oostenrijk, Spanje, Litauen, terwijl speciaal voor de geeste lijken in Rome nieuwe studiecentra wor den gevormd (Gregoriana) en door het schrijven „Deus Scientiarum Dominus" van 1931 een nieuwe regeling der Pause lijke Universiteiten tot stand komt. De oude liefde van den bibliothecaris blijkt uit de uitbreiding der Vatikaansche bibliotheek. Zijn belangstelling voor alle gebieden der wetenschap spreekt bovendien sterk uit de tal rijke toespraken tot de meest verscheiden internationale congressen, die den laatsten tijd in Rome werden gehouden, evenals uit de nieuwe ordening van de Pauselijke Academie van Wetenschappen (1936). „U is wel goed!" herhaalde Monck, leunde met het hoofd in de hand en zweeg. Majoor Burton kwam terug met Tommy, die angstig achter hem aanliep. De jongen wist een oogenblik niet, of hij al dan niet zou binnen komen, maar de kolonel riep hem. 't Is beter, dat je het telegram ook leest," zei hij. „Je zuster is zigk en kapitein Monck gaat naar haar toe." Tommy las het bericht en keek tersluiks naar Monck, die de cognac uitdronk, die Bur ton voor hem had meegebracht en opstond. „Het spijt me, dat ik me zoo kinderachtig heb aangesteld," zei hij met een flauwen glim lach tot Sir Reginald. „Ik zal uw vriendelijk heid niet vergeten, maar hoop, dat u er niet meer aan zult denken, hoe dwaas ik me ge dragen heb." .Sir Reginald keek hem een oogenblik strak aan. Zijn gelaat stond ernstig, maar toch stak hij hem de hand toe. „Goeden dag, kapitein Monck!" was alles wat hij zei Monck was onmiddellijk in den vorm. De glimlach verdween van zijn gelaat, hij was als uit steen gehouwen. „Goeden dag, generaal!" antwoordde hij, terwijl hij de hem toegesto ken hand drukte. „Tommy ging onwillekeurig naar hem toe. Hij zei geen woord, maar stak, toen ze heen gingen op de oude vertrouwelijke manier zijn arm door dien van Monck en uit zijn oogen sprak zijn groote gehechtheid. „Hij heeft in elk geval een trouwe vriend," zei Sir Reginald tot den kolonel. „Ja, antwoordde deze ernstig. Hij heeft veel voor den jongen Denvers gedaan. Nu kan de jongen hem dat vergelden. Behalve hem heeft hij niet veel meer." „Arme duivel!" mompelde Sir Reginald. Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7