Het rijke leven van
PIUS XI
DE LAMP
Een rohuste natuureen taaie wil
in de Woestijn
Pius naam van vrede
door Ethel M. Dell
In Desio, een stadje tusschen Milaan
en de Lombardische vlakte was Fran-
ceseo Katti directeur van een kleine we
verij, toen zjjn vrouw Theresia, geb. GalU,
hem den 31en Mei 1857 den vierden zoon
schonk, die daags daarna bjj het doopsel
de namen Ambrosius Damianus Achilles
ontving.
In het stadje Desio ontving Achilles Ratti
Zijn eerste onderwijs op de dorpsschool, waar
een eerbiedwaardige priester Giuseppe Volon-
tieri de lessen leidde, terwijl onder de vacan-
ties op den kleinen Achille een groote invloed
ten goede uitging van zijn heeroom, Don Da-
miano Ratti, die in het naburige Asso pastoor
was en bij wien hij zijn zomervacanties mocht
doorbrengen. Hier leerde hem ook de toen
malige Aartsbisschop van Milaan Mgr. Di
Calabia kennen.
Op tienjarigen leeftijd bezorgde zijn oom
hem een plaats op het seminarie, van S.
Pietro Martire in Milaan, waar hij een der
beste leerlingen was en vooral in mathema-
tischen aanleg uitmuntte, zoodat er een
oogenblik over gedacht werd hem naar Turijn
te sturen, om daar in die richting verder te
studeeren. Hier voltooide hij zijn gymnasiale
studies met goed gevolg, ging dan over naar
het Lyceum te Monza en Milaan, om in
dezelfde stad aan het Staatslyceum zijn eind
examen te doen.
In 1879 zette hij zijn priesterstudies
voort aan het Lombardisch college te
Rome, waar hij op 20 December 1879 in
de St. Janscathedraal de priesterwijding
ontving en daags daarna in de Lombar
dische kerk, San Carlo al Corsa, zijn
eerste H. mis opdroeg.
De Geleerde.
In den loop van 1882 bekroonde hij zïjh
studies te Rome, eerst met een doctoraat in
de theologie, daarna in het kerkelijke recht
en tenslotte in de philosophie, dit laatste
examen verliep zoo schitterend, 24 van de
25 punten, dat hem een particuliere
audiëntie bij Z.H. den Paus werd toegestaan.
Reeds ditzelfde jaar werd de jonge priester
aan het S Petrus-seminarie te Milaan aan
gesteld als professor in de gewijde welspre
kendheid en dogmatiek, terwijl hem ook de
geestelijke zorg voor de zusters van het
Cenakel aldaar als rector werd opgedragen.
Gelijktijdig met de geestelijke verzorging
dezer zusters gaat zijn zielszorg uit naar de
eenvoudige volkskinderen, die hij catechis-
muslesen geeft en voorbereidt op de eerste
H. Communie, terwijl hij in 1883 een cursus
van aanvullend catechismusonderricht opent
voor jonge meisjes en nog datzelfde jaar,
1883 een genootschap sticht van katholieke
onderwijzeressen met het doel, het catechis-
musonderwijs onder de jeugd te verspreiden.
Zijn vacanties brengt hij gewoonlijk in de ber
gen door in het beoefenen van de alpensport
en bestijgt voor het eerst de Monte Rosa
(4500 meter) van Italiaanschen kant, terwijl
hij later langs een nog ongekenden weg, die
naar hem genoemd werd, den Mont Blanc
afdaalt.
Zijn talenkennis komt hem van pas bij de
zielszorg, die hg onder de Duitsch-sprekende
van Milaan uitoefent, terwijl het teekenend is
voor zijn groote liefde voor het gewone volk,
dat hij zich bemoeit met de arme kinderen,
die telkenjare naar Milaan komen, om daar
gedurende de wintermaanden als schoorsteen
vegertjes wat geld te verdienen.
In 1888 komt aan de wereldberoemde
bibliotheek van Milaan, de Ambrosiana,
Feuilleton
50.
„Juist," zei majoor Burton met zijn kraak-
stem. „Wij, of liever Barnes, trachtte Hafiz
uit te hooren, maar die hield zich van den
domme en loog erop los. Ik geloof dat die
oude kerel vóór Monck is teruggekomen,
maar hij liet zich niet zien. Hij en Monck zijn
altijd dikke vrienden, heele dikke vrienden."
Hij keek Sir Reginald aan. „Ja, dat ls een
zeer verdachte zaak!" merkte hij op.
„Zijt ge bezig," vroeg Sir Reginald kalm,
terwijl hij hem strak aanzag, „eenig verband
te zoeken tusschen den dood van Dacre en
de afwezigheid uit Kurrumpore "van dien
Rustam Karin?"
„Niet alleen van Rustam Karin, generaal!"
antwoordde de majoor scherp.
„Ah, juist! Hoe is Dacre gestorven?" vroeg
Sir Reginald nu op kalmen, onderzoekenden
toon. In zijn houding was niets aanmoedi-
gends.
Burton aarzelde een oogenblik, want een
innerlijke stem waarschuwde hem niet te ver
te gaan.
„Dat kan niemand met zekerheid zeggen,
generaal! Op zekeren avond is hij verdwenen.
Volgens het verhaal, is hij in een afgrond ge
vallen. De een of andere oude bedelaar heeft
dat meegedeeld, maar niemand weet wie die
man was!"
een post van bibliothecaris vrij. Ratti
solliciteert en wordt benoemd. In deze
functie blijft hij 19 jaren werkzaam, tot
dat in 1907 zijn benoeming volt als pre
fect der Ambrosiana.
In deze periode van zijn leven ligt zijn
groote werkzaamheid als geleerde. Behalve
zijn talrijke publicaties op geschiedkundig
terrein valt in dezen tijd ook zijn werkzaam
heid van de geheele reorganisatie der biblio
theek, zijn lidmaatschap van talrijke geschied
kundige vereenigingen, zijn wetenschappe
lijke reizen nap,r Duitschland, Oostenrijk,
Frankrijk, Engeland en Spanje, waar hij
dikwijls de Ambrosiana moet vertegenwoor
digen. Na aldus 30 jaren in Milaan gewerkt
te hebben, roept de geleerde Jezuiet, P. Franz
Ehrle, prefect der Vatikaansche bibliotheek
en later kardinaal, hem naar Rome als vice-
prefect der Vaticana, en den 1 Sept. 1914
volgt dr. Achille Ratti hem op als prefect der
Vaticana. Hiermee scheen zijn wetenschap
pelijke loopbaan in rustigen en zekeren tred
haar hoogtepunt bereikt te hebben.
Nuntius en Aartsbisschop.
Kort voor het einde van den Europeeschen
oorlog komt er een verrassende wending. De
geleerde krijgt een diplomatieke zending.
Reeds vroeger was in leidende Vaticaansche
kringen zijn naam genoemd, maar te laat,
voor den opengevallen post van Nuntius te
Muenchen, die toen door Pater Fruehwirth
werd ingenomen. Paus Benedictus XV en zijn
bekwame staatssecretaris Kard. Gasparri
hadden de rustige, voorzichtige en energieke
werkzaamheid van den prefect der Vaticaan
sche bibliotheek leeren waardeeren. Nu kwam
er een aanvraag van de Poolsche bisschoppen
om een Pauselijke Visitator in het opkomende
en zich vrijmakende Polen.
De keus van den Paus valt op den sinds
1907 tot Monseigneur benoemden Ratti.
Reeds in den zomer van 1918 begint -hij
daar zjjn uiterst moeilijk en delicaat
werk, maar zoozeer tot aller tevreden
heid, dat hjj het jaar daarna, als het in
middels zelfstandig geworden Polen om
een bljjvenden vertegenwoordiger van het
vatikaan in Warschau vraagt, den 19 Juli
1919, tot Pauselijk Nuntius in Polen
wordt benoemd.
Den 28 Oct. volgt zijn bisschopswijding te
Warschau door den Aartbisschop dier stad,
den lateren kardinaal Kakowski.
Reeds in hetzelfde jaar beginnen zijn ver-
kenningtochten in het hem toevertrouwde ge
bied. Hij bezoekt Litauen en verricht daar
vredeswerk. In 1920 is hij op inspectie in Leth-
land, terwijl een reis naar Rusland hem on
mogelijk wordt gemaakt. Hoezeer zijn werk
zaamheid en onpartijdigheid wordt gewaar
deerd, blijkt wel daaruit, dat hij in 1920 voorz.
wordt van de geallieerde commissie in Hoog-
Silezie, terwijl zijn werk in dezen door beide
partijen wordt geprezen, al gaan ook stemmen
van onbevredigbare hyper-nationalisten tegen
hem op.
Nauwelijks is het jonge en pas herstelde
„Maar gij hebt het oog laten vallen op
Rustam Karin?" vroeg Sir Reginald.
Burton aarzelde. „Och, men vertrouwt die
menschen nooit."
„Dat is waar!" Sir Reginald's stem klonk
droog. „Misschien is het een gebrek om
iemand te veel te vertrouwen. Maar, is dat
alles wat u kunt mededeelen?"
„Ja, generaal!" Burton werd plotseling ver
legen. „Er was natuurlijk geen enkel bewijs,"
zeide hij, „maar als allerlei geheimzinnig
heden zoo samenloopen, i,° men gewoonlijk
geneigd daartusschen eenig verband te zoe
ken. En ook de dood van kapitein Dacre leek
me altijd zeer geheimzinnig."
„De dood van kapitein Ermsted niet min
der," merkte de kolonel op. „Hebt ge u daar
omtrent ook al de een of andere theorie op
gebouwd?"
Burton glimlachte, zoodat zijn tanden te
zien kwamen. „Dat doe ik altijd!" zei hij.
Sir Reginald gaf blijk van ongeduld. „Ik
gelóóf,- dat dit met de zaak eigenlijk niets te
maken heeft," zeide hij. „De moordenaar van
kapitein Ermsted zal te eenigertijd wel wor
den gevat."
„Hoogstwaarschijnlijk, generaal!" stemde
majoor Burton toe. „Sedert ik langs onoffi-
cieelen weg heb gehoord dat kapitein Monck
de zaak in handen heeft. Ah!"
Hij zweeg plotseling, toen na een korten
klop op de deur, Monck zelf, haastig en ge
jaagd de kamer inkwam.
Hij stapte vooruit en scheen niemand te
zien dan den kolonel. Zijn gezicht was doods
bleek, maar zijn oogen brandden. Hij veront
schuldigde zich niet en begroette ook
niemand.
„Ik heb bericht ontvangen uit Bhulwana,
kolonel en vraag onmiddellijk verlof!"
De kolonel keek hem verbaasd aan. „Be
richt, kapitein Monck?"
„Van mijn vrouw!" zei Monck en haalde
zwaar adem. Hij kneep de handen samen.
„Ik moet gaan!" zei hij. „Ik moet gaan!"
Polen over de eerste moeilijkheden van zijn
politieke en economische en kerkelijke orga
nisatie heen, en op dat verscheiden gebied
was de Pauselijke Nuntius een steeds ge
vraagd en gaarne gevolgd raadsman of het
dreigt door den inval der Russische bolsje
wieken weer geheel ten gronde te gaan. In
Augustus 1920 zijn zij in een niet te stuiten
opmarsch tot vlak voor de poorten van War
schau genaderd, een gedeelte der regeering
en hët geheele korps diplomatique vlucht:
alleen Mgr. Ratti blijft op zijn-post, tegelijk
met de andere geestelijkheid van Warschau.
En tezamen met Mgr. Kakowski mag hij den
15 Aug. getuige zijn van het keferen der
krijgskansen, dat met een volledige overwin
ning der Poolsche troepen eindigt. Dat heeft
aan den Pauselijken Nuntius de blijvende er
kentelijkheid van het Poolsche volk verzekerd.
In Februari 1921 sterft de Aartsbis
schop van Milaan en reeds zijn de dagen
van de diplomatieke loopbaan van Mgr.
Gatti geteld. Want bij Paus Benedictus
staat het aanstonds vast, dat zijn Nun
tius in Polen den vacanten zetel van Mi
laan moet gaan bezetten, en hij zegt tot
zijn staatssecretaris: „Gij zult mij een
nieuwen Nuntius voor Warschau moeten
zoeken, want Mgr. Ratti bestem ik voor
Milaan". Zoo gebeurde ook in het consi
storie van 13 Juni, waarin tevens Ratti
tot Kardinaal werd verheven.
Als voorbereiding op de zware taak trekt
kardinaal Ratti zich eenigen tijd in afzonde
ring terug in de bekende benedictijnerabdij
van Monte Cassino, gaat in Augustus aan het
hoofd eener nationale bedevaart naar Lour-
des, bezoekt 5 September voor het laatst zijn
geboorteplaats Desino en wordt den 8sten
September plechtig ingehaald door de hoogste
autoriteiten van het aartsbisdom en de regee
ring. In zijn toespraak wijst hij duidelijk op
de wonde plek in het Italiaansche politieke
leven: dat juist dit land van het opperhoofd
der Katholieke Kerk verwijderd houdt door
het voortbestaan der z.g. Romeinsche kwes
ties, die hij eenmaal zou oplossen in samen
werking met Mussolini, die eenige maanden
tevoren in 1921 merkwaardig samentref
fen als parlementslid de regeering waar
schuwde den wereldinvloed van het vatikaan
niet over het hoofd te zien.
Met een zelfden ijver, tact, ernst, kalm
te, stelselmatigheid, die hij ook in zijn
vorige functies getoond had, het waren
immers zijn karaktertrekken begon hij
zijn uitgebreid arbeidsveld te verkennen
en te bewerken. Hij opende de Katholieke
universiteit van Milaan, die steeds, tot nu
toe, zijn volle belangstelling had. Hij her
stelde het catechismusonderwijs op de
scholen van zijn diocees, gelijk hij reeds
vroeger, als rector van het Cenakel te
Milaan, in opdracht van zijn bisschop met
de stadsregeering aangaande dit punt met
succes onderhandelingen had gevoerd.
Maar ook hier mocht hij nauwelijks
zijn arbeid beginnen. Zijn divies: „raptim
transit", alles ijlt voorbij, werd steeds
meer werkelijkheid. Reeds in Jan. 1922
sterft Paus Benedictus XV en begin Fe
bruari reist kard. Ratti naar Rome, ter
vervulling van zijn stemplicht in het con
claaf, dat 2 Febr. begint. Den 3en Febr.
begint de stemming en den 6en Febr., na
de 14e stemming, is kard. Ratti tot Paus
gekozen. Op de vraag van den kardinaal
Er heerschte een oogenblik stilte.
„Mag ik dat bericht even zien?" vroeg de
kolonel.
Monck's oogen flikkerden, alsof hij een slag
in 't gezicht had gekregen. Hij stak de rech
terhand uit en slingerde het papier op de
tafel. „Daar!" zei hij ruw.
Zijn daad was ruw en ongepast, maar er
was niets beleedigends mee bedoeld.
Sir Reginald had zich eenigszins voorover
gebogen en sloeg hem nauwlettend gade.
Toen de kolonel na een woord van veront
schuldiging het papier had opgenomen en ge
opend, stond hij op, ging naar Monck en
bleef naast hem staan.
Majoor Burton trok zich terug, begrijpende
dat hij hier eigenlijk overbodig was, maar
toch te nieuwsgierig om heen te gaan.
't Was doodstil. Monck trilde op zijn beenen
en zijn oogen waren strak gericht op den
man die hem zoo lang in spanning hield.
De kolonel keek op. „U kunt gaan, natuur
lijk!" zeide hij en uit zijn stem sprak weer
iets van de oude vriendelijkheid, wat hij
evenwel trachtte te bedwingen. „En zoo gauw
mogelijk. Ik hoop dat u den toestand minder
ernstig zult vinden!" Hij stak hem het tele
gram toe. Maar teen Monck het wilde aan
pakken, week de spanning. Hij strompelde
een paar passen vooruit en greep zich toen
aan de tafel vast.
„Ze zal sterven!" zeide hij op wanhopigen
toon. „Ze is misschien al dood!"
Sir Reginald vatte hem bij den arm. Zijn
gelaat was een en al vriendelijkheid, die hij
zich ook geen moeite gaf te verbergen.
„Kom!" zei hij, „hier is een stoel. Ga zitten,
een oogenblik maar! Ga zitten en bedaar. Hoe
luidt dat bericht? Mag ik het lezen?"
Hij mompelde iets tegen majoor Burton, die
zich omkeerde en de kamer uitging.
Monck viel op den stoel neer en liet het
hoofd in de handen op tafel rusten. Hij trilde
over zijn geheele lichaam.
Naast hem staande, met de hand op zijn
voorzitter, welken naam hij wenscht te
voeren, is het weldoordachte antwoord:
„onder het pontificaat van Pius IX zette
ik mijn eerste schreden op mijn priester
lijken loopbaan, onder Pius X werd ik
naar Rome geroepen, Pius is een naam
van vrede, wijl ik mijn krachten wil wij
den aan de pacificatie der wereld, waar
aan mijn voorganger Benedictus XV zich
geheel gegeven heeft, kies ik den naam
Pius. Na eenige oogenblikken liet hij
er krachtig op volgen: „Ik verklaar plech
tig voor de leden van het kardinalen
college, dat ik alle rechten der kerk en
van den H. Stoel zal verdedigen, maar na
de2?e verklaring wensch ik ook mijn eer
sten zegen, als onderpand voor den vrede
der menschheid, te schenken niet alleen
aan Rome en Italië, maar aan heel de
wereld: Ik zal hem geven vanaf het bui-
tenbalcon van Sint Pieter".
Sedert 1870 was dit niet meer gebeurd. Er
sprak een geest van verzoening uit ten op
zichte van dne Italiaanschen Staat, maar te
vens was deze eerste ambtshandeling van den
nieuwen Paus een bewijs van doordachte zelf
standigheid in het nemen van beslissingen:
een zelfstandigheid, die hem in alle beslissin
gen van zijn verheven ambt zal bijblijven.
Tijd van omwentelingen.
Zijn pontificaat valt in een periode der we
reldgeschiedenis, waarin de menschheid geheel
ontwricht schijnt. De geestelijke, staatkun
dige, sociale en economische grondslagen,
waarop de wereld tot dan toe rustte, zijn in
eengestort en overal breken zich geweldige
omwentelingen baan. Alleen een sterke per
soonlijkheid met een robuste natuur, een
taaien wil, een vaste beslotenheid, een wijd-
schen en souvereinen blik, en vooral met een
groot bovennatuurlijk vertrouwen kan op
gewassen zijn tegen de eischen, welke zoo'n
wereldcrisis aan den bestuurder van een we
reldkerk stelt. In Pius 11 zijn al deze eigen
schappen voortreffelijk aanwezig.
Met een breeden blik heeft hij de nooden
van den tijd pverzien, en hij vat de oplossing
van dat probleem samen in de grootsche ge
dachte, welke in zijn eersten Wereldzendbrief
(Encycliek Ubi Arcano van 23 Dec. 1922)
tot uiting komt en zijn verdere werkzaamheid
steeds beheerscht: Pax Christi in regno
Christi (de vrede van Christus in het rijk van
Christus). Dit levensprogram, zooals hij zelf in
zijn eerste Consistorie-toespraak in Dec. 1922
verklaart, wil een samenvatting zijn van het
werk zijner 2 voorgangers: Pius X, die alles
in Christus wilde herstellen, en Benedictus
XV, die de menschheid voortdurend wees op
den vrede. Voor den opbouw van het inwendig
leven der. kerk, geeft de Paus zijn richtlijnen
voor de goede vorming der geestelijkheid in
het Apostolisch schrijven „Officiorum Om
nium" (1922) en in de Encycliek van 1935
over het Priesterschap, voor de leeken dringt
hij aan op een degelijke godsdienstkennis in
het Motu Proprio „Orbem Catholicum" van
1923 en een goede opvoeding in de beroemd
geworden Encycliek over de opvoeding (1929).
Voor den opbouw der christelijke familie
verschijnt in 1930 de Encycliek „Casti Connubii,
terwijl in de Encycliek „Quadragesimo Anno"
van 1931 de grondlijnen worden gegeven voor
een economischen, socialen en staatkundigen
heropbouw der maatschappij.
De Missie-Paus.
Zijn aandacht gaat evenwel niet alleen
uit naar eigen kring, er leven nog milli-
oenen menschen buiten Europa en de
schouder, las Sir Reginald het telegram:
„Stella zeer ernstig ziek. Kom! Ralston."
Dat was alles.
Hij legde het papier weer neer en keek den
kolonel aan die even, bijna onmerkbaar knikte.
Monck bewoog zich niet, maar mompelde
voortdurend: „Ze is dood! O God, ze is dood?
en toen nog zachter: „Per slot van rekening,
is het misschien... behalvè voor mij,maar
het beste. Ik kon bij dat duivelsch spel, niet
anders verwachten: Iemand moest sterven!"
Hij deed een wanhopige poging om zichzelf
meester te worden en weer huiverde hij.
Sir Reginald boog zich over hem heen.
„Kom, kerel! Houd je goed! Je zult al je
kracht noodig hebben. En misschien is je
vrouw bij je aankomst al weer veel beter!"
Monck stond langzaam, bijna wezenloos op.
,,,Hebt u wel eens den strijd met den duivel
aangebonden? Alles gewaagd, je eer, alles
wat je bezat om een vrouw te redden van de
hel! En dan...o God... zelfs... zelfs... die
vrouw verloren!" Weer trachtte hij zichzelf
meester te worden. „Maar ik praat als een
gek! Help me een van allen! Dat helsche vuur
heeft mijn hersens geschroeid! Ik dacht nooit,
dat ik dergelijke wartaal zou kunnen uit
slaan
„Dat doet er niet toe," zei Sir Reginald op
geruststellenden toon. „Je bent onder vrien
den! Maar tracht tot bedaren te komen, en
praat niet meer."
„Ah!" Monck haalde diep adem en scheen
zichzelf weer meester te zijn. Hij hief zijn
doodsbleek gelaat naar Sir Reginald op en
zei: „U is wel goed, generaal! Ik was een
oogenblik de kluts kwijt, maar ben nu weer in
orde."
Hij deed een poging om op te staan, maar
Sir Reginald dwong hem weer te gaan zitten.
„Wacht nog een oogenblik. Majoor Burton
komt dadelijk terug!"
„Majoor Burton?" vroeg Monck.
„Ik heb hem wat cognac laten halen! Dat
zal je opknappen!"
verdere beschaafde wereld, die het Chiis-
tendom nog niet kennen en voor wier
zielen hg zich ook verantwoordelijk voelt.
Daarom tracht hij overal belangstelling te
wekken voor het missiewerk: het groote
missiecongres in Rome 1922 en 1936, de
missietentoonstelling in het Vatikaan
(1925) die als een blijvende tentoonstelling
in 1927 werd ondergebracht in het missie
museum van het lateraansche paleis. Hier
op verschijnt in 1926 de Encycliek „Rerum
Ecclesiae" die we als de grondwet voor
de verdere ontwikkeling der missie
activiteit kunnen beschouwen.
In hetzelfde jaar komt reeds een groote ge
dachte, in genoemde Missie-Encycliek neer
gelegd, dat n.1. de kerk in de missielanden
steeds meer zelfstandig zal moeten worden en,
waar mogelijk, moet worden toevertrouwd aan
de Inlandsche geestelijkheid ter plaatse, tot
uitvoer: De Paus wijdt in 1926 de eerste zes
Chineesche bisschoppen, in 1927 den eersten
Japanschen, in 1930 den eersten Ethiopischen
en in 1933 den eersten Annamitischen, terwijl
ieder jaar opnieuw talrijke gebieden, die eerst
aan de buitenlandsche missionarissen waren
toevertrouwd, aan de Inlandsche geestelijkheid
overgaan. Met recht na Paus Pius XI dan
ook de Missie-Paus genoemd worden.
Kenmerkend voor dit pontificaat is ook de
groote belangstelling voor het oosten, de
Encycliek „Perum Orientalium" van 1928 is
er een bewijs van, terwijl in datzelfde jaar de
Encycliek „Mortalium Animos" aandringt op
vereeniging van het afgescheiden oosten met
de Moederkerk, om die vereeniging sereen en
ernstig voor te bereiden wordt het Instituto
Oriëntale, het Collegio Etiopico en het Russi-
cum opgericht, terwijl in verschillende landen
een vereeniging tot hereeniging der kerken
ontstaat.
Het verlangen naar vrede komt wel duide
lijk tot uitdrukking in hetgeen de Paus deed
voor de arme vervolgde Armeniërs, de hulp
actie voor het verhongerde Rusland, die even
wel door tegenwerking moest gestaakt wor
den, de steun aan het zwaar geteisterde
Smyrna en Palestina enz., de vredesboodschap
pen aan de conferentie van Genua en aan de
strijdende landen Paraguay en Bolivia in
1928.
Vrede sprak ook uit de pogingen van het
Vatikaan, om in de landen, die na den wereld
oorlog de grootste staatkundige veranderingen
ondergingen, de vrijheid en de rechten der
kerk te verzekeren. Zoo ontstaan er van 1922
tot 1933 elf concordaten, waarvan het verdrag
van lateranen met het daarbij behoorende con
cordaat, dat de oplossing brengt der Romein
sche kwestie, wel tot de voornaamste behoort.
Ook worden in die zelfde periode een groot
getal nieuwe nuntiaturen opgericht.
De belangstelling, welke Paus Pius XI
toonde voor een opbloei van wetenschap
pelijk leven, blijkt uit zijn onvermoeid
werken voor een hooger niveau der op
leiding van geestelijken en leeken, uit de
oprichting van Katholieke Universiteiten
Milaan, Nijmegen, Oostenrijk, Spanje,
Litauen, terwijl speciaal voor de geeste
lijken in Rome nieuwe studiecentra wor
den gevormd (Gregoriana) en door het
schrijven „Deus Scientiarum Dominus"
van 1931 een nieuwe regeling der Pause
lijke Universiteiten tot stand komt.
De oude liefde van den bibliothecaris blijkt
uit de uitbreiding der Vatikaansche bibliotheek.
Zijn belangstelling voor alle gebieden der
wetenschap spreekt bovendien sterk uit de tal
rijke toespraken tot de meest verscheiden
internationale congressen, die den laatsten
tijd in Rome werden gehouden, evenals uit de
nieuwe ordening van de Pauselijke Academie
van Wetenschappen (1936).
„U is wel goed!" herhaalde Monck, leunde
met het hoofd in de hand en zweeg. Majoor
Burton kwam terug met Tommy, die angstig
achter hem aanliep. De jongen wist een
oogenblik niet, of hij al dan niet zou binnen
komen, maar de kolonel riep hem.
't Is beter, dat je het telegram ook leest,"
zei hij. „Je zuster is zigk en kapitein Monck
gaat naar haar toe."
Tommy las het bericht en keek tersluiks
naar Monck, die de cognac uitdronk, die Bur
ton voor hem had meegebracht en opstond.
„Het spijt me, dat ik me zoo kinderachtig
heb aangesteld," zei hij met een flauwen glim
lach tot Sir Reginald. „Ik zal uw vriendelijk
heid niet vergeten, maar hoop, dat u er niet
meer aan zult denken, hoe dwaas ik me ge
dragen heb."
.Sir Reginald keek hem een oogenblik strak
aan. Zijn gelaat stond ernstig, maar toch stak
hij hem de hand toe.
„Goeden dag, kapitein Monck!" was alles
wat hij zei
Monck was onmiddellijk in den vorm. De
glimlach verdween van zijn gelaat, hij was als
uit steen gehouwen. „Goeden dag, generaal!"
antwoordde hij, terwijl hij de hem toegesto
ken hand drukte.
„Tommy ging onwillekeurig naar hem toe.
Hij zei geen woord, maar stak, toen ze heen
gingen op de oude vertrouwelijke manier zijn
arm door dien van Monck en uit zijn oogen
sprak zijn groote gehechtheid.
„Hij heeft in elk geval een trouwe vriend,"
zei Sir Reginald tot den kolonel.
„Ja, antwoordde deze ernstig. Hij heeft veel
voor den jongen Denvers gedaan. Nu kan de
jongen hem dat vergelden. Behalve hem heeft
hij niet veel meer."
„Arme duivel!" mompelde Sir Reginald.
Wordt vervolgd.)