Wij lazen voor PRESTO PROBAAT DE LAMP VOOR WAS EN VAAT PRESTOTÊËPPÖÉM^^^W^^^per PAK Radioprogramma Landsverdediging dient niet vcor afzonderlijke bedrijven in de Woestijn DOOR EDGAR RICE BURROUGHS Horloges uit vitrine gestolen Mijnwerker wilde zijn meisje vermoorden Hagenaar vond inbreker in zijn slaapkamer Vonnis tegen Rofferdamschen notaris bevestigd door Ethel M. Dell 99. Toen de anderen zagen, dat de ptoom hun vriend met een mes te ljjf ging, keerden zy om, teneinde Tarzan te hulp te snellen. Als monstrueuze robots, als het ware tegenge houden door een onzichtbare hand, strompel den zij naar voren. Maar hun krachten sche nen hen te begeven, toen zij Tarzan zagen vallen en de ptoom op hem af zagen springen. Voordat het mes Van den ptoom Tarzans borst bereikte, had de aapman echter zijn lichaam een halve slag omgedraaid. Daardoor miste te ptoom zijn doel en voordat hij opnieuw kon toestoten, had de drietand van Herkoef hem doorboord. De vluchtelingen waren nu veilig, maar hun veiligheid zou slechts van korte duur blijken te zijn... In de tempel onder wa ter wachtte Brulor, de duivelse hoogepriester van Athair. Er verliep een uur en nog waren de zes ptomen niet teruggekeerd met hun gevangenen. Eindelijk opperde een der andere ptomen, dat zijn makkers misschien door de demonen verslagen waren. Dit deed Brular in woede ontsteken. „Ze zijn geen demonen, maar sterfelijke mensen, en sterfelijke mensen kun nen sterven!" schreeuwde hij. „Een van hen is Herkoef, de vroegere priester, de andere is de man, die Tarzan genoemd wordt. Vooruit, alle ptomen gaan op zoek! Jullie zijn tien maal zo talrijk als zij, jullie moeten de ge vangenen opzoeken en hen hier terugbrengen, dood of levend!" Uit de pers van heden. DIENSTJE ZOEKEN ONDER DWANG. Uit het Volk (s.d.a.p.): „De Nederlandsche Werkgever" heeft zich net het dionstbodenvraagstuk bemoeid, om dat door de vrijstelling van het dienstboden- salaris wel eens een tekort aan meisjes in wasscherijen en fabrieken zou kunnen ont staan. liet blad -wil een andere regeling om in de dienstbodenbehoefte te voorzien. Het wil dat in iedere gemeente een com missie komt, die in de werklooze gezinnen onderzoekt, of er soms dochters zijn, die dienstbode zouden kunnen worden. Voor die gezinnen zou dan de steun met 2.50 verminderd moeten worden, opdat die dochters genoodzaakt worden een dienstje te zoeken. Dat is voor de werkgevers inderdaad de prettigste vorm van arbeidsdienstplicht voor meisjes, die zij zich kunnen voorstel len. Bij een algemeenere dienstplicht zou ook de dochter van den werkgever aan de beurt komen om te gaan werken. Zulk een dienstplicht willen zij niet wij overigens ook niet maar wel wil men van de ge legenheid, dat de man, die buiten eigen schuld niet in het productieproces kan worden gebruikt, steun ontvangt, misbruik maken door in het leven van het gezin in te grijpen. Als de meisjes uit de fabriek weg zouden loopen.als gevolg van het feit, dat zij door huishoudelijken arbeid voor het gezin een heter inkomen kunnen verkrijgen, dan moe ten de werkgevers maar mannelijke arbei ders aanstellen. 'T LOOPT TEGEN DE VERKIEZINGEN.... Uit de Maasbode (r.k.): „Het Liberale Weekblad" het koninklijk woord „Vrees voor afbraak moet worden omgezet in wil tot opbouw" tot het zijne makend, stoft in één adem door op eigen voortreffelijkheid: „als er één groep is, in welke het koninklijke woord bovenal weer klank vindt, dan is het de liberale". Geen toch verzet zich uit beginsel zoo zeer tegen „versplintering en partijzucht" als de libe rale! En na dit te hebben vastgesteld gaat het Weekblad in een felle philippica het kabi net te lijf, dat de breede basis en daarmee de „nationale samenwerking" versmaadde. Er is, zoo zegt de redactie, „wrevel en po litieke onrust in breede lagen van ons volk", dat vooreerst „den zonderlingen om mezwaai van den heer Colijn in protectio nistische richting" voelt als een „politieken misslag die het vertrouwen van ons volk in zijn regeering ernstig heeft geschokt". Alleen hij natuurlijk, die a outrance vast houdt aan het dogma van den vrijhandel, is vrij van „versplintering en partijzucht". Met vette letters wordt daarom de heer Colijn uitgemaakt voor „schildknaap van de Roomsch-Katholieke Staatspartij". Voor minister Goseling is de kwalificatie „Nederlandsche Schuschnigg" blijkbaar het summum van liberaal verzet tegen „ver- spintcring en partijzucht". Men leere uit dit alles, hoe ernstig ge meend bij de liberale redactie de „wil tot opbouw" is. Het belooft veel voor de „gees telijke en moreele herbewapening", waar aan zij mede haar hart verpandde. Want we zijn, zoo besluit de Maasbode, nog twee maanden van de stembus ver wijderd. Een dief en twee helers gearres teerd. De Haagsche politie heeft den 31-jarigen koopman G. H. V. B. gearresteerd, die ervan verdacht met een steen een ruit te hebben vernield van de vitrine van den juwelier van Willigen in de Spuistraat en daarna vijf horloges te hebben gestolen. De man heeft een bekentenis afgelegd en is voor den officier van justitie 'geleid. Verder heeft de politie gearresteerd den 24-jarigen monteur A. van K. en den 38-ja- rigen schoonknecht H. de V., die als helers in deze zaak zouden zijn opgetreden. Bei den gaven toe, dat zij één van de vijf hor loges van den dief gekocht hebben en in de bank van leening beleend hebben. Na het verhoor is dit tweetal op vrije voeten ge steld. In hooger beroep vier jaar ge vangenisstraf geëischt. Gisteren werd in hooger beroep de zaak behandeld tegen den gedetineerden 21-jari- gen mijnwerker H. L. K. uit Heerlen, die wegens poging tot doodslag op zijn meisje door de rechtbank te Maastricht is veroor deeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden. Tegen dit vonnis heeft K. hooger beroep aangeteekend. Er werden geen getuigen ge hoord. De advocaat-generaal, die het misdrijf zeer ernstig noemde, eischte thans wegens poging tot doodslag vier jaar gevangenis straf. De verdediger bepleitte clementie en ver zocht het hof, den verdachte in een jeugd gevangenis te plaatsen. Uitspraak volgt later. „Het risico van de gevolgen van van luchtaanvallen dient ten laste te komen van de bedrijven zelf." Fabriekspersoneel als militairen. In antwoord op vragen van het Eerste Kamerlid Pollema over de bescherming van het Prov. Electriciteitsbedrijf in Friesland hebben de ministers van Algemeene Zaken, van Buitenlandsche Zaken en van Defensie allereerst hun standpunt uiteen gezet met betrekking tot de beveiliging van in den lande aanwezige bedrijven. De landsverdediging richt zich, aldus de ministers, op de handhaving van de zelf standigheid van den staat, hetgeen niet in- luit de bescherming van de in het land aan wezige bedrijven individueel, ook niet wan neer deze bedrijven uitgaan van publiek rechtelijke organen. Het risico van de gevolgen van luchtaanvallen dient ten laste te komen van deze bedrijven zelf, al mag in de gevallen, waarin met de instandhouding van de bedrijven pu blieke belangen gemoeid zijn, ook een beroep worden gedaan op de medewerking van den staat. Op dien grond is het alleszins redelijk te achten, dat in een bepaald geval het bedrijf er toe overgaat de afwerende inateriecie hulpmiddelen tegen luchtaanvallen aan te schaffen, terwijl de bediening dier hulpmid delen geschiedt door daarvoor in het leven geroepen bijzondere organisaties, die deel zullen uitmaken van de nationale weer macht. Het bedienen van het afweergeschut. De ministers achten het overigens, het beste, dat het luchtafweergeschut van de te beschermen bedrijven bediend wordt door personeel van deze bedrijven, omdat deze het snelste ter plaatse kunnen zijn. Dat hier door de volkenrechtelijke positie van deze vrijwilligers-bedieningsmanschappen ge schaad zou worden, zooals de heer Pollema vreest, acht de regeering ondenkbaar. Het is iemmers de bedoeling, dat deze manschappen zich aansluiten bij het nieuw opgerichte Vrijwillig Landstormcorps Luchtafweerdienst en hierdoor is hun vol kenrechtelijke positie vastgesteld. Worsteling, vlucht, klopjacht, arrestatie. Een bewoner van de Notenboom straat te Den Haag kwam Zondag avond om half negen thuis per auto Den chauffeur gaf hij opdracht even te wachten. Tot zijn verbazing trof hij in zijn slaapkamer een hem on bekenden man, die voor de linnen kast stond. Beiden raakten slaags, maar de indringer wist zich los te worstelen. Hij ontsnapte over oen muurtje in den tuin. Het „houdt den dief" van den heer des huizes maakte den chauffeur erop attent, dat er iets bij zonders aan de hand was en hij achter volgde den indringer per auto. Echter te vergeefs en de chauffeur reed naar het be wuste huis terug. Inspecteur van politie Vos, vlak bij wonende, was ook al door het rumoer in actie gekomen. Hij stapte in de auto, toen deze terug was gekomen, om te trachten den indringer te vangen. Een hardloopende man... Met behulp van inlichtingen, door voor bijgangers verstrekt, slaagde de inspecteur erin een hardloopenden man te arresteeren, die blijkbaar buiten adem was en een bloed neus had. Het bleek te zijn de 33-jarige behanger H. Th. L., die bekende den inbraak in de Noten boomstraat te hebben gepleegd. Hl' staat nog niet vast, wat de man uit het huis heeft meegenomen. Hypotlieckgelden verduisterd. Het Haagsche gerechtshof bevestigde gis ter het vonnis van de rechtbank te Rotter dam, waarbij de oud-notaris M. wegens ver duistering van hypotheek-gelden veroor deeld is tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van de preventieve hechte nis, waarvan het hof bepaalde, dat deze tot aan den dag van deze uitspraak zal worden afgetrokken. De advocaat-generaal had vehhooging van deze straf tot drie jaar gevangenisstraf ge vorderd met aftrek van acht maanden voor arrest. ONGELUK OP EEN SPORTVELD. De 17-jarige Paula M. uit de Ostadestraat te Den Haag, is Zondagmiddag op een sport veld tijdens het handbalspel tegen een me despeelster opgeloopen, met het gevolg, dat zij opd en grond viel en vermoedelijk een schedelbreuk bekwam. De geneeskundige dienst vervoerde haar naar het Roode Kruis Ziekenhuis. WOENSDAG 15 FEBRUARI 1939. Hilversum I, 1875 en 301.5 m. VARA-Uitzending. 10.0010.20 v.m. VPRO 11,00—11.30 en 6.30—7.00 RVU. 7.30—8.00 VPRO. 8.00 Orgelspel. (Om 8.16 Berlchtert). 8.30 Gramofoonmuziek. 9.30 Causerie „Onze keuken". 10.00 Morgenwijding. 10.20 Uitzending voor Arbeiders in de Contir nubedrijven. 11.00 Causerie voor de werkloozen. 12.00 VARA-orkest. (Om 12.15 Berichten). 12.45 De Ramblers. I.151.45 Gramofoonmuziek. 2.00 Voor de vrouw. 3.15 Voor de kinderen, 5.30 Orgelspel. 6.00 „Esmeralda", m.m.v. soliste. 6.28 Berichten. 6.30 Causerie „Traditie en idealen". 7.00 VAR A-Kalender. 7.05 Gelukwenschen. 7.10 Vocaal concert. 7.30 Bijbelvertellingen. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.20 Gramofoonmuziek. (In de pauze: Voor dracht). 9.15 Radiotooneel met muziek. 10.00 Berichten ANP. 10.10 Het VARA-orkest m.m.v. solist. II.00 Gramofoonmuziek. 11.30 „Esmeralda". 11.5512.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II, 415.5 m. NCRV-Uitzending. 6.307.00 Onderwijs- fonds voor de Scheepvaart. 8.00 Schriftlezing meditatie. 8.15 Berichten, gramofoonmuziek. (9,309.45 Gelukwenschen). 10.30 Morgendienst. 11.00 Gramofoonmuziek. 11.15 Ensemble v. d. Horst. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12,30 Orgelconcert. I.30 Ensemble v. d. Horst en grarnofcc. „ïuz. 2.30 Gramofoonmuziek. 3.00 Christelijke lectuur. 3.35 Gramofoonmuziek. 3.45 Zang met pianobegeleiding en gramo foonmuziek. 4.30 Gramofoonmuziek. 4.45 Felicitaties. 5.00 Voor jongens en meisjes. 5.45 Gramofoonmuziek. 6.00 Causerie .Vrijheid in gebondenheid of on gebonden vrijheid". 6.15 Gramofoonmuziek ber. 6.30 Taalles en causerie over het Binnenaan- varingsreglement. 7.00 Berichten. 7.15 Voor postzegelverzamelaars. 7.45 Causerie „Leerbewerking". 8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten 8.15 Utrechtsch Stedelijk Orkest, Toonkunst koor Utrecht, en solisten. (9.009.20 De clamatie.) 10.00 Berichten ANP, actueel halfuur. 10.30 Gramofoonmuziek. 10.45 Gymnastiekles. II.00 Gramofoonmuziek. 11.5012.00 Schriftlezing. Feuilleton 53. „Werkelijk?" Bernard zette groote oogen op, maar trok onmiddellijk weer een ernstig gezicht. „Ja, zie „e," zeide hg, „daar weet ik zelf niet veel van. Ik ben niet getrouwd. „En... bent u nooit... verliefd geweest. Vroeg Tessa ongeloovig. Hy stak haar de hand toe. „Ja, ik ben het op het oogenblik, en nog wel behept met ecn verliefdheid van de ergste soort, liefde op eerste gezicht!" „U bent toch al oud, is 't niet? zei ess kalm, maar legde toch haar hand in de zij „Oud genoeg om een kus te krijgen, zei j en trok haar vriendelijk naar zich toe „z<a ik je eens een geheimpje vertellen, heel graag kleine meisjes. Tessa nestelde zich vertrouwelijk in arm. „O, blanke mannen wil ik wel kussen, zei ze en stak hem haar roode lippen tot. >,Maar een Indiër, neen, zelfs Peter ni hij is toch een schat!" n „Dat is een wijs besluit voor een Prinses, zei Bernard. „En ik voel me zeer vereera. „Hoe maakt mijn lieve tante Stella het morgen?" vroeg ze. „U zoudt maken, aai ik. dat 'heelemaal vergat. Ayah zei dat ze 't wel goed zou maken, maar Ayah zegt maar wat. Maakt ze 't goed?" „Ze is veel beter!" zei Bernard. „Maar wacht even," liet hij erop volgen, terwijl hij haar bij den arm vasthield toen ze een bewe ging maakte om heen te gaan. „Ik geloof, dat ze nu slaapt, en je moet haar niet wak ker maken." Tessa keek hem verschrikt aan. „Is dat de manier om te vertellen dat ze dood is?" vroeg ze fluisterend. „Neen, neen, kind!" klonk het antwoord. „Maar ze is heel ziek geweest, en is dat nog. Ze was l.eel overspannen, weet je. Iemand in een auto heeft haar laten schrikken." „Dat weet ik, ik was er bij!" Tessa kroop weer dicht tegen hem aan en sprak op be droefden toon. „Dat was de Radjah, die haar zoo heeft doen schrikken... de Radjah... en mijn moeder. Ik vraag nooit meer aan God om haar te zegenen. Ik haat haar en den Radjah ook!" Er sprak zooveel vijandschap uit den toon van het kind, dat Bernard, die toch nogal veel had meegemaakt, er verschrikt van op keek. Ik geloof, dat het God heel veel verdriet zou doen als Hij dat hoorde!" zei hij na een oogenblik. „Hij houdt van kleine meisjes, die voor haar moeder bidden." Ik zie niet in waarom!" zei Tessa weer barstig. „Niet warneer Hij haar goede moe ders heeft gegeven, maar de mijne is niet goed. Ze is heel, heel slecht!" Des te meer reden om voor haar te bid den zei Bernard. „Dat is al het minste wat «■e voor haar kunt doen. Maar ik geloof niet, dat "e dat van uw moeder moogt zeggen, zelfs wanneer je dat al denkt. Dat is niet lief." „Wat is lief?" vroeg Ter ia. „Lief is, waar tegen iemand zijn en geen praatjes over hem te vertellen. Dat is zoowat het eenige wat ik op school geleerd heb, dat waard is om te worden onthouden." Bernard glimlachte op zijn gewone goedmoedige wijze. „Nooit praatjes over iemand vertellen, Prin ses. Maar luister eens, ik heb je nog heel be langrijk nieuws mee te deelen. Kom maar dicht bij me, dan zal ik 't je in 't' oor fluis teren. Je moet dan weten, dat er vannacht, toen tante Stella ziek was, iets is gebeurd. Er is een engel bij haar gekomen." „Een engel!" Tessa keek hem uiterst ver wonderd aan. „Er hoe zag die eruit?" vroeg ze ademloos. „Hebt u hem gezien?" „Neen, maar ik denk, dat het een zij was!" fluisterde Bernard terug. „En wat denk je wel dat die engel gebracht heeft? Dat zul je nooit raden." „O wat?" vroeg Tessa bevend. Bernard sloeg den arm om haar heen en Scooter waagde een krachtige poging en maakte zich vrij. „O, dat hindert niet, ik zal hem wel weer opvangen," zei Tessa, „en anders zal Peter 't wel doen. Toe vertel 't me nu gauw!" „Ze bracht," en Bernard fluisterde haar in 't oor, „een baby, een klein jongetje. Denk eens aan. Een geschenk, regelrecht van God!" „O hoe snoezig!" Tessa keek hem met schitterende oogjes aan. „En is dat nu hier? Mag ik het zien? En is de engel ook nog hier?" „Neen, de engel is heengegaan, maar heeft het kindje hier gelaten. Dat is nu voor tante Stella. Die moet er nu voor zorgen." „O, ik hoop dat i'. haar zal mogen helpen!" mompelde Tessa. „Weet oom Everhard het al?" „Ja, hy en ik zyn vannacht hier aangekomen, een paar uur nadat de baby gekomen was. Hij was erg vermoeid, de arme man en rust nu wat uit." „En de baby?" „Mevrouw Ralston zorgt voor de baby. Ik veronderstel dat hij slaapt," zei Bernard, „en daarom zullen we heel stil zijn." „Maar zy zal hem my toch wel laten zien?" vroeg Tessa angstig. „Natuurlijk. Prinsesje. Maar we mogen nu niet storen, want 't is nog heel vroeg, weet je dat wel?" „Mag ik ook niet naar binnen gaan en oom Everard een kus brengen?" pleitte Tessa. „Ik houd zooveel van hem. Ik weet zeker, dat hg er niet boos om zal zijn." „Laat hem nog een beetje rusten," raadde Bernard. „Hij is zoo ontzettend vermoeid. Kom hier zitten op de leuning van mijn stoel en vertel me wat van jezelf. Waar kom je vandaan?" Tessa wees met het hoofd opzij. „Daar vandaan. We wonen in „the Grand Strand". Daar hebben we nu al lang gewoond; al sedert Pappie weg is. Hij is in den Hemel. Een bud- mash heeft hem in de rimboe neergeschoten. Moeder maakte er toen heel wat spektakel over. Maar nu ze met den Radjah in de auto uitgaat, kan 't haar niet veel meer schelen. Hij is een leelijk beest!" zei Tessa opgewon den. „Ik heb hem altijd gehaat. En gisteren heeft hij mijn arme tante Stella laten schrik ken. „Ik... zou hem hebben kunnen vermoor den!" „Wat deed hij dan?" vroeg Bernard. „Dat weet ik niet precies, maar de wagen draaide den heuvel op en tante Stella dacht, dat hij omsloeg. Ik trachtte haar tc bescher men, maar we werden bijna overreden. Hij is een verschrikkelijke man!" zei Tessa. „Een paar dagen geleden pakt hy me beet, omdat ik my tusschen hem en moeder plaatste, toen ze allebei zaten te rooken. Maar ik beet hem!" Er sprak een zekere vijandige voldoening uit de stem van het kind. „Ik beet hem flink en toen liet hij me los." „Was hij niet boos?" vroeg Bernard. „O, heel boos en moeder ook. Ze zei hem, dat hij mij desnoods met de zweep mocht afranselen!" Haar stem trilde van nauw in gehouden toorn. „Maar hij deed het niet. Hij lachte op zijn gewone, gemeene manier en liet, net als een jakhals, zijn tanden zien en zei: dat ik te mooi was om geslagen te worden!" Bij de gedachte daaraan knarste Tessa op de tanden. Dat scheen haar een grooter vernede ring dan een pak slaag te krygen. „En toen kuste hij mij... hij kuste me..." en ze rilde bij de herinnering, „en liet me toen gaan." Bernard luisterde aandachtig toe. Zijn oogen waren iets minder vriendelijk dan anders. Zijn blik had iets kouds. „Ik zou hem maar een beetje uit den weg blijven, als ik jou was" zei hij. „Ja, dat zal ik ook wel!" verklaarde Tessa. „Maar ik haat de manier waarop hij met moe der omgaat. Dat zou hij nooit hebben durven doen als Pappie er nog geweest was!" „Hij is blijkbaar een deugniet!" zei Bernard. Ze zaten nog een poosje op de veranda en waren al op zeer goeden voet, toen Peter buiten kwam met een ontbijt voor Bernard. Hij vroeg Tessa om met hem mee te doen, op welk voor" stel zij met graagte inging. „We moeten later Scooter maar opzoeken," zei ze, toen ze trotsch zijn koffie inschonk. „En misschien laat tante Mary, als ik bedaard ben, de baby wel zien." „Ik ben benieuwd of je tot zoolang je be daard zult houden," klonk eensklaps een stem achter haar. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7