ïlieuuul lOdH
'éindelijk gevonden
Inquisitie
Helders gevleugelde
gasten
ió heteA dan de.
helle. leiji^eA
Zij ugoAclt namelijk
no-olt teiuiq^eMuu/uL
Er was eens
9#0
Winst en verlies bij
een pufverbod
Herman Nypels'
Jti£
Vergadering „Stille Omgang'
Visscherij
Marktoverzicht
Opening nieuwe zaak
Langs de straat
-V
Verweer van Ir. Blankenberg.
Naar aanleiding van ons onderhoud met
dr. J. Verweij over de visscherij -biologische
en economische zijde van het puf vraagstuk,
heeft ir. B. H. Blankenberg, voorzitter van
de Ned. Vereeniging van belanghebbenden bij
de schar- en scholvisscherij, een verweer, die
wij hier laten volgen.
In genoemd artikel maakt dr. Verwey de
volgende opmerkingen: „Nu is een argument
van de tegenstanders van een pufverbod,
dat jonge visch niet opgroeit, omdat ze even
als vroeger gevangen, maar dan, in plaats
van meegenomen, dood over boord gezet
wordt. Het laatste is maar ten deele waar;
een deel van de visch blijft, vooral 's win
ters wel degelijk in leven".
Welk deel dit dan wel is1, kan uit de vol
gende cijfers blijken. Juist de grootste hoe
veelheid puf wordt in de zomermaanden ge
vangen. De totaal aanvoer van puf in IJmui-
den bedroeg in het afgeloopen jaar 9.955.500
kg. Hiervan werden in de wintermaanden
Januari, November en December in totaal
aangevoerd 957.440 kg, dus nog geen 10 pet.
van den totalen aanvoer. Hieruit blijkt dus
wel zeer duidelijk hoe gering de hoeveelheid
jonge visch kan zijn die nog een levenskans
krijgt. Volgens onze gegeven is dit ook in de
wintermaanden slechts een onbeduidend per
centage. Het overboord werpen van eenmaal
gevangen puf heeft geen waarde voor het
vischbestand; integendeel, de doode visch
verontreinigt den zeebodem.
„Het is echter de vraag", zoo zegt dr.
Verwey, „of die schepen, die nu puf aan
voeren, evenveel puf zullen vangen als thans.
Men kan er zeker van zijn, dat dit niet het
geval is. Het is thans loonend te visschen
op plaatsen, die betrekkelijk arm aan markt
waardige, maar rijk aan jonge visch zijn."
Deze laatste opmerking willen wij in ver
band brengen met hetgeen dr. Verwey zelf
even te voren heeft opgemerkt, n.1.: „In kilo
grammen uitgedrukt wordt in Den Helder
nagenoeg tweemaal zooveel puf als consump-
tievisch aangevoerd. De waarde van de puf
is echter slechts 7 tot 10.5 percent van de
waarde van de consumptievisch".
Beter dan door deze laatste opmerking zal
wel niet aangetoond kunnen worden, dat het
opzettelijk op puf visschen voor de visschers
een economische dwaasheid is. Ook na een
pufaanvoerverbod zullen de kustvisschers op
dezelfde vischgronden blijven visschen, om
de eenvoudige reden, dat daar markwaardige
visch te vinden is.
Dr. Verwey heeft de zaak ook economisch
bezien, en hij komt tot de conclusie, dat de
in 1937 gevangen puf indien zij gespaard
zou zijn gebleven later 21.484 gld. als con
sumptievisch zou hebben opgebracht. Aange
nomen onder de omstandigheden, die dr.
Verwey aanneemt dat dit bedrag inder
daad als winst kan worden beschouwd, en
dat dit voor ons geheele land nog eens tien
maal zoo veel is (dr. Verwey is royaal in zijn
cijfers en wij willen dit dus ook zijn), dan
zal deze winst van 200.000 gld. toch gesteld
moeten worden tegenover het door ons be
rekende jaarlijksche schadebedrag van ruim
één millioen gulden. Noch van biologisch,
noch van economisch standpunt is een puf
aanvoerverbod dus te rechtvaardigen.
Het algemeen uitgangspunt van dr. Ver
wey is, dat het verkeerd is de visch aan den
kringloop te onttrekken als jong dier, dat
nog niet voor nakomelingschap' heeft kun-
nen zorgen. Hiermede nu kunnen wij het
volkomen eens ziin. Doch om dit te voorko
men kan een pufaanvoerverbod van geen
nut ziin. want er zal dan even goed puf ge
vangen worden. Het eenige middel om de
jonge visch te sparen is het afsluiten van
benaalde gebieden voor alle visscherij be
halve de garnalenvisscherij voor vaartuigen
met kleinere motoren en een deugdelijke
controle op de bepaling op de maaswijdte der
nekten.
Wanneer Nederland van haar territoriaal
kustgebied, ongeveer een vijfde gedeelte voor
de visscherij verbiedt, door hiep en daar
strooken te reserveeren, den zal er ook een
groot deel van de jonge visch gespaard blij
ven. en wanneer die strooken oordeelkundig
en in overleg met de kustvisschers gekozen
worden, zal de kustvisscherij daarvan ook
geen noemenswaardige schade ondervinden.
De controle zal natuurlijk moeilijkheden op
leveren, maar het doel dat ermee bereikt kan
worden, n.1. een beter vischbestand, zonder
dat de werkloosheid in ons land zal worden
vergroot, is deze moeilijkheden ten volle
waard.
ALGEMEENE BEGRAFENI^VEREENIGING
„DEN HELDER"
Goedgek. bij Kon. besluit 27 juli 1934 No. 31
Uitvoerder: J. C. HUBER,
Hoogstraat 4T - Tel. 614
De moderne keuze in overhemden,
hoeden, dassen, petten, handschoenen
en ondergoederen. Populaire prijzen.
Heerenmodemagazijnen,
Den Helder.
de resultaten van onze Noordzeevisschers iets
gunstiger dan voorheen. Drie dingen hielpen
hiertoe mede, n.1. het weder, de vangst en de
prijzen der Noordzeevisch. Globaal werd ver
leden week 3 tot 4 etmaal gevischt.
De weekresultaten van de groote motorvaar
tuigen varieerden van 230 tot 370 gulden per
motorvaartuig. De kleine motorvaartuigen van
119 tot 170 gulden per kustvisscher. De gar-
nalenvisschers boekten weekbesoir mingen ge
middeld van 126 tot 184 gulden per garnalen-
visscher. De snurrevaadvaartuigen van 300 tot
450 gulden per snurrevaadvaartuig. De versche
Noordzeevisch bleef zeer stabiel in prijs.
Verleden week was aan den afslag alhier
versche en gestuurde visch. Alhoewel er zeer
veel aanvoer van versche visch was, zoo was
de gestuurde visch toch nog duur in prijs. Dit
was vooral het geval met de vischsoorten:
Schelvisch, Poonen en Rog.
De vorige week (27 Februari tot en met 4
Maart) werd door 3 tot 8 vaartuigen per dag
aan de Gemeentelijke Vischafslag alhier aan
gevoerd: 240 pond Rog, prijs tot 10 ct.350
pond Schelvisch, 8 tot 10% ct., 500 pond
Noordzeeschol, 5 tot 15 ct.; 190 pond Schar,
6 tot 12 ct.; 125 pond Wyting, 4 tot 5 ct.; 310
pond Poonen, 6 tot 10 ct. alles per pond.
In Hotel „De Zwaan" te Den Burg werd
gisterenavond een vergadering gehouden van
de afd. Den Burg van de „Stille Omgang".
In deze vergadering werd door den Zeer
Eerw. Heer Brinkman, pastoor te Den Burg
een lezing gehouden over „de Heilige Stad".
Door de talrijke aanwezigen werd deze lezing,
die met lichtbeelden werd verduidelijkt,
met de grootste aandacht gevolgd.
Van Texel zal men aan de Stille omgang
deel nemen op 18 Maart. Om 7.30 u. zal dan
weer in de R.K. Kerk te Den Burg door de
deelnemers het lof worden bijgewoond; on
geveer half negen vertrekt men uit de Texel-
sche haven met het motorschip van den heer
A. Wuis. Te Den Helder sluit men zich aan
bij de deelnemers van de Stille Omgang van
Den Helder. De trein, waarmede het gezel
schap naar Amsterdam zal reizen, vertrekt te
10.30. In Amsterdam zal men de H. Mis bij
wonen in de St. Antoniuskerk in de Tichel
straat. Het ontbijt zal vermoedelijk weer in
Hotel „Fleisig" worden gebruikt. Met een
extra trein zullen de deelnemers weer naar
Den Helder vertrekken en daar te 8.09
arriveeren. Het motorschip van den heer
Wuis vertrekt vandaar weer om 8.30, zoodat
het gezelschap te pl.m. half tien thuis
zal zijn.
Urk. 6 Maart. Door 8 vaartuigen werd j.1.
Zaterdag aan de Gemeentelijke Vischafslag
alhier aangevoerd:
320 pond Noordzeeschol, prijs 10 tot 15 ct.,
130 pond Schar, 6 tot 8 ct., 125 pond Wijting,
4 tot 5 ct., 100 pond Poonen, 9 tot 10 ct. en 60
pond Schelvisch, 8 tot 9 ct. alles per pond.
Op de Waddenzee benoorden den afsluitdijk
werd verleden week nog zeer weinig verdiend.
De voorjaarsharingvisscherij laat nog steeds op
zich wachten. De kamers en kommen zijn hier
voor reeds in gereedheii gebracht door onze
visschers. Het grootste gedeelte van onze
Noordzeevloot is dan ook nog met de kor aan
het visschen. Deze korvisscherij wordt in
hoofdzaak uitgeoefend door de groote motor
vaartuigen voor de kust van Texel en Ter
schelling; door de snurrevaadvaartuigen
veelal ver van de kust; door de kleine motor
vaartuigen als kustvisscherij voor Katwijk
en IJmuiden. De garnalenvisschers dicht bij
de pieren van IJmuiden. Voor onze groote
vloot was de maand Februari zeer teleurstel
lend. In deze maand was het weder veelal te
stormachtig voor de visscherij. Vooral is in de
eerste 3 maanden van het jaar de Noordzeevis-
scherij geheel en al te berekenen aangaande
het weder. In deze maand kan er maar zeer
weinig op de Noordzee gevischt worden. Per
week maar 1 tot 2 etmaal. De vorige maand
waren de verdiensten dan ook van gering tot
zeer laag te noemen. De vorige week waren
Maandag was de vee-aanvoer aan de markt
van weinig beteekenis; vorige week werd
nogal eenige handel gedreven in lamschapen
in verband met het scheuren van weiland.
Voor de handelaren heeft dit evenwel over
het algemeen verlies opgeleverd. Ditmaal
waren slechts twee schapen aangevoerd, die
ongeveer 11.opbrachten'. Rammen voor
de slacht golden 16.a 20.
Koeien werden een tweetal verhandeld,
prijzen ongeveer 190.Van de nuchtere
kalveren liepen de prijzen nogal uiteen, ze
bedroegen 6.h 10.per stuk.
De vette varkens op de boerderij doen
46% tot 47 cent per pond. Biggen op de
markt deden 12.per stuk.
Oude kippen, hoogste prijs 1.
Aan de eierenveiling waren de prijzen der
kipeieren weer gelijk aan die van vorige
week.
Op het water, aan de wal
't Is „De Toelast" overat
Marktberichten
Veemarkt, Maandag, 6 Maart 1939.
2 Koeien 180.-— tot 200.—; 2 pinken
85.tot 110.2 schapen 10.tot
12.5 rammen 16.tot 20.19
biggen 10.— tot 14.18 nuchtere kal
veren 6.tot 10.—; 80 kippen 0.70 tot
1.—.
Eierenveiling, Maandag 6 Maart 1939.
Aanvoer 69.000 kipeieren.
58—62 kg per 100 3.— tot 3.25;
62—64 kg per 100 3.15 tot 3.30; 66—70
kg per 100 3.35 tot 3.70; 50—56 kg per
100 2.80 tot 3.—.
De heer A. J. Vonk, die tot heden een
handel in rijwielen en aanverwante artikelen
heeft gedreven in de Warmoestraat te Den
Burg, opent morgen een nieuwe in dezelfde
branche in de Hoogerstraat te Den Burg, n.1.
in het ruime perceel, waarin de heer P.
Moerbeek tot heden zijn meubelzaak heeft
gedreven. Zooals van zelf spreekt, leent de
groote winkel in de Hoogerstraat zich heel
wat beter voor zulk een bedrijf.
De heer Vonk heeft kosten noch moeite
gespaard aan de inrichting van deze nieuwe
zaak, waarin hij dan ook uitstekend is ge
slaagd. Wij wenschen den ondernemer suc
ces met zijn nieuwe onderneming.
OPENING NIEUWE ZAAK.
De heer Dekker opent Woensdag zijn
nieuwe slagerij, die in de Koogerstraat wordt
gevestigd in het perceel, waarin de heer P.
Boon voorheen een boter en kaashandel
had. De zaak is een weinig verbouwd en ge
heel naar de eischen des tijds ingericht.
Het gebeurde in de Spoorstraat.
Ze stond in het portiek van de baby-uit-
zetten-winkel van meneer Veen in de
Spoorstraat.
Een juffrouw: met een verflenst hoedje,
met afgetrapte schoenen en een valen man
tel.
Ze stond er en loerde.
Haar' grijze oogjes priemden naar de over
zijde. Af en toe kwam het oude hoofd een
ietsje naar voren en werden de oogen groot
van verbazing en verontwaardiging. Ze mom
pelde dan onverstaanbare protesten, wees
met een bevende rechterwijsvinger naar iets
aan den overkant en schudde bevend van
woede het oude hoofdje.
Sommige menschen bleven staan: keken
naar de juffrouw en informeerden wat haar
gramschap opgewekt had.
Het was moeilijk er iets uit te krijgen,
zoo ging zij in haar bespeid-werk op. Geen
moment verloor ze het doel-aan-de-overzijde
uit het oog.
Meneer Veen kwam er ook bij: trachtte
ook iets uit het oude menschje te krijgen,
maar ook hij ving bot.
Velen liepen door en enkelen bleven staan.
Wilden er ook het hunne van hebben, maar
als zij keken trok zij hen met een ruk
naar binnen, daarbij heesch-fluisterend„kom
hier, anders-siet-ie-je".
langer hoe meer van streek raakte ^to^cn
met de minuut meer opwond Geboden
stond zij thans in de Breewaterstraat-gapmg
te spieden, gebogen als een rug y P
Toen vernamen wjj het: wrU-
Zij was uit 't „gestig", van de Kerk
gracht. Daar hoorde ze thuis, maarZ
er lucht van gekregen, dat Gerrit, ee"™„
nelijk collega-„gestig"-bewonerhanciei
had.
Men mocht desnoods in 't •'g'cstig''flleS
Te vroeg en te laat thuiskomen. Men mocht
zich verslapen en met vuile voeten thuis
komen. Men mocht protesteeren als er
protesteeren viel en eventueel met me
ruziën, maar één ding was taboe: men mo
geen handel hebben.
En er wé.s er een die handel had.
Hij zat in de Breewaterstraat-gaping.
Tot het uiterste gespannen, als een spin
in haar web, loerde zij voort. Haar oogen
puilden uit de kassen, nóg meer boog zij
zich naar voren.
Het manneke, zich onbespied wanende, de
ongelukkige, drentelde wat rond. Keek naai
de sterren, trok aan z'n bruin-doorgerookte
pijpke en zij af en toe een kennis goeien-
dag
Had hij handel, de verdorvene
Zij verzekerde het ons. Ze wist het
„sjekuur-zeker", had 'm al maanden lang
in-de-smiezen" gehad. Ze had 'm nooit ver
trouwd en nou kreeg ze de bewijzen. Hij had
handel en trachtte dat nou aan den man te
brengen.
Wij allen waren hevig geïnteresseerend.
Wat zou nu dat oude manneke voor han
del hebben: cocaïnescheermesjes
gesmokkeld cigarettenpapier
Het manneke bleef waar het was. Het ver
tikte het te gaan handelen, en het toeziend
legioen bij Veen begon te twijfelen. Of Zij
het wel zeker wist
Nouwis en waarachtig wist ze het
zeker. Ze kende 'm. Hij was te gemeen om
te brandenhij was een klad op het
„gestig"
Ineen scheen de „handelaar" genoeg te
hebben van de sterren, de Breewaterstraat
en de voorbijgangers. Hij klopte z'n pijpke
uit, trok z'n glimmende pet in z'n oogen en
koerste via de Koningstraat naar de Kerk-
gracht. Geen vuiltje aan de lucht.
De jury keek naar haar: misprijzend en
teleurgesteld.
Zij was dispernaat: „en tóch het-ée
handel" snerpte ze, ik heppet zelf gezien.
Hij het handel, hij het bijverdienste, de
slecherd .Maar hij zal er voor bloeienik
laat 'm niet los. Hij zal nog van me
hooren
Er kwam een meneer langs, die meeluis
terde. Hij zei: „nou moeder, maak je maar
niet kwaad, ga naar huis, want je zult nog
kou vatten.".
Ze ging. Ze scheen den ander te ken
nen en respect voor 'm te hebben. Nijdig
en onvoldaan verliet ze haar uitkijkpost. Na-
mopperend en na- pruttelend.
Wij vroegen of de meneer haar kende.
Die zei „ja" en „kwaad is ze niet.. Maar
het is een wonderlijk menschje: Maar je
moet haar wat in het oog houden, want ze
pleegt zoo nu en dan nog al eens een keertje
„handel". Dat kan het gesticht natuurlijk
niet toestaan
Toen liep het portiek leek.
En een ieder dacht er het zijne van.
Be-Ons ten lort HarscnSt
Eenio-e dagen na de strenge vorstperiode,
die we" in December gehad hebben, maakten
we een kuiertje. Berst langs de Buitenhaven.
Be-Oosten fort Harsens wemelde het van
vogels- groote troepen Toppereenden met
donkere koppen, grijze ruggen en lichte fian.
ken (de wijfjes konden we onmiddellijk her.
kennen aan den witten band rond de snavel,
wortel) en tientallen Kuifeendjes, met zwarte
ruggen helderwitte onderzijden en vleugel-
spiegels, zwommen kris-kras door elkaar.
Tafeleenden waren er slechts een paar, (j^
telde er slechts vyf), verder een Fuut en zoo-
waar een Zeekoet was naar hier verzeild
geraakt.
We liepen verder langs de Hoofdgracht,
waar op de daken de Spreeuwen kwinkeleer
den en jodelden: ze waren de winter-misère
al lang vergeten!! Musschen hipten in de
vieze sneeuwboel, speurend naar eterij. Het
water van de gracht was nog met een ijslaag
bedekt en daar ontdekten wij, dat twee soor
ten echte watervogels waren gepromoveerd
tot Studsvogels, n.1. een
Waternoentje en twee Meerkoeten.
De laatstgenoemden gleden over het ijs,
met den wind in den rug, zoodat hun veeren
wijd uitbolden, 't Leken net een paar oude
wijfjes, die door Jan de Wind te grazen werden
Wat zag zij
Zag zij een inbreker bij Gré Quastzag
zij een anarchist een bom deponeeren in de
Rialto-halzag zij een Geestzag
zijZij wees
Ergens, in de ongewisse gaping van de
duistere Breewaterstraat, wees de vinger.
Trillendbibberend
Wij keken via de vinger en zagen iets.
Een klein grijs schimmetje. Een manneke,
gebogen en oud, met een glimmend petje' op
en een gerafelde broek.
H i j was het
Wij vroegen en trachtten iets uit de van
woede bevende vrouw te krijgen, die hoe
een mannetje. Dat mannetje was al oud.
Vroeger in zijn jeugd was hij vooruitstrevend
geweest, maar met het klimmen der jaren
was het jeugdig vuur tamelijk gedoofd. Vroe
ger ja, toen hadden velen hem verbaasd en
zelfs bewonderend aangekeken. Hij was een
echte „Draufganger", durfde meer dan een
ander, verbeeldde zich meer dan elk ander.
Kortom hij liep nogal in de gaten. Dat kwam
eigenlijk door dat kereltje z'n hobbie. Ieder
mensch heeft zoo zijn hobbie, welnu hij ook.
't Was toen in den tijd, dat stoommachines
zich zelf op rails gingen voortbewegen. En
vurig als hy was trok hem deze met vuur
gestookte vliegende Hollander dermate aan,
dat hjj zijn heele ziel en kapitaal daaraan
verpandde.
Geïnspireerd door de gloeiende kolen vuuz-s
kocht hij een vuurroode pet, trok een jas aan
met knoopen waarop allemaal van die stoom-
karretjes gestempeld waren. Toen nog een
rrrrr-fluitje met een erretje erin en daar
daar stoomde hij er op los. 't Werd veel
lawaai, veel gehots en gebots. Idolaat was
h' ermee. Hij reed maar steeds keen en weer.
De heele weg, waarlangs hij reed, was van
hem. Wel wist ie 't zoo te plooien, dat alle
menschen, die weinig of niets met die stoom
wagens te maken hadden, toch mee mochten
betalen aan eventueele verliezen. Dat was
wel prettig voor hem. Alleen de winsten
zouden voor hem zijn. Dat was dus erg
voordeelig (voor hem). Nu zou je denken,
daar zal dat ventje toch vel afgedriedekseld
blij mee zijn. Hij had toch niks geen risico?
Zoo moest hij toch de menschen, die wel
eens mee wilden rijden, goed gezind zijn en
erg dankbaar! Ja, maar... dan ként U dat
roodpetje nog niet!
Vroeger gebruikte hij voor zijn machien
een padje door het weband. Maar allengs-
kens waren de menschen genoodzaakt naast
en om dat padje te gaan bouwen. Dat moest
wel zoo. Ze konden hun huizen toch niet in
de zee bouwen? Aan drie zijden grensde de
zee en midden door de vierde zijde liep het
„Stoomhollanderpad". Jaren gingen voorbij,
tientallen jaren. Het mannetje werd ouder.
Weerbarstig piekten grijze krulletjes onder
z'n roode pet uit Hij werd net als zyn machien
een beetje pieperig met ademhalen. Hard en
veel op z'n fluitje blazen, kon hij niet meer.
Toen kocht hij een soort „gebakken ei aan
een stokje". Dat moest 't fluitje vervangen.
Af en toe als ie niet al te kortademig was,
deed ie nog een kort stootje op z'n oude
trouwe fluitje en genoot nog eens in stilte
daarvan. Wie echter heelemaal niet genoten
waren de menschen, die aan de „stille kant",
het „West End" van het nauwkeurig afge
sloten en ingesloten pad woonden. Moesten
ze naar hun werk in het „East End" of naar
school, marine of werf, dan moesten ze altijd
maar dat heele afgezette eind omloopen.
Dat ging nog toen 't 100 gezinnen waren.
Maar die 100 werden 300 500 1000 zelfs
en nog steeds hooger. Nog steeds meer men
schen, die aldoor maar weer verder weg
moesten en verder omloopen.
Zoo zag je in West, vlak voor je, waar je
die straten uitkwam, „het beloofde land" voor
je liggen. Maar recht erop aanloopen? Mopsie
't oude spoormannetje was niet van mee
ning, dat liefde van twee kanten moest ko
men. 't Was zijn „ijzeren spoorweg" en geen
mensch mocht erdoor. Voorstellen werden
gedaan. Plannen beraamd, hulp en medewer
king toegezegd door de duizenden gedupeer
den. Smeekschriften ingezonden naar het
oude knarretje. Nooit kwam er een bevredi
gend of begrijpend antwoord, 't Mannetje z'n
adres was Utrecht, maar... meestal gaf ie
niet thuis. En ja, je ziet 't nog steeds. Met
stijfkoppige nauwgezetheid pruttelt en bonkt
stoot en stoomt 't ouwe machien iederen
dag nog dwars door de .stad. Iederen dag nog
buigen duizenden menschen en kinderen het
hoofd en volgen met onuitputtelijk geduld
den overweg, voor de oude stijfkop, die van
geen wijken, zelfs blykbaar van geen wikken
of wegen weet.
Toch zal, ja moet eenmaal de dag komen,
dat het vuur na aan het oudje z'n schenen zal
worden gelegd. Je hoort zoo mompelen, dat een
soort collectieve doorzetpoging zal worden aan
gewend en... men mag vertrouwm hebben in
de afgevaardigden der gedupeerden. Er moet
een „Smid" by zijn, die zeker met kracht zal
optreden, nog een die met een „Vaart" een
poging zal doen het spoorkerreltje een andere
startplaats te geven. Ook is er nog een „ouwe
„Boer" bij, die voor de "-elangen van zijn vele
schoolgaande kinderen opkomen zal. Geloof,
maar gerust, dat die met de taaiheid, zyn
beroep eigen alles op alles zal zetten!
Nog zouden we ernstig aan het welslagen
van deze energieke pogingen kunnen twijfelen,
wanneer dit uitgelezen „team" niet werd aan
gevoerd en aangevuurd door hun opperhoofd,
een „Ritmeester" een man met „singuliere
gave des woords". Zeker :.al het spoorkeesje
met alle kracht pogen te weerleggen en af te
wijzen, maar even zeker kunnen we rekenen
op 's Ritmeesters weerwoord, dat toch vast
overtuigender zijn zal. In uiterste instantie zal
de Utrechtsche roodpet dreigend zijn gebakken
ei afwerend opheffen! Maar geen nood!
Een commissie uit de burgerij heeft 't vaste
voornemen dit pleit op vredelievende wijze te
doen winnen: Geschillen en hindernissen wor
den tegenwoordig volgens de nieuwste en doel
treffendste principes van vrede en vriendschap
opgelost en opgeruimd! Voor deze moreele
vreedzame aanval zal de commissie uit de
burgerij onzen Ritmeester een „vredesparapluie
meegeven!
Het resultaat, dames en heeren zal dus
verbluffend zijn! En 't zal zoo ver komen, dat
we elkaar vriendelijk knikkend zullen aanzien
wanneer ons aller wensch feit geworden is.
De verbindingen hersteld in onze goeie ouwe
Juttery, met als gevolg: duizenden dankbare
burgers. Ja, zelfs het oude spoorkeesje zal
mede in al die dankbaarheid deelen.
Wanneer onze krant dit heuglijk feit ons
allen zal bekend maken, zullen we verge
noegd onze handen wrijven en 't aloude spreek
woord zal weer nieuw zijn en leven:
Lang gewacht en stil gezwegen
Ncoit gedacht en toch gekregen!
Kul f e e n. <sL
Tob/3
e«-ef-n. d.
Meerkoet
^oornkle vt r.
genomen. Met hun gelobde teenen konden za
nergens houvast krygen en daarom wipten ze
op den wal, even afzetten.' en rrrrt, er van
door! Hun witte bles blonk even in het win
terzonnetje. Ze streken neer tusschen de
Toppers en Kuifeendjes achter den dam. Het
Waterhoentje maakte zich echter niet druk;
heel kalm stapte het van het ijs en ging „gra
zen" aan den kant van het park. Dat was een
mooie gelegenheid om hem eens een beetje
beter te bekijken.
Een waterhoen is donker van kleur met
een roode voorhoofdplaat en dito snavel, die
in een geel puntje eindigt. De pooten met de
zeer lange teenen zyn groen, met boven het
gewricht een rood ringetje, een „kouse
bandje". Terwyl ons rietkipje zoo liep, wipte
z'n staartje reeds op en neer, en zagen we
duidelyk den witten onderkant.
Maar was is dat Terwy 1 we dezen
„Ridder van de Kouseband" zoo stonden te
bewonderen, verscheen plotseling nog een
gast ten tooneele, een vogeltje, ongeveer zoo
groot als een musch, met bruingele onder
zijde en van boven blauw.
Dat was een Booniklever.
ook wel Blauwspecht of Spechtmees ge
noemd. Vanaf den snavelhoek, door het oog
tot in den nek, liep een zwarte streep, die
direct opviel.
Ontegenzeggelijk heeft deze „beambikker"
iets spechtachtigs over zich. In sommige op
zichten is hy zelfs een specht te baas, want
deze kan slechts opwaarts langs den stam
klimmen, terwyl de boomklever zoowel naar
boven als naar beneden loopt. Hij kleeft dan
als het ware aan den stam. Ook de nestbouw
komt overeen met die der spechten, n.1. een
boomholte. Is de opening van het nestgat
echter te wijd, dan metselt hij hem zoover
dicht, dat hy er net door kan en grootere
roovers dus geweerd worden.
Ook een boomkruipertje kan slechts om
hoog langs de stam klimmen. Slechts een
maal, n.1. in October, zag ik dat kleine muis-
kleurige vogeltje, hier in de stad. Het zeer
dunne snaveltje is vrij lang en eenigszins
naar beneden gebogen.
Keepen zijn hier vry geregeld in voor- en
najaar te zien. Het is een vinkensoort, die
thuishoort in het noorden van Europa, hoo
ger nog dan onze „Rallye-rijders" geweest
zijn. 't r in uonkere vogels, vooral de manne
tjes met hun dofzwarte koppen, ruggen en
staarten; eveneens de vleugels, waarover
bruine strepen loopen. (Borst bruin, buik en
stuit wit). Den naam danken ze aan de heesche
roep: „kèp kèp".
Vorig jaai waren hier de Vlaamsche Gaaien
in groot aantal, maar deze winter zijn ze hier
volgens mijn beste weten, niet geweest. Ook
heeft hier in het Timorpark eens een troepje
Notenkrakers verblijf -gehouden, maar dit
maal ontbraken ze.
Op de trek kwamen hier nog Leeuweriken
en Gorzen voor, en men vertelde me, dat er
ook Kruisbekken gezien zijn
(Slot volgt). De J.
V y
<V gevaar
H IIIII11^
'n Driehoekig bord (punt
naar boven) met rooden
rand is de waarschu
wing voor mogelijk
Rond zijn verkeers
borden, die een verbod
of een gebod inhouden.