ïlieuuul lOdH 'éindelijk gevonden Inquisitie Helders gevleugelde gasten ió heteA dan de. helle. leiji^eA Zij ugoAclt namelijk no-olt teiuiq^eMuu/uL Er was eens 9#0 Winst en verlies bij een pufverbod Herman Nypels' Jti£ Vergadering „Stille Omgang' Visscherij Marktoverzicht Opening nieuwe zaak Langs de straat -V Verweer van Ir. Blankenberg. Naar aanleiding van ons onderhoud met dr. J. Verweij over de visscherij -biologische en economische zijde van het puf vraagstuk, heeft ir. B. H. Blankenberg, voorzitter van de Ned. Vereeniging van belanghebbenden bij de schar- en scholvisscherij, een verweer, die wij hier laten volgen. In genoemd artikel maakt dr. Verwey de volgende opmerkingen: „Nu is een argument van de tegenstanders van een pufverbod, dat jonge visch niet opgroeit, omdat ze even als vroeger gevangen, maar dan, in plaats van meegenomen, dood over boord gezet wordt. Het laatste is maar ten deele waar; een deel van de visch blijft, vooral 's win ters wel degelijk in leven". Welk deel dit dan wel is1, kan uit de vol gende cijfers blijken. Juist de grootste hoe veelheid puf wordt in de zomermaanden ge vangen. De totaal aanvoer van puf in IJmui- den bedroeg in het afgeloopen jaar 9.955.500 kg. Hiervan werden in de wintermaanden Januari, November en December in totaal aangevoerd 957.440 kg, dus nog geen 10 pet. van den totalen aanvoer. Hieruit blijkt dus wel zeer duidelijk hoe gering de hoeveelheid jonge visch kan zijn die nog een levenskans krijgt. Volgens onze gegeven is dit ook in de wintermaanden slechts een onbeduidend per centage. Het overboord werpen van eenmaal gevangen puf heeft geen waarde voor het vischbestand; integendeel, de doode visch verontreinigt den zeebodem. „Het is echter de vraag", zoo zegt dr. Verwey, „of die schepen, die nu puf aan voeren, evenveel puf zullen vangen als thans. Men kan er zeker van zijn, dat dit niet het geval is. Het is thans loonend te visschen op plaatsen, die betrekkelijk arm aan markt waardige, maar rijk aan jonge visch zijn." Deze laatste opmerking willen wij in ver band brengen met hetgeen dr. Verwey zelf even te voren heeft opgemerkt, n.1.: „In kilo grammen uitgedrukt wordt in Den Helder nagenoeg tweemaal zooveel puf als consump- tievisch aangevoerd. De waarde van de puf is echter slechts 7 tot 10.5 percent van de waarde van de consumptievisch". Beter dan door deze laatste opmerking zal wel niet aangetoond kunnen worden, dat het opzettelijk op puf visschen voor de visschers een economische dwaasheid is. Ook na een pufaanvoerverbod zullen de kustvisschers op dezelfde vischgronden blijven visschen, om de eenvoudige reden, dat daar markwaardige visch te vinden is. Dr. Verwey heeft de zaak ook economisch bezien, en hij komt tot de conclusie, dat de in 1937 gevangen puf indien zij gespaard zou zijn gebleven later 21.484 gld. als con sumptievisch zou hebben opgebracht. Aange nomen onder de omstandigheden, die dr. Verwey aanneemt dat dit bedrag inder daad als winst kan worden beschouwd, en dat dit voor ons geheele land nog eens tien maal zoo veel is (dr. Verwey is royaal in zijn cijfers en wij willen dit dus ook zijn), dan zal deze winst van 200.000 gld. toch gesteld moeten worden tegenover het door ons be rekende jaarlijksche schadebedrag van ruim één millioen gulden. Noch van biologisch, noch van economisch standpunt is een puf aanvoerverbod dus te rechtvaardigen. Het algemeen uitgangspunt van dr. Ver wey is, dat het verkeerd is de visch aan den kringloop te onttrekken als jong dier, dat nog niet voor nakomelingschap' heeft kun- nen zorgen. Hiermede nu kunnen wij het volkomen eens ziin. Doch om dit te voorko men kan een pufaanvoerverbod van geen nut ziin. want er zal dan even goed puf ge vangen worden. Het eenige middel om de jonge visch te sparen is het afsluiten van benaalde gebieden voor alle visscherij be halve de garnalenvisscherij voor vaartuigen met kleinere motoren en een deugdelijke controle op de bepaling op de maaswijdte der nekten. Wanneer Nederland van haar territoriaal kustgebied, ongeveer een vijfde gedeelte voor de visscherij verbiedt, door hiep en daar strooken te reserveeren, den zal er ook een groot deel van de jonge visch gespaard blij ven. en wanneer die strooken oordeelkundig en in overleg met de kustvisschers gekozen worden, zal de kustvisscherij daarvan ook geen noemenswaardige schade ondervinden. De controle zal natuurlijk moeilijkheden op leveren, maar het doel dat ermee bereikt kan worden, n.1. een beter vischbestand, zonder dat de werkloosheid in ons land zal worden vergroot, is deze moeilijkheden ten volle waard. ALGEMEENE BEGRAFENI^VEREENIGING „DEN HELDER" Goedgek. bij Kon. besluit 27 juli 1934 No. 31 Uitvoerder: J. C. HUBER, Hoogstraat 4T - Tel. 614 De moderne keuze in overhemden, hoeden, dassen, petten, handschoenen en ondergoederen. Populaire prijzen. Heerenmodemagazijnen, Den Helder. de resultaten van onze Noordzeevisschers iets gunstiger dan voorheen. Drie dingen hielpen hiertoe mede, n.1. het weder, de vangst en de prijzen der Noordzeevisch. Globaal werd ver leden week 3 tot 4 etmaal gevischt. De weekresultaten van de groote motorvaar tuigen varieerden van 230 tot 370 gulden per motorvaartuig. De kleine motorvaartuigen van 119 tot 170 gulden per kustvisscher. De gar- nalenvisschers boekten weekbesoir mingen ge middeld van 126 tot 184 gulden per garnalen- visscher. De snurrevaadvaartuigen van 300 tot 450 gulden per snurrevaadvaartuig. De versche Noordzeevisch bleef zeer stabiel in prijs. Verleden week was aan den afslag alhier versche en gestuurde visch. Alhoewel er zeer veel aanvoer van versche visch was, zoo was de gestuurde visch toch nog duur in prijs. Dit was vooral het geval met de vischsoorten: Schelvisch, Poonen en Rog. De vorige week (27 Februari tot en met 4 Maart) werd door 3 tot 8 vaartuigen per dag aan de Gemeentelijke Vischafslag alhier aan gevoerd: 240 pond Rog, prijs tot 10 ct.350 pond Schelvisch, 8 tot 10% ct., 500 pond Noordzeeschol, 5 tot 15 ct.; 190 pond Schar, 6 tot 12 ct.; 125 pond Wyting, 4 tot 5 ct.; 310 pond Poonen, 6 tot 10 ct. alles per pond. In Hotel „De Zwaan" te Den Burg werd gisterenavond een vergadering gehouden van de afd. Den Burg van de „Stille Omgang". In deze vergadering werd door den Zeer Eerw. Heer Brinkman, pastoor te Den Burg een lezing gehouden over „de Heilige Stad". Door de talrijke aanwezigen werd deze lezing, die met lichtbeelden werd verduidelijkt, met de grootste aandacht gevolgd. Van Texel zal men aan de Stille omgang deel nemen op 18 Maart. Om 7.30 u. zal dan weer in de R.K. Kerk te Den Burg door de deelnemers het lof worden bijgewoond; on geveer half negen vertrekt men uit de Texel- sche haven met het motorschip van den heer A. Wuis. Te Den Helder sluit men zich aan bij de deelnemers van de Stille Omgang van Den Helder. De trein, waarmede het gezel schap naar Amsterdam zal reizen, vertrekt te 10.30. In Amsterdam zal men de H. Mis bij wonen in de St. Antoniuskerk in de Tichel straat. Het ontbijt zal vermoedelijk weer in Hotel „Fleisig" worden gebruikt. Met een extra trein zullen de deelnemers weer naar Den Helder vertrekken en daar te 8.09 arriveeren. Het motorschip van den heer Wuis vertrekt vandaar weer om 8.30, zoodat het gezelschap te pl.m. half tien thuis zal zijn. Urk. 6 Maart. Door 8 vaartuigen werd j.1. Zaterdag aan de Gemeentelijke Vischafslag alhier aangevoerd: 320 pond Noordzeeschol, prijs 10 tot 15 ct., 130 pond Schar, 6 tot 8 ct., 125 pond Wijting, 4 tot 5 ct., 100 pond Poonen, 9 tot 10 ct. en 60 pond Schelvisch, 8 tot 9 ct. alles per pond. Op de Waddenzee benoorden den afsluitdijk werd verleden week nog zeer weinig verdiend. De voorjaarsharingvisscherij laat nog steeds op zich wachten. De kamers en kommen zijn hier voor reeds in gereedheii gebracht door onze visschers. Het grootste gedeelte van onze Noordzeevloot is dan ook nog met de kor aan het visschen. Deze korvisscherij wordt in hoofdzaak uitgeoefend door de groote motor vaartuigen voor de kust van Texel en Ter schelling; door de snurrevaadvaartuigen veelal ver van de kust; door de kleine motor vaartuigen als kustvisscherij voor Katwijk en IJmuiden. De garnalenvisschers dicht bij de pieren van IJmuiden. Voor onze groote vloot was de maand Februari zeer teleurstel lend. In deze maand was het weder veelal te stormachtig voor de visscherij. Vooral is in de eerste 3 maanden van het jaar de Noordzeevis- scherij geheel en al te berekenen aangaande het weder. In deze maand kan er maar zeer weinig op de Noordzee gevischt worden. Per week maar 1 tot 2 etmaal. De vorige maand waren de verdiensten dan ook van gering tot zeer laag te noemen. De vorige week waren Maandag was de vee-aanvoer aan de markt van weinig beteekenis; vorige week werd nogal eenige handel gedreven in lamschapen in verband met het scheuren van weiland. Voor de handelaren heeft dit evenwel over het algemeen verlies opgeleverd. Ditmaal waren slechts twee schapen aangevoerd, die ongeveer 11.opbrachten'. Rammen voor de slacht golden 16.a 20. Koeien werden een tweetal verhandeld, prijzen ongeveer 190.Van de nuchtere kalveren liepen de prijzen nogal uiteen, ze bedroegen 6.h 10.per stuk. De vette varkens op de boerderij doen 46% tot 47 cent per pond. Biggen op de markt deden 12.per stuk. Oude kippen, hoogste prijs 1. Aan de eierenveiling waren de prijzen der kipeieren weer gelijk aan die van vorige week. Op het water, aan de wal 't Is „De Toelast" overat Marktberichten Veemarkt, Maandag, 6 Maart 1939. 2 Koeien 180.-— tot 200.—; 2 pinken 85.tot 110.2 schapen 10.tot 12.5 rammen 16.tot 20.19 biggen 10.— tot 14.18 nuchtere kal veren 6.tot 10.—; 80 kippen 0.70 tot 1.—. Eierenveiling, Maandag 6 Maart 1939. Aanvoer 69.000 kipeieren. 58—62 kg per 100 3.— tot 3.25; 62—64 kg per 100 3.15 tot 3.30; 66—70 kg per 100 3.35 tot 3.70; 50—56 kg per 100 2.80 tot 3.—. De heer A. J. Vonk, die tot heden een handel in rijwielen en aanverwante artikelen heeft gedreven in de Warmoestraat te Den Burg, opent morgen een nieuwe in dezelfde branche in de Hoogerstraat te Den Burg, n.1. in het ruime perceel, waarin de heer P. Moerbeek tot heden zijn meubelzaak heeft gedreven. Zooals van zelf spreekt, leent de groote winkel in de Hoogerstraat zich heel wat beter voor zulk een bedrijf. De heer Vonk heeft kosten noch moeite gespaard aan de inrichting van deze nieuwe zaak, waarin hij dan ook uitstekend is ge slaagd. Wij wenschen den ondernemer suc ces met zijn nieuwe onderneming. OPENING NIEUWE ZAAK. De heer Dekker opent Woensdag zijn nieuwe slagerij, die in de Koogerstraat wordt gevestigd in het perceel, waarin de heer P. Boon voorheen een boter en kaashandel had. De zaak is een weinig verbouwd en ge heel naar de eischen des tijds ingericht. Het gebeurde in de Spoorstraat. Ze stond in het portiek van de baby-uit- zetten-winkel van meneer Veen in de Spoorstraat. Een juffrouw: met een verflenst hoedje, met afgetrapte schoenen en een valen man tel. Ze stond er en loerde. Haar' grijze oogjes priemden naar de over zijde. Af en toe kwam het oude hoofd een ietsje naar voren en werden de oogen groot van verbazing en verontwaardiging. Ze mom pelde dan onverstaanbare protesten, wees met een bevende rechterwijsvinger naar iets aan den overkant en schudde bevend van woede het oude hoofdje. Sommige menschen bleven staan: keken naar de juffrouw en informeerden wat haar gramschap opgewekt had. Het was moeilijk er iets uit te krijgen, zoo ging zij in haar bespeid-werk op. Geen moment verloor ze het doel-aan-de-overzijde uit het oog. Meneer Veen kwam er ook bij: trachtte ook iets uit het oude menschje te krijgen, maar ook hij ving bot. Velen liepen door en enkelen bleven staan. Wilden er ook het hunne van hebben, maar als zij keken trok zij hen met een ruk naar binnen, daarbij heesch-fluisterend„kom hier, anders-siet-ie-je". langer hoe meer van streek raakte ^to^cn met de minuut meer opwond Geboden stond zij thans in de Breewaterstraat-gapmg te spieden, gebogen als een rug y P Toen vernamen wjj het: wrU- Zij was uit 't „gestig", van de Kerk gracht. Daar hoorde ze thuis, maarZ er lucht van gekregen, dat Gerrit, ee"™„ nelijk collega-„gestig"-bewonerhanciei had. Men mocht desnoods in 't •'g'cstig''flleS Te vroeg en te laat thuiskomen. Men mocht zich verslapen en met vuile voeten thuis komen. Men mocht protesteeren als er protesteeren viel en eventueel met me ruziën, maar één ding was taboe: men mo geen handel hebben. En er wé.s er een die handel had. Hij zat in de Breewaterstraat-gaping. Tot het uiterste gespannen, als een spin in haar web, loerde zij voort. Haar oogen puilden uit de kassen, nóg meer boog zij zich naar voren. Het manneke, zich onbespied wanende, de ongelukkige, drentelde wat rond. Keek naai de sterren, trok aan z'n bruin-doorgerookte pijpke en zij af en toe een kennis goeien- dag Had hij handel, de verdorvene Zij verzekerde het ons. Ze wist het „sjekuur-zeker", had 'm al maanden lang in-de-smiezen" gehad. Ze had 'm nooit ver trouwd en nou kreeg ze de bewijzen. Hij had handel en trachtte dat nou aan den man te brengen. Wij allen waren hevig geïnteresseerend. Wat zou nu dat oude manneke voor han del hebben: cocaïnescheermesjes gesmokkeld cigarettenpapier Het manneke bleef waar het was. Het ver tikte het te gaan handelen, en het toeziend legioen bij Veen begon te twijfelen. Of Zij het wel zeker wist Nouwis en waarachtig wist ze het zeker. Ze kende 'm. Hij was te gemeen om te brandenhij was een klad op het „gestig" Ineen scheen de „handelaar" genoeg te hebben van de sterren, de Breewaterstraat en de voorbijgangers. Hij klopte z'n pijpke uit, trok z'n glimmende pet in z'n oogen en koerste via de Koningstraat naar de Kerk- gracht. Geen vuiltje aan de lucht. De jury keek naar haar: misprijzend en teleurgesteld. Zij was dispernaat: „en tóch het-ée handel" snerpte ze, ik heppet zelf gezien. Hij het handel, hij het bijverdienste, de slecherd .Maar hij zal er voor bloeienik laat 'm niet los. Hij zal nog van me hooren Er kwam een meneer langs, die meeluis terde. Hij zei: „nou moeder, maak je maar niet kwaad, ga naar huis, want je zult nog kou vatten.". Ze ging. Ze scheen den ander te ken nen en respect voor 'm te hebben. Nijdig en onvoldaan verliet ze haar uitkijkpost. Na- mopperend en na- pruttelend. Wij vroegen of de meneer haar kende. Die zei „ja" en „kwaad is ze niet.. Maar het is een wonderlijk menschje: Maar je moet haar wat in het oog houden, want ze pleegt zoo nu en dan nog al eens een keertje „handel". Dat kan het gesticht natuurlijk niet toestaan Toen liep het portiek leek. En een ieder dacht er het zijne van. Be-Ons ten lort HarscnSt Eenio-e dagen na de strenge vorstperiode, die we" in December gehad hebben, maakten we een kuiertje. Berst langs de Buitenhaven. Be-Oosten fort Harsens wemelde het van vogels- groote troepen Toppereenden met donkere koppen, grijze ruggen en lichte fian. ken (de wijfjes konden we onmiddellijk her. kennen aan den witten band rond de snavel, wortel) en tientallen Kuifeendjes, met zwarte ruggen helderwitte onderzijden en vleugel- spiegels, zwommen kris-kras door elkaar. Tafeleenden waren er slechts een paar, (j^ telde er slechts vyf), verder een Fuut en zoo- waar een Zeekoet was naar hier verzeild geraakt. We liepen verder langs de Hoofdgracht, waar op de daken de Spreeuwen kwinkeleer den en jodelden: ze waren de winter-misère al lang vergeten!! Musschen hipten in de vieze sneeuwboel, speurend naar eterij. Het water van de gracht was nog met een ijslaag bedekt en daar ontdekten wij, dat twee soor ten echte watervogels waren gepromoveerd tot Studsvogels, n.1. een Waternoentje en twee Meerkoeten. De laatstgenoemden gleden over het ijs, met den wind in den rug, zoodat hun veeren wijd uitbolden, 't Leken net een paar oude wijfjes, die door Jan de Wind te grazen werden Wat zag zij Zag zij een inbreker bij Gré Quastzag zij een anarchist een bom deponeeren in de Rialto-halzag zij een Geestzag zijZij wees Ergens, in de ongewisse gaping van de duistere Breewaterstraat, wees de vinger. Trillendbibberend Wij keken via de vinger en zagen iets. Een klein grijs schimmetje. Een manneke, gebogen en oud, met een glimmend petje' op en een gerafelde broek. H i j was het Wij vroegen en trachtten iets uit de van woede bevende vrouw te krijgen, die hoe een mannetje. Dat mannetje was al oud. Vroeger in zijn jeugd was hij vooruitstrevend geweest, maar met het klimmen der jaren was het jeugdig vuur tamelijk gedoofd. Vroe ger ja, toen hadden velen hem verbaasd en zelfs bewonderend aangekeken. Hij was een echte „Draufganger", durfde meer dan een ander, verbeeldde zich meer dan elk ander. Kortom hij liep nogal in de gaten. Dat kwam eigenlijk door dat kereltje z'n hobbie. Ieder mensch heeft zoo zijn hobbie, welnu hij ook. 't Was toen in den tijd, dat stoommachines zich zelf op rails gingen voortbewegen. En vurig als hy was trok hem deze met vuur gestookte vliegende Hollander dermate aan, dat hjj zijn heele ziel en kapitaal daaraan verpandde. Geïnspireerd door de gloeiende kolen vuuz-s kocht hij een vuurroode pet, trok een jas aan met knoopen waarop allemaal van die stoom- karretjes gestempeld waren. Toen nog een rrrrr-fluitje met een erretje erin en daar daar stoomde hij er op los. 't Werd veel lawaai, veel gehots en gebots. Idolaat was h' ermee. Hij reed maar steeds keen en weer. De heele weg, waarlangs hij reed, was van hem. Wel wist ie 't zoo te plooien, dat alle menschen, die weinig of niets met die stoom wagens te maken hadden, toch mee mochten betalen aan eventueele verliezen. Dat was wel prettig voor hem. Alleen de winsten zouden voor hem zijn. Dat was dus erg voordeelig (voor hem). Nu zou je denken, daar zal dat ventje toch vel afgedriedekseld blij mee zijn. Hij had toch niks geen risico? Zoo moest hij toch de menschen, die wel eens mee wilden rijden, goed gezind zijn en erg dankbaar! Ja, maar... dan ként U dat roodpetje nog niet! Vroeger gebruikte hij voor zijn machien een padje door het weband. Maar allengs- kens waren de menschen genoodzaakt naast en om dat padje te gaan bouwen. Dat moest wel zoo. Ze konden hun huizen toch niet in de zee bouwen? Aan drie zijden grensde de zee en midden door de vierde zijde liep het „Stoomhollanderpad". Jaren gingen voorbij, tientallen jaren. Het mannetje werd ouder. Weerbarstig piekten grijze krulletjes onder z'n roode pet uit Hij werd net als zyn machien een beetje pieperig met ademhalen. Hard en veel op z'n fluitje blazen, kon hij niet meer. Toen kocht hij een soort „gebakken ei aan een stokje". Dat moest 't fluitje vervangen. Af en toe als ie niet al te kortademig was, deed ie nog een kort stootje op z'n oude trouwe fluitje en genoot nog eens in stilte daarvan. Wie echter heelemaal niet genoten waren de menschen, die aan de „stille kant", het „West End" van het nauwkeurig afge sloten en ingesloten pad woonden. Moesten ze naar hun werk in het „East End" of naar school, marine of werf, dan moesten ze altijd maar dat heele afgezette eind omloopen. Dat ging nog toen 't 100 gezinnen waren. Maar die 100 werden 300 500 1000 zelfs en nog steeds hooger. Nog steeds meer men schen, die aldoor maar weer verder weg moesten en verder omloopen. Zoo zag je in West, vlak voor je, waar je die straten uitkwam, „het beloofde land" voor je liggen. Maar recht erop aanloopen? Mopsie 't oude spoormannetje was niet van mee ning, dat liefde van twee kanten moest ko men. 't Was zijn „ijzeren spoorweg" en geen mensch mocht erdoor. Voorstellen werden gedaan. Plannen beraamd, hulp en medewer king toegezegd door de duizenden gedupeer den. Smeekschriften ingezonden naar het oude knarretje. Nooit kwam er een bevredi gend of begrijpend antwoord, 't Mannetje z'n adres was Utrecht, maar... meestal gaf ie niet thuis. En ja, je ziet 't nog steeds. Met stijfkoppige nauwgezetheid pruttelt en bonkt stoot en stoomt 't ouwe machien iederen dag nog dwars door de .stad. Iederen dag nog buigen duizenden menschen en kinderen het hoofd en volgen met onuitputtelijk geduld den overweg, voor de oude stijfkop, die van geen wijken, zelfs blykbaar van geen wikken of wegen weet. Toch zal, ja moet eenmaal de dag komen, dat het vuur na aan het oudje z'n schenen zal worden gelegd. Je hoort zoo mompelen, dat een soort collectieve doorzetpoging zal worden aan gewend en... men mag vertrouwm hebben in de afgevaardigden der gedupeerden. Er moet een „Smid" by zijn, die zeker met kracht zal optreden, nog een die met een „Vaart" een poging zal doen het spoorkerreltje een andere startplaats te geven. Ook is er nog een „ouwe „Boer" bij, die voor de "-elangen van zijn vele schoolgaande kinderen opkomen zal. Geloof, maar gerust, dat die met de taaiheid, zyn beroep eigen alles op alles zal zetten! Nog zouden we ernstig aan het welslagen van deze energieke pogingen kunnen twijfelen, wanneer dit uitgelezen „team" niet werd aan gevoerd en aangevuurd door hun opperhoofd, een „Ritmeester" een man met „singuliere gave des woords". Zeker :.al het spoorkeesje met alle kracht pogen te weerleggen en af te wijzen, maar even zeker kunnen we rekenen op 's Ritmeesters weerwoord, dat toch vast overtuigender zijn zal. In uiterste instantie zal de Utrechtsche roodpet dreigend zijn gebakken ei afwerend opheffen! Maar geen nood! Een commissie uit de burgerij heeft 't vaste voornemen dit pleit op vredelievende wijze te doen winnen: Geschillen en hindernissen wor den tegenwoordig volgens de nieuwste en doel treffendste principes van vrede en vriendschap opgelost en opgeruimd! Voor deze moreele vreedzame aanval zal de commissie uit de burgerij onzen Ritmeester een „vredesparapluie meegeven! Het resultaat, dames en heeren zal dus verbluffend zijn! En 't zal zoo ver komen, dat we elkaar vriendelijk knikkend zullen aanzien wanneer ons aller wensch feit geworden is. De verbindingen hersteld in onze goeie ouwe Juttery, met als gevolg: duizenden dankbare burgers. Ja, zelfs het oude spoorkeesje zal mede in al die dankbaarheid deelen. Wanneer onze krant dit heuglijk feit ons allen zal bekend maken, zullen we verge noegd onze handen wrijven en 't aloude spreek woord zal weer nieuw zijn en leven: Lang gewacht en stil gezwegen Ncoit gedacht en toch gekregen! Kul f e e n. <sL Tob/3 e«-ef-n. d. Meerkoet ^oornkle vt r. genomen. Met hun gelobde teenen konden za nergens houvast krygen en daarom wipten ze op den wal, even afzetten.' en rrrrt, er van door! Hun witte bles blonk even in het win terzonnetje. Ze streken neer tusschen de Toppers en Kuifeendjes achter den dam. Het Waterhoentje maakte zich echter niet druk; heel kalm stapte het van het ijs en ging „gra zen" aan den kant van het park. Dat was een mooie gelegenheid om hem eens een beetje beter te bekijken. Een waterhoen is donker van kleur met een roode voorhoofdplaat en dito snavel, die in een geel puntje eindigt. De pooten met de zeer lange teenen zyn groen, met boven het gewricht een rood ringetje, een „kouse bandje". Terwyl ons rietkipje zoo liep, wipte z'n staartje reeds op en neer, en zagen we duidelyk den witten onderkant. Maar was is dat Terwy 1 we dezen „Ridder van de Kouseband" zoo stonden te bewonderen, verscheen plotseling nog een gast ten tooneele, een vogeltje, ongeveer zoo groot als een musch, met bruingele onder zijde en van boven blauw. Dat was een Booniklever. ook wel Blauwspecht of Spechtmees ge noemd. Vanaf den snavelhoek, door het oog tot in den nek, liep een zwarte streep, die direct opviel. Ontegenzeggelijk heeft deze „beambikker" iets spechtachtigs over zich. In sommige op zichten is hy zelfs een specht te baas, want deze kan slechts opwaarts langs den stam klimmen, terwyl de boomklever zoowel naar boven als naar beneden loopt. Hij kleeft dan als het ware aan den stam. Ook de nestbouw komt overeen met die der spechten, n.1. een boomholte. Is de opening van het nestgat echter te wijd, dan metselt hij hem zoover dicht, dat hy er net door kan en grootere roovers dus geweerd worden. Ook een boomkruipertje kan slechts om hoog langs de stam klimmen. Slechts een maal, n.1. in October, zag ik dat kleine muis- kleurige vogeltje, hier in de stad. Het zeer dunne snaveltje is vrij lang en eenigszins naar beneden gebogen. Keepen zijn hier vry geregeld in voor- en najaar te zien. Het is een vinkensoort, die thuishoort in het noorden van Europa, hoo ger nog dan onze „Rallye-rijders" geweest zijn. 't r in uonkere vogels, vooral de manne tjes met hun dofzwarte koppen, ruggen en staarten; eveneens de vleugels, waarover bruine strepen loopen. (Borst bruin, buik en stuit wit). Den naam danken ze aan de heesche roep: „kèp kèp". Vorig jaai waren hier de Vlaamsche Gaaien in groot aantal, maar deze winter zijn ze hier volgens mijn beste weten, niet geweest. Ook heeft hier in het Timorpark eens een troepje Notenkrakers verblijf -gehouden, maar dit maal ontbraken ze. Op de trek kwamen hier nog Leeuweriken en Gorzen voor, en men vertelde me, dat er ook Kruisbekken gezien zijn (Slot volgt). De J. V y <V gevaar H IIIII11^ 'n Driehoekig bord (punt naar boven) met rooden rand is de waarschu wing voor mogelijk Rond zijn verkeers borden, die een verbod of een gebod inhouden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 6