i ¥i
Wij lazen voor
PRESTO
LE LAMP
RUN
L
MET ri\L«J I V -SOP
g KNAPT DE WAS WEER OP^
Radioprogramma
Pi
PRESTO ZEEPPOEDER SLECHTS 5ct.
Warenhuis verwoest
in de Woestijn
j EDGAR RICE
IBURROUGHS
Uit de Pers van heden
Haringexport naar Polen
door Ethel M. Dell
DOOR
119.
Tarzan doodde twee der vreemde zeepaar
den, Herkoef en Lavac namen er ieder een
voor hun rekening. De andere twee draaiden
nog even om hen heen en zwommen toen
weg. Daarna vervolgden de drie mannen,
ontmoedigd, doordat zij Helen niet konden
vinden, hun weg naar de rotsachtige kust,
die het meer omgaf. ,,Brulor is dood", zei
Tarzan, „en „De Vader der Diamanten" is
gestolen; ik kan dus niet naar Herat terug
gaan". Herkoef wees op de cassette, die He
len had achtergelaten en die hij meegenomen
had. „Hierin zit de ware „Vader der diaman
ten", zei hij. Herkoef lachte en vervolgde:
„Jaren geleden was Chon, de ware God van
Thobos, aan het varen op het meer. Koningin
Atka viel hem aan en de galei, waarin hij zich
bevond, zonk. Chon verdronk. Ik werd gevan
gen genomen en in de kooi opgesloten, waar
uit U mij bevrijd hebt. Daarna vonden wij het
wrak van de galei, deze cassettte bevond
zich daarin." Tarzan knikte. „Breng de cas
sette naar Herat, misschien wil hy ons hel
pen. Lavac en ik zullen het zoeken voortzet
ten." Herkoef aarzelde om zijn vrienden tè
verlaten in dit ongastvrije land. „Ga!" beval
Tarzan hem. Herkoef keerde zich om en ver
dween, terwijl hij zichzelf afvroeg, of hij gvjtj
vrienden ooit nog terug zou zien.
N.S.B. EN ERMELO.
Het Nationale Dagblad (n.s.b.) heeft een
nieuw object gevonden om zijn Jodenhaat
te luchten: het vluchtelingenkamp te Erme-
lo. Het blad schrijft:
De inrichting van dit kamp bewijst, dat
de regeering niet weet, wat zij met deze
menschen moet beginnen. Dit is haar
zaak; zij heeft ze hier toegelaten en is
voor hun aanwezigheid verantwoordelijk.
Maar het Nederlandsche volk bedankt er
voor, ten eeuwigen dage met al die Joden
opgescheept te zitteij.
„CHRISTELIJK VOETBAL, HOE GAAT
DAT DAN?"
Een redacteur van „De Stuwdam" heeft
een onderhoud gehad met den vermaarden
theoloog prof .dr. Karl Barth.
„Veel menschen in Nederland", aldus de
verslaggever, „moeten niet veel hebben van
uw werken".
Professor Haitjema veronderstelde, dat dit
komt doordat uw theologische opvatting
dynamiet legt onder zoovele „vastigheden",
die men niet prijs wil geven".
„In welk opzicht bedoelt u dat?"
„In alle opzichten, het politieke, sociale
en vereenigingsleven aangaand; zoo heb
ben wij Christelijke voetbal vereenigingen
in ons land".
„Wat zegt u daar... Christelijke voetbal,
hoe gaat dat dan? Ik ken -alleen goed voet
bal en slecht voetbal, maar Christelijk
voetbal... dat is me een raadsel. Wat is
het Christelijke daarvan dan?"
„Het gaat, naar het ons wil voorkomen,
precies zooals het heidensche voetbal. Al
leen bestaat de club uit Christenen en
speelt men op Zondag niet!"
„Ah ...juist... interessant is dat. Ik zie
echter, aldus prof. Barth, de noodzakelijk
heid en zelfs de wenschelijkheid niet in,
om op alle terreinen schuttingen op te
richten en daarbinnen anderen te weren.
Zooiets heeft mijns inziens alleen maar
negatieve waarde, óf ik begrijp het niet
goed."
HOOG DE NEDERLANDSCHE VLIEG
TUIGINDUSTRIE!
De Nieuwe Rotterdamsche Courant (lib.)
breekt een lans voor de Nederlandsche vlieg
tuigindustrie. Gedurende de laatste jaren is
voor vele millioenen dollars aan Amerikaan
sche vliegtuigen in Nederland ingevoerd.
Had dit geld niet aan het Nederlandsche
bedrijfsleven ten goede kunnen komen?,
vraagt het orgaan en stippelt dan een plan
de campagne uit om tot 't beoogde doel te
geraken. Uit dit plan memoreeren wij het
volgende:
Van de bepalingen in de bestaande sub-
sidie-overeenkomst tusschen het Rijk en de
K.L.M., waarin als voorwaarde o.a. is vast
gesteld, dat bij het exploiteeren van lucht
lijnen met overheidssubsidie stelselmatig
vetrkeersvliegtuigen van Nederlandsch fa
brikaat dienen te worden gebruikt, zou
thans niet meer mogen worden afgeweken,
evenmin als in de toekomst.
De aanschaffing van het materieel,
benoodigd voor uitvoering der toe
komstige vliegprogramma's van K.
L.M. en K.N.I.L.M., alsmede de ver
vanging van de bestaande toestellen,
zouden dan door nauw overleg tus
schen de K.L.M., de K.N.I.L.M. en de
P.T.T. eenerzijds en de Nederland
sche vliegtuigindustrie anderzijds
dienen te worden geregeld, zoo
noodig door een van regeeringswege
te benoemen technische commissie,
waarin ook het rijk vertegenwoor
digd moet zijn.
Maar ook onze landsverdediging zou door
een en ander zijn gediend. De ontplooiing
van de vliegtuigindustrie hier te lande zou
dezen tak van nijverheid meer bruikbaar
maken voor militaire doeleinden, zooals op
leiding van technisch personeel (vliegtuig
makers, monteurs enz.) het scheppen van
herstelwerkplaatsen en het aanwenden van
verkeersvliegtuigen voor militair vervoer.
Bij de Nederlandsche vliegtuigindustrie
zijn op het oogenblik talrijke bestellingen
van militaire vliegtuigen in uitvoerng.
Het is geen stoutmoedige bewe
ring,, dat binnen luttele jaren een
verzwakking van het tempo der
luchtbewapening zal optreden Er
zijn reeds teekenen in het buiten
land, welke erop duiden, dat som
mige vliegtuigfabrikanten met die
mogelijkheid terdege rekening hou
den. Als gevolg van die verzwak
king zal allerwegen een overproduc
tie van verkeersvliegtuigen in
pilaats van militaire vliegtuigen
aan den dag treden.
De daaraan nauw verbonden concurren-
tie-strijd zal dan niet nalaten zijn funesten
invloed op de Nederlandsche vliegtuigin
dustrie te doen gelden, wanneer thans niet
de maatregelen, welke wij, aldus de N.R.Crt.
hierboven hebben geschetst, worden getrof
fen.
„BENEPEN."
Over het feit, dat Nederland niet offici
eel vertegenwoordigd was bij de Pauskroning
schrijft de Maasbode (r.k.) o.m.:
Wij, Nederlandsche katholieken, klagen
niet. Maar als katholieke Nederlanders zou
den wij kunnen klagen, dat ons land zich
noodeloos in een isolement plaatst. Te Ro
me zal men Nederland evenmin missen als
Patagonië, doch wij zijn iets meer dan Pa-
tagonië. Nederland is groot genoeg, om in
Rome op te vallen, zooals het klein genoeg
is er niet te worden gemist.
Of is het mischien hiervoor niet klein,
genoeg.
Het is jammer voor ons. De Paus zal hef
niet euvel duiden, maar wat zeggen Neder
landers, die een beetje over de wereld rond
keken, er eigenlijk van? Vermoedelijk niets
hardop. Dat is heel verstandig. Maar dat wij
het benepen vinden, zal men wel willen ver
staan.
„OSS MAALT LANGZAAM."
„De Haagsche Post" (lib.) schrijft:
Het moet ons van het hart, dat de par
lementaire molen soms toch wel heel lang
zaam maalt. Het is een zeer eigenaardig
verschijnsel, dat, als het volstrekt moet, de
beide Kamers met razende snelheid kunnen
werken. In tijd van oorlog, of van een an
der acuut gevaar (bijv. betreffende onze
munt) komt het voor, dat alle parlemen
taire instanties in een of twee dagen wor
den doorloopen. Maar bij andere gelegenhe
den gaat het dikwijls hopeloos langzaam.
Een voorbeeld daarvan levert Oss, Deze
zaak hangt nu al meer dan een jaar lang.
En nu is bekend geworden: vóór Paschcn
wordt de kwestie niet meer aan de orde ge
steld. We doen het op onze sloffen af: het
zal op z'n vroegst zoo ongeveer eind April
worden. Dit is optimistisch berekend. En
Steeds maar „hangt" er die zaak-Oss. Waar
lijk, dit alles levert geen voorbeeld van par
lementair doortasten. "Vraagt men ons, of
wij dan veel verwachting van die parlemen
taire behandeling hebben, dan zeggen wij:
neen. Maar wij durven verzekeren, dat het
rechtsgevoel des volks door de zaak-Oss is
geschonden. Hieraan zal het parlementaire
debat, hoe het ook afloopt, en hoe men zich
vastwerkt in duizend details, niets kunnen
veranderen. De volksintuitie en de volks
overtuiging zijn hier onmiskenbaar juist.
PRO. 55-0419 a
Doch 't was voor afbraak be
stemd.
De Utrechtsche brandweer stond
gisterenochtend voor een vrijwel
liopelooze taak, toen zij trachtte de
vlammenzee, waarin het warenhuis
„Galeries Modernes" aan de Vlie-
straat in een oogenblik tijds her
schapen was, te blusschen.
Uit de OudeGracht werden'
enorme hoeveelheden water op het
vuur geworpen, doch tevergeefs.
Slechts slaagden de spuitgasten er
in de belendende perceelen te spa
ren. Het personeel van het waren
huis wist zich met groote moeite
te redden.
Spiegelruit na spiegelruit viel kletterend
in stukken. Met een knal stortte het dak
ineen, daarna begonnen de zijgevels te
werken, die ten slotte eveneens bezweken en
ineen stortten. Het was een grootsch
schouwspel, waarbij het snelle verloop van
het vernietigingswerk van het vuur opviel.
Een geluk bij een ongeluk.
Het uitgestrekte perceel werd totaal ver
woest. Een gelukkige omstandigheid hierbij
is, dat dit perceel voor afbraak was be
stemd zoodra de nieuwbouw, waarvan de
fundamenten inmiddels zijn gelegd, gereed
zouden zijn. Van den inboedel kon niets
worden gered. Groote voorraden zijn verlo
ren gegaan. Het bedrijf zal voorloopig wor
den stil gelegd, omdat het geruimen tijd
zal duren, alvorens wederom tot verkoop
kan worden overgegaan.
Het verkeer in de binnenstad lag geheel
stil. Duizenden menschen sloegen den
brand gade.
De schade wordt door verzekering ge
dekt.
Ruim f 500.000 aan goederen is verbrand.
Tweede verschepina uit Scheve-
ningen.
Gisterochtend vertrok uit de Schevening-
sche haven het motorvrachtschip „Batavier"
met een lading van circa 1500 vaten ha
ring.
De verscheping geschiedt voor rekening
van de visscherij-maatschappij „Mewa" te
Scheveningen, met bestemming naar Polen.
Sinds Zaterdag j.1. is dit de tweede ver
scheping haring van Scheveningen naar Po
len.
WOENSDAG 15 MAART 1989.
Hilversum I, 1875 en 801,5 m.
VARA-Uitzending. 10.0010.20 v.m. eq
7.308.00 VPRO.
8.00 Orgelspel. (Om 8.16 Berichten).
8.30 Gramofoonmuziek.
9.30 Causerie „Onze keuken".
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor Arbeiders in de Continubedrijven,
11.40 Voor de werkloozen.
12.00 Gramofoonmuziek. (Om 12.15 Ber.)',
12.30 VARA-orkest.
I.15—1.45 Gramofoonmuziek.
2.00 Voor de vrouw.
3.15 Voor de kinderen.
5.30 Gramofoonmuziek.
6.00 „Esmeralda" (Om 6.28 Berichten).
6.40 Causerie voor de niet-leerplichtige jeugd,
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Gelukwenschen,
7.20 Vocaal concert.
7.30 Bijbelvertellingen.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.20 Gramofoonmuziek.
9.00 Radiotooneel.
9.30 Het VARA-orkest.
10.00 Berichten ANP.
10.10 Causerie „Schuldig of onschuldig".
10.15 Zang met gitaarbegeleiding.
10.35 Orgel en piano.
II.05 „Fantasia".
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum n, 415,5 m.
NCRV-Uitzending. 6.807.00 Onderwijs,
fonds voor de scheepvaart.
8.00 Schriftlezing, meditatie.
8.15 Berichten, gramofoonmuziek. T9.30—
9.45 Gelukwenschen).
10.35 Morgendienst.
11.00 Gramofoonmuziek.
11.15 Ensemble v. d. Horst.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Vervolg concert en gramofoonmuziek.
I.30 Gramofoonmuziek.
2.00 Zang met pianobegeleiding en gramo
foonmuziek.
3.00 Christelijke Lectuur.
3.35 Gramofoonmuziek.
3.45 Christelijk Liederenuurtje.
4.45 Gramofoonmuziek.
6.00 Causerie namens de Christelijke Midden
standsbond.
6.15 Gramofoonmuziek, berichten.
6.30 Taalles en causerie over het Binnenaan-
varingsreglement,
7.00 Berichten.
7.15 Voor postzegelverzamelaars,
7.45 Gramofoonmuziek.
8.00 Berichten ANP, herhaling SOS-Berichten
8.15 Orgelconcert en toespraak.
9.30 Causerie „Moderne verlichting in gebou
wen en woonhuizen."
10.00 Berichten ANP, actueel halfuur.
10.30 Gramofoonmuziek.
10.45 Gymnastiekles.
II.00 Gramofoonmuziek.
11.5012.00 Schritfltezing.
Feuilleton
77.
Hij liep de bungalow door naar de eetkamer
en verwachtte half en half zijn schoonbroer te
vinden. Maar toen hij binnenkwam schrikte
hij. Aan tafel zat een man in een grofwollen
pak in een allerzonderlingst ineengedoken
houding, juist alsof hij in dien stoel was neer
gevallen en zijn beenen hem niet langer
konden dragen.
Toen Tommy binnenkwam, wendde hij even
het hoofd om, maar niet zoo, dat het licht op
zijn gelaat viel. „Hallo!" riep hij. „Ben jij daar
Ralston! Ik heb een kogel in mijn linkerschou
der gekregen. Kun je er dien ook even uitha
len?"
Tommy bleef stokstijf staan. Het was hem
of z'n hart stilstond. Hij kende, ja zeker, hij
kende die stem. Maar 't was niet de stem van
Everard of van Barnes of van iemand dien
hij ooit op aarde had meenen te zullen weer
zien.
„Watwat!" stamelde hij en greep zich
vast aan de deurpost. „Ben ik dronken?"
vroeg hij zichzelf af.
De man in de stoel keerde zich nu verder
om.
„Wel, 't is Tommy," zei hij.
Nu viel het licht vol op zijn gelaat en was
lederen trek duidelijk te onderscheiden van dat
gezicht, dat eens knap was geweest, maar nu
de onmiskenbare teekenen droeg van een los
bandig leven. Hij begon te lachen, toen hy de
verschrikte oogen van den jongen zag, maar
de lach bestierf hem op de lippen en eindigde
in een vloek. Tom begon te hoesten.
„O God!" stamelde Tommy.
Hij keerde zich doodelijk ontsteld om en hol
de naar Ralston terug, alsof alle duivels uit
de hel hem op de hielen zaten. En viel dadelijk
uit:
„Om 's hemelsnaam kom! Die man is... is..."
„Wie dan?" vroeg Ralston scherp.
„Ik weet het niet! Ik geloof... dat ik gek
word... maar kom mee... vóór hij doodbloedt."
Ralston ging met een haast, die zelfs die
van Tommy nog overtrof. Later verbaasde
Tommy zich daar nog over. Dat had hij van
dien langzamen, kalmen Ralston niet ver
wacht. Hij bleef een eind achter en toen hij
eindelijk de kamer inkwam, was Ralston al
gebogen over de ineengedoken gestalte, die
op de tafel leunde.
„Kom hier en help eens een handje," zei
Ralston. „We moeten zien dat we hem op den
vloer krijgen. Arme duivel, ze hebben Hem
flink geraakt."
Hij had den gewonden man nog niet in 't
gelaat gezien en was te zeer verdiept in de
wond, om op andere kleinigheden te letten.
Tommy hielp hem zoo goed hij kon, maar
beefde zoo, dat Ralston hem bespotte om zijn
zwakheid.
„Toe, flink kerel! Houd je goed! Wat scheelt
er in 's hemelsnaam aan? Heb je nooit een
beetje bloed gezien .Pas op als je flauw valt,
dan krijg je een schop!"
Tommy trachtte zich te beheerschen. Hij
was nog nooit ruw of hard door Ralston aange
sproken, maar hij liet het over zich heengaan,
want hij was te ellendig om te spreken.
Terwijl de dokter de wond onderzocht, kwam
de gewonde weer bij en sprak met moeite
enkele woorden.
„Hallo... Ralston... hebben ze mij van kant
gemaakt?"
Ralston keek hem nu voor de eerste maal
aan, wierp een blik op Tommy en was met
al zijn aandacht bij zijn werk.
„Spreek niet!" zei hij.
Een oogenblik later stond hij op .„Houd
hem zoo vast! Ik moet iets halen. Hij mag
niet spreken."
Bij die woorden ging hij de kamer uit en
Tommy, die zich nog ellendig en geheel van
streek voelde, knielde zwijgend naast den ge
wonde neer en wachtte op Ralston's terug
keer.
Maar onmiddellijk sprak de heesche stem
weer:
„Tommy... ben jij 't"
Tommy .voelde, dat hij weer begon te be
ven en verzamelde al zijn krachten om hem
goed vast te houden.
„Je moogt niet spreken!" zei hij.
„Maar... ik moet... spreken". De woorden
kwamen met de grootste moeite, maar met
ijzeren wilskracht over zijn lippen. „Het geeft
toch... geen bliksem... ik ben... naar de
maan... En die hond van een Monck..."
„Zwijg," mompelde Tommy woest.
„Ik wil niet... ik wil 't zeggen... Waar is
Stella?... Roep Stella... daar heb ik in ieder
geval recht op... Ze is mijn wettige... vrouw"
„Nu goed. Maar dan kan je haar... uit mijn
naam... zeggen dat... zij is... beetgenomen...
evenals... ik. Maar ze is mijn vrouw... niet
de zijne... Hij kwam... aanzetten met... die
vervloekte... geschiedenis... van die andere...
vrouw. Maar ze was dood... dat ben ik... na
dien te weten... gekomen... Te was dood
en hij... wist het... hij dischte... dat verhaal
op... in zijn eigen belang... Hij wilde... haar
hebben... en bedroog..."
Hij zweeg door een ontzettende benauwd
heid in zijn keel. Tommy, bleek van woede,
verbrak de stilte.
„Dat is een vervloekte leugen! Monck is
een eerlijk man. Hij heeft zooiets... nooit ge
daan!"
En toen zweeg ook hij, verschrikt door de
duivelsche uitdrukking in de met bloed be-
loopen oogen. Er volgden eenige angstige
oogenblikken. Toen verzamelde Ralph Dacre
zijn laatste krachten. „Ze is mijn vrouw... Ik
heb de bewijzen... En als me dit niet was...
overkomen... zou ik haar vanavond... nog bij
hem... hebben weggehaald... Hij heeft me
naar... den bliksem... geholpen... me bestolen
Maar nu... zal ik 't hem... betaald zetten.
Nu is het mijn beurt... hij is... haar echt
genoot niet en zij... zal woedend... op hem
zijn... na dit... als ik haar... goed ken... Ze
heeft zich .gauw... getroost... Ze heeft zich
gauw... maar zoo... zijn vrouwen... Zoo zijn
ze allemaal. Maar vergeven... doen ze niet
zoo gauw... En zij is... niet bijster ver
gevensgezind... ze zal 't den... hond nooit ver
geven... dat hij haar bedrogen heeft... En zij
zal... nooit vergeten... dat het kind een
bastaard... is. En 't regiment... evenmin... Hij
gaat... naar den kelder."
Hij hield op met spreken. Tommy's handen
waren gebonden, maar als de man op de been
ware geweest, zou hij hem een slag op den
mond hebben gegeven. Alles wat hij doen kon
was, gedwee te blijven liggen en aanhooren
wat die stervende mond vertelde. Hij was als
versuft. Zijn boosheid was, vreemd genoeg,
geweken, ofschoon hij den man dien hij on
dersteunde, zoo verachtelijk aankeek dat hij
zichzelf afvroeg, of hy op den duur de aan
raking met hem zou kunnen blijven verdra
gen. Die mededeelingen hadden op hem de
uitwerking gehad alsof hij een slag in 't ge
zicht had gekregen. Hij was als verstomd en
hij kon niet meer denken.
Hij hoorde Ralston terugkomen en vroeg
zichzelf af, wat die in dat oogenblik had kun
nen halen. Toen keek hij onwillekeurig naar
het vreeselijke, naar hem opgeheven gelaat.
De kwaadaardige trek was eruit verdwenen.
De oogen rolden niet langer, maar staarden
naar iets in de vere verte. En terwijl Tommy
keek, ging er een sterke trilling door het
zware, beweginglooze lichaam. Toen volgde
een korten zucht en het hoofd dat op zijn arm
rustte viel opzij, 't Was plotseling doodstil.
Ralston knielde naast hem en bevrijdde hem
van zijn last.
„Sta op!" zeide hij.
Tommy gehoorzaamde, hoewel hy het gevoel
fcad, tegen den grond te zullen slaan. Hy
leunde op de tafel, terwijl Ralston het zware,
logge lichaam plat en recht op den grond
legde.
„Is hij dood?" vroeg hij fluisterend, terwyi
Ralston opstond. n
,,'t Was toch mijn schuld niet, is 't wel?
vroeg Tommy, niet op zijn gemak. „Ik koa
alleen zijn gepraat niet stuiten."
„Hij zou toch gestorven zijn," zei Ralston.
,,'t Is een wonder dat hij nog kans heeft ge
zien hier te komen, als er in de rimboe op hem
is geschoten, zooals blijkbaar is geschied. Dat
beteekent waarschijnlijk dat de woestelingen
vannacht hun posten hebben uitgezet. Zonder
ling dat hy het eerste slachtoffer wezen
moest."
Tommy huiverde.
Ralston pakte hem bij den arm. „Wees
toch niet zoo dwaas! Je zult me misschien
niet gelooven, maar ik heb nooit de overtui
ging gehad dat Ralph Dacre dood was, vóór
op dit oogenblik."
Bij die woorden bracht hij Tommy de kamer
uit. Het was niet zijn gewoonte om zoo vrijuit
te spreken, maar hij moest dien verschrikten
blik uit de oogen van den jongen doen verdwij
nen. Hij praatte maar door, om hem tijd te
geven tot zichzelf te komen.
„En luister nu eens!" zeide hy. „Je moet je
hoofd bij elkaar houden, want je zult het noo
dig hebben. Ik zal je iets geven om wat te
kalmeeren en daarna zul je op jezelf zijn aan
gewezen. Je moet naar „De Groene Bungalow"
gaan en aan Bernard Monck vertellen wat hier
zooeven is gebeurd en aan niemand anders Hij
is discreet genoeg. Ik ga naar den kolonel.
Want wanneer het waar is, wat ik denk, dat
er is gebeurd, dan zijn die duivels binnen vier
en twintig uur hier en wij zijn niet op hun
komst voorbereid. Waarschijnlijk hebben zij
de telegraafdraden doorgesneden.
(Wordt vervolgd