DE LAMP op reis Wilde autobusbarometer op mooi weer Radioprogramma in de Woestijn i DOOR EDGAR RICE BURROUGHS Automobilist ziet spoken Hitier dankt zijn leger Japansche tennisclubs op rantsoen! door Ethel M. Dell 122. Zij vluchtten met hun drieën in de spelonk. Hun enige hoop was, dat de apen niet binnen zouden durven komen, omdat het zo donker was in de ruimte. Doch het was niet uitgeslo ten, dat zij hier tevens in een val zouden lopen, waaruit geen ontvluchten meer moge lijk zou zijn. Terwijl de mannen voorlopig veilig waren voor de apen, werd Frederik Gregory in de onderaardse tempel van Chon op het altaar gelegd. Chon zong een wilde melodie en stak zijn mes in de hoogte. „Niet doen!" gilde Helen. „Mijn vader heeft U toch geen kwaad gedaan." Chon brulde tegen haar: „Uw vader heeft naar „Den Vader der Diamanten" gezocht, voor ons is hij het be wijs van onze goddelijkheid, voor U is het alleen een voorwerp van grote waarde. Maar de Vader der Diamanten ligt voor altijd ver loren op de bodem van het Horus Meer". „Wij kwamen niet voor de diamant," riep het meisje uit. „U kunt de waarheid spreken, of U kunt onwaarheid spreken," zei Chon, ter wijl hij zijn voorhoofd fronste, „maar het bloed van Uw vader op ons altaar zal zeker de waarheid spreken. Als deze man sterft, zal ik veel dingen weten. En opnieuw hief Chon zijn mes op om Gregory te doden!" Krooniuweelen BRITSCHE VOORBEREIDINGEN VOOR HET KONINKLIJK BE ZOEK AAN CANADA. MILLIOENENSCHAT IN DEN BROEKZAK. (Van onzen Londenschen correspondent.) Londen, Maart 1939. Dezer dagen werd een lijst samen gesteld van de juweelen, die het En- gelsch Koningspaar mede zal nemen op zijn reis naar Canada en de Ver- eenigde Staten. Tegelijktijdig be noemde men den bewaker van deze juweelen een speciale beambte van Scotland Yard, die nu dag en nacht over dezen millioenschat te waken heeft. Wanneer men naar Londen komt en naai de kroonschatten vraagt, wordt men naar den Tower gestuurd, waar in streng be waakte vitrines de belangrijkste kroonin- signes van Engeland liggen. Maar deze kroonjuweclen zijn slechts een klein deel van den eigenlijken juweeleschat, die op grond van bepaalde documenten in staats bezit en particulier eigendom gescheiden is. Een deel daarvan bevindt zich in het Buc- kinghatn-Paleis, daaronder b.v. de beroem de Kohi—noor, het kroonjuweel van de Koningin, een particulier geschenk aan Ko ningin Victoria. Verder liggen een aantal kroonjuweelen in het slot Windsor en op eenige andere plaatsen in Engeland steeds veilig be waard achter dikke safe-wanden. Op het oogenblik heeft men het grootste deel van deze juweelen -reeds uit de safes gehaald en overgebracht in speciale cassettes, die mede op reis zullen worden genomen. D geschiedenis van de Kohi noor. Deze steenen zijn voor een groot deel aan lange reizen gewend, hoewel zij voor de eerste maal den oceaan oversteken. Nemen wij slechts den reeds genoemden Kohi noor: hij heeft in den geheelen Oriënt rond gezworven. Met hem is de geschiedenis van den laat- sten mogol van Indië, Mohammed Sjah, nauw verbonden. Deze Mohammed was dooi den Perzischen Nadir Sjah in een bloedi- gen slag overwonnen en gevangen genomen. Nadir Sjah behandelde zijn gevangene goed wijl hij wist, dat- deze onder zijn schatten den beroemden Koh—i—noor verborgen hield. Maar niemand wist, waar de steen was. Nu had echter Nadir Sjah aan zijn gevan gene tot gezelschap een schoonheid uit zijn harem gegeven. Deze schoone vrouw wist Mohammed Sjah aan het praten te krijgen. De edelsteen bevond zich in den tulband van den Indischen vorst. Toen op zekeren dag Nadir Sjah zijn gevangene bij zich uitnoodigde, stelde hij hem als blijk van vriendschap voor van tulband te wisselen en Mohammed Sjah kon niet weigeren. Nau welijks had Nadir Sjah den tulband in zijn bezit, of hij liet zijn gevangene wegvoeren. De Kohinoor, de Berg van het Licht, was in zijn handen gevallen. Het geschenk in den broekzak. Toen de Britsche Oost-Indische Compag nie op zekeren dag besloot, Koningin Vic toria den Kohinoor ten geschenke te geven, vroeg men eerst de meening van een Indischen yoghi over dezen steen. Deze ver klaarde: „De kohinoor is van nature voor de vrouw en niet voor den man be stemd. Nooit mag een mannelijke heerscher den steen dragen of Indië zal voor den Blanken vorst verloren zijn." De steen vertrouwde mén daarna toe aan sir John Lawrence, die hem persoonlijk aan Koningin Victoria, tezamen met de waar schuwing van den yoghi moest overhandi gen. Lawrence dacht er niet aan bijzondere voorzorgsmaatregelen te nemen. Hij droeg den steen gewoon in zijn broekzak, ten rechte aannemende, dat daar wel niemand naar een millioenenschat zou zoeken. Een voddenraapster vond hem. De grootste op het oogenblik bekende dia mant glinstert in den koninklijken scepter. Het is de wereldberoemde Cullinan, die in Pretoria door een zekeren Fred Wells met een zakmes uit de aarde gegraven werd. Hij hield deze kolos oorspronkelijk voor een stuk kwarts. De steen had een gewicht van bijna twee pond. Een ander prachtstuk der juweelenverza meling is een geheel ronde diamant, waar op, volgens een bijzonder procédé, de oce anen en continenten der aarde aangegeven zijn. Toen een juwelier een kleine reparatie aan deze globe moest verrichten, verdween op een tot nog toe niet opgehelderde wijze het juweel. Vele jaren later kwam een voddenraapster opf»ewonden naar Scotland Yard. Zij had op de Londensche oudroest-markt een hoop lorren gekocht. Bij het sorteeren vond zij den steen. Niemand weet, hoe de beroemde steen op de voddenmarkt terechtkwam, om daar voor een paar pence gekocht te wor den. Remt, slipt en botst. In den vorigen nacht omstreeks twee uur is onder Borkel nabij de Belgische grens een auto-ongeluk gebeurd, waarbij twee personen zijn gewond. Twee Amsterdammers, de 33-jarige heer S. en de 23-jarige heer A. waren met een personenauto van Eindhoven naar een Bel gisch grensplaatsje gereden om daar uit te gaan en keerden in den nacht terug. Toen zij op den gladden Luikerweg reden, meen de de bestuurder, de heer Spreekmeester, dat er iemand voor de auto liep, iets wat op een misverstand berustte. Hij remde krachtig, slipte hierdoor en botste in volle vaart tegen een boom. Beide inzittenden werden door de voor ruit geslingerd. Zoo vond hen een Eindho- vensch automobilist, die waarschijnlijk op korten afstand van hen had gereden. Deze ontbood een dokter uit Valkenswaard, die spoedig op de plaats van het ongeval aan wezig was. De heer S. had het geheele gelaat bloe dend gewond. De heer A. was er erger aan toe. Hij klaagde over inwendige pijnen en en had bovendien een gapende hoofdwonde Per ziekenauto zijn beiden naar het zie kenhuis aan den Aalsterweg te Eindhoven, overgebracht. Hun toestand bleek bevredigend De auto is geheel vernield. BARON VAN LYNDEN VERLAAT HET ZIEKENHUIS. Het Is nu bijna vier weken geleden, dat de minister van financiën, mr. J. A. de Wilde, en het hoofd van den dienst der Rijksgebouwen, de heer J. C. E. baron van Lynden, op weg naar Groningen bij Montfoort een auto-ongeval hadden. Minis ter de Wilde was spoedig hersteld. Met den heer van Lynden was het ernsti ger gesteld. Hij had o.m. een zware hersen schudding opgeloopen. Naar wij thans vernemen hebben de doktoren erin toegestemd, dat hij naar zijn buitenhuis in Veere wordt vervoerd, om daar een nog zeer langdurige rustkuur door te maken. De heer en mevrouw van Lynden vertrek ken Dinsdag a.s. uit den Haag. De indruk was voortreffelijk. Hitier heeft het volgende schrijven aan den opperbevelhebber der Duitsche troepen, generaal von Brauchitsch gezonden: „Het leger heeft op den 15den Maart door de snelle bezetting der gewichtigste steden van Bohemen en Moravië oud rijksgebied onder de souvereiniteit van Groot-Duitschland ge bracht. Ondanks het stormachtige weer en den moeilijken toestand van den weg heb ben de legerafdeelingen en de daaraan on dergeschikte eenheden van de luchtmacht enkele uren na de uitvaardiging van het bevel de grenzen overschreden en haar doel bereikt. Troepen, die ik op weg naar Praag aantrof, maakten, de inspanning die zij ach ter den rug hadden ten spijt, een voortref- felijken indruk. Ik betuig officieren en man schappen voor hun verrichtingen en hun houding mijn bijzonderen dank." Gisterochtend te half acht verscheen het eerste vliegtuig der Duitsche luchtmacht boven Praag. Een der belangrijkste bepalingen van het reglement autobusvervoer onverbindend verklaard. Artikel 39 van het R.A.P. luidt: 1. het is verboden een motorrijtuig tot ver voer van personen te exploiteeren anders dan krachtens een vergunning als bedoeld in artikel 2. 2. overtreding van het vorig lid vormt een strafbaar feit in den zin van afdeeling 9 van de wet van 29 November 1935 (Staats blad No. 685). Het Haagsche kantongerecht heeft dit artikel van het nieuwe regle ment autovervoer personen en daarmee de belangrijkste bepaling van het R.A.P. onverbindend verklaard. Gisteren diende in raadkamer voor den kantonrechter mr. Fergu- son een verzet van Sommeling te gen de inbeslagneming van eenige overtuigingsstukken. Mr. Ferguson annuleerde de inbeslagneming op grond van de overweging, dat art. 39 R.A.P. onverbindend is. Eenzelfde uitspraak heeft de kan tonrechter mr. van Haeften geveld ten opzichte van de ondernemers Stoop en Nieuwland. Artikel 2 van het R.A.P. luidt: Een vergunning wordt vereischt voor a. het exploiteeren van autobussen in de uitoefening van een autobusdienst; b. het exploiteeren van autobussen tot het uitvoeren van toerwagenritten; c. het exploiteeren van taxi's: d. het exploiteeren van huurauto's. Verder heeft de Haagsche kantonrechter op grond van het zelfde artikel van rechts vervolging ontslagen den dienst Den Haag Leiden van het z.g. Christoffelfonds. In Amsterdam zijn echter weer zware straffen gevallen in den vorm van hooge boeten van f 500 tot f 1000. De zevenhonderd tennisclubs die Japan telt, hebben zich genoodzaakt gezien haar wedstrijdprogramma's te beknotten doordat de regeering het gebruik van rubber voor sportdoeleinden tot een minimum beperkt heeft De bevoegde minister heeft namelijk medegedeeld dat dit seizoen slechts 778 do zijn rubberballen voor het geheele land be schikbaar zullen zijn, daar op het verbruik van rubber zoo veel mogelijk bezuinigd moet worden, zoo lang de vijandelijkheden in China voortduren. ZATERDAG 18 MAART 19S9. Hilversum I, 1875 en 301,5 m. VARA-Uitzending. 7.308.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor Arbeiders in de Continubedrijven. 11.0012.00 Gramofoonmuziek. 12.00 Gramofoonmuziek (Om 12.15 Bericht.), I.15 VARA-orkest. 2.00 Causerie „De Fabrieksarbeidersbond gis teren, vandaag en morgen". 2.20 Pianoduetten. 2.50 Gramofoonmuziek. 3.00 Reportage. 3.30 Residentie-orkest, de Stem des volks, ea solisten, (opn.). 4.354.50 Esperanto-uitzending. 4.55 Residentie-orkest. 5.30 Filmland. 6.00 Orgelspel (Opn). 6.28 Berichten. 6.30*Groningsch programma. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Gramofoonmuziek. 7.10 Politiek radiojournaal. 7.30 „Nederlanders in Amerika", muzikaal programma. 8.00 Herhaling SOS-Berichten. 8.03 Berichten ANP, VARAVaria. 8.20 VARA-Orkest. 9.00 Toespraak „En na doorzetten!" 9.15 „En nu... Oké". 10.30' Berichten ANP. 10.40 Community-singing (opn.). II.00 De Ramblers. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. KRO-Uitzending. 8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.), 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Berichten. 12.15 Gramofoonmuziek. 12.30 Het Peregrinos-orkest. (1.001.20 Gra mofoonmuziek) 2.00 Voor de rijpere jeugd. 2.30 Gramofoonmuziek. 2.45 Kinderuurtje. 4.00 Gramofoonmuziek. 5.30 Esperantonieuws. 5.45 De KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „De goedkoope apotheek". 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 Medicatie met muzikale omlijsting. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.40 De KRO-New Style Artists, Bela K!ss en zijn Hongaarsche orkest, „The two Western Minstrels", en solisten. 10.20 „Wat nu?" 10.30 Berichten ANP. 10.40 Filmpraatje. 10.55 Gramofoonmuziek. 11.00 Religieuze declamatie met muzikale om lijsting. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Feuilleton 80. „Voor mij kan 't nooit meer licht worden!" zei Stella. Hanani boog zich voorover en zei langzaam: „Dan zou Mem-Sahib de beteekenis van het leven niet hebben begrepen. Luister, luister eens naar de oude Hanani, die weet. Het is waar, dat de baby niet weer bij Mem-Sahib terug kan komen. Maar zou ze hem terug- wenschen in pijn en smart. Heb ik niet dikwijls in haar oogen het stomme gebed gelezen, dat hij mocht heengaan in vrede. En nu de God der goden ".at gebed heeft verhoord, nu de baby vrede heeft, zou Mem-Sahib het weer anders wenschen. Zou zij dat lieve kind terug verlangen? Zou zy niet liever den God der Liefde danken voor Zijn groote genade, en zoo verder moedig haar weg gaan?" Weer werd dat alles zoo zacht en teeder ge zegd, dat het haar geen pijn deed. Het drong diep in stella's hart en 't scheen de smart te stillen. Ze keek naar de gehurkte gedaante naast haar, die op zoo onderdanige manier zulke troostwoorden spreken kon. Ze had het gevoel als werd zij gevoerd over heiligen gronc „Je... troost me, Hanani," zei ze. „Ik geloof inderdaad dat ik de baby niet meer zoo innig betreur. Dat komt later. Ik weet dat hij, zoo- als.je zegt, nu vrede heeft en ik zou hem ook niet willen terugroepen. Maar Hanani. dat is niet alles. Dat is nog niet de helft van het Verdriet dat mij drukt. Het verlies van mgn baby zou ik kunnen dragen, dapper kunnen dragen. Maar het verlies van..." Plotseling kon ze niet verder spreken. Ze boog het hoofd en begon wanhopig te schreien. Hanani, de Ayah, zat stil naast haar, de bruine handen om de knieën gevouwen, het gesluierde hoofd gebogen, alsof ze wachtte op iemand die door de half afgebroken poort moest komen. Eindelijk zei ze heel langzaam: „Mem-Sahib, zelfs in de woestijn gaat de zon op over degenen die moedig verder gaan, is er altijd troost, hoe zij ook treuren." „Maar niet voor mij!" snikte Stella, „niet voor degenen, die in bitterheid van elkaar zijn gegaan, om elkaar nooit weer te zien." „Nooit, Mem-Sahib?" Hanani keek nu recht voor zich. Plotseling maakte ze een bewegingfc alsof ze wilde opstaan, maar bedacht zich, als een die plotseling herinnerd wordt aan een lichamelijk gebrek. „De Mem-Sahib schreit om haar heer," zei ze. „Hoe zal Hanani haar troosten? Nooit is een wreed woord. Zou het niet mogelijk zijn, dat hij toch nog terug kwam?" „Hij is dood!" fluisterde Stella. „Neen, Mem-Sahib," verbeterde Hanani haar vriendelijk. „De kapitein-Sahib leeft!" „Leeft hij?" Stella zat btf die woorden plotseling rechtop en haar oogen glansden in koortsachtigen gloed die echter evengauw weer verdween. „O, Hanani, martel me niet! Je meent het goed, maar het helpt niet!" „Hanani spreekt de waarheid," bracht de Ayah daartegen in, en het was alsof zij ach ter haar sluier glimlachte. „De kapitein- Sahib, heeft dezen zelfden avond nog met Hafiz' gesproken. Dat kan Hafiz Mem-Sahib, bevestigen." Maar Stella schudde troosteloos het hoofd. Ik vertrouw Hafiz niet," zei ze moedeloos. „Maar tegen Hanani zal Hafiz niet liegen," hield de Ayah vol. Stella stak een bevende hand uit en legde die op den schouder. „Luister eens, Hanani, ik heb je gezicht nooit gezien, maar toch weet ik dat jte mij genegen bent." „Vraag nooit dat te zien!" viel de Ayah haar angstig in de rede, „want ge zoudt u met een verwensching afwenden van een die u liefheeft." Stella glimlachte droevig. „Dat zou ik nooit doen, Hanani. Maar ik behoef je nooit te zien. Ik weet dat je mij liefhebt. Maar je moet me uit liefde voor mij, geen leugens vertellen. Dat is verkeerde troost. En helpt me niet." „Maar ik heb niet gelogen, Mem-Sahib," en uit Hanani's stem sprak zekerheid en overtuiging. „Ik heb u de waarheid verteld. De kapitein-Sahib is niet dood, dat was een valsch gerucht." „Hanani, weet je dat zeker!" Stella's hand drukte zwaar op den schouder der Ayah. „En wie was dan de Sahib op wien in de rimboe werd geschoten, en die gestorven is in de bungalow van Sahib Ralston? Heeft Hafiz je dat verteld?" „Dat..." Hanani aarzelde even, alsof ze b(j zichzelf overlegde hoe ze die mededeeling het best kon inkleeden. „Dat was... een an dere Sahib!" „Een andere Sahib ?"n Stella beefde hevig. „En... hoe was zjjn naam?" In het oogenblik stilte dat nu volgde, voel de zij dat de oogen achter den sluier haar zonderling onderzoekend aankeken. En toen antwoordde Hanani heel zachtjes: Zijn naam, Mem-Sahib, was Dacre." „Dacre?" herhaalde Stella ongeloovig. Dat scheen haar bevatting te boven te gaan. „Ja, dat heeft Hafiz tegen Hanani ge zegd," vervolgde de Ayah. „Maar... Dacre!" Stella sprak den naam nogmaals uit, als kon ze niet begrijpen. „Is dat alles wat je weet?" „Niet alles, Mem-Sahib," ging Hanani voort op sussenden toon, als sprak ze tot een kind. „Hafiz kende den Sahib voor Hanani naar Kurrumpore kwam. Hafiz vertelde om trent die Sahib een zonderlinge geschiedenis. Hij was getrouwd en was met zijn vrouw naar de bergen van Srinagar gegaan. En daar was het noodlot hem achtervolgd, en zij, de Mem-Sahib, was alleen teruggekeerd. Hanani zweeg een oogenblik. Hanani zweeg een oogenblik. „Ga door!" zei Stella bijna toonloos. Hanani vatte haar verhaal weer op en sprak op den fluisterenden toon, die zoo goed bij de geheizinnige omgeving paste. „Mem- Sahib, Hafiz zei, dat er stellig een reden had bestaan, waarom hij het praatje van zijn dood liet rondstrooien. Hij zei, dat Dacre- Sahib een slecht mensch was en dat de kapi tein-Sahib dat wel wist. Daarom ging hij hem in de bergen achterna en beval hem te ver dwijnen en... hij ging." „Maar wie vertelde dat aan Hafiz?" vroeg Stella, die nog altijd tegen haar ongeloof streed. „Hoe wil Hanani dat weten," mompelde de Ayah. Hafiz is altijd in de toko. Hij hoort vele dingen, sommige waar, andere onwaar. Maar dat Dacre-Sahib gisteren nacht is terugge keerd en dat hij nu dood is, dat is zeker, Mem Sahib, dat is waar. En dat de kapitein-Sahib nog in leven is, is ook waar. Dat zweert Ha nani bjj haar grijze haren." „Maar... waar is de kapitein-Sahib dan?" fluisterde Stella. De Ayah schudde het hoofd. „Het is Hanani niet gegeven alles te we ten!" zei ze, maar ze kan het wel te weten komen. Wenscht Mem-Sahib dat zij daar moeite voor doet?" „Ja!" zei Stella nauw hoorbaar. Het zonderlinge verhaal dwarrelde haar door het hoofd. Al haar gedachten waren ver ward. Maar ze klemde zich aan de gedachte van Everard vast, als een schipbreukeling aan een rots. Hij leefde nog! Hij was niet bui ten haar bereik. Misschien was hij wel' te Khanmulla, op, enkele mijlen afstands. Al haar kwade vermoedens, gingen op in een vurig verlangen hem weer te zien. Plotseling drong het tot haar door, dat zg hem onrecht had aangedaan en tegenover die vaste overtuiging, had de terugkomst van Ralph Dacre slechts weinig te beteekenen. Wat beteekende voor haar Ralph Dacre? Z.e had ver, o zoo ver door de woestijn gereisd sedert de dagen van dien zonderlingen droom in het Himalaya-gebergte. Dood of levend, h\j kon geen rechten meer op haar doen gelden. Plotseling trad ze op Hanani toe. „Neem me mee naar hem toe! Neem me mee naar hem toe. Ik ben overtuigd dat je wel weet waar hij is." Hanani trok zich zachtjes terug. „Mem- Sahib, er is tijd noodig om hem te vinden," bracht ze er tegenin, „Hanani is geen jonge vrouw meer. Buitendienplotseling zweeg ze en wendde het hoofd af. „Wat is er?" vroeg Stella. „Ik meende iets te hooren, Mem-Sahib". Hanani stond langzaam op. Het scheen Stella, dat ze nog meer gebogen was dan an ders, zich nog moeilijker bewoog. Maar dat kon ze zich wel verbeelden. Ze sloeg haar met aandacht gade, toen ze eenigszins moeiüjk naar de poort liep, boven aan de afgebrokkel de marmeren trap. Een vleermuis fladderde over het gesluierde hoofd en scheen niet be vreesd, als herkende z\j in haar een bekend bewoonster van die woeste verlaten plaats. Stella was in een zonderlinge stemming. Ze voelde zich als iemand die uit een droom ontwaakt. Gehoorzamend aan een plotselinge ingeving stond ze op en maakte aanstalten haar te vol gen. Maar op dat oogenblik geschiedden er twee dingen. Hanani was eensklaps uit het gezicht verdwenen en een stem, waarin ze Tommy's stem herkende, riep haar bij den naam. Snel ging zij hem tegemoet. „Hier ben ik, Tommy. Hier ben ik." En toen wankelde ze en voelde zich de krachten ontzinken. „O Tommy!" riep ze, „Help me!"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 9