DE LAMP
op reis
Wilde autobusbarometer
op mooi weer
Radioprogramma
in de Woestijn
i
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
Automobilist ziet spoken
Hitier dankt zijn leger
Japansche tennisclubs
op rantsoen!
door Ethel M. Dell
122.
Zij vluchtten met hun drieën in de spelonk.
Hun enige hoop was, dat de apen niet binnen
zouden durven komen, omdat het zo donker
was in de ruimte. Doch het was niet uitgeslo
ten, dat zij hier tevens in een val zouden
lopen, waaruit geen ontvluchten meer moge
lijk zou zijn. Terwijl de mannen voorlopig
veilig waren voor de apen, werd Frederik
Gregory in de onderaardse tempel van Chon
op het altaar gelegd. Chon zong een wilde
melodie en stak zijn mes in de hoogte. „Niet
doen!" gilde Helen. „Mijn vader heeft U toch
geen kwaad gedaan." Chon brulde tegen
haar: „Uw vader heeft naar „Den Vader der
Diamanten" gezocht, voor ons is hij het be
wijs van onze goddelijkheid, voor U is het
alleen een voorwerp van grote waarde. Maar
de Vader der Diamanten ligt voor altijd ver
loren op de bodem van het Horus Meer". „Wij
kwamen niet voor de diamant," riep het
meisje uit. „U kunt de waarheid spreken, of
U kunt onwaarheid spreken," zei Chon, ter
wijl hij zijn voorhoofd fronste, „maar het
bloed van Uw vader op ons altaar zal zeker
de waarheid spreken. Als deze man sterft, zal
ik veel dingen weten. En opnieuw hief Chon
zijn mes op om Gregory te doden!"
Krooniuweelen
BRITSCHE VOORBEREIDINGEN
VOOR HET KONINKLIJK BE
ZOEK AAN CANADA.
MILLIOENENSCHAT IN DEN BROEKZAK.
(Van onzen Londenschen correspondent.)
Londen, Maart 1939.
Dezer dagen werd een lijst samen
gesteld van de juweelen, die het En-
gelsch Koningspaar mede zal nemen
op zijn reis naar Canada en de Ver-
eenigde Staten. Tegelijktijdig be
noemde men den bewaker van deze
juweelen een speciale beambte van
Scotland Yard, die nu dag en nacht
over dezen millioenschat te waken
heeft.
Wanneer men naar Londen komt en naai
de kroonschatten vraagt, wordt men naar
den Tower gestuurd, waar in streng be
waakte vitrines de belangrijkste kroonin-
signes van Engeland liggen. Maar deze
kroonjuweclen zijn slechts een klein deel
van den eigenlijken juweeleschat, die op
grond van bepaalde documenten in staats
bezit en particulier eigendom gescheiden is.
Een deel daarvan bevindt zich in het Buc-
kinghatn-Paleis, daaronder b.v. de beroem
de Kohi—noor, het kroonjuweel van de
Koningin, een particulier geschenk aan Ko
ningin Victoria.
Verder liggen een aantal kroonjuweelen
in het slot Windsor en op eenige andere
plaatsen in Engeland steeds veilig be
waard achter dikke safe-wanden. Op het
oogenblik heeft men het grootste deel van
deze juweelen -reeds uit de safes gehaald
en overgebracht in speciale cassettes, die
mede op reis zullen worden genomen.
D geschiedenis van de Kohi
noor.
Deze steenen zijn voor een groot deel aan
lange reizen gewend, hoewel zij voor de
eerste maal den oceaan oversteken. Nemen
wij slechts den reeds genoemden Kohi
noor: hij heeft in den geheelen Oriënt rond
gezworven.
Met hem is de geschiedenis van den laat-
sten mogol van Indië, Mohammed Sjah,
nauw verbonden. Deze Mohammed was dooi
den Perzischen Nadir Sjah in een bloedi-
gen slag overwonnen en gevangen genomen.
Nadir Sjah behandelde zijn gevangene goed
wijl hij wist, dat- deze onder zijn schatten
den beroemden Koh—i—noor verborgen
hield. Maar niemand wist, waar de steen
was.
Nu had echter Nadir Sjah aan zijn gevan
gene tot gezelschap een schoonheid uit zijn
harem gegeven. Deze schoone vrouw wist
Mohammed Sjah aan het praten te krijgen.
De edelsteen bevond zich in den tulband
van den Indischen vorst. Toen op zekeren
dag Nadir Sjah zijn gevangene bij zich
uitnoodigde, stelde hij hem als blijk van
vriendschap voor van tulband te wisselen
en Mohammed Sjah kon niet weigeren. Nau
welijks had Nadir Sjah den tulband in zijn
bezit, of hij liet zijn gevangene wegvoeren.
De Kohinoor, de Berg van het Licht,
was in zijn handen gevallen.
Het geschenk in den broekzak.
Toen de Britsche Oost-Indische Compag
nie op zekeren dag besloot, Koningin Vic
toria den Kohinoor ten geschenke te
geven, vroeg men eerst de meening van een
Indischen yoghi over dezen steen. Deze ver
klaarde: „De kohinoor is van nature
voor de vrouw en niet voor den man be
stemd. Nooit mag een mannelijke heerscher
den steen dragen of Indië zal voor den
Blanken vorst verloren zijn."
De steen vertrouwde mén daarna toe aan
sir John Lawrence, die hem persoonlijk aan
Koningin Victoria, tezamen met de waar
schuwing van den yoghi moest overhandi
gen. Lawrence dacht er niet aan bijzondere
voorzorgsmaatregelen te nemen. Hij droeg
den steen gewoon in zijn broekzak, ten
rechte aannemende, dat daar wel niemand
naar een millioenenschat zou zoeken.
Een voddenraapster vond hem.
De grootste op het oogenblik bekende dia
mant glinstert in den koninklijken scepter.
Het is de wereldberoemde Cullinan, die in
Pretoria door een zekeren Fred Wells met
een zakmes uit de aarde gegraven werd. Hij
hield deze kolos oorspronkelijk voor een
stuk kwarts. De steen had een gewicht van
bijna twee pond.
Een ander prachtstuk der juweelenverza
meling is een geheel ronde diamant, waar
op, volgens een bijzonder procédé, de oce
anen en continenten der aarde aangegeven
zijn. Toen een juwelier een kleine reparatie
aan deze globe moest verrichten, verdween
op een tot nog toe niet opgehelderde wijze
het juweel.
Vele jaren later kwam een voddenraapster
opf»ewonden naar Scotland Yard. Zij had
op de Londensche oudroest-markt een hoop
lorren gekocht. Bij het sorteeren vond zij
den steen. Niemand weet, hoe de beroemde
steen op de voddenmarkt terechtkwam, om
daar voor een paar pence gekocht te wor
den.
Remt, slipt en botst.
In den vorigen nacht omstreeks twee uur
is onder Borkel nabij de Belgische grens
een auto-ongeluk gebeurd, waarbij twee
personen zijn gewond.
Twee Amsterdammers, de 33-jarige heer
S. en de 23-jarige heer A. waren met een
personenauto van Eindhoven naar een Bel
gisch grensplaatsje gereden om daar uit te
gaan en keerden in den nacht terug. Toen
zij op den gladden Luikerweg reden, meen
de de bestuurder, de heer Spreekmeester,
dat er iemand voor de auto liep, iets wat
op een misverstand berustte. Hij remde
krachtig, slipte hierdoor en botste in volle
vaart tegen een boom.
Beide inzittenden werden door de voor
ruit geslingerd. Zoo vond hen een Eindho-
vensch automobilist, die waarschijnlijk op
korten afstand van hen had gereden. Deze
ontbood een dokter uit Valkenswaard, die
spoedig op de plaats van het ongeval aan
wezig was.
De heer S. had het geheele gelaat bloe
dend gewond. De heer A. was er erger aan
toe. Hij klaagde over inwendige pijnen en
en had bovendien een gapende hoofdwonde
Per ziekenauto zijn beiden naar het zie
kenhuis aan den Aalsterweg te Eindhoven,
overgebracht.
Hun toestand bleek bevredigend
De auto is geheel vernield.
BARON VAN LYNDEN VERLAAT HET
ZIEKENHUIS.
Het Is nu bijna vier weken geleden, dat
de minister van financiën, mr. J. A. de
Wilde, en het hoofd van den dienst der
Rijksgebouwen, de heer J. C. E. baron van
Lynden, op weg naar Groningen bij
Montfoort een auto-ongeval hadden. Minis
ter de Wilde was spoedig hersteld.
Met den heer van Lynden was het ernsti
ger gesteld. Hij had o.m. een zware hersen
schudding opgeloopen.
Naar wij thans vernemen hebben de
doktoren erin toegestemd, dat hij naar zijn
buitenhuis in Veere wordt vervoerd, om
daar een nog zeer langdurige rustkuur
door te maken.
De heer en mevrouw van Lynden vertrek
ken Dinsdag a.s. uit den Haag.
De indruk was voortreffelijk.
Hitier heeft het volgende schrijven aan
den opperbevelhebber der Duitsche troepen,
generaal von Brauchitsch gezonden: „Het
leger heeft op den 15den Maart door de
snelle bezetting der gewichtigste steden van
Bohemen en Moravië oud rijksgebied onder
de souvereiniteit van Groot-Duitschland ge
bracht. Ondanks het stormachtige weer en
den moeilijken toestand van den weg heb
ben de legerafdeelingen en de daaraan on
dergeschikte eenheden van de luchtmacht
enkele uren na de uitvaardiging van het
bevel de grenzen overschreden en haar doel
bereikt. Troepen, die ik op weg naar Praag
aantrof, maakten, de inspanning die zij ach
ter den rug hadden ten spijt, een voortref-
felijken indruk. Ik betuig officieren en man
schappen voor hun verrichtingen en hun
houding mijn bijzonderen dank."
Gisterochtend te half acht verscheen het
eerste vliegtuig der Duitsche luchtmacht
boven Praag.
Een der belangrijkste bepalingen
van het reglement autobusvervoer
onverbindend verklaard.
Artikel 39 van het R.A.P. luidt:
1. het is verboden een motorrijtuig tot ver
voer van personen te exploiteeren anders
dan krachtens een vergunning als bedoeld
in artikel 2.
2. overtreding van het vorig lid vormt
een strafbaar feit in den zin van afdeeling
9 van de wet van 29 November 1935 (Staats
blad No. 685).
Het Haagsche kantongerecht heeft
dit artikel van het nieuwe regle
ment autovervoer personen en
daarmee de belangrijkste bepaling
van het R.A.P. onverbindend
verklaard.
Gisteren diende in raadkamer
voor den kantonrechter mr. Fergu-
son een verzet van Sommeling te
gen de inbeslagneming van eenige
overtuigingsstukken. Mr. Ferguson
annuleerde de inbeslagneming op
grond van de overweging, dat art.
39 R.A.P. onverbindend is.
Eenzelfde uitspraak heeft de kan
tonrechter mr. van Haeften geveld
ten opzichte van de ondernemers
Stoop en Nieuwland.
Artikel 2 van het R.A.P. luidt:
Een vergunning wordt vereischt voor
a. het exploiteeren van autobussen in de
uitoefening van een autobusdienst;
b. het exploiteeren van autobussen tot
het uitvoeren van toerwagenritten;
c. het exploiteeren van taxi's:
d. het exploiteeren van huurauto's.
Verder heeft de Haagsche kantonrechter
op grond van het zelfde artikel van rechts
vervolging ontslagen den dienst Den Haag
Leiden van het z.g. Christoffelfonds.
In Amsterdam zijn echter weer zware
straffen gevallen in den vorm van hooge
boeten van f 500 tot f 1000.
De zevenhonderd tennisclubs die Japan
telt, hebben zich genoodzaakt gezien haar
wedstrijdprogramma's te beknotten doordat
de regeering het gebruik van rubber voor
sportdoeleinden tot een minimum beperkt
heeft De bevoegde minister heeft namelijk
medegedeeld dat dit seizoen slechts 778 do
zijn rubberballen voor het geheele land be
schikbaar zullen zijn, daar op het verbruik
van rubber zoo veel mogelijk bezuinigd
moet worden, zoo lang de vijandelijkheden
in China voortduren.
ZATERDAG 18 MAART 19S9.
Hilversum I, 1875 en 301,5 m.
VARA-Uitzending. 7.308.00 VPRO.
8.00 Gramofoonmuziek. (Om 8.16 Berichten),
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor Arbeiders in de Continubedrijven.
11.0012.00 Gramofoonmuziek.
12.00 Gramofoonmuziek (Om 12.15 Bericht.),
I.15 VARA-orkest.
2.00 Causerie „De Fabrieksarbeidersbond gis
teren, vandaag en morgen".
2.20 Pianoduetten.
2.50 Gramofoonmuziek.
3.00 Reportage.
3.30 Residentie-orkest, de Stem des volks, ea
solisten, (opn.).
4.354.50 Esperanto-uitzending.
4.55 Residentie-orkest.
5.30 Filmland.
6.00 Orgelspel (Opn).
6.28 Berichten.
6.30*Groningsch programma.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Gramofoonmuziek.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 „Nederlanders in Amerika", muzikaal
programma.
8.00 Herhaling SOS-Berichten.
8.03 Berichten ANP, VARAVaria.
8.20 VARA-Orkest. 9.00 Toespraak „En na
doorzetten!"
9.15 „En nu... Oké".
10.30' Berichten ANP.
10.40 Community-singing (opn.).
II.00 De Ramblers.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
KRO-Uitzending.
8.009.15 Gramofoonmuziek. (Om 8.15 Ber.),
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuurtje.
12.00 Berichten.
12.15 Gramofoonmuziek.
12.30 Het Peregrinos-orkest. (1.001.20 Gra
mofoonmuziek)
2.00 Voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
2.45 Kinderuurtje.
4.00 Gramofoonmuziek.
5.30 Esperantonieuws.
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht.
6.45 Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Causerie „De goedkoope apotheek".
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP, mededeelingen.
8.15 Medicatie met muzikale omlijsting.
8.35 Gramofoonmuziek.
8.40 De KRO-New Style Artists, Bela K!ss en
zijn Hongaarsche orkest, „The two Western
Minstrels", en solisten.
10.20 „Wat nu?"
10.30 Berichten ANP.
10.40 Filmpraatje.
10.55 Gramofoonmuziek.
11.00 Religieuze declamatie met muzikale om
lijsting.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Feuilleton
80.
„Voor mij kan 't nooit meer licht worden!"
zei Stella.
Hanani boog zich voorover en zei langzaam:
„Dan zou Mem-Sahib de beteekenis van het
leven niet hebben begrepen. Luister, luister
eens naar de oude Hanani, die weet. Het is
waar, dat de baby niet weer bij Mem-Sahib
terug kan komen. Maar zou ze hem terug-
wenschen in pijn en smart. Heb ik niet dikwijls
in haar oogen het stomme gebed gelezen, dat
hij mocht heengaan in vrede. En nu de God
der goden ".at gebed heeft verhoord, nu de
baby vrede heeft, zou Mem-Sahib het weer
anders wenschen. Zou zij dat lieve kind terug
verlangen? Zou zy niet liever den God der
Liefde danken voor Zijn groote genade, en zoo
verder moedig haar weg gaan?"
Weer werd dat alles zoo zacht en teeder ge
zegd, dat het haar geen pijn deed. Het drong
diep in stella's hart en 't scheen de smart te
stillen. Ze keek naar de gehurkte gedaante
naast haar, die op zoo onderdanige manier
zulke troostwoorden spreken kon. Ze had het
gevoel als werd zij gevoerd over heiligen gronc
„Je... troost me, Hanani," zei ze. „Ik geloof
inderdaad dat ik de baby niet meer zoo innig
betreur. Dat komt later. Ik weet dat hij, zoo-
als.je zegt, nu vrede heeft en ik zou hem ook
niet willen terugroepen. Maar Hanani. dat is
niet alles. Dat is nog niet de helft van het
Verdriet dat mij drukt. Het verlies van mgn
baby zou ik kunnen dragen, dapper kunnen
dragen. Maar het verlies van..." Plotseling
kon ze niet verder spreken. Ze boog het hoofd
en begon wanhopig te schreien.
Hanani, de Ayah, zat stil naast haar, de
bruine handen om de knieën gevouwen, het
gesluierde hoofd gebogen, alsof ze wachtte op
iemand die door de half afgebroken poort
moest komen.
Eindelijk zei ze heel langzaam: „Mem-Sahib,
zelfs in de woestijn gaat de zon op over degenen
die moedig verder gaan, is er altijd troost, hoe
zij ook treuren."
„Maar niet voor mij!" snikte Stella, „niet
voor degenen, die in bitterheid van elkaar zijn
gegaan, om elkaar nooit weer te zien."
„Nooit, Mem-Sahib?" Hanani keek nu recht
voor zich. Plotseling maakte ze een bewegingfc
alsof ze wilde opstaan, maar bedacht zich, als
een die plotseling herinnerd wordt aan een
lichamelijk gebrek. „De Mem-Sahib schreit
om haar heer," zei ze. „Hoe zal Hanani haar
troosten? Nooit is een wreed woord. Zou
het niet mogelijk zijn, dat hij toch nog terug
kwam?"
„Hij is dood!" fluisterde Stella.
„Neen, Mem-Sahib," verbeterde Hanani
haar vriendelijk. „De kapitein-Sahib leeft!"
„Leeft hij?" Stella zat btf die woorden
plotseling rechtop en haar oogen glansden in
koortsachtigen gloed die echter evengauw
weer verdween. „O, Hanani, martel me niet!
Je meent het goed, maar het helpt niet!"
„Hanani spreekt de waarheid," bracht de
Ayah daartegen in, en het was alsof zij ach
ter haar sluier glimlachte. „De kapitein-
Sahib, heeft dezen zelfden avond nog met
Hafiz' gesproken. Dat kan Hafiz Mem-Sahib,
bevestigen."
Maar Stella schudde troosteloos het hoofd.
Ik vertrouw Hafiz niet," zei ze moedeloos.
„Maar tegen Hanani zal Hafiz niet liegen,"
hield de Ayah vol.
Stella stak een bevende hand uit en legde
die op den schouder.
„Luister eens, Hanani, ik heb je gezicht
nooit gezien, maar toch weet ik dat jte mij
genegen bent."
„Vraag nooit dat te zien!" viel de Ayah
haar angstig in de rede, „want ge zoudt u
met een verwensching afwenden van een die
u liefheeft."
Stella glimlachte droevig.
„Dat zou ik nooit doen, Hanani. Maar ik
behoef je nooit te zien. Ik weet dat je mij
liefhebt. Maar je moet me uit liefde voor
mij, geen leugens vertellen. Dat is verkeerde
troost. En helpt me niet."
„Maar ik heb niet gelogen, Mem-Sahib,"
en uit Hanani's stem sprak zekerheid en
overtuiging. „Ik heb u de waarheid verteld.
De kapitein-Sahib is niet dood, dat was een
valsch gerucht."
„Hanani, weet je dat zeker!" Stella's hand
drukte zwaar op den schouder der Ayah. „En
wie was dan de Sahib op wien in de rimboe
werd geschoten, en die gestorven is in de
bungalow van Sahib Ralston? Heeft Hafiz je
dat verteld?"
„Dat..." Hanani aarzelde even, alsof ze b(j
zichzelf overlegde hoe ze die mededeeling
het best kon inkleeden. „Dat was... een an
dere Sahib!"
„Een andere Sahib ?"n Stella beefde hevig.
„En... hoe was zjjn naam?"
In het oogenblik stilte dat nu volgde, voel
de zij dat de oogen achter den sluier haar
zonderling onderzoekend aankeken. En toen
antwoordde Hanani heel zachtjes:
Zijn naam, Mem-Sahib, was Dacre."
„Dacre?" herhaalde Stella ongeloovig. Dat
scheen haar bevatting te boven te gaan.
„Ja, dat heeft Hafiz tegen Hanani ge
zegd," vervolgde de Ayah.
„Maar... Dacre!" Stella sprak den naam
nogmaals uit, als kon ze niet begrijpen. „Is
dat alles wat je weet?"
„Niet alles, Mem-Sahib," ging Hanani
voort op sussenden toon, als sprak ze tot een
kind. „Hafiz kende den Sahib voor Hanani
naar Kurrumpore kwam. Hafiz vertelde om
trent die Sahib een zonderlinge geschiedenis.
Hij was getrouwd en was met zijn vrouw
naar de bergen van Srinagar gegaan. En
daar was het noodlot hem achtervolgd, en
zij, de Mem-Sahib, was alleen teruggekeerd.
Hanani zweeg een oogenblik.
Hanani zweeg een oogenblik.
„Ga door!" zei Stella bijna toonloos.
Hanani vatte haar verhaal weer op en
sprak op den fluisterenden toon, die zoo goed
bij de geheizinnige omgeving paste. „Mem-
Sahib, Hafiz zei, dat er stellig een reden
had bestaan, waarom hij het praatje van zijn
dood liet rondstrooien. Hij zei, dat Dacre-
Sahib een slecht mensch was en dat de kapi
tein-Sahib dat wel wist. Daarom ging hij hem
in de bergen achterna en beval hem te ver
dwijnen en... hij ging."
„Maar wie vertelde dat aan Hafiz?" vroeg
Stella, die nog altijd tegen haar ongeloof
streed.
„Hoe wil Hanani dat weten," mompelde de
Ayah. Hafiz is altijd in de toko. Hij hoort vele
dingen, sommige waar, andere onwaar. Maar
dat Dacre-Sahib gisteren nacht is terugge
keerd en dat hij nu dood is, dat is zeker, Mem
Sahib, dat is waar. En dat de kapitein-Sahib
nog in leven is, is ook waar. Dat zweert Ha
nani bjj haar grijze haren."
„Maar... waar is de kapitein-Sahib dan?"
fluisterde Stella.
De Ayah schudde het hoofd.
„Het is Hanani niet gegeven alles te we
ten!" zei ze, maar ze kan het wel te weten
komen. Wenscht Mem-Sahib dat zij daar
moeite voor doet?"
„Ja!" zei Stella nauw hoorbaar.
Het zonderlinge verhaal dwarrelde haar
door het hoofd. Al haar gedachten waren ver
ward. Maar ze klemde zich aan de gedachte
van Everard vast, als een schipbreukeling
aan een rots. Hij leefde nog! Hij was niet bui
ten haar bereik. Misschien was hij wel' te
Khanmulla, op, enkele mijlen afstands. Al
haar kwade vermoedens, gingen op in een
vurig verlangen hem weer te zien.
Plotseling drong het tot haar door, dat zg
hem onrecht had aangedaan en tegenover die
vaste overtuiging, had de terugkomst van
Ralph Dacre slechts weinig te beteekenen.
Wat beteekende voor haar Ralph Dacre? Z.e
had ver, o zoo ver door de woestijn gereisd
sedert de dagen van dien zonderlingen droom
in het Himalaya-gebergte. Dood of levend, h\j
kon geen rechten meer op haar doen gelden.
Plotseling trad ze op Hanani toe. „Neem
me mee naar hem toe! Neem me mee naar hem
toe. Ik ben overtuigd dat je wel weet waar hij
is."
Hanani trok zich zachtjes terug. „Mem-
Sahib, er is tijd noodig om hem te vinden,"
bracht ze er tegenin, „Hanani is geen jonge
vrouw meer. Buitendienplotseling
zweeg ze en wendde het hoofd af.
„Wat is er?" vroeg Stella.
„Ik meende iets te hooren, Mem-Sahib".
Hanani stond langzaam op. Het scheen
Stella, dat ze nog meer gebogen was dan an
ders, zich nog moeilijker bewoog. Maar dat
kon ze zich wel verbeelden. Ze sloeg haar met
aandacht gade, toen ze eenigszins moeiüjk
naar de poort liep, boven aan de afgebrokkel
de marmeren trap. Een vleermuis fladderde
over het gesluierde hoofd en scheen niet be
vreesd, als herkende z\j in haar een bekend
bewoonster van die woeste verlaten plaats.
Stella was in een zonderlinge stemming.
Ze voelde zich als iemand die uit een droom
ontwaakt.
Gehoorzamend aan een plotselinge ingeving
stond ze op en maakte aanstalten haar te vol
gen. Maar op dat oogenblik geschiedden er
twee dingen. Hanani was eensklaps uit het
gezicht verdwenen en een stem, waarin ze
Tommy's stem herkende, riep haar bij den
naam.
Snel ging zij hem tegemoet.
„Hier ben ik, Tommy. Hier ben ik."
En toen wankelde ze en voelde zich de
krachten ontzinken.
„O Tommy!" riep ze, „Help me!"