IN DE TUNNEL
tarzjln
ITAD
Eeiie jxmqeni en trveiijei!
KitideUf-ïietid
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
DGAR RICE
URROUGHS
Nog een paar weken, dan hebben jullie
Paasvacantie. Wat een zonnig vooruitzicht,
want ik wil graag geloven, dat velen van
jullie het prettig op school vinden, maar
het vooruitzicht van een dag of tien vrij is
toch zó fijn, dat je er nu alvast wel een
gat voor in de lucht wilt springen. Maar je
krijgt op je laatste schooldag ook je rap
port mee. Hoe zal dat zijn? Doe deze weken
nog flink je best, je kan misschien nog veel
goed maken, in ieder geval wordt je vacan-
tie er prettiger door, als je een tijd van
flink werken achter de rug hebt, dan wan
neer je je best niet hebt gedaan.
De winnaar van het boek is deze week:
JAN WEVER,
Achterbinnenhaven 32.
Gerard Jellema. Belofte maakt schuld,
Gerard, en je weet, ik had jullie vorige
week beloofd je een gemakkelijker raadsel
op te geven, dus daar had ik me aan te
houden.
Klaas Jellema. Dat was een fijn ca
deau, Klaas, een aquarium voor je verjaar
dag. Leuk, dat je de hele winter stekels
over gehouden hebt, dat is ons nog niet ge
lukt. 't Duurt niet lang meer, of je kan ze-
weer gaan tukken bij de Molentjes of in
het Kerkhofslootje, waar ze ook bij hele
schooltjes zwemmen.
Xini v. Brederode. Ja, dat heb ik de
vorige week nog vergeten, Tini, om je har
telijk te danken voor het zenden van die
kaart op m'n verjaardag. Er waren trou
wens nog een paar vriendjes en vriendin
netjes die die aardige attentie hadden ge
had. Ook die nog vriendelijk dank.
Coraelia v. d. Vis, Oosterend (T.). Nu
loop ik met Oosterender lootjes in m'n zak,
Corrie, maar wanneer is de trekking?
Meestal vergeet ik de trekkingsdagen of
ben m'n lootjes al kwijt, voor ik aan de
prijzen toekom.
Truus v. Liere, Oost (T.). Ik heb het
briefje van je vriendinnetje te gauw ge
lezen, zie ik, Truus. Zaterdag is bij jullie
de trekking. Nu, ik zal thuis eens kijken of
ik de lootjes nog ergens heb. Was je blij
met je boek?
Kika Keyzer, Den Burg (T.). Nu wa
ren er toch weer een paar foutjes in dat
raadsel geslopen, Rika, maar de meesten
hebben dat grapje van het zetfoutenduivel
tje door gjehad. Kon jij er niet uitkomen?
Ik hoop, dat hij jou vandaag niet te pak
ken neemt, je ontdekt zulke grapjes altijd
als het te laat is.
Gerard Molenaar Nee, dat feest van
Rie en Jan ben ik mis gelopen, Gerard, ik
had die avond een andere vergadering,
waar het lang zo leuk niet was en die nog
langer duurde.
Gretha Garama, Vlaardinger-Ambacht.
Den Helder groeit als kool, Gretha, dat zal
je over drie maanden wel zien, als je hier
weer komt wonen. Er zijn hele nieuwe
woonwijken bijgekomen en nog wordt er
veel gebouwd. En een prachtige winkels!
Je zal je ogen uitkijken.
Marietje VVeeda. Afgesproken, Marie-
tje, jjj trekt me aan m'n jas als ik je tegen
kom. Als je het maar niet „te" hard doet.
Ebbo is nog niet ondeugend, hoor, die
slaapt en lacht en eet en drinkt, die heeft
geen tijd over voor ondeugende dingen. Dat
komt later pas.
Kika en Jacob Ras. Als je moeder last
van zeeziekte heeft begrijp ik best, dat ze
liever met de autobus, dan met de botter
naar Urk gaat, Rika. En het zal wel leuk
zijn, dat in de toekomst te kunnen doen,
maar één ding zal je moeder wel jammer
vinden. Urk verliest zijn karakter, zoals
Wieringen niet meer is als tien jaar geleden.
Henny Peperzeel. Ik geloof ook, dat
Den Helder voor jullie veelleuker om te
wonen is, dan Amsterdam, Henny. Natuur
lek, Amsterdam is ook fyn, om er eens een
week te logeren, maar hier kan je vrijer
spelen en hier ben je heerlijk dicht by het
strand en de duinen.
Kuna Visser. Ik zal dus voor jou een
nog gemakkelijker raadsel op moeten zoe
ken, Kuna? Nu, ik zal eens zien of me dat
lukt, want ik wil graag', dat jullie allemaal
een kans maken op de prijs.
KIPPEN-GEDOE
Er zat een heel klein kippetje,
Tok! Tok! Tok!
Te spelen met een wormpje,
In het hok.
Toen kwam er nog een kipje by.
Tok! Tok! Tok!
Toen werd 't een hele vechtpartij,
In dat hok.
Toen kwam de moederkip er by.
Tok! Tok! Tok!
Die zei: „Die worm is goed voor mjj,
Klok! Klok! Klok!
Toen kwam parmantig Vader Haan,
Tok! Tok! Tok!
Die joeg de hele schaar opzij,
In dat hok.
't Wormpje had het zo benauwd,
Pik! Pik! Pik!
Het draaide en het keerde zich,
Van de schrik.
De kippen vlogen nijdig rond,
Tok! Tok! Tok!
En Moeder Kloek joeg Vader Haan,
Op de stok.
En terwijl ze daar zo kibbelden,
Tok! Tok! Tok!
Toen vluchtte gauw het wormpje,
Uit het hok!
A. Lutorius,
„Uit „Kinderen en Kabouters".
Gretha Blokker.
Piet Strous, Vlissingen. Vorige week
kwamen jullie briefjes te laat in m'n bezit,
Piet, om nog te beantwoorden. J. moet met
voetballen oppassen, dat je benen er nie7
afvliegen, want je kan zonder een voetbal
door het leven, maar zoder voeten zal het
minder gemakkelijk gaan, hoor. Ik heb ook
plannen van de zomer eens naar Walcheren
te komen, denkelijk Mei of begin Juni. Is
de uitslag van het toelatingsexamen al be
kend?
Jan Strous. Is voor jou de spanning
ook al voorbij van die uitslag, Jan? Gaan
jullie dan samen naar Middelburg. Daar is
de ambachtsschool toch, is het niet?
Bali, Annie en Cor v. Bijnen. Nee,
ik heb wel plannen gehad, maar er is niets
van gekomen, drietal, om de bloementen
toonstelling te bezoeken. M'n oudste twee
kinderen hadden ook tulpen en hyacinthen
opgekweekt, dat wil zeggen, dat hun moe
der de laatste weken met de bloemen van
de kelder naar de kamer en van de kou naar
de warmte had gesjouwd, omdat ze dan te
koud stonden en dan weer te vlug uitkwa
men en werkelijk, op de dag voor de ten
toonstelling stonden ze aardig en toen kwam
Tjib, die ze weg zou brengen, precies te
laat thuis. Maar nu staan de hyacinthen te
geuren, zodat de hele kamer er vol van is.
De lente in huis. De zorg is dus toch niet
tevergeefs geweest.
Mary Jurg. Hiernaast me staat het
jongmens, dat de raadsels naziet, Mary. Ik
heb hem net je briefje gegeven, met een
beetje boos gezicht en hem gevraagd je
klacht te lezen. Hij zegt: „I-k snap het niet,
ik zorg ervoor, dat de briefjes niet weg kun
nen raken, dus ik weet niet hoe het komt."
Hij zei dit alles met een ernstig gezicht en
ik vraag je dus nog maar eens heb je het
wel in de goede bus gestopt?
Marie Groothuis. Fyn, Marie, dat je
vader nu weer thuis is. Dat is toch eigenlijk
wel leuk, dat die Marine-vaders telkens weer
thuis komen en dat er dus telkens weer feest
is. Ik kom iedere avond thuis en natuurlyk
stormt m'n stel me ook wel eens tegemoet,
maar als je weken, maanden weggeweest
bent, dan is het toh nog wat anders.
Piet Luiting. Natuurlijk, Piet, je broertje
Klaas mag ook meedoen, maar het lykt me
niet goed, dat hij z'n briefjes ook op school
schrijft. Mag jy dat wel 't Was zo netjes en
rustig geschreven. Hier antwoord ik je vraag
in Maart.
Beppie v. Ryswjjk. Vorige week heb ik
over het zangvogeltje geschreven, Beppie,
wel twintig regels denk ik. Als jij 's morgens
goed luistert, dan kan je haar bijna horen,
als de wind tenminste naar de B. Ballotstr.
waait. Dank je voor je felicitatie.
Jeanne Reynhout. Vind je het gezellig
in je nieuwe woning Of gaat je hart nog uit
naar het oude huis. Ik kan altijd moeilyk
wennen aan al wat nieuw is, maar als ik er
even aan gewend ben, vind ik het meestal
fijn. Misschien gaat het met jou ook zoo.
Mary Jurg. Het raadsel is opgelost,
Mary, daar ligt je eerste briefje voor me,
met het verhaal over je goudvis van 5 jaar.
Het moet dus te laat binnengekomen of in de
verkeerde bus gekomen zyn.
Gretha Blokker. Dat herinner ik me
niet of ik ook wel eens zoiets onaangenaams
op m'n oog gehad heb als jij, Gretha. 't Is
al zo lang geleden dat ik zo groot was als jij
Wat een gezellig en leuk versje is dat van
„Kippengedoe".
Tonia, Dientje en Martha Briars, Met
knikkeren moet jullie geen ruzie zoeken, dan
is de aardigheid er gauw af. 't Is een leuk
spel, maar dan moet het ook een spel blijven
en geen kibbelpartij worden. En als het mooi
weer is, dan moet je natuurlijk buiten spelen,
want dat is gezond en daar heb je de ruimte,
dat is veel beter dan moeder in de weg te
lopen.
Teuntje Kloosterman. Wat een baas, die
kleine Cor. Tien maanden en dan al door de
box lopen, dat is erg bij de hand, hoor. Je
moeder zal haar handen wel vol hebben aan
die peuter. Je mag haar heus wel flink helpen.
Ali Kloosterman. Natuurlijk, Alie, dat
ben ik met je eens, een briefje voor je zelf,
is aardiger dan een van z'n tweeën en de
voorwaarde daarvoor is, dat jezelf schrijft.
Henny Roeper, Den Burg (T.). Allemen-
sen, jij staat zeker erg in de pas bij de hele
familie, Henny, wat hebben ze je verwend op
je verjaardag om nooit te vergeten.
Rika Koningstem. Ik gun jullie graag
allemaal een prijs en zeker jou ook, Rika,
want je doet al zo lang en trouw mee en je
schrijft iedere week zulke gezellige brieven,
maar toch is er maar een eerlijke weg om de
prijs toe te kennen en dat is door verloting,
dan maakt ieder dezelfde kans. Nu kan het
natuurlijk best gebeuren, dat iemand die voor
het eerst meedoet een prijs wint en een vrien
dinnetje, dat al lang meedoet, niets wint,
daar is niets aan te doen, want een
andere methode zou niet juist zijn. Ik hoop
echt, dat jij spoedig wat wint, maar weten
doe ik het natuurlyk niet.
Jongens en meisjes, de briefjes zijn alle
beantwoord. Tot volgende week dus,
Goede oplossingen ontvangen van»
B. Nelis, Neeltje de Vroome, Nellie de
Langen, Lena Looyenga, Rika Koningstein,
Nelly Rotgans, N. Luiting, Bali, Annie en C.
v. Bijnen, Neel, Tiny, Frits en Coen Coster,
Henk en Gerard v. d. Paal, Corrie en Jopie
Doorn, Beppie, Sientje en Hennie Korbee,
Martha Briars, Wynand Kerstens, Leon en
Loeki v. d. Wal, Ellie en Tillie Bisschop Hen
nie Roeper, Den Burg, George Veer, Jassy v.
Zoelen, Tiny en Riek Hendrikse, Frank van
Reek, Marietje Kramer, Kune Visser, Ma
rijke Wessels, Jan Wever, Jan Bek, Ali en
Teuntje Kloosterman, Jeanne Reijnhout,
Marie Groothuis, Mary Jurg, Rika en Jacob
Ras, Marietje Weeda, Grethe Garama, Vlis
singen. Gerard Molenaar, Rika Keizer, den
Burg, Truus v. Lierer, Texel, Cornelia v. d.
Vis, Tini v. Brederode, Klaas en Gerardus
Jellema, Bep Wulffele, Jan en Piet Strous,
Vlissingen, Ajmie Janssen.
Horizontaal: Pa, Af, Ros, Op, Mi, Ei, Ui,
En, Ko, Nul, La, Al.
Verticaal: Ar, As, Po, Os, Mi, Pen, Mik,
Eg, Nu, O.T., Na, La.
LETTERRAADSEL.
Maak van onderstaande letters, de naam
van een „groot" Nederlander, vriend van
Prins Willem I van Oranje:
AAADDEEGIIL MNNNNORS
T V X
Het was heel stil
in het bos. Het
leek wel alsof zij
de enigen waren,
die met dit
prachtige weer
naar buiten wa
ren gegaan. Ook
op de wei was
het stil. Geen ge
luid van de grote
weg drong tot
hier door en het
enige wat ze hoorden, was het getsjilp van
de vogels, die hun voorjaarslied zongen. De
drie jongens zaten hoog in een boom en
hielden de wacht. Hans had een kijker bij
zich en hij zocht daarmee de omtrek af.
Ergens moesten de rovers zich toch ver
borgen houden. Ze speelden met een paar
jongens van school rover en reizigertje. De
reizigers moesten door het bos en daarna
dwars over de wei, tot ze bij de spoorbaan
uitkwamen. Hun einddoel lag aan de an
dere kant van de spoorbaan en dat was
juist het moeilijke van het geval, want nu
moesten ze over de dijk klimmen en als ze
daarover klommen, konden ze natuurlijk
direct door de rovers gezien worden. Als
ze erin slaagden aan de andere kant van
de spoorbaan te komen, zonder door de ro
vers gepakt te zijn, hadden ze gewonnen.
Nu waren ze al een heel eind Ze waren
aan het eind van het bos en keken nu van
uit een boom, langs welke kant ze het bes
te de spoorbaan konden naderen Die
spoorbaan werd allang niet meer gebruikt.
Er liepen nooit meer treinen over en de
rails kwamen op een dood punt uit. De ro
vers moesten ergens hun kamp aan het
eind van het bos hebben opgeslagen. Waar
wisten ze natuurlijk niet en nu moesten ze
maar proberen om juist daar over te ste
ken, waar ze niet door de rovers gezien
konden worden.
Rob ontdekt de rovers.
Nu keken de jongens om de beurt door
de kijker en toen Rob keek, zei hij ineens:
„Jongens, ik zie iets! Kijk daarginds, bij
die dikke boom, helemaa1 aan het eind van
het weiland, daar zie ik iets bewegen!" De
anderen keken nu ook en ze zagen daar
werkelijk een paar jongens over de grond
kruipen. Dat moesten de rovers zijn.
„Nu moeten we dat stuk vermijden en
helemaal aan de andere kant langs het
weiland proberen te komeno. Dat komt
nogal goed uit, want daar staan tenminste
nog een paar bomen en daar is kreupel
hout. Vooruit jongens, voorzichtig naar be
neden Ze slopen uit de boom en stonden
even later aan de rand van het bos. Nu
moesten ze voorzichtig zyn, want als de
rovers hen zagen, waren ze verloren.
Ze bleven langs de bosrand lopen en ver
borgen zich telkens achter struiken en bo
men. Jaap liep voorop Alles bleef stil, dus
de rovers hadden hen nog niet gezien.
De eerste hindernis.
Toen ze zo een heel eind langs de bos
rand hadden geslopen, stonden ze plotse
ling voor een hekje. Ze moesten erover
heen, als ze op het weiland wilden komen.
Maar de kans was groot, dat de rovers hen
zouden zien, als ze erover klommen. „Toch
zijn we te dik om tussen die latten door te
klimmen, jongens", zei Jaap
„We kunnen het alleen doen. als we zor
gen, dat we met één sprong over het hek
je zijn". Hij gaf zelf het voorbeeld en klom
met een vlugge zwaai over net hekje De
anderen bleven even wachten, naar toen
ze nog niets zagen of hoorden, sprong Rob
erover en tenslotte Hans Even bleven ze
doodstil staan en toen slopen ze vlug langs
de rand van het weiland Er was éen klein
dammetje en daarnaast was een greppel.
Ze lieper nu in die greppel en bukten zich
zo diep ze konden. Tot nu toe was alles
goed gegaan, maar toen ineens zagen ze,
dat bijna evenwijdig met henzelf, aan de
andere kant van de wei ook een paar jon
gens liepen. De rovers hadden hen dus toch
gezien! Nu werd het lastig, want ze kon
den maar aan één kant over de spoorbaan
heen. Eerst liepen ze nog een eindje, maar
toen konden ze ook dat niet meer, want er
lag een dammetje in de greppel en er zat
mets anders op, dan op het weiland zelf te
gaan. Hans stak eerst zijn hoofd boven het
weiland uit en keek eens in het rond.
De tunnel.
Hij schreeuwde oneens van verrassing.
„Jongens, daar zie ik iets! Dat kunnen we
gebruiken. Daar is een lage tunnel onder
de spoorbaan door. Aan de andere kant van
deze dam gaat de greppel nog verder en
die komt in die tunnel uit. Als we daar
doorheen kunnen, zijn we al aan het doel!"
De anderen keken nu ook naar de tunnel.
Ja, dat was een reuze uitkomst. Op hun
buik kropen ze over het dammetje heen en
lieten zich toen aan de andere kant weer
in de greppel vallen. Met grote passen lie
pen ze nu naar de tunnel. Het was een vrij
grote tunnel en ze konden er het eind niet
van zien Waarschijnlijk maakte hij een
bocht Ze moesten zich heel laag bukken en
gingen nu achter elkaar naar binnen. Hun
hart klopte in hun keel, want dit "7as toch
werkelijk een avontuur, een tocht door
zo'n donkere tunnel waarvan je niet wist,
waar hij eindigde. Plotseling riep Jaap, die
voorop liep: „Jongens, hier is water! Er
staat water in de tunnel! Gelukkig dat we
laarzen aan hebben. Zullen we verder
gaan?"
„Is het diep?" vroegen de anderen. „Nee,
niet zo erg, ik sta er tot mijn enkels in."
„Nou vooruit, dan maar verder!" En ze
waadden even later alle drie door het on
diepe water. De greppel scheen aan de an
dere kant van de spoorbaan weer onder
water te staan.
Wat ze vonden.
Opeens stond Hans stil. „Stt, wacht eens
even", zei hij. „Ik heb tegen iets aange
trapt. Het is een beest of zoiets." De ande
ren bleven direct staan, en Hans voelde in
het water. Even later tilde hij iets op, dat
zacht en nat was en in het heel vage licht,
dat nog door de ingang in de tunnel scheen,
zag Hans dat het een klein hondje was.
Het diertje scheen uitgeput te zijn. Het
jankte niet eens, maar bewoog zijn kopje
heen en weer „Het is een hond", zei Hans.
„Vooruit, nu moeten we gauw naar buiten.
Het diertje is zeker in de sloot gevallen en
probeerde zich hier te redden."
De tunnel was niet meer zo erg lang en
een paar minuten later stonden ze weer in
het volle licht en keken naar het diertje
in Hans' armen.
Het was een mager hondje, waarschijn
lijk nog erg jong. Het lag nu bibberend te
gen Hans aan en zijn pootjes trilden. De
jongens dachten opeens niet meer aan de
rovers en stonden over het hondje heenge
bogen. Ze hadden erg medelijden met het
diertje.
..Ik neem hem mee naar huis", zei Hans.
„We kunnen het niet aan zijn lot overla
ten. Wie weet, hoe lang het diertje niet ge
geten heeft."
Ze besloten om eerst even naar hun eind
punt te gaan, daar waren ze nu toch vlak
bij en daarna zo vlug mogelijk naar huis
om het hondje te warmen en het eten te
geven.
Nu ze eenmaal aan de andere kant van
de spoorbaan waren, was het niet moeilijk
om het eindpunt te bereiken. Ze waren er
in vijf minuten en ze zaten al een hele tijd
op de grond met het hondje tussen zich in,
toen de rovers eindelijk met rode hoofden
aankwamen. Die waren stomverbaasd, hoe
de reizigers het zo hadden klaargespeeld.
„We zagen jullie wel", zeiden ze. „We dach
ten al dat jullie ons niet meer konden ont
snappen Hoe hebben jullie dat gedaan?"
De anderen vertelden alles en lieten het
hondje zien. „Dit is de herinnering aan de
tocht door de tunnel", zei Rob.
Nu dachten de rovers ook niet meer aan
hun „rooftochten" en keken vol belangstel
ling naar het kleine diertje. Ze brachten
in optocht den vondeling naar Hans' huis.
Gelukkig vonden Hans' ouders goed, dat
hij het hondje hield en voortaan ging
„Tommie", zoals Hans hem noemde, overal
met hem mee.
Ii
'I
*t"V
»-
123.
Brian en Lal Taask vluchtten voor de boze
i apen in de donkere spelonk en liepen verder
doro naar binnen, toen zij plotseling in de
i grot van Chon verschenen. De godheid keerde
i zich om, liet het mes even zinken en vroeg,
met een boze klank in zijn stem: „Wie is zo
vermetel om dit heilige offer te onderbre
ken?" Helen draaide zich in de richting van
de nieuw aangekomenen. „Brian!" gilde zij.
De man ktek door het vertrek naar zijn
zuster, doch een half dozijn priesters sprong
naar voren en overweldigde hem. „Hy is mijn
broeder," zei het meisje tegen Chon. „Hy zal
U vertellen, waarom wy hier waren." Maar
Chon wilde niet naar een verklaring luisteren.
„Zorg er voor, dat de dienst nu niet meer ge
stoord wordt," beval hij. Er zijn verschillende
kwesties, die ik te vragen heb aan het orakel
in het bloed van het slachtoffer." En voor de
derde keer hief hy het mes boven het lichaam
van Helen's ongelukkigen vader... Alleen de
groote Tarzan zou in staat geweest zijn om
den man tegen te houden, doch. op dat ogen
blik bevond hij zich op weg naar Athair met
Lavac bij zich, waar zy hun 'chijnbaar hope
loos zoeken naar Helen voortzetten. Als altijd
was de aapman op zyn hoede. Opeens bleef hjj
nadenkend staan.