DUITSCHLAND TARZAN EIM 01 ©UEANTS' MANNEN en de Poolsche corridor ïflohm op £ee öJtoAm aan iaat EDGAR RICE BURROUGHS Een geografische uitzonderlijkheid Is Beek Duitschgezind? Tijdens gesprek uit trein gevallen Sleeper bekneld Een zeemansverhaal doort Jaap Moulijn DOOR 11. Vriendelijk lachend naderden Spike en Troll het meisje. „Wat doen jullie hier?" vroeg ze. „Wij zijn reeds weken lang ver dwaald en proberen de weg naar de kust te vinden," zei Spike. „Wij gaan naar de kust, jullie kunt de reis wel met ons samen doen," stelde Gonfala voor. „Dat zou heel prettig zijn!" verklaarde Spike met een veelbeteke nende grijns. Intusschen had Troll zich mees ter gemaakt van het geweer en de kogels van den verslagen geweerdrager, die door den leeuw gedood was. Op hetzelfde oogen- blik bekeek Spike het geweer van Gonfala. „Het is een mooi wapen, dat U daar hebt," zei hij vleiend. „Laat mij het eens bekijken." Gedachteloos overhandigde het meisje hem haar wapen. Daarna liep zij naar den ge- doden geweerdrager. „Stakker", verklaarde zij bewogen, „jullie bedienden kunnen hem naar het kamp terug brengen." „Wij gaan DE GESCHIEDENIS VAN MEMEL. (door J. K. B rederode.) Niemand, die de toestanden aan de kust van de Oostzee van nabij kent, zal zich erover verbazen, dat de Lithauische haven Klapeida, weder geworden is tot de Duit sche haven Memel. Tenzij dat het Duitsche rijk gedoemd was tot eeuwige machteloos heid, moch men dit te ecniger tijd verwach ten. Trouwens Memel met omringend gebied was slechts Litauisch door een gewelddaad, die tegen de bestaande verdragen inging. Na den wereldoorlog was over het lot van Memel nog niet definitief beslist. In afwach ting van die beslissing lag er een Fransch garnizoen van een of twee compagnieën. Litauen begeerde begeerde Memel, dat het een uitweg zou geven naar de Oostzee. Ook beriep het zich op de rasgemeenschap tus- schen de bevolking van Memel en omgeving en de eigen bevolking. De groote hoeren te Londen en Parijs toonden evenwel niet veel neiging dezen wensch van Litauen te bevre digen. Hoe Wilna Poolsch werd. Litauen had nog een anderen wensch: Wilna te bezetten, de oude historische hoofd stad, doch ook Polen meende historische aan spraken te hebben op deze stad. De Volken bond zou in dezen te beslissen hebben en besloot, dat er te Wilna een volksstemming zou worden gehouden onder bescherming van een internationale troepenmacht. Rus land, dat toen nog geen lid was van den Volkenbond, verklaarde echter, dat het geen bezetting, zij het een tijdelijken aard, van Wilna door internationale troepen zou toe laten. De heeren te Genève rilden en van het plan eener internationale troepenmacht werd niet meer gesproken. Er kwamen te Wilna echter andere troepen. Een nietoffi- cieel" Poolsch leger onder generaal Zeli- gowski bezette de stad, die later eenvoudig bij Polen werd ingelijfd. De oude historische hoofdstad was voor Litauen verloren, maar de Litauers hadden iets geleerd, namelijk, dat beslissingen van de heeren te Genève niet de minste practi- sche waarde hadden en zij besloten liet Memelvraagstuk te regelen zonder zich in het minst te storen aan den Volkenbond en aan de beslissingen van diplomaten. In den zomer van 1921 maakte ik de reis per raderstoomboot van Kovno, de hoofd stand van Litauen, naar 't Memelgebied, 'n reis van vele uren over de rivier de Memel. Litauen had eeuwenlang geleefd onder Russisch bestuur, Memel onder Pruisisch bewind en het verschil was zeer goed merk baar. Een artikel, dat ik aan dezen boot tocht wijdde, gaf ik den titel: „Een reis van Azië naar... Europa", waarmede ik een on fH^GARu/R0EMENi. ^JOEGOSLAVlEX", recht beging tegen Nederlandsch-Indië en andere goed bestuurde deelen van Azië. Twijfelachtig Germanendom. Memel is een vriendelijk, net havenstadie met goede bestrating en een uitstekend, zin. delijk hotel. De menschen spraken er Duitsch, maar heel dikwijls kon men er ook Litauisch hooren. Voor de visschcrs en boe ren der omstreken was Litauisch zelfs de moedertaal. Op marktdagen spraken de verkoopers, boeren en visschers, Litauisch onder elkander, maar met het stedelijke, koopende publiek spraken zij meest Duitsch. Hierop vestigde o.a. Litauen zijn aanspra ken, maar met dezen grond bad het die aanspraken nog veel verdei uit kunnen strekken. In een groot deel van Oost-Prui sen, het eigenlijke, echte Pruisen, spreekt men op het land nog vrij algemeen Li tauisch. Het Germanendom dezer Pruisen is wel van zeer twijfelachtigen aard. De Fransche bezetting, Alpenjagers, ge voelde zich te Memel dood-ongelukkig. Bij na niemand te Memel sprak Fransch, de winters zijn er lang en streng en (het erg ste, wat een Fransch soldaat kan overko men) er was geen drinkbare wijn te ver krijgen. Deze soldaten waren er volkomen „dépaysés" en het was bijna vermakelijk bun oordeel te vernemen over de stad en haar bewoners. De bewoners van Memel beschouw den, niettegenstaande de gemeen schap in taal, de-Litauers als min derwaardig, als „barbaren", als „halve wilden" en de pro-Litausche groep in Memel was zeer gering in aantal. Enkele maanden na mijn vertrek uit Memel deed daar een „niet-officieele" Li- tausche krijgsmacht een inval en bezette de stad. Plet eigenaardige was, dat deze Li- tausche krijgsmacht voor een groot gedeel te bestond uitDuitschers. In het Li- tausche leger dienden toen vete Duitschers als vrijwilligers, naast Oost-Pruisen. De Litausche luchtmacht bestond toen (1921 1923) bijna geheel uit Duitschers. Franschen wilden niet vechten. De Fransche bezetting van Memel bood geen tegenstand. De Fransche soldaten wei gerden te strijden en verklaarden aan hun officieren, die evenmin voor Memel geest driftig gestemd waren: „Wij zijn bereid voor Frankrijk te vechten, maai' Memel is Frank rijk niet. We zijn hier gekomen op den wensch van een paar half-gekke diplomaten en als die de stad willen verdedigen tegen de Litauers, dan moeten ze dat zelf. doen. Voordat we hier kwamen, hadden we zelfs nog nooit dep naam van de stad gehoord en wat is het voor een stad? Er is niet eens wijn te krijgen!" Daarmede was voorloopig het lot van Me mel beslist. Talrijke papieren, diplomatieke nota's werden nog gewisseld, maar dat veranderde aan de zaak niets. Memel was Litausch en is dat gebleven tot nu dezer dagen toen Duitsche troepen, weder zon der tegenstand te ontmoeten, er binnen rukten. Dantzig en de Poolsche corridor. Nu schijnt Hitier als eerstvolgende pun ten op zijn programma te hebben het vraagstuk van Dantzig en van den Pool schen corridor. Dantzig is thans een „vrije stad", waar Polen enkele voorrechten heeft. Dantzig behoort tot het Poolsche tolgebied, maar is op ander gebied „bijna" een vrije staat. Het beeft een volksvertegenwoordiging en een senaat, waarvan de president zooiets is als „president eener republiek", maar ook is er gevestigd een „hooge commissaris" van den Volkenbond, die herhaaldelijk be middelend moest optreden tussehen het be stuur van de „Vrije Stad" en Polen, dat bij Dantzig groot belang heeft, daar het de haven is van Polens groote rivier den Weichsel. De bevolking van de „Vrije Stad" (Dant zig en omgeving) is echter overwegend Duitsch (voor ruim tachtig procent) en bo vendien is ze natioaal-socialistisch. Dit ge bied echter leeft van het „achterland" Po len. De „historische rechten" van Duitschland en Polen ten opzichte van Dantzig laat ik hier buiten beschouwing, daar deze me te ver zouden voeren. Duitsche Corridor-rechten. De „Poolsche Corridor" is het smalle Poolsche gebied, dat Polen een uitweg geeft naar de Oostzee, maar dat tevens Duitsch land in tweeën snijdt. Het is een wonder lijk-vreemde toestand. Men kan per trein niet van Berlijn naar Koningsbergen bij voorbeeld reizen zonder vreemd, Poolsch, gebied te passeeren. Wil men niet-Duitsch gebied vermijden, dan blijft niets andere over dun de reis per schip over de Oost zee te maken. Duitschland heeft in dit Poolsche gebied „corridor-rechten". Er loo- pen bijvoorbeeld van West-Duitschland naar Oost-Duitschland en omgekeerd door dat corridor-gebied treinen, die in dit gebied niet stoppen en zich dus ook niet he'Rben te onderwerpen aan Poolsche douane-forma liteiten. Van Duitsche zijde wordt het soms voorgesteld of dat corridor-gebied ten o rechte aan Duitschland is ontnomen, daar bet bewoond zou zijn door Duitschers. Dit is onjuist. Zelfs Duitsche bevolkingskaarten van voor den oorlog, toen er dus geen Po len bestond, geven dit ge'bied aan als over wegend bewoond door Polen. Polens eenige zeehaven. In dit gebied, aan de kust der Oostzee, heeft Polen in twintig jaar een klein vis- sehersdorp uitgebouwd tot een belangrijke havenstad, Gdinia, waaraan vele millioenen zijn ten koste gelegd. Het is de eenige zee haven, die Polen bezit. Maar... het blijft een vreemde toe stand: een groot rijk, als Duitsch land, dat door een betrekkelijk smalle strook vreemd grondgebied in tweeën wordt verdeeld met een gescheiden oostelijk en westelijk deel. Het was te voorzien, dat een sterk Duitschland met dezen toe stand nooit vrede zou nemen. Maar nu, minder dan ooit, kan aan de andere zijde, Polen den corridor en zijn .venster" naar zee missen, daar bet anders zoo goed als geheel ingesloten zou zijn door twee van zijn vroegere onderdrukkers, Rusland en Duitschland. Welke van beiden vormt voor Polen het grootste gevaar? Daarover zijn in Polen zelf de meeningen verdeeld. In het vroegere Pruisische deel van Polen ziet men den erf-vijand in Duitschland, terwijl in het vroeger Russi sche deel van Polen Rusland als de ge vaarlijkste vijand wordt beschouwd. niet naar het kamp terug," schreeuwde Spike. „Wat moet ik dan doen?" vroeg Gon fala, „ik kan hem toch niet alleen dragen." „U gaat ook niet terug'., „Wat bedoel je daarmee?" vroeg het meisje. „Precies wat ik zeg. U gaat niet meer terug naar Uw kamp, U gaat met ons mee!" eischen zou kunnen stellen dan aan Tsjecho-Slowakije op grond van de overwegend Duitsche bevolking van de stad Dantzig en van de geografi- uitzonderlijkheid van den Poolschen „corridor"? De politiek van den Poolschen minister van buitenlandsche zaken Beek geeft tel kens reden tot verbazing. Ik, die het herbo ren Polen heb gekend in de eerste zeven jaren van zijn herwon nep onafhankelijk heid, vond in die politiek niets terug van oude Poolsche tradities en van Poolsche sympathieën. Die politiek was nu en dan duidelijk pro-Duitsch en zelfs anti-Fransch. Tsjecho-Slowakije groote rol. speelde een Het voortbestaan van een vrij en onaf hankelijk Tsjecho-Slowakije was onder deze omstandigheden voor Poten van het aller grootste belang, maar Polen heeft dit niet ingezien of minstens de gezaghebben- den in Polen hebben dit niet ingezien. Toen In den zomer van het vorige jaar Duitschland het ongelukkige Tsjecho-Slowakije bedreigde, be dreigde Polen mede en zond gemobi liseerde troependeelen naar de Tsje chische grens en stelde eveneens ei schen aan Tsjecho-Slowakije. Heeit toen geen der gezaghebbers in Polen bedacht, dat bij een volgende gele genheid Polen wel eens aan de beurt zou kunnen komen en dat Duitsch land aan Polen beter gemotiveerde „Beek in wezen Duitsch". Een kleine drie jaar geleden, in den zo mer van 1936, werd eens in een zeer inter nationaal gezelschap te Alexandrië de Eu- ropeesche politiek besproken. Ik uitte toen mijn verbazing over bet buitenlandsche be leid van Poten. Een Tsjech, die nog voor den oorlog te Weonen gestudeerd en daal den huidigen Poolschen minister Beek ge kend had, maakte toen de opmerking: „Beek moge dan door zijn afstamming min of meer PooJ zijn, in zijn wezen is hij \eel meer Duitsch. Te Weenen verkeerde hij het meest in Duitsche kringen en in de Pool sche verscheen hij bijna ninrmer." De juistheid van deze opmerking kan ik niet controleeren, maar indien ze waarheid bevat, zou ze veel verklaren wat anders on verklaarbaar moet schijnen. Portier ging onverwachts open. Gistermorgen is in den electrischen trein uit Haarlem, welke te ongeveer half negen het viaduct Haarlemmer Houttuinen vlak bij het Teerplein in de hoofdstad passeer de, een ernstig ongeluk gebeurd, dat den 28-jarigen A. V. G. uit Haarlem het leven kostte. G. bevond zich op het voorbalcon. Plotse ling zag een heer, die met hem praatte, dat G. uit de zich openende deur viel. Hij trok aan de noodrem en nadat de trein tot stil stand was gekomen, stelde men een onder zoek langs den spoorlijn in. Men vond het ernstig verminkte lijk van het slachtoffer langs de rails. De orzaak van het openen der deur is nog niet vastgesteld. Vermoedelijk sloot de deur niet goed of wel heeft G. zelf de kruk aangeraakt. Ongeluk met doodelijken in de staatsmijn Maurits. Gisterochtend omstreeks half negen is de 19-jarige sleeper H. M. Gelisse uit Stein in de ondergrondsche werken van de staats mijn Maurits te Lutterade bekneld ge raakt tussehen een steenwipper en een wa gen, geladen met steenen. De man was on middellijk dood. FEUILLETON. 22. Mams, ik heb de juf gezegd, dat ik zoo'n leuke oom heb, die op de boot vaart! be weert Dick. Ja, en weet je wat hij d'r gevraagd heeft mams? verklapt Hans: of ze niet is naar die oom wou komme' kijken!. Gek hé? Niks gek! windt Dick zich op: zij wil ook best is een leuke oom zien hoor! Hè mams? Natuurlijk vent. Maar Hans, ga nu gauw je huiswerk maken voor het eten. Als oom Tom dan komt, ben je klaar. 'k Heb geen huiswerk, fijn! Héélemaal niets? Is dat heusch waar? informeert Paula achterdochtig. Nou ja, alleen maar drie sommen, maar die ken ik toch niet! Hans, dat heb ik je al zoo vaak gezegd, en vader ook: je móet niet daadlijk zeggen dat je ze niet kent. Voor uit, ga naar boven en probeer het, vlug! En je komt niet beneden voor je ze af hebt' En als ik ze nou niet ken! —houdt h(j vol. Vader en ik vertrouwen, dat je altijd je best zult doen jongen, werkt Paula op zijn. gemoed en ze vindt zichzelf theatraal: en als je ze dan werkelijk niet kent mag je het komen zeggen, dan zullen we je helpen. U kent ze toch ook nooit! ondermijnt Hans haar gezag: en u hebt zelf gezegd, dat het u niks kon schelen hoelang zes werk lieden over een werk deden! triomfeert hij. Paula dacht, dat bij deze onvoorzichtige uit lating harerzijds tegen Albert, eenige dagen geleden, niet had gehoord. Maar nu gooit hij baar die voor de voeten en ze heeft de groot ste moeite om niet te lachen. Ze trekt een ernstige rimpel in haar voorhoofd en gebiedt: Vooruit, aan je werk en wees niet zco brutaal! 't Is toch verschrikkelijk! Schaam je je niet? Hans verdwijnt, maar half overtuigd dat zijn moeder meent wal ze zegt. En da* doet ze ook niet, want zelf heeft ze vroeger de leegloopende vaten, de vin A naar B fietsen de heeren X en Y en de samengestelde inte rest afwerpende kapitelen hartgrondig ver- wenscht. Maar nu zucht ze over de moeilijk heden van de opvoeling en stuurt Dick den tuin in te spelen. Een kwartier later komt Albert thuis, tot groote vreugde van het nageslacht. Hans is boven niet meer te houden, hij rent de trap af. En op dat moment ziet Paula Tom aanko men. Daar is ie! roept ze verheugd en Al bert plaagt: Kind, wat een laaiend enthousiasme bij mijn thuiskomst! Hoe lang ben je al ge trouwd? 't Is ook niet voor jou, maar voor mijn neef! O, zegt Albert. Ja, maar je weet nog niet wat er gaan de is jongen! Paula geeft haar man een zoen zonder ge dachte en vliegt naar de voordeur om Tom open te doen, die zfjn fiets tegen de zijmuur van het huis heeft gezet. Kóm je eten? vraagt Paula gespan nen. Ja hoor nichtje, 't is voor mekaar! zegt Tom met een blijde glans in zijn oogen. De ontmoeting met juffrouw Baldriaansen en het teleurstellende, haastige afscheid van Eva, hebben zijn geluksgevoel niet lang ver mogen te onderdrukken. Want wat beteeke- nen zulke kleinigheden tegenover het heer lijke, overweldigende feit, dat Eva nu van hèm is! O Tom, wat zélig! Wat ben ik daér blij om! zegt Paula hartelijk en geeft hem haar beide handen. Zeg, mag ik ook in de vreugde deelen? vraagt Albert, die haar achterna is geloo- pen, maar zijn zonen geboden heeft binnen te wachten. Ja, dat spreekt kerel! Ik heb Eva van Aghterkerke vanmiddag gevraagd en ze heeft ja gezegd, licht Tom in. Verdraaid Thomas, dét is inderdaad een felicitatie waard! En ook Albert drukt hem de hand en is blij met de blijden, Maar na het eten moet ik toch eens ern stig met jullie praten, zegt Tom: het schijnt dat Eva een paar moeilijkheden voor ziet. Maar die zullen wel niet onoverkomelijk blijken. Goed, daar zullen we het straks over hebben, als de jongens naar bed zijn. Kom nou eerst maar eens binnen, mijn echtvrien din zal wel een extraatje klaar hebben voor de feestelijke gelegenheid. Gastronoom! scheldt Paula. Hans en Dick nemen Tom dadelijk in be slag niettegenstaande de protesten van hun ouders, moet hij hun van de boot ver tellen. Maar hij moet eerst naar Arnhem telefoneeren, omdat ze hem anders thuis ver geefs wachten. Met moeite dringt hij dan alle gedachten aan Eva terug. Want hij wil de vragende kinderoogen niet teleurstellen. Wat moet ik nu vertellen Dick? vraagt hij. Iets leuks! decideert zijn jongste hoorder. Iets van een aapje, dat we aan boord hadden? Is dat goed? Hè ja! roepen ze tegelijk en vier oogen vol verwachting zien naar Toms gezicht op. Ze nestelen zich in een makkelijke luisterhouding. De tweede machinist van de Middeler- veld had aan den wal een aap gekocht, die hij Meindert noemde, omdat het beest zooveel leek op een oude olieman, waarmee hij vroe ger gevaren had. Die olieman heette Meindert Kaan. -Was dat dan ook een aap? vraagt Dick. Och nee, natuurlijk niet jö, laat oom nou doorvertellen! Hans' stem klinkt wrevelig. Nee Dickie, verduidelijkt Tom: die Meindert Kaan was geen aap, maar apen hebben soms echt gezichten, die een beetje op menschengezichten lijken, begrijp je? En zoo leek deze aap op die olieman, die natuurlijk wel geen erg móói gezicht gehad zal hebben. Oom, wat is dat, een olieman vraagt Dick weer. Hans maakt een ongeduldig gebaar, maar zegt nu toch niets, want h(j wil het zelf ook graag weten. Een olieman loopt met een oliekan in de machinekamer rond als de boot vaart en dan smeert hij de machine. Waarom doet hij dat oom! dringt Hans aan. Nou, Meindert de aap was dus aan boord van de „Middelerveld". Eerst vond ie het er niet erg prettig, want hij verlangde terug naar het bosch waar hij vroeger had gewoond en waar hij van de eene tak op de andere kon springen en spelen met zijn broertjes en zusjes. Maar alle menschen waren vriende lijk voor hem en dat had ie drommels gauw in de gaten. Hij begon na een paar dagen al aardig op te leven. Alleen kon hij er niet aan wennen, dat ze hem aan een touw hadden vastgelegd. Op een goeden dag zag hij kans zich los te werken, door met zijn handje het touw over zijn kop te trekken. En toen zat ie in een oogenblik boven in de voormast. We zagen het op de brug en iedereen riep: Meindert is los! Een van de matrozen klom hem na, maar hij liet zich langs het voorstag naar beneden zakken. Wat is dat oom: het voorstag? Nu is het Hans die vraagt. Dat is een staaldraad, die van boven uit de mast naar het voorste puntje van het schip loopt. Nou, dus die matroos kon Mein dert niet pakken. En alle anderen, die het probeerden, kregen het net zoo min gedaan. Dus toen lieten ze hem naar loopen. En dat vond ie prachtig. Hij klom overal op en af en had het grootste plezier. Zijn baas zette eten en drinken voor hem klaar en als hij honger kreeg, kwam hij dat opeten, zoo vlug als hij kon. Hij stopte allebei zijn wangen vol en smeerde 'em dan weer zoo gauw mogelijk, uit angst om gepakt te worden. Maar toen we in de gaten kregen, dat ie zich veel prettiger voelde als ie los was, hebben we geen moeite meer gedaan om hem te vangen. Een paar dagen ging het goed en gedroeg Meindert zich behoorlijk. Maar op een morgen, toen de hofmeester de tafel een nrJ°i0r m °"tbl-'t' gapte Meindert hem vtek onder^e J jUiSt °P6n had gemaakt, vlak onder de neus weg en vluchtte er mee de maat in. Hij begreep best, dat het daar het veiligst voor hem was. Boven op de zalinir (Wordt vervolod.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7