POST ineen De Brabantsche Brief: van Dré tropischen nacht Pruimen en kersen bloeien l Meditatie over de K.L.M Tarzan-drama aan boor(j De „Nandoe" beschadigt zijn vleugel EEN JOURNALIST WORSTELT MET DE KRANT. MANILLA. Als men pas komende uit de Nederland- «che koloniën op de Philippijnen verwijlt, is het eerste, wat men mist de geregelde lucht postverbinding. Zelfs plaatsen in de buiten bezittingen in NederlandschIndië hebben toch minstens éénmaal per weck luchtpost en te Macassar, Balikpapan, Amboina op Bali bevindt men zich, wat de post aangaat, niet meer dan één week van Europa. Op lava, met zijn uitstekende verkeerswegen, is de toestand, wat het luchtpostverkeer betreft, natuurlijk het gunstigst. Toen ik te Malang, het kleine bergstadje in Oost-.Tava vertoef de, was ik drie maal per week zeker van luchtpostverbinding met Europa. In West-Java, nabij Batavia, landen de vliegmachines der K.L.M., maar steeds wordt daar voor onmiddellijke verder-verzending gezorgd en nog denzelfden avond bereiken brieven uit Europa de voornaamste plaat sen van Java. Te Malang werden gewoonlijk brieven per luchtpost Maandag-, Woensdag en Vrijdagavond nog bezorgd. Het was dan vrij laat, elf, soms twaalf uur 's avonds, wat in Indië bijzonder laat is, daar de mensehen er over het algemeen vroeg naar bed gaan en vroeg opstaan. Een groet van de K.L.M. Op mijn voorgalerij tje zat ik dan, lezend, te wachten. Om me was dan de grootsche tro pische nacht en geheimzinnige stilte. Slechts nu en dan kwam nog een late voorbijgan ger langs en hoorde ik de signaalslagen van hout op hout, die de wakers in verschillen de kampongs (inlandsche dorpen) elkander gaven. Ergens klonk een verre „gamelan" (inlandsch muziekinstrument). Ban werd mijn oor getroffen door het geluid van een fiets, die over grint reed. Dat was „de post". Een Javaansche brievenbesteller bracht me dan beleefd en met een zekeren trots brie ven, die zoo snel van verre waren gekomen. „Met een zekeren trots", want deze brave, beleefde Javaan was zich wei-bewust, dat hij een medewerker was van die groote organi satie, die K.L.M. heet. Een enkelen keer was de luchtpost te laat en kwam ze bijvoor beeld in plaats van Vrijdagavond Zaterdag morgen en dan mopperde men en ik mop perde mede. Nu ik een paar weken op de Philippijnen vertoef, heb ik daar berouw van. En de verzending van luchtpost ging al even geregeld. Maandag-, Woensdag- en Vrij dagavond had ik mijn brieven op de post te doen en dan wist ik, dat ze den volgen den morgen al op weg naar Europa zouden zijn en Europa binnen een week zouden be reiken. Dat ging „als de klok". Wij zijn op tijd! Op de Philippijnen, een Amerikaansche kolonie, had ik hetzelfde verwacht, misschien nog iets beter. In de bladen had ik de in drukwekkende reclameberichten (natuurlijk uit Amerikaansche bron) gelezen over den Amerikaanschen vliegdienst van Amerika naar de Philippijnen en dan verder naar Hongkong, vanwaar de verdere verzending van luchtpost naar Europa plaats had. O, die Amerikaansche vliegmachines Er waren er onder met plaats voor meer dan zeventig personen. Wat zijn daarbij vergele ken de Nederlandsche vliegmachines met plaats voor slechts zestien of twintig perso nen? Ik was niet ongeneigd de K.L.M. als een kinderachtige onderneming te beschouwen, vergeleken bij de Amerikaansche organisatie en ook daarvan heb ik diep berouw, want de Nederlandsche vliegtuigen zijn geregeld en op tijd en de reusachtige Amerikaansche machines zijn dat niet. Wanneer vertrekken die Amerikaansche machines en wanneer komen ze aan? Het is bij geen benadering te zeggen. Tijd gaat verloren. De vorige week was aangekondigd, dat een dier Amerikaansche vliegtuigen Vrijdag zou vertrekken met de post voor Europa en dus moest ik Donderdag mijn brieven posten. Donderdagmorgen las ik in de bladen, dat het vertrek een dag was uitgesteld en be paald op Zaterdag, ik postte dus mijn brie ven Vrijdag, maar Zaterdag vertrok de vliegmachine ook niet en evenmin Zondag. Mijn brieven bevonden zich echter reeds op de post en ik had er zwaar geld voor be taald, want het tarief voor de luchtpost is, vergeleken met NederlandschIndië, zeer hoog. Ik liep te trappelen van ongeduld. Ein delijk, Maandag is de machine vertrokken, met mijn brieven, naar Hongkong, slechts enkele uren afstand, maar te IIongkoAg werd natuurlijk de aansluiting op Europa gemist, waardoor een weck verloren gaat. Concurrentie tusschen Amerika en Nederland. Door de Nederlanders is gevraagd vergun ning voor een vliegdienst tusschen de Phi lippijnen en Java, waardoor het mogelijk zou zijn van hier brieven naar Europa te verzenden in hoogstens acht dagen. De Ka mer van Koophandel te Manilla heeft in stemming met dit plan betuigd, doch de Amerikanen gevoelen er niet veel voor. Er wordt gefluisterd, dat er geheimzinnige de fensie-bezwaren bestaan. Het is mogelijk, doch zeker is, dat, indien er zulk een Ne derlandsche luchtverbinding zou komen, de Amerikaansche luchtverbinding alle post voor Europa zou verliezen. Ik echter keer (om het zoo uit te druk ken) „berouwvol in den schoot der K.L.M. terug". Naar ik vernam bestaat er gelegen heid brieven per schip te verzenden naar Singapore, vanwaar ze door de K.L.M. wor den medegenomen. De reis per schip naar Singapore duurt vier dagen, maar dat tijds- verlies vyordt gedeeltelijk ingehaald door de snelle vliegmachines der K.L.M. en vergoodt door grooten regelmatigheid. En ik zal me niet meer laten bedriegen door reclameberichten over „reusachtige - '- In het Amerikaansche deel van Manilla. groote" en „buitengewoon snelle" vliegma* chines, zoolang men daarmede niet een regel- matigen dienst heeft ingesteld. Amerikaansch. Een ander bezwaar te Manilla is: men heeft hier couranten in „Amerikaanschen stijl", waarin al het nieuws op een wanho- pig-makende manier door elkander is ge smeten en waarbij men getracht heeft zoo veel mogelijk sensatiewekkende opschriften op de eerste bladzijde te verzamelen. Vijf bladen zijn bijvoorbeeld in elkander gevou wen en de bladzijden daarvan zijn doorge nummerd. De bladzijden van wat wij het „eerste blad" zouden noemen, zijn dus ge nummerd 1, 2, 19 en 20. Bladzijden 3 en 4 zijn de eerste bladzijden van het inliggende tweede blad, bladzijden 5 en li zijn de eerste bladzijden van het inliggende derde blad. Men begint te lezen op bladzijde I met de aantrekkelijke „koppen". Men vangt aan. met een artikel: „Wat Italië werkelijk verlangt". Men leest dertig of veertig regels en stuit dan plotseling midden in een zin op de me- dedeeling „Voortzetting op bladzijde 15". Na dat men de courant op alle mogelijke wijze heeft omgevouwen, eindelijk „bladzijde 15" heeft gevonden en het vervolg van het ar tikel heeft gevonden en gelezen, keert men terug naar de eerste bladzijde en vindt daar een artikel over „Onderhandelingen tusschen Japan en Rusland", tot men plotseling weer stuit op een mededecling: „Voortzetting op bladzijde 10". Nadat men de courant weder op alle mogelijke wijze heeft gevouwen en eindelijk de voortzetting gevonden en gelezen heeft, keert men weder terug tot bladzijde I. Men leest daar nu een rechtbankverslag uit Manilla. Op den 34cn regel van dit ver slag, midden in een zin, stuif men op de inededeeling: „Voortzetting op bladzijde 10" en weder begint het eindeloos zoeken, tot men, radeloos, de neiging krijgt om de cou rant op den grond te smijten en te vertrap pen. We zijn er nog nietl Meen nu niet, dat, als men de „Voort zetting op pagina 7, of 11, of li, of 10" ge vonden heeft, alle moeilijkheden zijn over wonnen. Deze „voortzetting" eindigt vaak weer midden in een kolom en een zin, zon der dat er een verdere aanwijzing wordt ge geven, maar dan weet men zeker het ver dere vervolg te zullen vinden op de volgende kolom tusschen andere artikelen in of onder een advertentie. Men kan zulk een courant natuurlijk niet lezen in het gezin, waar vader, moeder, kin deren ietier een der bladen nemen en dan later ruilen. De couranten zijn van groot formaat en, dar het hier thans zeer warm is, leest men ze bij voorkeur op een koel, winderig plaats je, waar de wind ze poogt weg te rukken. Het gevolg hiervan is, dat liet lezen van een courant zooiets wordt als een worstelstrijd. Misschien heeft dat zijn nut voor het licha melijk welzijn, de geestelijke ontwikkeling komt het echter niet ten goede. J. K. BREDEBODE. Ulvenhout, '20 April 1939. Amico, Over al 't gescha pene wervelt nou en dan 'ns 'nen sturm die 't jonk gewaske 't gele kieken, 't spul- sche katje, den jeug digen mensch, ja het jonge huwelijk zwaar beproeft. 't Is of 't alle gaar 'ns in 'n groote zeeft gaat, waardeui al 't zwak, 't spul onder-de-maat, wordt uitgezift veur den mesthoop. 'k Heb dat al zoo dikkels bespeurd, da'k veur m'n eigen de vaste overtuiging kreeg na lange jaren, dat hier sprake mot zijn van 'n soortement van onbeschreven Scheppings- wet. Voorjaarssturmen woeien nie alleen over den jongen akker, amico! Den vruchtboom b.v. krijgt zijnen knauw ok nie alleen in't Vóór jaar! Veul van z'n eerste bladknopkes vriezen dood. Toch komt ie in 't groen! Veul van z'nen blossem versturmt. Toch zet zich de vrucht! Veul vruchtknoppen vallen zwartbevroren in den grijzen eerde en veul sturmen af. Tóch gift ie oogst. Veul zwak is deur de zeeft gegaan, veul sterk bleef toch over. Al zijn de lidteekens van sturm en ontij op den oogst dan ook dik kels duidelijk te bespeuren. En ik mot nou toch ook even denken aan de rups die 't beste loof vol gaten vreet. Aan de spreeuw, die veul van 't jonge ooft weg- rooft. Aan.de wesp, die aan de schoonste vruchten knaagt! En tochden gezonden boogerd levert oogst; manden vol! Veul teeren, witten blossom verwaaide, maar meer sappen bleven over veur de vruchtzetting. Veul jonge vrucht gong verloren, maar be ter kosten de takken den zwaren vruchten- rest dragen! En zoo komt dan op 't end den oogst vort uit 'nen overdaad, die dikkels deur God's zeeft moest. Tot den oogstdag eigens toe! Want alle Herfstmorgens lagen vuistgroote, rijpe vruchten, gestoken, in 't gras van den boogerd. Vruchten, dikkels wijd weggerold van den boom Maar laat ik nie te wijd van m'n Cham- piter dolen. (Subiet zou 't gaan lijken of 'k bang veur m'n eigen vertelsel van deuse week was!). 'k Wou zeggen: al 't geschapene mot zoo 'ns deur den kardons*). 't Prille kieken, dat in 'nen verkeerden nest verzeilt, mee z'n on- noozel „verstandje" en dus deur tien, twin tig vrimde kiekens wordt aangevallen, suf- gepikt, weggewerkt. t Jonge katje, dat na drie dagen en drie nachten weer thuiskomt mee 'n stuk van den stéért af, 'n scheur in 't oog, geronnen bloed aan nuske, 'nen haak in den pels en mee 'n mank pootje. En mee veul honger en slaap! Den kwajongen, die na uren en uren naar huis komt geslopen als, net als dat katje van daarsjuist. En dikkels nog erger. Ik wil zeggen: nie mee éénen haak in den bloes en in de broek maar „verscheurd" van kop tot teen. Wij, Trui en ik, wij hebben er tenminste wel 'ns eenen thuis gekregen mee niks anders meer aan, dan z'n klompen! Dat schoffie was veur den zooveulsten keer gaan zwemmen in verbojen water en had den boschwachter al zoo dikkels 'nen valschen naam opgegeven temidden in 't ven, waar den ondeugd z'n eigen zoo veilig voelde als Adam in 't Paradijs, dat den boschwachter tenslotte mee onzen Giel z'n kleex-enbundeltje aan den haal gong, denkende: nou krijg ik den bandiet vaneigens wel op mijnen bureel. Ochja dieën optimist! Teugen donker kwam onzen Giel thuis aan gezet in 'nen ouwen baalzak en op z'n klompen, 't Jonge huwelijkAllee, als dat de eerste jaren ,mee de veule moeilijkhedens, steuvig te boven komt, dan kunde wel tien j teugen één zetten, dat dit dikkels gerepa- reerde huwelijksschuit in de goeie haven loopt! 't Ding is zeewèèrdig gebleken. Alles mot zo 'ns deur den kardons. Ge verzeilt er dikkels tusschen lijk dat stomme kieken. Zonder erg. Als in 'nen kwaaien droom. Ik kan daar eigens van mee praten. Enals men eerlijk is, wie nie! Kunst is dan, er tusschenuit te geraken als onzen Giel. b.v. Wat ermer aan kleeren des noods, maar heelhuids. Bestolen en begapt desnoods, maar blank van gemoed, als onzen Giel van vel, toen ie 'nen halven dag in 't water had gezeten. Van de week gong Dré III deur den kardons. Ge mot weten: hij had er plazier en zag er voordeel in, om van 't jaar maïs uit te zetten. Wordt hier nog al werk van gemaakt, 't Is 'n prachtig gewas, 't gedijt hier best en geren had ik 'm z'n gank laten gaan. Wel wist ie had ik van 'nen kennis van me, dat 't 'n temptatie is, om de spreeuwen uit zoo'n maïsveld te houwen! Zoo gauw de malsche spruiten boven den eerde komen, ter grootte en dik als 'n vingerlid, dan is dat spreeuwen- tuig nie van oewen akker te slaén! En als ge 'r dan nou en dan nie 'ns 'n steuvig schot deurjaegt stade sjuust te werken veur dat graauwe gebroed. Ik héb 'n geweer, heb daar vergunning veur. Vaneigens! Onzen minister van landbouw mag misschien 'nen maïskolf en 'nen terwe-aar nie van malkaar kunnen onderscheien, hij wit heel goed, dat 't akker gewas veur zijn belastingbetaalders en nie veur de spreeuwen bestemd is! Al heeft 'nen Minister van Oorlog nog nooit 'nen oorlog gezien, dat neemt heelegaar nie weg, dat ie bliksems goed wit, dat z'n soldaten spullen motten hebben om de grenzen te verdedigen. Dat gaat nie mee de woorden: „koest lillekerds!" Maar nou zit er aan mijn geweer 'n groot mankement! Ik mag er nie mee buiten komen. Ik nie alleen, maar méér Ulvenhoutsche boeren zitten te kijken mee zoo'n binnenhuis geweer! Ennebinnenshuis valt er nou eenmaal weinig uit te roeien. Ge zou 't nie meugen ook, want daar leest ge dikkels ge- nogt van in de krant En ge mot nie gelooven, amico, als den akker vol mee spreeuwen zit en ik leg in 't achterhuis nog zoo sjecuur aan, op de pomp, dat er één spreeuw wegvliegt, daar gunder- wijd uit den akker. Wat dat betreft zijn de spreeuwen veul ge wiekster dan burgemeesters denken! Want ge verstaat: nie den minister bezurgde mijn ge weer dat mankement. Evengoed als den minister van oorlog zijn soldaten gin geweer geeft, om er thuis den verstopten gootsteén mee deur te steken, geeft onzen minister van landbouw mij gin geweer om er thuis mee op de muizenjacht te gaan. Bovendien: dan was ik mee Trui nog nie klaar! Ge begrijpt er niks van? Kek, 't zit zoo: ik heb van den minister 'n geweer gekregen (toestemming tenminste, want ministers géven niks weg!) om de spreeuwen van m'nen akker op te jagen. En er nou en dan 'n een te raken ook! Eén dooie spreeuw is veur de spreeuwen 'n baken in de maïszee! Want als er zoo 'n gauwdief veur merakel ligt, dan komen ze voorloopig nie verom! Da's dus dik in orde mee dat geweer. Maar nou heeft onzen uitgeslapen Burger mij de toestemming uitgereikt, mee de be paling, da'k uit 't dak- of pl...raamke mot schieten. Daarmee is den plazierjagér van 'nen meugelijken concurrent af1 Da's dus ook in orde! Toen ben 'k naar den spreeuwenakker ge- Het zachte weer deed wonderen. De A.NAV.B. meldt: De belichten uit de Betuwe lui den, dat van heden af de peren, pruimen en kersen volop bloeien. Ook de appelen beginnen rose door te schemeren. Het is een prachtig gezicht, omdat er nog niet veel 'blad doorgekomen is. Er is thans \eel moois te zien. Uit de bloembollenstreek wordt gemeld-. Wie per auto of fiets langs den nieuwen weg AmsterdamDen Haag rijdt, zal reeds in de Haarlemmermeer, even vóór de brug over de Ringvaart en verder onder Wasse naar velden aantreffen met allerlei bloe men,-vooral op bet stuk achter Rijnsburg, dat is aan de N.W.-zijde van den weg, ko men de tulpen flink uit. Langs den door de blocmcn-ruitertjes op de A.N.W.B.-wegwijzers van een bijzondere aanwijzing voorzienen rondrit Wassenaar Den lleyl tot Benne,broek en langs andere wegen terug, is nu van alles te zien en te genieten. Het Noordelijk deel van het bollenland, van Beverwijk tot Schoorl, is thans langs alle wegen zeer aantrekkelijk, mede doof de mooie duinlandschappen. Vooral bij Limmen is heel wat te zien. In den Anna Paulownapolder, waar ook heel wat bloembollen worden geteeld, staan de velden, meest met tulpen er mooi bij, 1111 het weer wat zachter geworden is, ter wijl in de Streek, tusschen Hoorn en Enk huizen, thans ook de tulpen zijn uitgeko men. Onze Hoe de tijger huishield „Buitenzorg." Omtrent het drama van den tijg9r boord \an de „Buitenzorg" waarover aa" deze week berichtten, valt nog het vol J de te melden: te 3.20 zag men het k p langs het dek sluipen. De kapitein werd^j beest waarscliuwd. De tijger liep van het ac'itet. e°tzaai m schip naar het voorschip, ging de binnen en kwam vervolgens wedero; het voorschip, waar zich twee Chineesr,> stokers bevonden, die van wacht af men en even een luchtje schepten naar hun verblijf gingen. De tijger viel Jl ioor. de Chineezen aan en doodde ze door bijten van de keel. Een der slachtoffe werd nog gedeeltelijk opgevreten. Dit aji^ werd eerst bij het aanbreken van den h61 ontdekt. Men heeft toen nog getracht van de bm af met electrische lampen het beest op h» voorschip te houden, teneinde de rest v het schip te kunnen afsluiten. De twee stuurman begaf zich, via de hiachinekam» naar het achterschip, om een gedeelte v», de bemanning te waarschuwen. Hij VoJJ Passagiers ongedeerd. Het Indië-vliegtuig PHARN, de „Nan- doe" dat onder commando van gezagvoer der Brugman onder zeer ongunstige weers omstandigheden op de thuisreis te Rangoon was geland, heeft na de landing, die goed was vcrloopen, bij het ui (rollen schade opgc- loopen aan den linkervleugel. De reparatie zal ter plaatse moeten geschieden, zoodat het vliegtuig moet wachten, tot de benoo- digde onderdeden zijn aangevoerd. De pas sagiers en de bemanning zijn ongedeerd ge bleven. Er wórden maatregelen genomen om post en passagiers zoo snel mogelijk te vervoeren. echter de deuren gesloten en had nog den tijd om, op een sein van de brug 4 de tijger weer naar het achterschip k\VJ de vlucht te nemen boven op een sloep Inmiddels waren, aldus de N.R.Crt., revoi. verschoten gelost, doch deze hadden ilUn' doel gemist. De kapitein besloot toen naa! Llioseumawe terug te stoomen, 0111 daar j hulp van een jager in te roepen. Zooaj- reeds werd gemeld, was de tijger niet 1! vindon toen soldaten en eenigc jagers he' schip doorzochten. Vermoedelijk is de in de buurt van land over boord gespronw» Het stoffelijk overschot der Chineezen is 1( Llioseumawe begraven. Waarschijnlijk is de tijger uit het hol gekropen, door van binnen af een piail; naar zich toe te trekken en zich door de nauwe opening te wringen. TIENDUIZEND GULDEN VOOR HET NATIONAAL FONDS VOOR BIJZON- DERE NOODEN. Met zeer groote dankbaarheid maakt hel Nationaal 'Fonds voor Bijzondere Noodet melding van een gift van f 10.000, welkt geschonken is door een Nederlandsche Ij. dustrieele maatschappij. De nooden vermeerderen, moge daarom dit voorbeeld tot navolging stemmen. gaan en 'k heb veur de spreeuwen 'nen soortement van missiepreek gehouwen. Ze bleven kalm deurvreten, hel en vagevuur riskeerend veur mijn malsch gewas. Da's dus nie in orde! 't Was bewezen. En ik naar 't raadhuis. „Edelachtbare," zee ik daar: „ik kan mee dat geweer niks aanvangen." „Mot ge 'n ander aanschaffen." „Jawel, maar 't geweer is heel best." „Mot ge beter leeren schieten." „Edelachtbare, ik schiet goed genogt om 'nen appel op jouw hoofd maar vijf centi meters te laag te missen!" „Da's bekanst beleediging, man." ,,'t Is maar bij manier van spreken; ik wil me nie veurdoen als Willem Teil". „Dus Willem Tell-op-vijf-centimeters-na!" „Omtrent, ja!" „Verder?" „De spreeuwen hebben er vierkant 't ver rek aan da'k thuis 'n geweer heb." „Spreeuwen zijn slim!" .Daarom! Verleen me dus toestemmnig om mee m'n geweer den akker op te gaan, want wat heb ik aan n'en winterjas, al» ik die alleen maar dragen mag thuis, bij de plattebuis!" „Niks". „Sjuust! 'k Zou buiten sterven van de kou." „Den dood mot 'n oorzaak hebben." „Nou zijn we kiet." „Kiet?" „Ja. Ik mee mn' lage schot, gij mee oew lijkschouwing." „Leuk." „Mja. Verstade, da'k aan 'nen jas bij de kachel niks heb? „Jawel." „Kan ik dus toestemming krijgen in den geest als den minister bedoeld heeft; en mee m'n geweer den akker op gaan?" „Hoe verklaarde gij dat zulks in den geest van den minister is?" „Omdat Zijne Excellentie hoogstwaarschijn lijk nie geschuft is, edelachtbare." „En nou d'r uit!" „Ook 'nen goeienmergen." Dré III dee, 't anders. Vaneigens! Jonk bloed! Als ie van de week 's mergens op den akker kwam, die zwart van de spreeuwen zag, dan rende-n-ie naar huis, nam 't geweer, sprong op Bles, galoppeerde den weg over, dé velden in en schoot, in den geest van 't De partement van Landbouw, den maisakker schoon. Den Eecker verdeelde de dooie veugels piontjes over heel 't veld, van spreeuwen zouwen we veurloopig ginnen last hebben. ,,'n Paar jonge boeren, wijerop, hadden een en ander gezien. En mee malkaar staan ver zelen, „zoo lee den Eeker 't later uit. En ik wist dalijk wie 't waren," zee-t-ie: ,,'t 'waren die knuppels van Lazeroms, die den Dré nie meugen, nadat ie verlejen jaar Mei den eersten prijs gewonnen hee mee dieën hinder nisrace bij 't concours-hippique!" Hoe dan ook, na 'n uur kwam den veld wachter den akker op, lie precht naar 't maïs veld, zag de dooie veugels en gong naar Dré „Gij hebt hier geschoten." „Hebt ge dat gezien?" „Die dooie veugels Enzoovoorts, amico. Dré III 0p den bon t geweer in beslag, ge kent 't recent Eén ding is nog al troost: 't geweer krii gen we verom! Da's altij zoo hier r. J.-K van den rechter twee kwartjes boet<> ook de» echte, „,,t oew geweer terug, mee 'n versche i»! 5 ming van den minister, waar e-p m nie veul aan hebt, lijk ge nou wpI ngcna zult hebben! S U wel begrepen Maar Dré III beefde op z'n beenen. Onrecht op zoo'nen jongen leeftijd is slecht te draga En bekeurd worden omdat ge oew akfcer;» duet, noodig en nuttig veur heel de gemea schap, beschermt teugen schadelijk gediert allee, da's veur 'neii jongkearel onverdragelijk! Of... hfj mot ginnen druppel echt bloed in tl lichaam hebben. Maar dan zou ie Dré III Bit zijn, sodepin! 't Was 'nen zwaren pil veur 'm, om die: in te nemen en als ge 't mij vraagt, is dat giftige ding nóg nie deur z'n keel! ,~l Maar 't ergste moet nog komen. Die Laze- roms-vlegels stonden na huiliën smerig® Judasrol, van grooten afstand, Dré III te ter gen. Al rap hadden ze'r 'n paar „vrinden" bij, hoe gaat dat, amico, als den Judas ii de menschen wordt losgepeuterd, dan ziet ge soms de besten tot duuvels veranderen, ii weinig tijds! Kort en goed: Dré III is er op uitgestapt Den Eeker vertelde: „baas, waar ie óf kracht vandaan haalde weet ik nie!" Toet knipperde den Eeker mee z'n oogen, of ie ii 't felle licht keek. „Maar op 'nen oogenbliï na veul moeilengevecht, nam den Drétlieê éenen Lazeroms bij z'n strot en gooide 'it achteruit teugen heel dieën troep aan. Hf kwam mee z'nen harden kop teugen t bruur aan en die spoegde nét z'n tanden uit of ie ze gong zaaien! Nou, ge wit baas, kearels zijn vier, vijf jaren ouwer, dan ie Dré. Den eene lee-d-onder dienst, maar ha. verlof." „En toen, Eeker?" „En toen, baasHihihi. Toen hee ie Dré 'n nommer weggegeven, da'k nooit, vï m'n leven nie, vergeet! Zo'n klein, valsch stil vergif kwam uit den troep naar veuren en p® beerde 'nen kopstoot op den Dré. Maar ie Dré sprong omhoog, dat vergif schoot tussche den Dré z'n beenen deur, mee z'n smerig pon® in den eerde en toenBaas, als ge dat p zien had, - veul schooner dan den besten vod' balmets! Dré III pakte dieën gif pijl bij z'n® draaide 'm rond en rond en sloeg er h® dieën troep mee teugen 't vloerke! Bij bruikte 'm, baas, als 'nen levenden knots! B kwèèken, kwèèken, bleiren als dieën gifpi' Sjuust n mager verken dat gekeeld wierd! B al die lummels d'r portie hadden g'ad en r- gesmeerd waren, dan liet den Dré züne: „knots" los, die vaneigens in 't pinnekesdra8' bleef hangen, daar langs den sloot, Baas, iets schoons zie 'k nooit meer! Want, snotdon- baas, ze hadden 't zoo eerlijk verdiend! En d® zeggen ze nog wel: peerden die den haver v® dienen, krijgen 'm niet! Ik beloof oe, baas, veulens hebben in vijf minuten wel veur jaar haver te vreten gekregen!" J Dat alles amico, vertelde den Eeker niCi den Dré op 't Raadhuis was. Waar ze mee z, allen moesten perbeeren 'n aannemelijk verlui - m malkaar te prutsen, dat één gastje van kanst 16 jaren, twaalf judassen van 1° 1 jaren, „mishandelde". Ik kan mee de pen nie kwaad overweg,:;:aZ' zoo n verhaal schrijven, zonder uitgelachen worden deur de Justitie, neeë, dat zou te machtig zijn Maar zóó moest Dré III deus weck dan de"' den kardons! Me dunkt: hij hoeft z'n eigen nie te g®"„ ren. En da's 'nen groote! Ge hoort er wel m van. I Veul groeten van Trui, den Schutter, de' secondant en gin horke minder van oewen t.a.v- pré- deur den kardons gaan; splksl0' loopen. Schr. t-oede"

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 10