De juffer van de Beukenhoeve
EM Pi
OLIFANTS'
MANNEN
jongen* en metijei!
Oplossing raadsel vorige week
Nieuw Raadsel
EDGAR RICE
BURROUGHS
Hè, dat was fijn, zo'n vrije dag, midden
in de week, dat moest meer gebeuren en
dan vooral als de zon zo zomers schijnt, als
Donderdag. Wat gingen er 's middags een
mensen naar de Donkere Duinen. Een
stroom van auto's en fietsen trok langs ons
huis. Wij waren zelf 's morgens naar ons
natuurpark geweest, 't Leek wel of het
park van ons alleen was. Je kon de mensen
tellen, zo weinig waren er. Ze hadden zich
natuurlijk tegen laten houden door een
beetje grimmige lucht, maar wat was het
fijn. De bomen zijn al zo hoog, dat ze de
wind tegen houden en als de zon ook maar
even om de hoek kwam gluren, was het
voorjaar en het park zelf is op het ogenblik
op het mooist,. Vergeet niet er nu heen te
gaan.
Het' boek is van de week gewonnen door:
ANNIE en CORRLE v. HOEK,
Herzogstraat 29.
Tonia, Dientje en Martha Briars. Nu
had je Dinsdagmiddag nog wel de hele
middag vrij, drietal, om raadsels op te los
sen, terwijl de Marine, het leger en de ge
meente buiten met raadseltjes bezig waren.
Jullie hebt het er niet best afgebracht. Deze
week meer succes, hoor.
Rika Koningstem. Jij hebt meer van
de oefening gezien dan m'n andere vrien
dinnetjes en vriendjes, Rika. Je bofte erbij,
dat je zo vlak bij de kazerne woonde. Nu, ik
heb gesjouwd van de ene kant van de stad
naar de andere, wel twintig maal de auto
in- en uitgestapt en telkens weer branden
en bominslagen. Om er een nachtmerrie van
te krijgen. Maar gelukkig, het was spel en
het is te hopen, dat het daar bij blijft.
(lorrie v. B(jnen. Allereerst hartelijk
gefeliciteerd, Corrie. Een fijne dag vandaag,
nu je tien jaar wordt. Dat is nog wel een
kroonjaar. Leuk, dat er nu juist drie jonge
vogeltjes zijn. Ik zou ze nog eens komen
zien, hè? Wanneer?
Bali en Annie v. Bjjncn. Je moeite is
niet vergeefs geweest, tweetal, je raadsel
was goed. Jullie hadden nr. 17 en het lot
viel op nr. 12, dus je hebt je kans voor het
boek wel gehad.
Rienus Schievink, Als je geen raad
sels op kan lossen, gezellig schrijven kan je
wel, Rienus, Wat een leuke brief kreeg ik
van je. Je zal inderdaad wat voorzichtiger
moeten zijn. Twee ongelukken in een week
is teveel. Probeer nu het raadsel van deze
week eens. Ik geloof wel, dat het meevalt.
Anders schrijf je me alleen maar weer een
brief.
Marie Groothuis. Nee, daar bofte je
net niet bij, Marie, dat die luchtbescher-
mingsoefening precies op een vrije middag
van je viel, want nu kreeg je niet alleen
geen vrij, maar je moest bovendien nog bin
nen blijven op je eigen vrije middag.
Tine Groothuis. Leuk, Tinie, dat je
ook al een briefje geschreven hebt. Natuur
lijk krijg je een antwoord en als je volgende
week weer schrijft, krijg je weer een brief
terug, tot je een heel schrift vol hebt.
3Iarietje Weeda. Ik ben het met je
eens, Marietje, het was voor jullie Dinsdag
een saaie dag. Je kon je neus niet buiten
de deur steken, bang dat er een bom op
viel. Maar die bommen bleven gelukkig
hoog in de lucht zweven, 't Was niet aardig,
dat er 's avonds geen zoeklichtspel geweest
is, dat was ons beloofd en daarom had ik
het in de krant gezet.
Bep. v. Rijswijk. Leuke diertjes, die
konijntjes, hè, Bep, met hun snuffelende
snuitjes? Dus de dag van moeder was bij
jullie thuis vaderdag. Een geluk voor je
vader, dan had die tenminste ook wat.
Tini v. Brederode. Mijn viertal heeft
ook aan moederdag gedacht natuurlijk, Tini.
Ita wilde haar hele spaarpot legen voor
een taart en Tjip wilde zoveel kwijt, dat h\j
precies genoeg over had voor een voetbal,
die hij zo graag wilde hebben, terwijl Jaap
alles gaf wat hij had, 'dat waren vier plak
ken. Nou, er kwam een fijne taart op tafel,
Waar we allemaal van meegesnoept hebben.
En nu nog, hartelijk gefeliciteerd met je
10e verjaardag. Een fijne dag, Maandag.
Mary Jurg, Waar wonen die twee
nichtjes van je Mary, die je plotseling rijker
geworden bent. Wat leuk, twee tegelijk,
maar voor je tante zal hel wel druk zijn,
twee van die kleine peuters.
Jannie Schadee. Natuurlijk mag je
meedoen, Jannie.
Alie Kloosterman. Jullie hebt ook al
gezinsuitbreiding gehad, lees ik in je
briefje, Alie, drie jonge poesje erbij. Wat
een gezeUige diertjes zijn het, vind je niet?
't Is jammer, dat het te druk is om ze alle
maal te houden, maar in ieder geval blijft
een van die zwarte velletjes bij jullie.
Teuntje Kloosterman. Nee, als je kies
pijn hebt, heb je niet veel zin om briefjes
te schrijven, Teuntje, dat kan ik me begrij
pen. Nu je dat onaangename ding kwijt
bent, krijg ik zeker weer trouwer bericht
is het niet?
Hendrik .Molenaar. 't Was nu geluk
kig nog maar een pretje voor jullie, dat de
vliegtuigen zo laag over het huis heen snor
den, en alle lichten uit moesten. Nu was
't wel leuk, om eens de straat op te gaan,
maar we zullen hopen, dat er nooit oorlog
komt, en al deze maatregelen werkelijk
nodig zijn.
Corrie Graafland. Dit is ;eker de eer
ste keer, dat je meedoet,. Corrie? Ik geloof
wel, dat je raadsel goed was. Dat geeft
moed voor de volgende keer, nietwaar. Je
wordt natuurlijk één van de trouwe raad
seloplossers van de Heldersche Courant, en
wie weet, hoe gauw je dan het boek wint.
Annie en Corrie van Hoek. 't Is nu al
de twintigste Mei, maar ik vind het nog
helemaal geen weer om zomerjurken aan
te trekken, brrr; de wind waait nog steeds
uit 't Noorden, en zolang hij in die hoek
blijft, heb je altjjd kans op guur, kil weer
en moet je goed oppassen, dat je geen kou
vat. kunnen jullie met z'n tweeën niet eens
dat raadsel oplossen? Dan moet je toch
deze keer eens dubbel zo goed je best doen.
Wel een leuk idee een versje over je broer
tje te maken, maar aan de vorm mankeerde
nog teveel om het op te nemen. Wat een
geluksvogels zijn jullie vandaag, hè?
Jettie But, Een nieuw vriendinnetje
en die laat me daar toch wat zien... nee
maar! Jetti, ik schrok heus, zo'n grote
vlek, als daar midden op je papier zat.
't Leek wel een landkaart. Als je mij nu
nog eens schrijft, dèn zonder vlekken. Je
bent toch een net meisje Jetti? Goed zo,
doe maar flink je best op het volgende
raadsel.
Marietje Verbeek. Groeien de poesjes
al flink. Hun oogjes zijn nu zeker wel al
open, en er is vast al zo'n ondeugende rak
ker bij, die beverig en stuntelig naar de
rand van het mandje klautert en nieuws
gierig de wereld in kijkt. Dan moet je de
oude poes angstig zien kijken. Over een
poosje kan je er echt ple:.ier van hebben. Je
hangt een klos aan een draad op, daar
gaan ze dan mee ravotten en dollen en
stoeien, nee... 't is een dol plezier! Je ver
zorgt ze maar goed Marietje. Ik hoor er
nog wei eens iets van.
Henny van Peperzeel, Nou of dat even
een 1 euke verrassing was vorige week
Zaterdag, dat we daar zo tegen elkaar op
botsten, Henny. Nu kennen we elkaar. Ik
wist niet, dat jij bij m'n oudste jongen in de
klas zat. Jaap gaat dit jaar ook al naar
„grote school". Dan zijn er drie op de Ka-
naalweg.
George Veer. Ja, dat was een straf
voor jullie, George, de hele middag binnen te
zitten. Dinsdag, 't Was een mal gezicht al
die lege straten in de stad.
jongens en meisjes, de briefjes zijn be
antwoord. Tot volgende week.
Goede oplossingen ontvangen van»
Goede oplossingen ontvangen van:
Hendrik Molenaar; Gerrit en Margreta v.
d. Tak; George Veer; Rika en Jacob Ras;
Nellie Visser; Ria de Jong; Tini v. d. Wal;
Annie Visser; Wijnanad Kerstens; Sientje
Izeboud; Corrie Graafland; Annie en Corrie
door Lies Helgers.
Even buiten het dorp stond een prachtig
groot huis in een schitterend aangelegd
park. „De Beukenhoeve" heette dat huis
en daar woonden meneer en mevrouw Er
kerbeek van Leuven met hun enig kind
Norma. Meneer en mevrouw hielden dol
veel van hun dochtertje en ze waren altijd
zo voorzichtig met haar, alsof ze van porse
lein was. Norma mocht dit niet en Norma
mocht dat niet, want altijd waren haar
ouders bang, dat er iets met haar zou ge
beuren. Ze was ook nooit met de dorpskin
deren op school geweest, want meneer en
mevrouw Erkerbeek van Leuven waren
bang, dat die kinderen, die allemaal uit ar
me families kwamen, misschien ziekten on
der de leden hadden en die ziekten op Nor
ma zouden overbrengen.
Zo kwam het, dat Norma een verwend
kind was geworden. Iedereen in huis deed,
wat Norma wilde. Ze had altijd van een
eigen gouvernante les gekregen en ging
heel weinig met andere kinderen om. Soms
kwam er een nichtje op de Beukenhoeve
logeren, maar dat duurde toch nooit lang.
Norma dacht er ook nooit aan om zich met
de dorpskinderen te bemoeien. Ze vond,
dat die kinderen er allemaal arm en vies
uitzagen en ze haalde haar fijne neusje
voor hen op.
De kinderen en ook de grote mensen van
het dorp groetten Norma altijd heel be
leefd. „De juffer van de Beukenhoeve"
noemden ze haar. Maar Norma groette lang
niet altijd terug. Ze vond het niet nodig
om iedereen te groeten.
Er was één ding, dat Norma wel mocht
van haar ouders, zonder dat ze daarbij
dachten, dat er wel eens een ongeluk met
hun dochter kon gebeuren, en dat was:
paardrijden. Haar vader was zelf een harts
tochtelijk paardrijder en hij had een paar
mooie rijpaarden in de stallen staan. Nor
ma had een eigen paard, „Marion" heette
het en elke dag ging zij een heel eind rij
den.- Dan kwam ze eerst langs de eenvou
dige arbeidershuizen en als ze daar in ga
lop langs reed, keken de mensen elkaar
aan en zeiden: „Daar gaat de juffer weer!
Wat die toch altijd hard rijdt. Er gebeurt
nog eens een ongeluk met haar! Dat die
ouders dat goed vinden!" Maar Norma
dacht niet aan gevaar, ze hield van het
paard en ze vond niets heerlijker dan door
de bossen en langs de velden te rijden. Uit
de verte riep ze dan al, als er iets op haar
weg stond: „Uit de weg!" En zonder een
Hoek; Jan Bek; Henny v. Peperzeel; Tineke
Klaaasen; Jettie Bot; Bali, Annie en Cor v.
Bijnen; Teuntje en Ali Kloosterman; Jannie
Schadee; Corrie Brouwer; Marijke Wessels;
Marrie Dekker; Corrie Brouwer; Mary Jurg
Tini v. Brderode; Marietje Kramer; Nellie
de Langen; Bep v. Rijswijk; Annie en Loe-
kie Janssen; Marietje Weda; Loek en Leon
v. d. Wal; Jan Koomen; Ida Izeboud; Henk
en Gerard v. d. Poel; Jan en Piet Strous,
Vlissingen.
Mees. pels, mol, oom, pop, ela.
Geheel: Pompelr.-oes.
1
2 3 4 5 6 7 8
9
10
11 12
X
X X X X X X X
X
X
X X
M
n i
■■•■es
j
- r
1
heel weinig.
2
lichaamsdelen.
3.
niet boven.
4
lawaai-artikel.
5
vrucht.
6
logeer-gelegenheid.
7
waterkant.
8
stof.
9
vogel.
10.
vindt men bij schepen.
11
pas ontdekt, of gemaakt.
12
beddegoed.
ogenblik haar vaart te minderen reed ze
dan door. Ze was er zeker van, dat de men
sen wel voor haar uit de weg zouden gaan.
Een rit in het voorjaar.
Op een keer ging Norma weer uit rijden.
Het was heerlijk voorjaarsweer en ze was
van plan om eens een flink eind weg te
gaan.
Heel recht zat ze op haar paard en ze
keek trots in het rond. Een paar boeren
tikten aan hun pet en zeiden: „G'nmórgen,
juffer"! Norma knikte alleen. Ze was al
voorbij, voor ze antwoord kon geven. Even
later kwamen een paar kinderen aan. Een
klein jongetje zwaaide al uit de verte en
riep „Dag! Dag!" Het jongetje zag er erg
vies uit. Norma reed met afgewend hoofd
langs de arme kinderen! „Bah, wat zagen
die er vies uit! Wat zouden die toch voor
huis hebben. Ze was maar blij, dat zij altijd
mooie kleren mocht dragen en in een mooi
huis woonde. Die mensen zouden vast ook
nooit aardig voor hun kinderen zijn, an
ders liet je ze toch niet zó over straat lo
pen!"
Even later was Norma het alweer verge
ten en reed vrolijk verder.
Toen zag ze in de verte een meisie met
een wagentje lopen. Ze reed nu op een mul
le zandweg en de weg was vrij smal. Heel
hard riep Norma: „Uit de weg daar!". Nu
zag Norma ook, dat er een ander klein
meisje in de wagen zat. „Uit de weg!" riep
ze nog eens, maar zelf verminderde ze haar
vaart niet. Ze kwam steeds dichterbij en
het meisje was nog niet weg. Ze kon de
wagen niet gemakkelijk tegen de hoge
berm optrekken.
En toen gebeurde het....
Het ongeluk.
Het paard werd angstig, toen het de kin
deren voor zich zag, het maakte een paar
onverwachte sprongen, schopte toen de wa
gen omver, struikelde, trapte een paar maal
en stond toen hijgend stil. Doodsbleek hield
Norma zich aan de teugels vast en keek
achter zich, waar ze nu alleen het snikken
van het oudste meisje hoorde. De wagen
lag omver getrapt, het kleine kindje lag er
onder en bewoog zich niet. Het oudere zus
je hield huilend haar handen om haar been
geklemd. Norma bedacht zich even, stapte
toen af en liet Marion alleen staan. Het
kindje in de wagen lag met haar gezichtje
in het zand en er kwam bloed uit een diep
gat in haar hoofd. Het zusje keek wanhopig
naar Norma en huilde: „Mijn been! Mijn
been! Wat is er met Marietje gebeurd? Pak
Marietje eens op!"
Norma draaide de wagen om en pakte
het kleine kindje op. Norma keek even
naar de dunne, armoedige kleren en toen
naar het doodsbleke gezichtje. Wat had ~e
gedaan! Het was haar schuld, zij had nog
wel kunnen inhouden! Ze legde het kindje
weer neer, haalde een zakdoek uit haar zak
en legde dat op de gapende wond. Toen zei
ze: „Ga mee, ik zal jullie wegbrengen!
Waar woon je?"
„In de Kerkstraat, juffer! Maar ik kan
haast niet lopen, mijn been doet zo'n pijn.
O juffer, als Marietje maar niet dood is!"
Dood? Daar had Norma nog niet eens
aan gedacht. Angstig keek ze naar het meis
je, dat voor haar lag, het kleine gezichtje
was heel bleek en het bloed kleurde de zak
doek helemaal rood. „Kan jij hier blijven
zitten? Ik zal je zusje wegbrengen en hulp
halen. Hoe heet je? Annie? Goed, blijf jij
maar rustig zitten, Annie. Marietje is niet
dood, geloof ik".
Norma in de Kerkstraat.
Ze pakte het kleine meisje op en droeg
haar weg. En zo kwam Norma Erkerbeek
van Leuven voor het eerst in de heel arme
buurt van het dorp. Ze keek niet om zich
heen, terwijl ze het meisje naar huis droeg.
Ze gaf geen antwoord op de vragen van de
mensen en gaf eindelijk het kind aan de
moeder over, die in huilen uitbarstte, toen
ze haar dochtertje zag.
„Annie zit nog op de landweg", zei Nor
ma toen en ze hoorde zelf, hoe vreemd
haar stem klonk. „Ik heb hen aangereden
met mijn paard. Ik zal haar gaan halen."
Nu pas zag Marietjes moeder, dat het de
juffer van de Beukenhoeve was, die haar
kind gebracht had. Maar meteen was Nor
ma alweer weg en vroeg aan een man om
mee te gaan en Annie te halen.
Toen later de dokter kwam, bleek, dat
Annie's been verstuikt was en dat Marietje
een hersenschudding had en bovendien
veel bloed had verloren door de wond aan
haar hoofd. Ze moest versterkende midde
len hebben, zei de dokter, maar toen zei
Annie's moeder: „Dokter, ik zou alles wil
len geven, maar waar moet ik geld van
daan halen voor versterkende middelen?
We hebben het toch al zo arm."
Norma, die al die tijd gebleven was, zei
niets. Ze dacht er niet eens aan, dat ze nu
in zo'n heel arm huis was. Ze vond de
moeder van de meisjes heel aardig en ze
kreeg een kleur van schaamte, toen Annie
zei: „De juffer kon er niets aan doen, moe
der, ik week niet vlug genoeg uit!"
Toen Norma weer naar huis ging, reed
ze heel langzaam en voorzichtig en week
voor iedereen uit. Ze vertelde aan haar
ouders wat er gebeurd was en toen haar
moeder haar een zoen gaf en zei: „O, kind
je, wat ben ik blij, dat er niets met jou is
gebeurd!" zei Norma: „Ja, moeder, maar
die arme kinderen dan? Hun moeder was
zo wanhopig en ik schaamde me zo en ze
hebben niet eens geld om versterkende
middelen te kopen!"
Hoe Norma hielp.
Die avond kwam Norma heel laat nog
beneden in haar pyama. Ze bleef aarzelend
bij de deur staan en zei: „Vader en moe
der, vindt u het goed, als ik morgen vruch
ten breng aan Marietje. Ik kan er niet van
slapen. Stel je voor, dat ze dood was ge
gaan! Mag ik elke dag iets aan Marietje
gaan brengen?" Toen trok mevrouw Er
kerbeek haar dochtertje naar zich toe en
zei: „Dat is goed, kindje. We zullen met el
kaar zorgen, dat Marietje weer gauw hele
maal beter wordt. Pieker er nu maar niet
meer over en ga maar lekker slapen".
Zo kwam het, dat Norma voortaan elke
dag naar de Kerkstraat ging, waar de arm
ste mensen van het hele dorp woonden en
daar lekkere vruchten en andere verster
kende middelen bracht. En toen Marietje
alweer helemaal beter was, bracht Norma
toch nog geregeld iets lekkers bij haar. Het
ongeluk had Norma helemaal veranderd.
Ze ging nu ook naar de andere mensen in
het dorp en praatte vriendelijk met ieder
een en als er zieken waren, hielp ze door
goed eten en bloemen te brengen.
Als de mensen uit het dorp haar nu te
genkwamen, terwijl ze een ritje op Marion
maakte, groetten ze al van verre en riepen
vriendelijk: „Dag juffer!" en dan wuifde
Norma terug en riep: „Dag Klaas, groeten
aan je vrouw!" of iets anders, dat hartelijk
en aardig was en het duurde niet lang meer
of iedereen hield van „de juffer van de
Beukenhoeve" en Norma had zich nog
nooit zo gelukkig gevoeld.
DICHTBIJ LAND.
Het schip was midden op zee en ner
gens was land te bekennen.
„Steward!" zei een passagier, die zich
helemaal niet goed voelde en in een stoel
aan dek lag, „steward, hoe ver zyn we nog
van land af?"
„Drie kilometer, meneer", antwoordde de
steward ongeduldig want hij had die vraag
al wel tien maal gehoord in de laatste uren,
en eens raakte zijn geduld op, hoewel hij
medelijden had met den man, die erg zee
ziek was.
„Nog maar drie kilometer, gelukkig!"
zuchtte de passagier. „In welke richting?"
„Naar beneden!" was het onverwachte
antwoord!
DOOR
34.
Spike ging zijn mensen voor op de zijweg
links van het grote pad. die een slingerweg
bleek te zijn door het kreupelhout. Doch ze
hadden nauwelijks een hovlerd meter afge-
.egd, toen ze aan een gioot open veld kwa
men. Hier hielden ze stil aan de rand van het
woud, wachtten en luisterden. Eerst kwamen
de menselijke stemmen dichterbij, totdat de
reizigers begrepen, dat de mensen op het
zelfde pad liepen waarlangs zij getracht
hadden te ontkomen. Spike keek om naar
een schuilplaats, maar er was er geen. Als
laatste redmiddel begon Spike langs de rand
van het bos te rennen, en beduidde de ande-
zag Gonfala de mensen, die hen zo'n schrik
hadden aangejaagd. Eerst kwam er een dozijn
zwarten, die twee aan twee liepen, elk een
paar grote leeuwen met zich aan de teugel
voerend. Daarachter liep een escorte blan
ken, die er vreemd gekleed uitzagen. Allen
waren gewapend met speren, zowel als met
ren hem te volgen. Terwijl ze achterom keek,
zwaarden. Epfi van de krijgers droeg iets,
dat aan zijn zijde slingerde. Zelfs op een af
stand kon men zien, dat het een mensenhoofd
was.