ka huiktï VOH. cU SumOM-oo^t Wt Dr. Feenstra Kuiper repliceert uit Urk J^^ceJUch ttimwJ v is voor de RITMEESTER Rookers! Een RENAULT demonstratie iseen sensatie! Belangrijk jaar voor het Nederlandsche reddingwezen Het vervoer van T.E.S.O. met de Pinksterdagen Hef verheugt ons dat wij nog steeds Jcunnen zeggen: i d/È2*J Kees Kruyt rijdt om den Prijs van Zandvoort Werkverschaffing aan hulpbehoevende blinden Bouwer van de „Oranje" overleden Het raadslid, dr. P. Feenstra Kuiper heeft, naar aanleiding van het antwoord op zijn vragen aan het College van B. en W. het volgende schrijven aan het College van Bur gemeester en Wethouders van de gemeente Den Helder gericht: Ondergeteekende wenscht zijn dank uit te spreken voor het antwoord op zijne vragen aan het College gesteld op 16 Mei j.1. Ik kan echter niet nalaten mijne verwondering uit te spreken over dat antwoord. Zoowel naar vorm als naar inhoud wijkt het dermate af van de sobere, zakelijke mededéelingen, die vragen stellers gewoonlijk van het College ontvan gen, dat dit mijn verwondering al moet mo- tiveeren. Sterker wordt deze echter nog, als ik moet opmerken, dat mij een aantal „mee ningen" en „gevoelens" worden toegedicht, die in mijn vragen niet zijn uitgesproken. Het groote publiek moge aan uitingen van leden van den Raad beschouwingen vast- knoopen over de motieven, waar die uitingen wel uit zouden kunnen voortvloeien; het is niet de taak van het College, zich in het antwoord op zijpaden te begeven, die voeren naar de vermeende gevoelens, gedachten en motieven van Dr. Feenstra Kuiper. Vooral ook, omdat het College zich dan in zijn onder stellingen zoo hevig kan vergissen. Ter zake! Vraag 1 luidde: Is het juist, dat op Woensdag 24 Mei een avondontvangst ten Raadhuize wordt gehou den, waartoe verschillende officieren van land- en zeemacht uitnoodigingen hebben ont vangen Het antwoord had kunnen luiden: Ja. Het antwoord omvat echter ruim 21 regels. Om kort te zijn, licht ik er uit: Het is ons streven, de band, welke tus- schen de Kon. Marine de Kon. Landmacht en de burgerij bestaat, zooveel mogelijk en noo- dig te verstevigen Het verwondert ons dan ook In sterke mate, dat het lid van den Raad Dr. P. Feenstra Kuiper, voorzitter van de fractie „Gemeente- en Nationaal belang", dit groote gemeentelijk en nationaal belang niet vermag in te zien en het doet ons leed, dat hij meent hieraan uiting te moeten geven op een te- door het college gevoerd bestuur van de huis houding der gemeente betreft. Zoodanige vragen moeten kort en duidelijk worden geformuleerd en bij den voorzitter worden ingediend. Deze deelt die mede aan burgemeester en wethouders. Indien bij burgemeester en wethouders te gen het beantwoorden der vragen overwegend bezwaar bestaat, wordt daarvan aan het be trokken lid mededeeling gedaan. Bestaat zoodanig bezwaar niet, dan zijn burgemeester en wethouders gehouden de vragen zoo spoedig mogelijk en in ieder ge val binnen drie weken na den datum van ontvangst te beantwoorden. De vragen worden met de antwoorden door den voorzitter onverwijld aan den raad mede gedeeld. De door het College bedoelde verantwoor ding (zie art. 216 Gemeentewet) is echter in art. 43 van datzelfde reglement vastgelegd, waar staat: Indien een lid wenscht, dat, overeenkomstig art. 216 van de Gemeentewet, de leden van het College van burgemeester en wethouders, ieder afzonderlijk dan wel te samen, voor het door het College gevoerd bestuur van de huis houding der gemeente ter verantwoording worden geroepen, omtrent een door hem aan geduid onderwerp, vreemd aan de orde van den dag, verzoekt hij daartoe verlof van den raad, dit namens dezen te mogen doen. Ingeval de raad dat toestaat, wordt de in terpellatie in den regel in de eerstvolgende zitting gehouden. Bij het stellen van vragen is het lid van den Raad dus nog niet toe aan het vragen van verantwoording. Koelma, „de Gemeentewet" bldz. 105: Een schriftelijke vraag kan door een aan vrage tot het houden van een formeele in terpellatie worden gevolgd. a. wanneer burgemeester en wethouders de gevraagde inlichtingen geheel of gedeelte lijk weigeren te verstrekken; b. wanneer de vrager het College naar aan leiding van de gegeven inlichtingen over het gevoerde beleid ter verantwoording wenscht te roepen. Antwoord, 2e alinea: Het antwoord luidde: Dat dr. Feenstra Kuiper over „het huis van den Raad" spreekt, is onjuist, daar er slechts sprake kan zijn van het huis der gemeente, waar het gemeentebestuur en de secretarie gehuisvest zijn. Bij geen enkele begrooting is ooit van de zijde van den Raad te kennen gegeven, dat door de leden op eenige uitnoodiging werd prijs gesteld, ook door dr. Feenstra Kuiper niet. Commentaar, le alinea: Terwijl ik in het onzekere blijf, of B. en W. art. 1 van de gemeentewet kennen en zij zich ook niet uitspreken over hunne gevoelens om trent het afwezig zijn van den Raad, meent het College mij op de vingers te moeten tikken over mijn uitdrukking: „het huis van den Raad". Het College wil dan, als het van zijn kant „verder gaat met het bestudeeren van de gemeentewet", wel eens opmerken, dat be doeld huis slechts eenmaal in die wet wordt omschreven en wel in art. 240, lid e, waar staat: de kosten van het onderhouden enz. van het gebouw of vertrek, voor de vergadering van den Raad en van burgemeester en wethouders, mitsgaders voor de secretarie der gemeente bestemd. Zij willen er wel bij overwegen, dat het voornaamste in de wet als regel vooropstaat. Het College is trouwens toch wel bekend met de in het Nederlandsch ingeburgerde be naming: „Raadhuis"? Commentaar, 2e alinea: Ik was nog niet bekend met het feit, dat de behandeling van de gemeentebegrooting invol- veert, dat raadsleden mededeelingen doen als hier nader omschreven. Bovendien kon de Raad moeilijk weten, welke plannen omtrent ontvangsten B. en W. koesterden en zonder mededeeling van de zijde van B. en W. konden zij niet weten, dat het plan van het College was hen niet meer te vragen. Ik geloof dus, dat in de begrootingsvergadering het woord het eerst aan het College -was geweest met be doelde mededeeling. Resumeerende: le. Daar ik omtrent de representatiekosten geen antwoord krijg, behoud ik my voor, hierop later terug te komen. 2e. Daar uit het antwoord blijkt, dat het Col lege ontvangt en niet de Raad, wil ik nu verklaren, dat dit mij verkeerd lijkt. Avondontvangsten als deze komen slechts zelden voor, behooren dus niet tot het da- gelijksch bestuur van de gemeente en Van Zaterdag vóór Pinksteren tot en met Dinsdag na Pinksteren, boot 14.35 u. van Texel, zyn met de booten van T.E.S.O. vervoerd. 4277 personen, 139 auto's, 1036 rijwielen, 8b motorrijwielen en 43 tandems. In 1938 werden gedurende hetzelfde tijdvak vervoerd: 4509 personen, 83 auto's, 1357 rijwielen, 86 motorrijwielen en 30 tandems. Het personenvervoer is dus 232 minder, het aantal rijwielen eveneens 221 lager, dat der auto's echter 56 hooger, terwijl ook 13 tandems meer vervoerd werden. Het getal motorrijwie len bleef gelijk. Waarschijnlijk is het aantal personen, dat Texel op één dag bezocht door het ongunstige weder lager geweest, terwijl vorig jaar den tweeden Pinksterdag een gezelschap van 400 personen overging. In 1937 werden 3708 personen vervoerd. MIDDENSTANDS-DIPLOMA. Gisteren slaagden te Alkmaar voor het Mid denstandsdiploma, volgens de Vestigingswet di heeren J. Boekei, Joh. Ran en M. de Vos, allen van Den Burg. Urk, 29 Mei. Door 54 vaartuigen werd j.1. Zaterdag aan de Gemeentelijke Vischafsiag alhier aangevoerd: 4875 pond Kuilpaling, van 12 tot 413 pond per vaartuig, prijs 15 tot 19 Va ct.; 276 pond Lijn- of beugaal, 24 tot 28 ct. cn 150 pond Schar, 7 ct. alles per pond. De vorige week werd er door onze groote vloot zeer druk gevischt op het IJsselmeer; de Waddenzee en de Noordzee. De Noordzeevis- scherij werd uitgeoefend als kustvisscherrj genover de gasten van het gemeentebestuur zoo weinig kiesche wijze. Gaarne zag ik toegelicht, hoe uit een vraag, of er een avondontvangst wordt gehouden, logisch volgt, dat Dr. Feenstra Kuiper niet inziet het nut van het vraagstuk: het ver stevigen van den band tusschen defensie en burgerij Ik kan de gedachtengang van het College niet volgen, want le. is in de simpele vraag geen enkel gevoe len van applaus of afgrijzen te bespeu ren; 2e. zou gesteld al, dat ik geen voorstan der van het houden van een feestavond was, wat ik ontken ook dat nog niets beteekenen ten opzichte van mijn houding ten opzichte van het verstevigen van den band tusschen krijgsman en burger, wat ook door vele andere middelen te berei ken is en waarvan ik een warm voor stander ben, „naar wij bekend mogen veronderstellen" 3e. als dus van het gebrek aan inzicht van Dr. Feenstra Kuiper, uit de vraag onder le niets kan blijken, is ook de uiting er van, die volgens het College geschiedt „op weinig kiesche wijze, vervallen. Opmerking: De fractie „Gemeente en Na tionaal belang" bestaat niet in den tegen- woordigen Raad. Kent het College de samen stelling van zijn Raad niet? Ik wil toevoegen, dat ik vermoed, dat B. en W. bij het constateeren van die weinig kiesche wijze van uiten op vraag 2 doelen, waar sprake is van de voor representatie uit te geven gelden. Echter is dan de plaats van dit constateeren fout en had dit moeten ge schieden onder vraag 2. Dit punt doorwerkend wil ik er uitdrukke lijk op wijzen, dat ik niet gevraagd heb: hoeveel is voor dit feest uit te geven (wat misschien het verwijt van onkieschheid zou motiveeren), maar hoe staan B. en W. voor den aanvang van dit feest met hunne vroeger gedane uitgaven. Deze vraag heeft dus met de uitgaven voor dit feest niet te maken. Lezen is echter moeilijk! Mocht mijn vermoeden niet juist zyn (ik houd er namelijk niet van met vermoedens te werken), dan trek ik deze toevoeging gaarne in. Vraag 2 luidde: Willen burgemeester en Wethouder mede- deelen, welk bedrag dit jaar reeds is uitge geven op post 73 der begrooting 1939? Blij ven Burgemeester en Wethouders van mee ning, dat zij de zoo zeer gewenschte sober heid betrachten, welke meening zij neerleg den in het laatste Algemeen Rapport? Het antwoord had kunnen luiden: Wij heb ben in het algemeen belang bezwaar om het uitgegeven bedrag mede te deelen (c.q. het uitgegeven bedrag beloopt:Wij blij ven van meening, dat wij de gewenschte soberheid betrachten. Het gegeven antwoord heeft echter met de vraag niets te maken. Antwoord, le alinea: Ware Dr. Feenstra Kuiper een weinig ver der gegaan met zijn bestudeeren van de Ge meentewet, dan had hij tot het inzicht kun nen komen, dat ons College ingevolge deze wet geen verantwoording aan één lid van den Raad schuldig is betreffende posten van uit gaaf, maar slechts aan den Raad als zoo danig. Commentaar: Het gevraagde bedrag wordt niet gegeven en ook niet geweigerd. Als ik het College goed begrijp, meent het, dat ik hen door het stellen van vraag 2 ter verantwoording roep. B. en W. moesten beter weten. Op 11 April 1933 is ingevolge voorstel van B. en W. (dus op initiatief van het College) een reglement van orde voor de Raadsver gaderingen aangenomen. In art. 44 van dit reglement lezen wij: Ieder lid kan, ook wanneer geen vergade ring wordt gehouden, zonder verlof van den Raad aan het College van burgemeester en wethouders vragen doen, voor zooveel het Wat de soberheid der uitgaven betreft, zij opgemerkt, dat Dr. Feenstra Kuiper in de begrootingsvergadering van 14 December 1938 (bldz. 264) nog nadrukkelijk heeft ge zegd, dat het college „wel neiging tot zui nigheid vertoonde" en dat het dus vrij on begrijpelijk is, dat hij thans hier plotseling tot een andere gedachte blijkt te zijn geko men, zonder dit op eenige wijze te moti veeren. In mijn vraag staat, duidelijk te lezen: blijven burgemeester en wethouders van mee ningAan de orde is dus niet, wat Dr. Feenstra Kuiper bij de begrooting heeft ge zegd, noch wat hij nu denkt, maar wat den ken burgemeester en wethouders? Waaruit blijkt Dr. Feenstra Kuiper plot seling tot een andere meening te zijn geko men omtrent de soberheid van het College? Omdat hij een vraag stelt? Het is toch wel logisch, dat hij eerst, een meening kan heb ben na het beantwoorden van de vraag, na het verkrijgen van gegevens van B. en W. Als dus die verandering van gedachte niet kan blijken, is het bezwaar van het ontbreken van nadere motiveering gelukkig meteen ondervangen. Antwoord, 3e alinea: Het doet wel eenigszins eigenaardig aan van de zijde van Dr. Feenstra Kuiper op soberheid te hooren aandringen, terwijl hy tegelijk het niet uitnoodigen van hemzelf en anderen zonderling blijkt te achten. Commentaar: Dr. Feenstra Kuiper heeft door het stellen van deze vraag niet op soberheid aangedron gen. Zie commentaar onder 2e alinea. De „eigenaardige" tegenstelling, (waarvan de logica mij ontgaat, daar de aanwezigheid van den Raad zonder dat presentiegeld noodig is, niet veel zal kosten), vervalt dus. De uiting over „uitnoodigingen van hem zelf en anderen" slaat waarschijnlijk op niijn 3e vraag. Systematiek is niet de voornaamste kwaliteit van deze antwoorden. Ik mag er dan op wijzen, dat omschrijving van den Raad, neergelegd in de woorden „hemzelf en anderen" niet bepaald getuigt van hoogach ting voor dit college. Ik weet zeker, dat ik uit naam van den geheelen Raad spreek, als ik mededeel, dat dit college zich liever niet vermeld ziet, als Dr. Feenstra Kuiper en anderen. Waarschijnlijk komt dit voort uit het misverstand, dat het College heeft ge dacht, dat Dr. F. K. voor zichzelve in de eerste plaats een uitnoodiging vroeg. Bij beter lezen zal het College dan ontdekken, dat gevraagd werd, waarom de Raad, die aan het hoofd staat van de gemeente, geen uit noodiging (zie vraag 3, 2e alinea). Antwoord, 4e alinea: Het college heeft zijn gasten ontvangen op de wijze, welke het gewoon is en welke het aan hen en het prestige der gemeente is ver schuldigd; het heeft zich daarvan niet door de gestelde vragen doen afbrengen. Commentaar: Deze verheugende mededeeling, in zooverre overbodig, daar nergens in de gestelde vra gen wordt aangedrongen op het niet ontvan gen der gasten, noch wordt uitgenoodigd het prestige der gemeente in den steek te laten, heeft een aanhef, die kan dienen, als ant woord op vraag 3, 2e alinea. Er staat n.1. Het College ontvangt zijn gastenIk kom daarop dus hieronder terug. Vraag 3 luidde: Is het College bekend met art. 1 van de Ge meentewet, dat zegt: Het Bestuur van elke gemeente bestaat uit een raad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester? Zoo ja, is het dan niet zonderling, dat de raad, die aan het hoofd staat van de ge meente, voor deze ontvangsten geene uitnoo diging ontvangt, zoodat in het huis van den Raad ontvangen wordt, zonder dat deze er by tegenwoordig is? Het antwoord had kunnen ztfn: le alinea: ja. 2e alinea: neen (c.q. ja). moeten dus worden gehouden door het hoofd van de gemeente, dat is de Raad. Ik herinner aan de woorden van Hare Majesteit de Koningin bij Hare ontvangst op het Raadhuis te Brussel: Mijnheer de Burgemeester, Nog onder den verschen indruk van de on vergetelijke ontvangst, Mij door de burgerij van Brussel bereid, is het My een behoefte, daarvoor tegenover de vroedschap Mijn groote erkentelijkheid te betuigen. En Hare Majesteit weet hoe het behoort! Ik bedoel dus, dat, in tegenstelling met mid- dagreceptie's van congresbesturen of besturen van jubileerende vereenigingen, die gerekend kunnen worden tot het dagelijksch bestuur van de gemeente, avonden als deze, waaraan een groot gemeentelijk en nationaal belang is verbonden, van den Raad uitgaan. Waar ik dan ook boven heb gesproken van uitnoodigin gen aan den Raad. wil ik nader toelichten, dat zijn bedoeling steeds was: verzoeken om aan wezig te zijn en mede te helpen, de gasten aangenaam bezig te houden. Ik hoop mede, dat daardoor in den vervolge zal worden voorkomen, dat op zulk een avond, waarbij een „groot gemeentelijk en nationaal belang" op het spel staat, twee van de drie ontvangende wethouders afwezig zijn en de derde wethouder zich niet bij den burgemeester ter ontvangst opstelde. Het kreeg den schijn, of de Burgemeester alleen ontving en dat is toch niet de bedoeling van het College, noch van den Burgemeester zelve? A.s. Zaterdag eerste Nederlandsche auto-race. Uit de deelnemerslijst van den Prijs van Zandvoort, korten tijd geleden door de K.N.A.C. gepubliceerd, blykt, dat het rydersgezelschap voor Nedelands eerste automobiel-wegrace uit 54 personen bestaat, waarvan er twee zoowel in klasse F als in klasse K zullen starten, zoo dat men van 56 deelnemers kan spreken daarop komt het in de practijk althans neer, zoowel voor de toeschouwers als voor de ryders zelf, en de prijzen. Ongetwijfeld is dit een mooi resultaat. De indeeling der wedstrijden voor deze 7 klassen wordt aldusCategorie A opent het bal met afzonderlyk te rijden; B. en C. starten te- zameni evenals D. en E., waarna de numeriek grootste groep (klasse F) en tenslotte de snel ste categorie (K) weer elk afzonderlijk over de baan gaan. Er zyn dus 5 races, en een max. aantal van 14 wagens tegelijk op het circuit. Kees Kruit, jde bekende Rallye-rijder, komt uit in klasse B. Kees start met Fiat. Een tweede wagen van dit merk wordt gereden door Baron van Heemstra, ook geen onbekende b(j het automobilisme. Hansa wordt vertegenwoordigd door Rosier en Kreisler, welke laatste in den Sterrit 1939 van zich liet hooren als een voortreffeiyk klassementsproefr(jder. Voorts zijn er twee M. G.'s van Voetelink en Meyer, resp. een 850 cm3 Midget, model J, van eenige jaren oud, en een kleine (1,08 liter) zes- cylinder van het tegenwoordig ook niet meer gebouwde type Magna. De Skoda van Schaper, nog niet met den vergrooten (1100 cm3 motor, en een bejaarde vier-cylinder Amilcar van Le Poole), brengen het aantal deelnemers in deze afdeeling op 8. Een kleine, maar selecte groep! garnalenvisschery en snurrevaadv'sschery. De kustvisacherij voor IJmuiden en Seheveningen werd uitgeoefend door de kleine motorvaartui gen. Over het globaal was de vangst goed; de prijzen der Noordzeevisch waren echter matig. Door deze categorie visschers werd besomd van 90 tot 115 gulden per kustvisscher. De garna- lenvisschers voor de pier van IJmuiden maak ten veelal weekresultaten van 200 tot 225 gulden per garnalenvisscher. De groote mo torvaartuigen voor Texel en Terschelling ge middeld van 180 tot 245 gulden per motor vaartuig. De snurrevaadvaartuigen van 330 tot 450 gulden per snurrevaadvaartuig. De versche visch, welke hier door de groote mo torvaartuigen en snurrevaadvisschers werd aangevoerd was zeer hoog in prijs. De fuikaal visscherij op de voormalige Zuiderzee begint de laatste tijd veel beter te worden en gaf goede weekbesommingen aan onze fuikaal- visschers. De vorige week waren de gemiddel de vangsten van 100 tot 220 pond fuikaal per 2 etmaal. De gemiddelde prijs was 27 ct. per pond. De weekbesommingen van 95 tot 174 gulden per fuikaalvisscher. De kustlijnaalvis- schers hadden per etmaal gemiddelde vangsten van 20 tot 29 pond per kustlijnaalvisscher. Hiervan was de gemiddelde prij3 24 ct. per pond. De weekbesommingen waren van 23 tot 30 gulden per kustlijnaalvisscher. De groote motorvaartuigen gemiddeld 60 tot 85 pond per stoomlijnaalvisscher. De gemiddelde prys was 27 ct. per pond. De verdienste waren 50 tot 80 gulden. De motorlooze zeilvaartuigen hadden vangsten over dag van 14 tot 22 pond; per nacht werd gemiddeld tot 30 pond kuilpaling boven water gebracht. De gemiddelde prijs van deze soort kuilpaling varieerde tot 19 ct. p pond. De weekbesommingen waren van 16 tot 35 gulden per zeilvaartuig. De kleine moto vaartuigen hadden per 'etmaal vangsten tot resultaten van deze visschers waren 70 tot 100 gulden per motorvaartuig. De kuilpaling- begint dikker van stuk te worden. De week resultaten van deze categorie visschers waren 70 tot 100 per motorvaartuig. De kuilpaling- visscherij begint in de voormalige Zuiderzee beter te worden, nu het warmer gaat worden. De vorige week (22 tot en met 27 Mei) werd door 5 tot 60 vaartuigen per dag aan de Gemeentelijke Vischafsiag alhier aange voerd: 20421 pond Kuilpaling prijs 15 tot 26 ct. 1228 pond Lijn- of Beugaal, 23% tot 29 ct.; 848 pond Fuikaal, 27 tot 28% ct.; 310 pond schar, 4 tot 10 ct.; 750 pond Noordzee- schol, 8 tot 15 ct.; 60 pond groote roode Poo- nen, 10 tot 15 ct. alles per pond; 10 KG tar bot, 100 tot 110 ct. 14 K.G. tong, 100 tot 130 ct.; 3 K.G. griet, prijs 125 ct. per kg. en 780 manden nest, prijs 40 tot 45 cent per mand. Evenals vorige jaren werd door de Vereeni- ging tot Werkverschaffing aan Hulpbehoeven de Blinden en de Hulpvereeniging „Blindeii- Penning", beide gevestigd Plant. Middenlaan 64 Amsterdam, een gezamenlijk jaarverslag uit gegeven. In 1938 heeft de uitbreiding van het gebouw aan de zijde van de Plant. Badlaan in het mid delpunt van de belangstelling gestaan. Ook het Internaat voor vrouwelijke blinden dat sinds 1908 gevestigd was in een gehuurd perceel aan de Plant. Muidergracht 8 en daar na tijdelijk in de Sarphatistraat, werd naar dit nieuwe gedeelte van het gebouw overgebracht Ook in 1938 bleef de Inrichting werk bieden aan 150 blinden. Het aantal afdeelingen buiten Amsterdam werd belangrijk uitgebreid Het nadeelig saldo ad 11.933.78, waarmede (Innrnfn begon, bedroeg einde 1938 30.019.92. De Vereemging doet derhalve een dringend beroep op de offervaardigheid van velen, opdat het werk, dat in 1940 reeds ee- durende 75 jaren in het belang der blinden zal zyn verricht, zal kunnen blyven voortbestaan (Postrek. 20702 Gem. Giro Amsterdam V 786)! Kort voor de voltooiing van een zyner schoonste scheppingen is gisternacht over- leden ir. H. N. Prins, chef van de afdee ling Scheepsbouw der Stoomvaartmaat schappij „Nederland" en als zoodanig bou wer van het motormailschip „Oranje". Hy behoorde tot de grootste Nederlandsche scheepsbouwers van deze eeuw; het was geen toeval, dat hy op verzoek van de Hol land- A merika-1 ij n eenige jaren geleden de leiding op zich nam by het ontwerpen van het algemeen plan van de „Nieuw Amster dam". Een even kundige als bescheiden figuur was deze man, die aldus zoowel het grootste schip van de Amsterdamsche als van de Rotterdamsche koopvaardijvloot en daarmee van de Nederlandsche - ontworpen heeft. Een-en-vijftig jaar is de heer Prins gewor- den. Eenige maanden lang reeds was hij lijden de. Gisterennacht is hij bezweken aan de sloo- pende ziekte, die hem teisterde. De Noord-Zuidhollandsche Reddingmaat- schappy is verrast met een gift van 33.000.-, bestemd om een nieuwe motor- reddingboot te maken, die de „Zeemans- hoop" in Seheveningen zal vervangen. Een landgenoote, die onbekend wenscht te blyven, heeft dit groote bedrag afge staan. Haar eenige voorwaarde is, dat de nieuwe motorreddingboot „Arthur" zal komen te heeten. De secretaris van de Reddingmaatschappij, de heer H. Th. de Booy, was uiteraard zeer verheugd over deze belangrijke uitbreiding van de reddingvloot, aldus 't Volk. „Deze aanwinst staat niet op zichzelf", deelde hij ons mee. „De Zeemanshoop", die door de „Arthur" vrij komt, zal naar Har- lingen worden gedirigeerd, waardoor de mo torreddingboot C. A. den Tex naar Hinde- loopen kan worden gebracht. Het direct ge volg hiervan is, dat de roeireddingbooten van Hindeloopen en Gaast kunnen worden op geheven, zoodat we weer een belangrijke stap verder zijn naar ons ideaal: alle reddingboo ten van de maatschappij moeten van moto ren zijn voorzien. In het bouwplan 3940 is opgenomen een nieuwe motorstrandreddingboot voor Seheve ningen. Dat daardoor een volkomen moderne outillage krijgt, daar de twee roeiredding booten verdwijnen. Prof. E. Vossnack, onze technische adviseur, heeft in dit nieuwe type boot evenals trouwens in de „Arthur" heel zijn rijke ervaring belichaamd. De boot zal meer overdekt worden dan de andere motor- strandreddingbooten, een lengte krijgen van 9% meter, een breedte van 2.60 en een diep gang van 50 cm en voortgestuwd door een Dieselmotor van 35 pk. De schroef bevinét zich in een tunnel, hetgeen de veiligheid zeer bevorderd en de boot is geheel van staal ge maakt. Ook Egmond krijgt een dergelijke motorstrandereddingboot. Deze is ons geschon ken door dr. H. Muller en zal nog dezen herfst in dienst komen. Dit jaar is voor onze vlootuitbreiding zeer belangrijk. Het bouwplan bedraagt niet min der dan anderhalve ton en kon dank zij eenige belangrijke legaten en giften tot uitvoer wor den gebracht. Nu zal het eerst aan Zand voort en Schiermonnikoog de beurt zijn om de roeireddingbooten door motorstrandred- dingbooten te vervangen. Zooals het zich thans laat aanzien zullen over zes jaar alle roeireddingbooten, die daarvoor in aanmer king komen, zijn verdwenen. Ook op Texel hebben we een voorzie ning kunnen treffen, die de kustveilig- heid zeer ten goede komt. In werkver schaffing is een weg bij De Cocksdorp aangelegd van de westkust, waardoor de motorreddingboot John Hodson in een nieuw boothuis kan worden ondergebracht en beide kusten kan bieden. Er zijn met deze moderniseering van onze vloot groote kapitalen gemoeid, doch zy is noodzakelijk. Noodzakelijk is het echter ook, dat nog meer dan thans reeds het geval is het Neder landsche volk zijn daadwerkelijke belangstel ling in het reddingwezen toont. Ons jaar verslag moest een nadeelig saldo van 47.623.— op een exploitatierekening van 156.418 aan wijzen. De ontvangen spéciale giften en lega ten waren niet voldoende om dit tekort aan te vullen, zoodat wij ons kapitaal moesten aanspreken. Men begrijpe toch goed, wat het redding* wezen voor een land als het onze beteekent. In het afgeloopen jaar hebben wij toch niet minder dan 61 schipbreukelingen gered, zon der dat er groote rampen aan de kust heb ben plaats gevonden. Wij moeten paraat blijven, om wanneef dergelijke rampen ik denk aan een ,,Ber- lin" en een „Salento" mochten plaats vin den, hier aan het hoofd te kunnen bieden. De Reddingmaatschappy bestaat dit jaar 115 jaar. Zesduizend veertig menschen heb ben aan haar het leven te danken gehad. Zon der dat het publiek het gewaarwordt worden wonderen van kordaatheid aan den dag ge* legd. Onze menschen maken soms vergeefsche reizen, die aan hun zeemanschap moed en uithoudingsvermogen even groote eischen stellen als de zwaarste redding. Is niet de „Insulinde" van Oostmahorn op een derge- lijken tocht bijna vergaan, toen zij op een ge* geven moment 70 graden slagzy maakte? Ons werk verdient den steun van alle landgenooten!" Opgenomen om fl uur Hedenmorgen Barometerstand Den Helder 770.5 Temperatuur lucht 10.9 Wind: richting: N.O.; kracht: 4 Temperatuur zeewater 18-6 Maximum temperatuur Licht op 9 u. 11 n1.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 6