Welkom Zomer!
't HOEKJE
OUDERS
De groote trek naar buiten
weer begonnen
n
Zomergenoegens in het
zonnige Zuidea
VOOR velen is het bevrijdend wanneer
de zomer zijn intrede doet. Eindelijk
warmte, zon »n licht, dat is de alge-
meene verzuchting. De winter is vrijwel uit
ons geheugen gebannen, de wintersche ko
de hebben we reeds vergeten door het mil
de voorjaar. Toen bloeide alles open en in
deze weken is het een voldragen weelde in
de natuur. Alles om ons heen is in zomer
kleed gestoken, de boomen met hun zware
bladkronen, de menschen in fleuriger en
losser toileten; op strand en hei, in bosch
en veld weerklinkt het opgewekte gezang
van menschen en van vogels. Hebt gij bij
het vallen van de schemering Uw oor al
eens te luisteren gelegd in de natuur? Hebt
ge het gesjirp van de krekels in U opgeno
men; het gezang van de lijster en het ge
kwinkeleer van de onzichtbare leeuwerik,
zingend boven de vlakke wei in de dan-
Bloesems in de boomgaarden hebben vrucht
gezet. Op het land wordt gemaaid, er wordt
geoogst, de tuinbouw levert met het voort
schrijden der weken het eene kostelijke
product na het andere. Onze harten trek
ken naar buiten. Spoedig is het weer tijd
voor vacanties. De landkaarten en atlassen,
worden voor den dag gehaald, de reisbro
chures aangevraagd: nu is het tijd voor
plannen maken. En die voorvreugde moet
men ook niet onderschatten; gelukkig zijn
de meeste menschen door de natuur nogal
rijkelijk bedeeld met verbeeldingskracht.
En een rijke fantasie laat ons overal heen
reizen.
De zomer is de tijd, dat de wenschen, waar
van men in den kouden winter droomde, in
vervulling gaan. Maar niet alleen voor den
tourist, ook en waarschijnlijk in nog ster
kere mate voor den boer en landbouwer.
Een echt zomersch beeld. Kersen- en pruimenpluk in vollen gang.
tende lucht? Het gekwaak van de kikvor-
schen in riet en plas, het gezang van de
nachtegaal, dit alles behoort onverbreke
lijk bij den zomer.
Buitenleven, of dat nu is het harde zwoe
gen op het land, of wel dat men naar har
telust kan luieren en „zonnen" aan de zee,
het zijn beide de aspecten van den zomer.
Het land in feestgewaad.
Voor den boer en den landbouwer ko
men nu de weken van hard werken. De
jonge dieren, die dit jaar geboren zijn, loo-
pen in de weide; men ziet er de veulens en
kalveren, met groote, onnoozele oogen,#op
naar verhouding veel te hooge posten in de
nabijheid van de moederdieren. Er rent
soms een haasje door het groene land, in
een oogwenk is de snelle viervoeter ver
dwenen. Maar wat uren achtereen blijft,
is de blauwe stralende koepel, waartegen
zich hier en daar witte wolkjes afteekenen,
die vredig voortdrijven. Zwaar ligt de druk
kende warmte op het vlakke land, de men
schen worden loom en zoeken beschutting
in hun huizen.
Maar dat is de zomer op zijn felst, zooals
wij hem slechts zelden meemaken. De on
middellijke nabijheid van de zee zorgt
meestal voor een weldadige koelte. En in
die gematigd warme atmosfeer trekken
tienduizenden er op uit om hun eigen land
te verkennen. Vooral aan het einde van de
week trekken de stedelingen, die het groot
ste deel van den dag moeten doorbrengen
in kantoor of fabriek langs de wegen naar
buiten, te voet, per fiets, per auto en zwa
re wagensleepen worden door oude l11™"
bo's langs den ijzeren spoorweg naar alle
uithoeken des lands gezeuld. Daar schiet
pijlsnel de electrische tremen voort over
hun baan en door de lucht leggen vliegtui
gen in een minimum van tijd de groo s
afstanden af. Op het water tenslotte ziet
men de kleurige kano's, over de ™e
scheren de ranke zeilschepen. De lage
den zijn in feestgewaad gestoken.
Er is een tijd van zaaien
en van maaien.
De «omer brengt de vervulling van de
belofte, die in het voorjaar gedaan wera.
Voor hen beteekent de zomer oogsttijd en
en dat beteekent op zijn beurt: inzamelen
van voedsel. Zij verheugen zich op de dui
zenden schoven. De oogsttijd doet denken
aan een fijn mechanisme, waarin elk rader
tje zijn functie heeft.
De maaier maait met zijn blinkende zeis
de halmen, de bindster bindt ze tot garven;
vervolgens worden deze voorzichtig op wa
gens geladen en al deze menschen hebben
slechts een wensch: dat de oogst op tijd
binnen zal zijn.
Van tijd tot tijd keert een door de zon
gebruind gelaat zich naar den hemel: hoe
zal het weer zich houden? In vele opzich
ten doen deze menschen denken aan de be
manning van een schip, zwoegend en ploe
terend, verantwoordelijk voor hun werk
en bereid alle krachten in te spannen om
een der noodzakelijkste en kostelijkste goe
deren, het graan, te bergen. Want nog al
tijd blijft het dagelijksch brood onmisbaar.
Melkachtig ligt de nevel over het lage
land, waarop het koren golft. Groote boe-
renkerels met roode koppen en sterke
knuisten. Vroeg in den morgen, wanneer
het nog frisch is op het land, zijn de dag-
looners reeds aan het werk; krachtig
zwaaien zij zeis en sikkel. Met duizenden
halmen .valt het rijpe koren, en altijd naar
één kant.. Onmiddellijk achter hen komen
de bindsters, die in een handige greep een
hoeveelheid halmen bijeen pakken en ste
vig gebonden achter zich werpen. Zoo wer
ken zij zich door het korenveld heen.
Langzaam klimt de zon aan den hemel.
Eerst nog verborgen achter nevelig mor
genrood, dan rust zij- een oogenblik als een
roode bal pp'den horizon en even later
schieten de eerste stralen uit over het ster
vend koren. En hoe hooger de zon klimt,
hoe warmer het wordt op het land; de zon
brandt en de velden dampen. Maar niet
alleen" het Tandr ook de stoere lichamen
van de maaiers dampen als paarden. Koorts
achtig wordt er gewerkt. De sikkels ken
nen "geen rust', althans niet voor de laatste
halmen gesneden zijn. Het wordt avond en
de eerste korenschuur is gevuld. Koel waait
de avondwind over het stoppelveld. Het
land ziet er uit als een kaalgeschoren kin
derhoofd, dat zijn blonde lokken heeft ver
loren onder de kappersschaar. Moe, stijf in
den rug, keeren de mannen en vrouwen
des avonds terug naar huis.
Na -hen, zal een dorschmachine het zware
werk voortzetten. Dat is een zijde van den
zomer. De keerzijde .van de medaille toont
wel een geheel ander beeld. Immers voor
velen is de zomer de tijd bij uitstek om zich
te ontspannen.
Doen wij eens een willekeurigen greep
uit de talloos vele mogelijkheden, die den
toerist van "heden geboden worden.
De Fransehe oever van het Meer van Gê
né ve is in ons land over het algemeen min
der bekend dan de overzijde in Zwitser
land, met de Volkenbondsstad en Lausan-
ne mét'-zijn' Universiteit. Een verklaring
valt daarvoor moeilijk te geven, want juist
de Fransehe oever heeft een buitengewone
bekoring, voor den toerist, die ter hoogte
van Lausanrie staat en den blik laat zwer
ven over het wijde meer. En daarbij wordt
hét den bezoeker fcöo gemakkelijk gemaakt,
een kijkje tè gaan nemén' a&n de overzijde!
De fleurig geschilderde booten, welker om
trekken zich weerspiegelen in het heldere
water, onderhouden een geregelden dienst
op den tegenoverliggenden oever.
Het heeft ons niet berouwd, dat wij den
tocht daarheen hebben gemaakt en ons
over de kabjjeleade.golfjes naar Evian-les-
Bains hebben „laten brengen, .een van de
meest mondaine badplaatsen van Frankrijk.
Zij ligt als het ware amphiteatersgewijs te
gen den bergwand aangevlijd, omringd door
groen.
Tuinen en parken, weiden en bosschen
vormen hier natuurlijke terrassen, die hoo
ger en hooger stijgen, tot zij de sneeuwgrens
bereiken, waarboven de machtige bergtop
pen. zichin het eeuwige sneeuw- en ijs-
kleed hullen.
De naam Evian was ons reeds bekend, en
wel door het tafelwater uit de Cachat-bron,
een belangrijk middel tegen jicht-, blaas-
en nierlijden, dat vooral door de Franschen,
bij voorkeur wordt gedronken.
Hoog boven nabij de luxe hotels ligt de
Buvette Cachat, de drinkhal waar de bron
ontspringt en waar men het heilzame water
dus als het ware uit de eerste hand kan ge
nieten. Beneden is het Casino, waar de fi
ches over.het groene laken rollen en men
zijn geluk kan beproeven aan de roulette of
de baccarat-tafel. En toch is dit alles hoe
belangrijk het ook op zichzelf moge zijn
slechts ten deele kenmerkend voor het le
ven in deze badplaats. Want eigenlijk is het
hier het centrum bij uitnemendheid voor
sport en spel, voor de jeugd, die in staat is
hier zijn vacantie door te brengen.
Hier moet elke waterrot zich in zijn ele
ment voelen. Reeds van verre valt aan den
oever van het meer de geweldige toren op,
van welker platform de toboggansleden in
duizelingwekkende vaart omlaag suizen, 't
blauwe water tegemoet, wharin zij een die
pe, schuimende voor trekken. Wij zagen
zwemmers sierlijke -salto mortales maken,
wanneer zij gracieus van de springplanken
wipten. En bovenal wordt hier druk ge
daan aan een van de nieuwste in Europa
ingevoerde watersporten: het waterskiën,
hierin bestaande, dat men zich op ski's ach
ter een snelle motorboot door, of liever:
over de golven laat slepen. Een buitenge
woon genot niet alleen om het zelf te
doen, waarvoor een groote dosis behendig
heid wordt vereischt doch ook om het
van den oever af gade te slaan.
Slechts weinig plaatsen bieden gelegen
heid tot het beoefenen van déze aantrekke
lijke sport. Zeilers, roeiers en zwemmers
halen hier hun hart op, terwijl ook het wa-
De oogst wordt binnengehaald.
Lustig klatert het water uit de dorpsbron.
terbal- en waterpolospel druk worden be
oefend. Het eigenaardige vermakelijke -en
vooral bij de Franschen zeer geliefde „jeu
de boules" kan men hier dagelijks aan
schouwen. Er wordt druk getraind door de
liefhebbers, die er een eer in stellen, den
eersten prijs te behalen op de wedstrijden,
die altijd een groot publiek trekken.
Vanzelfsprekend kan men er ook genieten
van meer verheven kunstuitingen in den
schouwburg en in het Casino, waar concer
ten, bals, opera's en operettes elkaar afwis
selen.
Wij woonden er nachtfeesten, openlucht
uitvoeringen en feeërieke vuurwerken bij,
bloemencorso's, nachtelijke rondvaarten met
geillumineerde schepen over het schilder
achtige meer. Er worden tuinbouwtentoon
stellingen georganiseerd en er zijn moder
ne sportvelden, zooals ,t stadion van Neu-
vecelle voor lichaapiscultuur, waar sport
beoefenaars uit tal van landen zich met el
kaar meten.
Dagelijks vinden rondvaarten plaats over
het uitgestrekte meer, dat men op deze wij
ze het best leert kennen. Van elk punt,
waar de boot aanlegt, kan men uitstapjes
maken, te voet of per autobus, naar schil
derachtige dalen en besneeuwde bergtop
pen, met oude, kasteeleh en romantische
ruïnes. En welke toerist_ kent niet de be
roemde Route des Alpes, den autoweg, die
zijn beginpunt heeft in Evian, zich door de
diepe ravijnen van het Dransedal slingert,
bij Chamonix de hoogsten bergen van Euro
pa bereikt en later afdaalt naar Nice, op
deze wijze de schakel vormend tusschen 't
Meer van Genève en de Fransehe Riviera.
Afgonst en leedvermaak
In hwwerre is afgunst natuurlek T
Menigeen zal denken „dat artikeltje be
hoef ik niet te lezen, want ik ben totaal niet
afgunstig Niet Dat is prettig voor U,
maar is het heelemaal wéér Laat ons U
zeggen, dat elk mensch die geen buitenge
woon stadium van hoogstaandheid heeft be
reikt, een tikje afgunst in zich heeft.
Gaat U maar eens na is het nooit voor
gekomen, dat een Uwer vrienden of kennis
sen zich iets bijzonders aanschafte, een reis
ging maken of een buitenkansje had, dat
U op de gedachte bracht „ik wilde, dat ik
mij ook zooiets kon veroorloven", of „viel
mij óók maar eens zooiets te beurt
Nu zulk een gedachte houdt al afgunst
in, zij het dan in haar mildsten vorm. Want
U denkt niet „ik wou dat ik dat had in-
plaats van die ander", noch wenscht U den
ander iets kwaads toe omdat het hem mo
menteel beter gaat dan U, er is alleen
het idee „hé, ik óók".
Deze graad van afgunst is volkomen men-
schelijk, en daarover behoeft niemand zien
te schamen, mits... wij oppassen dat zij niet
in hevigheid toeneemt.. Zoodra wij iets ver
langen ten koste van een ander, gaan wij
te ver.
Zoodra wij een ander iets kwaads toewen-
schen, of, wanneer hem iets onaangenaams
overkomt, onszelf betrappen op de gedach
te „weieens goed, laat hij ook maar eens
iets hebben", is dit een afgunst waarover
wij ons wel degelijk moeten schamen.
Een ander iets misgunnen, een ander
kwaad toewensen is altijd minderwaardig.
Niettemin, een mensch is maar een mensch,
en wanneer wij iemand zien, die al hetgeen
wij ontberen in ruime mate bezit, dan wor
den wij op een zware proef gesteld-, vooral
indien de bezitter zich als persoon reeds niet
in onze sympathie verheugt.
In zoo'n geval zullen vëlèn dénken min
derwaardig of niet, maar ik ben wél afgun
stig, ik gun hem of haar alles volstrekt
niet
In zulke gevallen móet U eens even ver
der denken. Wij kennen altijd maar zoo'n
heel klein stukje van het leven van een an
der mensch, - zelf als het iemand betreft
die wij goed meenen te kennen. Misschien
kennen wij zijn huishoudelijke omstandighe
den, zijn financieelen toestand, zijn genoe
gens.
Allemaal mogelijk, maar wij weten nooit
wét een ander denkt en voelt.
Wat weten wij van den innerlijken strijd
van anderen, van hun mogelijk verdriet in
het verleden, van .hetgeen zy misschien mis
sen" aan iets, waaraan wy heelemaal geen
behoefte hebben, s
Elke 'medaille heeft een keerzijde; juist
die levens, die aan buitenstaanders zoo zon
nig en onbezorgd toeschijnen, hebben zeer
zeker hun schaduwzijde van verdriet en
strijd.
Ook U heeft dingen in Uw innerlijk le
ven, waar geen mensch van weet. Die heb
ben wij allen, en de héél zeldzame verwante
ziel met wie wij ii aanraking komen, kan
er misschien iets van aanvoelen zonder dat
wij er ooit over spreken, - iets maar nooit
alles. Daarom, misgunt niet, hebt geen leed
vermaak, maar tracht U te verheugen over
anderer geluk en U zult erin deelen.
Benijdt niemand om een schijn van geluk,
want ge kent niet zijn geheime smart.
Nadruk verboden. Dr. Jos. de Cock
VOOR DE
Geachte Oveeka,
De Moeder, die haar kinderen om 8 uur
naar bed brengt, ondanks alle protest, geef
ik groot gelijk. De kinderen worden moe en
hebben rust noodig.
Mij bevalt het goed om de kamer donker
te maken. Ik hang een zwaar gordijn voor
het raam. De spelende vriendjes buiten, hin
deren mijn dochtertje ook altijd, maar dan
kan het hor er uit, om deze er later weer
in te zetten.
Met warm weer, geef ik altijd voor het
slapen gaan een koude afwassching, dat
werkt kalmeerend. Het is beter, dat onze
kennissen vinden dat we te streng zijn, dan
dat we zwakke, nerveuze kinderen krijgen.
„Iris"..
Opmerking: Ook deze moeder behoort tot
de meestandsters, als ik het zoo eens noe
men mag, van de moeder uit ons eerste
„Hoe deed u het?". Haar raadgevingen, be
rustende op persoonlijke ervaringen, zullen
ongetwijfeld de belangstelling der lezeres
sen (en toch ook lezers-vaders?) hebben!
Oveeka! Bedoelde moeder heeft zëer ze
ker groot gelijk in dit geval. Z y, en niet de
kinderen, weet wat goed voor deze laatsten
is. Waar moest het heen als w(j ons „groote
menschen verstand" niet gebruikten, om dat
der kinderen te leiden? En die kinderen
zélf zijn later soms de scherpsten in hun
oordeel over hun eigep opvoeding of op
voeders). i)
Ik heb dat zélf bij ondervinding. Onze
twee oudste meisjes waren van denzelfden
leeftijd als de overbuur-kinderen. Deze laat
sten speelden ook altijd op straat totdat
vader en moeder zich ter ruste begaven.
Dan lagen onze kinderen al minstens drie
uur te slapen en als ik dan naar hun warme,
roze gezichtjes keek, vond ik hun toch maar
beter af dan de vermoeide overbuurtjes.
't Ging natuurlijk niet zonder kinderver
driet, maar als je ze weet aan te pakken,
b.v. door zelf spelende mee naar boven te
gaan of iets dergelijks, is 't o zoo gauw ver
geten. De moeder van die buurkinderen
zei dan wel eens: „Moeten die stakkers nu
al te bed?" maar ik kon daar geen stakke-
righeid in vinden, ja ik dacht zelfs in dis
verhouding meer aan héér kinderen!
En nu, nu mijn meisjes al getrouwd zijn,
nu zijn ze er trots op, dat hün moeder wist,
wat goed was en niet hèn de baas liet. Als
je kinderen later dat zoo eens tegen je zeg
gen, zegen je in jezelf die houding van
toen. Maar daar tegenover komen óók
wel eens gevallen voor, waar zij zich nü niet
indenken kunnen en daarom, hérd oordee
lend (kinderen eigen) hun afkeuring over
deze of gene handeling, welke moeder noo
dig vond, te doen of te laten, je onder 't oog
te brengen. Dén denk ik wel eens: hebben
zij gelijk? had ik beter en wijzer moeten
zijn? Dat zal wel nooit uit te maken zijn,
doch gdachten aan dergelijke voorvallen,
doen mij altijd ,,'t Hoekje v. d. Ouders" en
„Tob Nooit", lezen. Wat zouden alle op
voeders, vooral moeders, héél anders tegen
over alles staan, als zij, vóór zij tot die
taak geroepen werden, wat méér en betere
lectuur hierover hadden gelezen. Geluk
kig begint dat beter te worden. Toen ik
jong meisje was, werden dergelijk boeken
achter slot gezet, want dat was geen lectuur
voor mij! Dat was vele te conservatief, hoe
goed ook bedoeld, maar o 't is zoo ver
keerd.
Oveeka, ik dwaal af en zal 't hier dus
bij laten. U heeft volle vrijheid met dit
schrijven te doen wat u noodig vind, hoewel
ik vrees dat het tè gewoon ies voor verdere
aandacht3. Maar hoeikhet deed* weet
U nu. Met belangstelling zie ik Uw volgend
„Hoekje" tegemoet.
Een Moeder.
Zeer terecht opgemerkt (Oveeka).
Juist Zeer goed gezegd (Oveeka).
3) Laat ik U zeggen, dat ik het zeer op prijs
zou stellen ook over volgende problemen
Uw oordeel te vernemen (Oveeka).