Paradesoldaten in Denemarken 't HOEKJE OUDERS tuw-il! De Noren staan op hun post aan de Poolzee - Wederom dienstplicht in Zweden Weest een goed kameraad VOOR DE Het Finsche leger de wachter in het Oosten TrtaaA '?u<. -ee+t En U zult nooit eenzaam zjjn. ten opzichte van Scandinavië, dan zouden deze eilanden ongetwijfeld een groote rol spelen. Zweden heeft daarom in de laat ste jaren zich genoodzaakt gezien zijn mi litair apparaat op hooger peil te brengen, dan tot dusverre het geval was. De jonge Zweden moeten nu allen zonder uitzonde ring onder dienst en zij, die niet gediend hebben, worden alsnog opgeroepen. Zij we ten evenals Denen en Noren met en voor welk doel. Sedert eeuwen heeft men in Scandinavië front moeten maken tegen de macht in het Oosten. Natuurlijk tusscv,en Scandinavië en Rusland ligt als bumperstaat, Finland ge reed om den eersten stoot op te vangen, maar het is te bezien hoe lang de Finnen het hoofd zouden kunnen bieden tegen de Russische overmacht. De Fin een uitstekend soldaat. De Fin is heel anders. Van oudsher is hij Dit zijn allerminst paradesoldaten. Zij ma ken deel uit van de Noorsche grenswachten en dragen sobere uniformen. een uitstekend krijgsman en is over het al gemeen graag soldaat voor zijn vrije vader land. Dikwijls spreekt men over hen als de „Pruisen van het Noorden". En deze ver gelijking is niet geheel uit de lucht gegre pen, want de Pruisen hebben bij den op bouw van de nieuwe Finsche weermacht een levendig aandeel gehad, immers een groot aantal Finsche officieren hebben hun vorming tijdens den wereldoorlog in Duitschland gehad. Toen Finland nog deel uitmaakte van Zweden, wonnen deze hun belangrijke veldslagen voor een belangrijk deel, dank zij de uitstekende Finsche con tingenten. Wie heeft nooit gehoord van de beroemd geworden „Finsche ruiters", uit den Dertigjarigen oorlog! Gustav Adolf zette de Finsche regimenten altijd op de belangrijkste punten. Thans staat Finland geheel alleen tegen over het onberekenbare Russische gevaar. Het is als het Rusland ten tijde van den Witten Czaar, de eenig denkbare tegen stander. Maar dan ook de gevaarlijkste. De oude, nooit verborgen gebleven wensch van Rusland om aan de Oostzee kust en aan den Noordelijken Atlantischen Oceaan te komen, staat Finland in den weg. Zij zullen zich het eerst teweer moeten stellen; volgens de meening van de Noren en Zweden is Finland nu eenmaal „het na tuurlijke voorterrein van de Noordelijke vesting". De Finnen begrijpen hun positie uitstekend en rusten zich daarom in deze dagen zoo goed mogelijk uit. Hun wil is onverzettelijk; zij zullen, in dien noodig, hun vrijheid zoo duur moge lijk verkoopen. In dat opzicht moet men dezen jongen krachtigen staat bewonderen. Hier kent men geen kleurige uniformen, die een lust voor het oog zijn. In dit land overheerscht het muisgrijs van de beroeps soldaten en het donkere bruin van de vrij willige militie en het blauw van de marine. En ook de beste troep „Balkoinen Kaart- ti" (de Witte Garde) draagt slechts een velduniform, zooals in de jaren van den Vrijheidsoorlog, waarin dit regiment ge vormd werd en tegelijk zijn bloedigen vuur doop ontving. Jaaan de Finsch-Russi- sche grens is het ernst helaas! Daar leeft men in angstige spanning, maar ook steeds gereed den eersten slag te pareeren. Wie komen daar aan? Figuren uit een historischen optocht? Neen! Het zijn de soldaten van de slotwacht in Stockholm. Men hoort dikwijls over een inrichting, waar veel collega's te zamen werken, zeg gen: „er heerscht daar een prettige geest" of: „er heerscht geen prettige geest". Waarvan hangt het af, of ergens al dan niet een prettige geest heerscht? Hoofd zakelijk van de kameraadschap tusschen de collega's onderling. Waar ieder zijn eigen weg gaat, uitsluitend zijn eigen belangen in het oog houdt, en alleen maar tracht het zelf zoo prettig en gemakkelijk mogelijk te hebben, daar kan geen kameraadschap heer- schen en daar kan ook geen prettige geest zijn. Hoe wordt men een goed kameraad? Door vlot te zijn en niet te egoïstisch. Er zal b.v. een bepaald punt zijn, waar mee een collega moeite heeft en dat U juist gemakkelijk afgaat. Helpt dan even, en doet dit zonder er U op te laten voorstaan, als vanzelfsprekend. Voor een goed kame raad spreekt dat vanzelf, in zoo'n geval even te helpen. Evenzeer spreekt het van zelf, om vlat te zijn in het onderling ruilen van vrije dagen of vrije uren, indien de directie daartegen geen bezwaar heeft. In een kameraadschappelijk samenwerkende groep van collega's zult U zien, dat morgen een van U doet wat U vandaag voor een van de anderen deed. Wanneer U steeds op Uw goed recht staat en uitsluitend aan Uzelf denkt, zult U het nooit gezellig heb ben, noch een bemind collega worden. En in den grond van zijn hart heeft ieder mensch behoefte aan de genegenheid en de waardeering van anderen. „Ja," zal menigeen zeggen, „maar wan neer ik altijd maar toegeef en voor ieder een klaar sta, wordt daarvan misbruik ge maakt." Niet noodzakelijk. En U behoeft niet „altijd maar klaar te staan". Voor misbruik behoeft U alleen maar op te passen met diegenen, die altijd wat te vragen hebben, die steeds probeeren, on aangename karweitjes op een ander af te schuiven, niet omdat ze ze zelf niet kun nen verrichten, maar omdat ze er geen zin in hebben. Tegenover zulke typen kan men weigeren, zonder daarom een minder goed kameraad te zijn. Maar er zijn anderen, die weinig of niets vragen, maar di een kameraadschappelijke inschikkelijkheid of handreiking bizonder zullen waardeeren. Leert onderscheiden, en helpt degenen, die niet vragen, en U zult meehelpen om in de gemeenschap, waarin U werkt een prettige geest aan te kweeken en, om er een be mind collega te worden! DR. JOS DE COCK. Zeer Geachte Heer, Aan Ovéeka. Hierbij stuur ik U mijn ervaring met mijn eigen kinderen, omtrent het slapen gaan. U hebt mijn toestemming dit, als U wilt, te publiceeren onder ps. „Een moeder". Maar ik had ook nog een lastige kwestie, die ik niet kan oplossen, n.1. over de eetlust. Mijn kinderen eten zoo langzaam, en ik moet ze, zelfs de oudste, alles in den mond steken, anders komt er niets in. Het zijn beiden tengere kereltjes, 3 en 7 jaar oud. Ze. lusten alles ze willen ook wel eten, maar de eetlust ontbreekt. Ik voer ze een vaste portie, die niet te groot is en ze slikken het gewilig. Snoeperij krijgen ze bijna niet, van ons heelemaal niet, en als ze iets gekregen heb ben mogen ze 't na den maaltijd opeten. Zou er misschien een moeder zijn, die mij eens raad zou kunnen geven? Opmerkingen: Door omstandigheden was dit schrijven blijven liggen. Ik hoop evenwel, dat de moeders, die het zij nu of vroeger met een dergelijk geval te kampen hadden bij hun kinderen, alsnog gehoor willen ge ven aan de vraag van deze moeder. De briefschrijfster komt uit een kleine plaats uit de omgeving van Den Helder. Het ver schijnsel zal dus wellicht niet berusten op „stadslucht". Ik weet n.1. dat vooral in de steden verschillende kinderen slecht eten tengevolge van het veel binnen zijn, weinig spelen in de vrije buitenlucht, etc. Wanneer deze kinderen naar school gingen (het oud ste gaat waarschijnlijk naar school) zou men de oorzaak mogelijk kunnen zoeken in de school. De ervaring leert n.1. dat vele kinderen niet tegen de schoollucht kunnen In de vacanties eten dergelijke kinderen goed en niet zoodra vangt de school weer aan of de eetlust neemt af. 't Lijkt mij toe, dat veel wandelen, spelen, desnoods zwemmen, den eetlust wekt (ge steld dat de kinderen volkomen gezond z(jn). Mogelijk heeft de briefschrijfster dit middel geprobeerd? Hoofdzaak is, dat de kinderen gezond zijn. Het raadplegen van den huisarts bliift in alle geval aanbevolen. OVEEKA. Geachte Heer Oveeka. In antwoord op No. 3, Als mijn kind niet mee kon komen, zou het kind rustig hebben laten zitten en met over aan het zoeken z^n gegaan nalr de oorzaak van het niet mee komen. For- ceeren is altijd achteruitgang. Ik zou num mer één met de voeding beginnen; een kind moet eenvoudig en goed voedsel hebben. Ik heb eens een beschrijving van een kost school gelezen, waarin beschreven werd, dat die school hoog aangeschreven stond en opeens hield het vlotte leeren der leerlingen op. Wat was nu de oorzaak? Daar moet een oorzaak voor zijn, wat was nu ver anderd Aan de school zelf niets, maar er tegenover was een fruitzaak, waar de kin deren in hun vrijkwartiertje vruchten koch ten, welke zij daar nooit kregen. Ze zijn de kinderen direct vruchten gaan geven. Was hier niet zoo duidelijk waar te nemen ge weest, dat er oorzaak moest zijn, zouden zij nooit zoo vlot tot een oplossing gekomen zijn. Daar kwam weer goed naar voren, hoe goed fruit is voor een mensch. En waarom is het zoo goed? Omdat het zoo licht en vlot verteert en een zoo grooten invloed heeft op het minder vlot verteerbaar voed sel, dus doet het dubbel dienst. Hoe minder arbeid het lichaam met de spijsverteering heeft, hoe meer kracht het overhoud voor andere inspanning. Buitengewoon mooi vond ik den brief van 10 Juni met het onderschrift „een moeder", jammer vond ik het, dat een abonné-lezeres mijn schrijven begrepen heeft of ik geen fouten maakte. Dat doet ieder mensch en mijn schrijven was niet bedoeld als zelf- pralerij. Neen, mijn bedoeling is, een steen tje bij te dragen voor het algemeen welzijn der menschheid. Mijn heele leven heb ik daar over nagedacht en ik zou er heel wat voor over gehad hebben, als ik, toen mijn kinde ren klein waren, geweten had wat ik nu weet. Dkn zou ik niet zooveel fouten heb ben gemaakt. Ik kan dan ook diegenen niet dankbaar genoeg zijn, die mij dat hebben leeren inzien en ondervinden. Met vriendelijke groeten. Een abonné. Opmerkingen. Ook dit schrijven was be laas blijven liggen. De opmerkingen over de waarde van fruit onderschrijf ik tenvolle. Ik meen echter, dat abonné het verhaal van de kostschool niet goed heeft weergegeven. Immers door het fruit eten uit den winkel zou het leeren eerder zijn toegnomen. M°" gelijk bedoelt abonné dat de kinderen, die dit niet konden koopen, achteruit gingen of dat de gevolgen van het niet fruit eten plotseling zich openbaarden en verdwenen, toen er weer fruit gegeten werd. OVEEKA. syndicaat .gasmaskers" Vrouwe Fortuna heeft het tot dusverre goed voorgehad met de Noordelijke Staten Noorwegen, Zweden en Denemarken. Zij hebben sedert geruimen tijd geen oorlog meer behoeven te voeren. Voor het laatst vochten de Denen ongelukkig tegen de Pruisen en de Oostenrijkers in 1864. Het lot van Noorwegen is tot 1814 ten nauwste ver bonden geweest met dat van Denemarken, en tot 1905 met dat van Zweden. Eerst se dertdien is het een zelfstandig koninkrijk. De Zweden waren voor het laatst op oor logspad in 1808 en 1809 en wel met de Rus sen. Anders stond het er voor met Finland, dat heel wat energie en bloed heeft verlo ren, tengevolge van den vrijheidsoorlog, die na een uitputtenden strijd van 1917 1919 eindelijk leidde tot het zelfstandige Finland. DE Denen leven in het benijdenswaar dige bewustzijn dat er eigenlijk überhaupt geen vijand van hen bestaat; geen rijk dus, dat over het een of andere probleem taal met de wapens zou willen spreken. In hun oogen is oorlog met eenige nabuurstaat eenvoudig een absurde ge dachte. Er zijn geen problemen, die wrij ving kunnen veroorzaken; een gewapend conflict houden de Denen voor uitgesloten. En die gedachte wordt in zekeren zin nog ondersteund door het niet-aanvalspact, dat Denemarken kort geleden teekende met Duitschland. Het is dan ook zeer begrijpelijk dat met een dergelijken stand van zaken de Denen in het soldaat zijn weinig bevrediging vin den. Men spant zich niet gaarne in voor een zaak, die geen perspectieven biedt. Zoo is het ook gesteld met de Deensche onder danen. Waartoe zou men 's konings rok dragen, aldus hun bewering, wanneer het practisch uitgesloten mag worden geacht dat het militaire apparaat van het land ooit in werking zal treden? De Deensche weer macht werd dan ook na den wereldoorlog, waarin zij gefungeerd had als een gewapen de neutraliteitswacht, zoo grondig gedeci meerd, dat het eigenlijk nog slechts een groote politietroep was. Eerst thans leggen de autoriteiten in Denemarken weer be langstelling aan den dag gevolg van den gespannen internationalen toestand voor een sterke weermacht. Men kan tenslotte nooit weten.... zegt ook de voorzichtige, bedachtzame Deen. De Denen, paradesoldaten. Vooral in de lijfgarde des konings dienen de „lange kerels" graag. Het zijn allen uit gezocht lange, forsche heerschappen, die meestal komen van de boerenhoeven, die den bonten rok van Koning Christiaan mo gen aantrekken. Het lijfregiment bestaat reeds sinds jaar en dag. Tegenwoordig dig, precies zooals dat vroeger het geval was, dragen de zware grenadiers de hooge mutsen van berenvel met de van het hel der glimmende kinbanden, met den don- lcerblauwen wapenrok, met de over de borst gekruiste, breede, witte bandeliers en de hemelsblauwe breed gestreepte panta lons. Voorwaar dat is een prachtig parade uniform en wanneer de wacht voor het slot Amalienborg in Kopenhagen aan treedt, dan is het voor dengene, die graag militair vertoon ziet, een heerlijk schouw spel maar het neemt niet weg dat het doet denken aan een gekleurd prentje uit lang vervlogen jarenNeen, men kan waarlij k niet zeggen, dat Denemarken er op uit is militaire lauweren te oogsten. En de Noren? Hun weermacht heeft zelfs nog nooit den vuurdoop ondergaan. Wat is hun daardoor niet ontzettend veel be spaard gebleven. Maar ook in Oslo kan men een prachtige parade zien van de gar des. Men denke slechts aan de lijfwacht, die op onberispelijke wijze marcheert naar het slot van koning Haakon, de blondge lokte boerenjongens met hun blauwe oogen uit het Noorsche hooggebergte met hun uit dagende kolbakken, waarop de golvende paardenharen kwasten. Het soldatenmate- riaal in dit bergland is niet slecht. Maar de verdere weermacht? Daarvoor heeft men niet alleen krachtige mannen noodig. En de Noor is over het algemeen geen soldaat in hart en nieren. Het volk heeft trouwens in zijn geheel weinig be langstelling voor politieke zaken. Maar wanneer het er om mocht gaan het vader land te verdedigen, is de Noorsche soldaat ongetwijfeld lang niet de slechtste. Dat men zich met het oog op het afslaan van aan vallen jaren en jaren van tevoren moet wapenen, dat is het volk der Noren niet recht duidelijk.... waarschijnlijk omdat zij nog nooit met de harde realiteit hebben kennisgemaakt. De eenig denkbare tegenstander van Noorwegen staat in het Noord-Oosten. Dat is namelijk Sovjet Rusland, een rijk van welks militaire mogelijkheden wij, Chinee- zen van Europa, geen duidelijk beeld heb ben, omdat getallen en feiten ontbreken, maar een militaire macht, waarmede naar alle waarschijnlijkheid toch geducht gere kend moet worden. Het zou ook niet onmo gelijk zijn wanneer de geruchten dat de Sov jet verlangende blikken werpt' op de Noordelij ke Havens van Noor wegen, niet van allen grond ontbloot zijn. Maar de Noren zijn vooral aan deze kust strook langs de Poolzee goed op hun post. Het rijk doet daar voor de versterking van de kust strook en de havens meer dan in Zuidelij ker streken. Hier zijn het geen paradesolda ten, die als kijkspel voor de zomergasten uit an dere landen fungeeren. In het hooge Noorden overheerscht het doel matige jagersgroen van het oorlogsveldtenue Hier ziet het er naar uit of het ernst is. Ongetwijfeld is de Zweed van nature geen slechter krijgsman dan Deen of Noor, maar hij draagt den rok des ko nings ook evenmin gaar ne als zijn verwante Noordelijke broeders. Ook in Stockholm houdt men op zijn tijd, evenals in Oslo en Kopenhagen van parades. Natuurlijk, het zijn de graag geziene „vredesuniformen" van „Svea" en „Göta-Livgarde", die het hart van alle soldatenvrienden sneller doen kloppen. Ook de Zweden hebben hun krijsmacht, die in den oorlog toch nog zeer aanzienlijk was natuurlijk ook als -„neutraliteits- macht" in de laatste twintig jaar sterk gereduceerd. Maar de Zweden zullen niet ongestoord in vrede en rust kunnen leven, wanneer den Oosterbuur anders mocht be hagen. De afgeloopen weken is betrekke lijk veel geschreven over de Aalands-eilan- den, gelegen op de grens van Botnische Golf en Oostzee. Dat Zweden in deze dagen - met Finland - zoo krachtig aandringt op herziening van de Volkenbondsconventie van 1921, is reeds een duidelijk bewijs dat Zweden hier een groot gevaar ziet in een eventueel conflict. Deze archipel vormt de brug tusschen Finland en Zweden en mocht Rusland imperialistische neigingen hebben Soldaten van het Noorsche garde-bataljon.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 16