Wij lazen voor Beschadig mij nietJ Radioprogramma DRIE MANNEN EDGAR RICE BURROUGHS Uit de Pers van heden Kunnen menschen broeders zijn? Amsterdam heeft dorpstoegangen Morgan S* Roscuc DOOR 88. Wood was ontdaan, toen hij hoorde, dat Tar- zan moest sterven. Tarzan en Valthor, zijn vrienden. Het kwam hem onbegrijpelijk voor, dat het sterke hart van den koning van de jungle voor altijd zou ophouden te kloppen, dat zijn gespierd lichaam zou worden vertrapt in het stof van de arena. „We moeten toch pro beren iets te doen", riep hij wanhopig uit. Dat moet! Kunnen wij die ketting niet verbreken?" De aapman schudde het hoofd. „Ik heb de mijne onderzocht en het geprobeerd; als er een zwakke schakel bij was, zou ik die verbroken hebben, maar de ketting is massief". „Hadden we maar een vijl", mompelde Wood, „maar we hebben niets van die aard", antwoordde Tar zan koel. „We kunnen dus niets anders doen dan wachten". Wood was onder de indruk van de kalmte van Tarzan. „Neen, we moeten trachten iets te doen. Ze zullen je doden! Be grijp je dat niet? Ze zullen je doden!" Tarzan stond zichzelf een zweem van een glimlach toe. „Er is niets vreselijks in de dood. Vele mensen zijn gestorven. Vele mensen sterven. Vele men sen zullen sterven zelfs jij, mijn vriend. Dui zend maal heb ik met de dood gevochten en overwonnen. Nu ljjkt het, of hij de overwinnaar zal zijn". ZORG OVER DE REGEERINGS- VERKLARING. Dt Nederlander .c.h.) ziet de uitvoering van het regeerings-program op verschillen de punten met zorg tegemoet. Dit geldt voor al zegt het blad, de uitgestippelde werkloos heidspolitiek: Waar 't op aankomt, is de stel ling, dat „kapitaalinvestaties van onoeconomischen aard" vermeden moeten worden. Met deze zinsnede toch wordt vreezen wij in beginsel èn de uit voering van het z.g. plan-Westhof èn een groot deel van de huidige werkverschaffing als ondoelmatig betiteld. Het is immers een klein kunstje om de berekening in geld van het directe nut van soortgelijke werken met een nadeelig saldo te laten eindigen. Men heeft daartoe slechts niet te ver in de toekomst te kijken en het actief, gevormd door de vervanging van steun door arbeid, uit te schakelen. Nu zal een en ander in de practijk van de werkverschaffing nog wel niet direct zoo'n vaart lopen. Het is gemakkelijker in het va ge spreken over het bevorderen van de ge leidelijke inschakeling der werkloozen in het •bedrijfsleven dan een organisatie op te bou wen, die in het groot de werkloozen voor die herinschakeiing geschikt maakt. Inmid dels zal echter scherp moeten worden toege zien, dat het niet zóó gaat, dat zij, die in werkverschaffing weer iets van de vreugde van den arbeid bespeuren, hangende den opbouw dier organisatie worden terugge drukt naar de steunverleening. De vervanging van steun door arbeid blijft toetssteen van het te voeren beleid. NAAR EEN STAATSSOCIALISME? De Rotterdammer (a.r.) schrijft over het regeeringspr-ogramma o.a. het volgende: De juiste beteekenis zal pas in het licht treden als de vornemens in wetsontwerpen geconcretiseerd of in regceringsbesluiten tastbaar geworden zijn. De vraag zal rijzen, wanneer men op de afzonderlijke punten let, welke diepgaande verschillen de breuk in het vorig kabinet toch wel hebben geslagen. En waarschijn lijk zal men de aanduiding niet in de alge- mecne leiding van de regeeringsverklaring zoeken. Meer dan één zal juist dien aanhef- een onbegrijpelijke passage vinden. Toch gelooven wij, dat niet het minst daarin de kern van het geschil ligt. Wat wekt in het maatschappelijk leven op elk gebied tegenstand? Dat de bemoeiingen van de centrale regeering en van de ambtenarij elk initiatief dooden en de persoonlijke ver antwoordelijkheid onbedoeld zeker, onbe wust wellicht op nonactiviteit stellen. Dat geldt van het particuliere bedrijfsleven evenzeer als van de maatschappelijke orga nen en de lagere besturen in ons staatbe- stel. Zoo ongemerkt zakten we af naar een staats-socialisme, dat ons maatschappelijk leven in boeien sloeg. Indien de regeering er in slaagt allerlei wilde ranken af te kappen, zonder te ra ken aan in het volksleven wortelende en uit de maatschappij zelf opwassende ordening, dan zal dit een zegen voor het volksgeheel zijn. Het gevaar der centralisatie, voor den een een noodwendigheid, voor den ander een wellust, is groot. Meer dan men wellicht denkt staan de vier apart genoemde onderwerpen hiermee in verband. -'DE KLUIFJES HANGEN TE HOOG. Het Volk (S.D.A.P.) schrijft: Liberaal bewind dat sluit in, dat er opnieuw bezuinigd en besnoeid zal worden. Wij zijn zoo vrij, te veronderstellen, dat men ten deze aanmerkelijk verder wil gaan dan de regeeringsverklaring zou doen geloo ven. Zou dit ministerie de kans krijgen, plannen uit te werken en een begrooting voor 1940 samen te stellen, dan zouden wij op dit stuk nog heel wat kunnen beleven. En zoo zal men vragen de mooie zinnen over de ouden van dagen en over het lager onderwijs? Zeker, deze kluifjes zijn de étalage van deze liberale winkel te kijk gehangen, maar zij hangen héél hoog. Zij, die van iedere ouderdomsuitkeering verstoken zijn, moeten er genoegen mee ne men, dat het kabinet verbetering van hun lot „in overweging" zal nemen; in de verkiezingsdagen van 1037 heeft dr. Colijn ook al eens iets van deze aard toegezegd. En voor de leerlingenschaal wil dit minis terie niet meer dan een „gedeeltelijke" ver betering in uitzicht stellen. De liberalistische zuinighed, die de nieuwe heeren als richtsnoer dient, moet de ge meentebesturen met vrees vervullen, als zij hooren van de plannen tot „saneering" van de gemeentelijke geldmiddelen. Zonder geld is geen oplossing te vinden, die tot werkelij ke zelfstandigheid voor de lagere publiek rechtelijke organen kan leiden. Ook hier kan echter sympathieke volzinnen een boo- ze, reactionnaire bedoeling schuil gaan. OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN Vierde zitting van de wereld conferentie van Christenjeugd. ZATERDAG MASSA-BIJEENKOMST. Naar de schoone gewoonte, die iederen dag de morgengodsdienstoefening naar den ritus van een andere belijdenis of lands- kork, Bruno Foltin, die met liturgie en toe- dikant van de Hongaarschc Luthersche kerk, runo Foltin, die met liturgie en toe spraak do vierde zitting van de wereld conferentie van christenjeugd, te Amster dam gehouden, opende. Daarpa behandelde de Schotschc theo loog Dr. Mac Leod het vraagstuk „Kunnen menschen broeders zijn?", een vraag, waar op het bevestigend antwoord in een verga- kering als deze gevaarlijk-vanzelfsprekend is. Dit „ja" kan een rots van hoop en ze kerheid zijn in een uiteenvallende wereld, maar evengoed een verleidelijke gevoels- ontroering. Het gaat niet aan zoo zette spr. uiteen met een bepaalde theologie te zeggen, dat broederschap buiten Christus onmogelijk is. Ook vóór Christus' verschij nen was er broederschap van het hoogste en van het laagste soort. De geweldige con flicten van heden zijn niet anders dan de met groote letters geschreven spanningen in het leven van don gewonen mensch. De philosophische verwachting van een langzaam beter wordende menschheid is bankroet. De mensch gaat zich zelf begrij pen als wat hij werkelijk is: op zich zelf gericht, zondig, maar met iets in zich, dat de bloedbroederschap van Bethlehem zoekt. De feiten van onzen dag kunnen de hoop voeden op de als doorbraak van dit dieper levensbesef der behoefte aan wedergeboorte. God heeft altijd gewerkt door druk; in den storm rondom ons preekt Gods stem. De natuurlijke mensch bloedt uit vele wonden en dwaalt verblind rond, maar hij is op zoek naar God. In Christus is het moge lijk, dat wij elkander liefhebben, tegenover dit gebod hebben pacifisten en niet-pacifis.- ten zich te verantwoorden. Als middel tot deze „kameraadschap" wordt ons de kerk gegeven. Christus en zijn kerk zijn niet twee, maar één. In de kerk zijn wij kolonisten van omhoog, gezondenen om de wereld voor God terug te winnen. Hier wordt de waarachtige broederschap mogelijk, een levende tempel van men schen! Zaterdag massa-bijeenkomst. Het wereldcongres der christen-jeugd zal zich Zaterdagmiddag a.s. voorstellen aan het Nederlandsche publiek. Daartoe zal dien middag te vijf uur een massa-bijeenkomst plaats hebben in het Ajax-Stadion aan den Middenweg, welke bijeenkomst voor het publiek toegankelijk is en door verschillende vooraanstaande personen uit Nederland zal worden bijge woond. De hoofdstad voor het snelver keer zeer moeilijk te betreden. DE SPOORBOOMEN TE LANG DICHT? Amsterdam, de groote koopmanstad met een roemrijk historisch verleden, hoofdstad van het Rijk, do trots van ieder rechtgeaard Nederlander, beschikt over toegangswegen, waarover een vooruitstrevend dorpsbestuur zich zou schamen. Zoo loopt de autostrada van de Residentie naar de hoofdstad dood in een landweggetje, waarop het verkeer in beide richtingen ge blokkeerd wordt, indien één handkar er stil blijft staan. Van Velscn leidt een betonweg naar Amsterdam, doch loopt, alvorens den hoofdweg HaarlemAmsterdam te bereiken, hopeloos vast in het oude dorpje Sloterdijk. Via een houten bruggetje rijdt men dan de hoofdstad binnen. De verbindingen naar de overzijde van het Y dragen het kenmerk van onevenwichtigen groei. Misschien drukt hier al bijzonder het gebrek aan de noodige gelden, ten einde ruim opgezette plannen, die gedeeltelijk wer den uitgevoerd, verder af te werken. Van Zaandam en Alkmaar is de entree al evenmin te roemen. Ernstige verkeersopstoppingen. Deze slechts verbindingen zijn echter nog niet te vergelijken met den onhoudbaren toe stand van den uitvalsweg naar het Gooi, waar het verkeer herhaaldelijk vastloopt bij den spoorwegovergang aan den Omval, even voorbij de Bcrlagebrrug. Hoewel dit obstakel uiterlijk 8 October a.s. zal verdwijnen in verband met de in ge bruikneming van de verhoogde spoorbaan en tevens van de Berlagebrug af een weg wordt aangelegd, welke langs het Amstel- station geprojecteerd is en voorbij den spoor wegovergang tijdelijk op de Weesperzijde zal aansluiten, moet het drukke verkeer naar en van Amersfoort, Bussum, Hilversum, Haarn en Utrecht, nog drie maanden lang van dezen overweg gebruik maken, hetgeen juist in verband met de zomermaanden, tot ernstige verkeersopstoppingen aanleiding kan geven. De boomen te lang dicht? Het ongeluk wil, dat de spitsuren voor het automobielverkeer, vooral wat betreft de fo rensen, samenvallen met die van de Spoor wegen, zoodat de spoorboomen juist op die uren meer en langer gesloten worden. De file, die daardoor op sommige uren van den dag ontstaat, neemt ongeloofelijke afmetin gen aan. Het oponthoud ter plaatse zou aanmerke lijk verminderd kunnen worden, indien van de zijde van do Nederlandsche Spoorwegen wat meer goeden wil en wat meer aan de omstandigheden aangepast overleg, getoond zou worden. Men krijgt n.1. sterk den in druk, dat, de boomen ter plaatse onnoodig lang dicht blijven en te laat worden geopend. Met wat goeden wil zouden hier ettelijke minuten te winnen zijn. ZATERDAG 29 JULI 1939. Hilversum I. 1875 en 414.4 m. VARA-Uitzending. 10.0010.20 en 7.30— 8.00 VPRO. 8.00 Gramofoonmuziek (Ca. 8.16 Berichten), 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor de arbeiders in de Continubedrijven 12.00 Gramofoonmuziek (Ca. 12.15 Bericht.). 2.00 Causerie over een reis naar Indië (met een inleiding). 2.20 Zang, piano en gramofoonmuziek. 3.00 Reportage. 3.30 VARA-orkest (opn.). 4.20 Gramofoonmuziek. 4.35 Filmpraatje. 4.50 Esmeralda en solist. 5,30 Filmland. 6.00 Orgelspel. 6.28 Berichten. 6.30 Causerie over t.b.c.-bestrgding. 6.40 Gramofoonmuziek. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Politiek radiojournaal. 7.308.00 Reportage. 8.05 Herhaling SOS-Berichten. 8.07 Berichten ANP, ^ARA-Varia. 8.20 Gramofoonmuziek. 9.00 Puzzle-uizending, 9,15 Zang en piano. 9.45 Community-Singing met orgelbegeleiding 10.05 De Chineesche Syncopaters. 10.30 Berichten ANP. 10.40 Gramofoonmuziek. 10.45 Radiotooneel. 11.00 Esmeralda en soliste. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. KRO-Uitzending. Hilversum II. 301.5 m. 8.009.15 Gramofoonmuziek (ca. 8.15 Ber.). 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuur. 12.00 Berichten. 12.15 KRO-Melodisten en solist (1.00 Gramo foonmuziek. ca. 1.15 Berichten), 1.20 KRO-orkest. 2.00 Voor de rijpere jeugd. 2.30 Gramofoonmuziek. 2.45 Kinderuur. 4.00 Leden van het Fritz Hirsch-gezelschap en het KRO-orkest (cpn.), 4.45 Gramofoonmuziek. 5.45 KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. 6.45 Berichten, gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Causerie „Vacantieproblemen en trek kende jeugd". 7.35 Actueele- aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP, mededeelingen. 8.15 Meditatie. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.45 Gevarieerd concert. 10.30 Berichten ANP. 10.4012.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van 18. In antwoord op zijn kloppen verzocht een rustige stem hem binnen te komen. De kamer was vrijwel donker; alleen de groen-omkapte lamp op Louise's schrijfbureau brandde en wierp een vagen lichtcirkel om zich heen. Maar in een oogenblik zag hij haar; ineen gedoken op de diep, met cretonne kussens bedekte vensterbank, de oogen op hem ge- richt. Een onuitsprekelijk medelijden greep O'Mal- ley aan. Met een paar passen was hij bij haar en pakte haar handen. Louise! Arm kind! Wat kan ik doen om je te helpen? Ze liet haar handen rusten in zgn ver troostende omvatting. Terry! klonk het bijna fluisterend. Ik dacht wel dat je zou komen. Hij ging naast haar zitten, liet een van haar handen los, legde zijn arm om haar heen en trok haar naar zich toe. Louise drong hij zacht. Vertel me alles Louise keek van terzijde naar hem, tegen hem aanleunend alsof hg zich niet bewust was dat hij haar vasthield. Ze wees naar een zijwand van de kamer. Toen antwoordde ze toonloos: Hij is daar binnen, Terry. Ik vond hem... Eenige seconden van drukkende stilte gin gen voorbij eer O'Malley sprak. Arm kind, z^i hij nogmaals, vol deel neming. En daarop vroeg hij: Toen tele grafeerde je mij Ja ze brachten me de kamer uit. Bates geloof ik. Mijn tante gilde. Ik belde den dok ter op en gaf telefonisch het telegram voor jou op. Een huivering voer door haar heen en ze verviel in zwijgen. Louise, begon O'Malley weer, met trillende stem. Ik kan je niet zeggen, hoe ik met je te doen heb. Is er iets wat ik voor je kan doen? Het oprechte medegevoel in zijn toon, scheen haar op te wekken uit de verdooving die over haar was gekomen. Een nog hevi ger rilling dan zooeven deed haar lichaam schokken, na een oogenblik wendde ze zich naar hem toe met een gesmoorden jammer kreet en verborg haar gezicht tegen zijn schouders. Toen barstte ze uit in een wilde huilbui. Zijn hart vervuld van een onzegbare, smar telijke deernis, hield O'Malley haar tegen zich aan en na een poosje begon ze wat te bedaren. De storm van wanhopige snikken luwde, haar trillende gestalte werd rustiger in zijn armen. Eindelijk begon ze weer te spreken, nog telkens hortend in een snik, en half gedempt tegen zijn schouder. O Terry, wat moet ik beginnen! Het is zoo verschrikkelijk. Het was na het eten, dat het gebeurd moet zijn. Er kwam een nieuwe pauze en een onge articuleerd geluid van medelgden wrong zich uit O'Malley's keel. Toen maakte Louise zich uit zijn armen los, haar handen tastten naar een zakdoek en ze bette haar oogen ermee. Vervolgens gingen haar handen naar haar ontredderd haar. om dat een weinig in orde te maken. O'Malley leunde achterover in de kussens, met het geruste gevoel dat de crisis voorbij was. Hij wachtte enkele oogenblikken, tot ze nog wat meer tot zichzelf was geko men. Toen nam hij haar hand weer: Wil je me nu alles vertellen, Louise? Ik zal het probeeren, Terry, ant woordde ze zwakjes. Ik geloof wel dat het op zal luchten als ik het doe. Opnieuw brak ze af en beet zich op haar bevende onderlip. O'Malley gaf haar hand een aanmoedigend drukje. Eindelijk scheen ze zichzelf geheel meester. Het is een heeleboel, wat ik te vertel len heb, sprak ze rustig en ernstig, en de voorgeschiedenis is al een heelen tijd geleden begonnen. Schenk is een stuk ouder dan ik, maar veel jonger dan mijn vader was. Hij behoort, om zoo te zeggen, nog wel tot mijn generatie. En hij heeft altijd met mij willen trouwen. Jarenlang heeft hij mij met zijn aanzoeken lastig gevallen en aan het hoofd gezeurd. En nog altijd vraagt hij het mij, zoo gauw hij de kans krijgt. Wel, na de inbraak scheen mijn vader van meening, dat alleen Schenk hem kon redden. Maar Schenk weigerde toen hij Zondag hier was, of in ieder geval, hij zei dat hg er niet toe in staat was. En gisteren bad en smeekte vader mg naar de stad te gaan en een laat ste beroep op hem te doen. Hij zei, dat zijn lot in Schenk's hand lag en dat hg hem gemak kelijk helpen kon als hij wilde. Nu veronderstelde ik, dat Schenk, toen hij hier was, liet doorschemeren, dat hij vader zou helpen, als ik met hem wilde trouwen. Natuurlijk vertelde vader mij dat toen niet, maar gisteren was hij wanhopig. Hij trachtte mij te overreden Schenk te accepteeren. Je kent zijn afschuwelijke reputatie, Terry. En toen ik dan ook vierkant weigerde, was va der letterlijk over zijn zenuwen heen van angst en wanhoop. En zoo stemde ik ten slotte toe Schenk om hulp te vragen, na tuurlijk zonder de belofte om met hem te trouwen. Dat offer kon ik niet brengen en nog wel ter wille van het geld! Wat zeg jjj, Terry? Dat mocht toch niemand van me ver langen Het zou een ten hemel schreiend schan daal zijn geweest, barstte O'Malley uit. Enfin, ik ging, vervolgde Louise, je weet het. want je bent met me meegereden naar de stad. Ik kwam op zijn kantoor en vroeg naar hem. O, het was een onbeschrijfe lijke vernedering, van begin tot eind. Eerst stond een ginnegappend kantoormeisje me te woord en toen moest ik minstens een kwar tier wachten eer hij me bij zich in zijn privé- kantoor liet komen. Alleen al het gezicht van hem, zooals hij daar protsig achter het groote schrijfbureau zat en met met zijn harteloozen, laatdunken- den blik aankeek, bezorgde me een rilling. Maar ik slaagde erin, hoe weet ik zelf nau welijks, met mijn verzoek voor den dag te ko men. En weet je wat hij zei O'Malley schudde het hoofd. Hij zei: Mijn lieve Louise hij had mij nog nooit eerder bij mijn voornaam genoemd; ik had hem nooit toegestaan mijn lieve Louise, ik zal een half millioen op je vast zetten als bruidsgeschenk, als je dat wilt. En daar kun je naar goeddunken over beschik ken. En hij zei het met de meest vol maakte kalmte. Een gegrom, dat de diepste walging uit drukte, kwam over O'Malley's lippen. Ik deed mijn best om net zoo kalm te zijn als hij, ofschoon ik inwendig van hem gruwde, ging Louise verder. Ik be dankte hem voor de eer die hij mij aandeed, maar verklaarde uitdrukkelijk dat dat buiten de kwestie was, omdat ik, zooals ik hem al herhaaldelijk verzekerd had, niet de minste genegenheid voor hem voelde. Het was uit sluitend een zakelijke aangelegenheid waar voor ik gekomen was, zei ik en vroeg hem nogmaals of hij, uit oude vriendschap, vader niet wilde helpen. En wat was zijn antwoord? viel O'Malley in, toen Louise niet voortging. Hg staarde me een oogenblik aan, stak, toen de hand uit en drukte op een bel. Mijn waarde miss Chester, hij noemde me nu niet meer bij den naam en sprak met een ijskoude hoonende stem. als dit een uitslui- tijd zakelijke aangelegenh' is, gaat u dan naar huis terug en zeg aan uw vader dat ik niet van plan ben goed geld naar kwaad geld te smijten. Want dat is niet zakelijk. Goeden middag. Ik probeerde iets te bedenken om op zijn gemoed te werken. Maar geen vijf seconden later ging de deur open en kwam een man binnen. Schenk beval hem op barschen toon mij uit te laten. En ik keerde mij om en ging. Ik weet niet wat ik méér had kunnen doen, Terry. O'Malley veerde met een ruk overeind; zijn vuisten gebald. Wil je zeggen... begon hij. En zichzelf onderbrekend: Die gluiperige schooier! Ik zal hem... Neen! riep zg met een dringenden klank in haar stem. Je moet je er niet in mengen. Het kw ad is immers al geschied. Zijn grofheid tegenover mij komt er niet op aan het is mijn vader, Terry! O'Malley drukte haar hand ir troostende sympathie. Ga door Luise, verzocht hg, nu weer met beheerschte rustige stem. Nu dan, vervolgde ze; ik ging da delijk naar huis en vertelde mgn vader wat hij gezegd had. Hij maakte mg niet bepaald verwijten, maar hij werd doodsbleek en er kwam een uitdrukking van namelooze wan hoop in zijn gezicht. Ik probeerde hem te kal- meeren, maar hij luisterde nauwelijks en ging naar zijn kamer. Dat was vóór het diner. Hg kwam niet beneden om te eten. Ik ging nog even naar hem toe hij was op zgn bed gaan liggen en ik bleef een poosje bij hem zitten. Hij zei niet veel, doch werd steeds kalmer, alsof de felle innerlgke storm van straks zijn krachten had uitgeput en ten slotte was hij zoo rustig dat ik op zgn aan dringen aan tafel ging. Hij zei dat hij later op den avond nog wel wat zou eten. Toch had ik rust noch duur en nog vóór het des sert liep ik weer ïaar boven om te zien hoe het met hem was. En ik vond hem even stok'haar stem in een drogen snik nog op zgn bed liggend sril en vredig, ik za~ met één oogopslag dat het afgeloopen was. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 5