Op een warme dag I1M 01 ©IMPANTS' MANNEN "1 Zou ijs met tranen lekker smaken? INVULRAADSEL KLEURPRENTJE door edgar rice burroughs f Ai AjfiU Het kwaad loont zijn meester Hoeveel sterren aan de hemel? Ongewapend, behalve met de kleine dolk, wandelde Tarzan koelbloedig naar den reus- achtigen Hyark toe, die het voordeel had van een speer en een zwaard. Hyark kwam aan rennen om den wildeman te ontmoeten in de hoop hem vlug onschadelijk te kunnen maken en weer veilig de arena uit te zjjn, voordat de leeuw was losgelaten. De mannen b(j de leeuwenkooi hadden de grootste moeite om de deur open te Krijgen. De leeuw, zenuw achtig door zijn laatste gevecht, was nijdig en sloeg woest met zijn poten door de tralies, terwijl hjj trachtte de mannen te raken, die vlakbij aan het werk waren. Dit maakte het dier nog opgewondener en woester, Hyark n v--fcuï| V'r'JA -» rende vooruit, angstig door het brullen van den leeuw, die weldra in vrijheid zou worden gesteld. Hij hield de speer recht voor zich uit en verwachtte, dat hij deze in het hart van den aapman zou kunnen stoten op het ogenblik, dat hij dezen bereikte. Er was niet veel tijd om een wreed spel met zijn slacht offer te spelen. Doch Tarzan deed iets vreemds, het kwam de toeschouwers voor, dat het heel dwaas was, terwijl Hyark er even de kluts door kwijt raakte. Hjj bleef staan en stak rustig de dolk weg tussen het koord, dat hij om zijn lendendoek droeg. Daarna kwam hjj met blote handen naar voren om een gewapenden vijand te ont moeten. 4 Heer Ooievaar was aan de sport, Want hij kwam voor 't ontbijt te kort En zocht dus aan de kant der sloot Een kikker of een palingmoot Zoo werd een kikker dra verrast, Omdat hij niet had opgepast. Heer Ooievaar schenk mij het leven. Zoo smeekt hij nu met vrees en beven. In ruil daarvoor bied ik u aan Om daad'lijk met u mee te gaan En u mijn vriendjes te verklappen, Die gij dan lekker op kunt happen. Welnu sprak Ooievaar: accoord Ik houd u dan maar aan uw woord Ik volg u dra, ga gij vooruit. En breng mij spoedig bij die bult Opdat mijn maag, die knort en scheldt op flink rantsoen eens wordt gesteld. Zoo kwam hij bij de kikkerschaar, Die onbewust van het gevaar In zorgeloosheid excerceerde En nieuwe huppelsprongen leerde. Zij dachten aan geen leed of druk En dat werd haast hun ongeluk. Want zie, op zeker ogenblik Daar stonden zij verstijfd van schrik En zagen, 't was maar al te waar De snavel van een ooievaar Een vijand, en wel zo'n geduchte En zelfs geen tijd om te ontvluchten. Heer Ooievaar stond op zijn poot En hield een aanspraak bij de sloot. Had ik u (sprak hij) hier gevonden Ik had u allen wis verslonden. Want zie, ge zijt een lekker hapje En u te sparen, is geen grapje. Maar ik vind het nooit een eed'le daad Profijt te trekken van verraad En daarom: Spaar uw wanhoopskreten Ik zal alleen de Judas eten En heb ik met dat maal gedaan. Dan kunt gij ongehinderd gaan. De Judas sidd'rend als een blad. Die 't vonnis ook vernomen had Begreep eerst nu ten einde raad De omvang van zijn boze daad Maar zoals dat gewoonlijk gaat: Berouw komt meestal veel te laat. Zoo volgt ook aanstonds hier de straf Heer Langpoot stapte op hem af En slokte, schoon met tegenzin De Judaskikker levend in Nauw, was die in zijn maag verdwenen of minzaam groetend vloog hij henen. Een Judas, 't zij dan mens of beest Is nimmer veel in tel geweest. En 't loon dat hij daarvoor geniet. Versmelt in wanhoop en verdriet; Dit zij voor ons voldoende reden, Om nooit als Judas op te treden J. K. WIE KAN HET BESTE OPZITTEN? oor» T in» TT^.1 - door Lies Helgers. Het was erg warm. Het dorp leek wel uitgestorven. Iedereen hield zich op het warmst van de dag erg rustig en zelfs op de Kampweg, de weg, waar alle winkels waren, liep bijna niemand. Alleen de jon gens uit de zesde schenen niets van de warmte te voelen. Ze waren aan het voet ballen op het dorpsplein. Boven de kruidenierswinkel hingen een paar mensen uit het raam en vroegen zich met verbazing af, hoe die jongens nog zo konden spelen. Het leek wel een hittegolf, zo warm was het. Waar haalden de jongens de fut vandaan om nog zoveel te lopen. Ze voetbalden net of het midden in de winter was en ze zich warm moesten lopen. Nu had Jan de bal. Kijk hem toch eens lopen, zo, nu neemt Walter hem over en nu gaat ze bij de grote zandkuil. Dat was een plaats in de hei, waar alleen maar zand lag. De kinderen uit het dorp speelden daar dik wijls en maakten er zandbergen. Het blussingswerk. Handenvol zand gooiden de jongens op de vlammen, maar het was toch lang niet genoeg om echt te kunnen blussen. Toen gaf Jaap het goede voorbeeld. Hij trok zijn blouse uit, legde die op de grond, wierp er een hele hoop zand op en pakte hem toen op. Daarna leegde hij hem boven de vlam men en werkelijk waren nu een paar bran dende heidestruiken geblust. De andere jongens trokken nu ook hun blouses uit. Meneer had wel eens in de les hij naar Gerrit.... Nou Gerrit, die had je toch heus wel kunnen hebben, hij rolt vlak langs je voeten! Maar Gerrit stond heel stil en stak zijn neus in de lucht als een hond, die onraad speurt. De andere jongens keken hem ver baasd aan, maar Gerrit trok er zich niets van aan. Hij veegde even met zijn hand over zijn hoofd, alsof hij het nu pas warm kreeg en snoof weer met zijn neus in de lucht. „Jongens, kom mee!" riep hij toen ineens. „Kom mee, er is ergens brand, ik ruik het", en meteen zette hij het op een lopen. De anderen keken hem nog even ver baasd na, maar toen begonnen ze ook te hollen. Hun voeten klakten op de stenen en de mensen kwamen met verbaasde ge zichten voor hun ramen kijken, wat er te doen was en wie er in deze hitte zo hard liep. Toen ze de jongens zagen, schudden ze hun hoofd en zeiden tegen elkaar: „Hoe is het mogelijk, die jongens lijken wel gek." Op de hei Intussen holden de jongens maar door. Gerrit liep nog steeds vooraan met zijn lan ge benen. Hij liep, alsof hy er een prijs mee kon winnen. De andere jongens liepen hij gend en warm achter hem aan. Ze holden het laatste stukje van de Kampweg uit, toen over de dwarsweg en daarna het bos pad in. Toen ze daar eenmaal gekomen wa ren, hield Gerrit even stil en veegde met een zakdoek zijn kletsnatte gezicht af. „Jongens", zei hij, „ik weet- zeker dat er brand is. Telkens met een windvlaagje ruik ik het. Ruiken jullie nu niets? Ik denk, dat het op de hei is!" De jongens haalden allemaal heel diep adem en roken nu ook duidelijk een brand lucht. Meteen begonnen ze weer allemaal te lopen. Zo bereikten ze de bosrand en toen za gen ze ook dat Gerrit gelijk had gehad. Er hing een dichte-rook over de hei en onge veer in het midden knetterde het en kro pen de vlammen over de grond. In een ogenblik had Jan gezien, waar het was. Hij kwam heel dikwijls op de hei en kende elk plekje uit zijn hoofd. „We boffen, het is vóór de grote zand kuil", zei hij. „We moeten met zand probe ren om de vlammen te doven. Eigenlijk moet een van ons teruggaan, om de mensen in het dorp te waarschuwen en de brand weer te halen." Dat vonden de andere jongens ook en ze besloten, dat Hein terug zou gaan. De ande ren liepen nu allemaal door de hoge heide struiken. Hoe dichter ze bij de brand kwa men hoe meer rook er in hun mond en neus kwam. Ze liepen te kuchen en te hoes ten en konden bijna niet meer zien van de rook. Maar ze hielden vol en zo kwamen \iajI3 zi 'onoui II 'esjoj^ 01 'sriqar g 'uaqqa 8 'usuqo i h-woj 9 iaerj( g 'ua;ua f 'uauoj g 'oij(ox Z 'sreorj 1 THSaWHinANI DNISSQIdO Al heel vroeg heeft men geprobeerd de sterren te tellen. Het zal wel nooit geluk ken om het werkelijke aantal te tellen. Een normaal mens is in staat om ongeveer 5500 sterren aan de hemel te zien. Zodra je een verrekijker gebruikt, wordt dit getal natuur lijk veel groter. De sterren zijn in verschil lende klassen verdeeld. Die klassen geven dan hun grootte aan in verhouding tot de andere sterren. We kennen maar 12 sterren van de eerste grootte. Van de tweede groot te hebben we er al 39; van de derde 105, enz. De veertiende klasse heeft er al meer dan 13.000.000 en de zestiende zelfs 57 millioen. WETENSWAARDIGHEDEN. In een groot flatgebouw in Londen redde een hond het leven van zijn baas. Deze had I de deur van de liftkoker opengetrokken en wüde in de lift stappen. Maar hij was zo verstrooid, dat hij niet eens merkte, dat de lift helemaal niet op die verdieping was. Zijn hond had het echter wel gemerkt en door zijn meester hard in het been te bij ten, redde hij hem van een wisse dood. In Kansas City in de Verenigde Staten werd een tijdje geleden het hele verkeer gedurende een minuut stilgezet, ter herin nering aan het feit, dat al in twee jaar ach ter elkaa. geen kind door een auto was overreden! De cirkels, waarin de woorden geplaatst moeten worden, lopen in dit raadsel door elkaar. Het is dan ook iets minder eenvou dig dan de vorige raadsels van deze soort, maar de woorden zijn niet moeilijk, zodat jullie het toch wel goed kunnen oplossen. Elk woord begint in het hokje waar het streepje in staat. 1. de richting van een schip 2. de hoofdstad van Japan 3. een ander woord voor: laten zien 4. een loot van een boom op een andere boom vastzetten 5. een gil 6. werkwoordsvorm van een werkwoord, dat bespieden betekent 7. een ander woord voor iepen 8. het teruggaan van het water na de vloed 9. een bepaald soort raadsel 10. een Amerikaan, die de telegaaf verbe tert heeft en naar wien seintekens genoemd zijn 11. een zinspreuk 12. vuil, dat uit een wond komt. Er komt hulp. Ze werkten als razenden door. Ze dach ten niet meer aan de hitte en ze waren zelfs vergeten, dat Hein hulp was gaan ha len, tot ze plotseling een auto zagen nade ren over het bospad en allemaal mensen op fietsen zagen aankomen. Het hele dorp was door de boodschap van Hein uitgelopen en met grote zandzakken hielpen ze nu alle maal mee het vuur te blussen. Want de brandweer kon hier toch niet helpen, er was nergens water in de buurt. Na twee uur waren de laatste vlammen gedoofd. Een groot stuk hei was helemaal zwart en kaal gebrand. Het was een droe vig gezicht, maar het was een geluk, dat de brand niet verder was gegaan en het bos en nog een groot deel van de hei gespaard waren gebleven. In groepjes stonden ze nog na te praten en de jongens moesten precies vertellen, hoe ze de brand gemerkt hadden en hoever het was, toen ze aankwamen. Ze waren de helden van de dag. Bewonderend luister den de mensen hoe ^e met hun blouses vol zand het vuur geblust hadden. De volgende dag stond er een lang stuk in de krant over de brand en over de dap pere zesdeklassers, die gezorgd hadden, dat de brand zich niet verder kon uitbreiden. Het is te begrijpen, dat de jongens toch wel trots waren en dat zelfs hun moeders het niet erg vonden, dat een paar van hen een blouse aan het bluswerk hadden opgeof ferd. Boer Krelis gaat met zijn mand met eieren naar de markt. De kippen hebben weer goed gelegd, hij is er best tevreden over! Tweemaal in de week loopt hij het landweggetje af om zijn prachtige eieren te gaan verkopen. Hij is een vaste klant op de markt en iedereen kent hem. Als ze hem in de verte zien aankomen, met zijn oude pet je op, klos-klos op zijn klompen, een beetje voorover gebogen en altijd met een vrien delijk gezicht, zegt iedereen al: „Daar is boer Krelis weer! Zonder hem zou de markt geen markt zijn!" Er zijn wel meer vaste klanten op de markt ,maar boer Krelis is het meest ge liefd. Hij is ieders vriend en zijn eieren zijn sneller verkocht dan die van iemand anders. Proberen jullie dit plaatje van den ouden boer nu eens te kleuren. Je kunt het ook eerst overtrekken op karton en het dan uit knippen, of voor wie een beetje handig is, het op hout zetten en het uitzagen. Het is er heel geschikt voor. gezegd, dat je je bij gevaar altijd van alle middelen moet bedienen, om het gevaar te verminderen en ze aarzelden nu geen ogen blik om hun blouses aan de brand op te of feren. Ze wisten wel, wat het betekende, als de hei brandde, met dit droge weer. De brand zou steeds verder gaan en eindelijk de bosrand bereiken. Al de prachtige oude bomen zouden dan verbranden en ook alle dieren, die in het bos waren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 11