De «oorsprong van het voetbalspel" HET OLYMPISCH DORP GROEIT Reis-avontuur Moderne Schoenen Modesnufjes Donderdag 10 Augustus 1939 Vierde blad - - WAT INDIAANSCHE ELFTALLEN TE ZIEN GAVEN. Het bekende voetbalblad „Sport", Zürich, publiceerde dezer dagen on derstaand artikel, kennelijk een persiflage op de manier waarop sommige wedstrijden gespeeld worden. Jack Sopplestone, de wereldreiziger, kruis te zijn beenen op een nogal gecompliceerde manier dat had hij van de verschrikkelijke Fuo-Puostam op het eiland Guaila geleerd en ontstak zijn lievelingspijp, gemaakt van het hout van den broodboom. Deze voorberei dingen duidden er op, dat hij op het punt stond een zijner avonturen te vertellen. „Wat ga je ons vandaag weer voor sprook je opdisschen?", vroeg mijn vriend Jim wan trouwend.: Jack peuterde met zijn tong een stukje kauwgummi uit het gaatje in zijn tand dat een dronken matroos hem op Borneo gesla gen had, speelde glimlachend met het jade- halssnoer dat een indo-Chineesch konings dochter hem geschonken had en zei: „Ik wil jullie vandaag vertellen hoe ik met Tommy Piel de oorsprong van het voetbalspel ontdekte." „Ik krijg er nu al de schrik van", merk te Jim op. In de „kloof des doods". „Midden in Zuid-Afrika", begon Jack, „leeft een Indianenstam, die zich zelf „Juuih'Ui" noemt, en die geen blanke nog gezien heeft. Die stam huist in de meest on toegankelijke streek die er op de aarde is, de Dpokabuk-baai, wat zooveel zeggen wil, als ,jkloof van den dood". Het gebergte vormt daar namelijik 'n dal dat zoo smal geworden is, da-t er maar één man tegelijk door kan. Maar wie het probeert, betaalt die poging met zijn leven. Menig lijk spoelde er reeds aan. Wel, Tom my en ik besloten, dat het tijd werd dat wij dat raadsel eens trachtten op te lossen en daar wij gehoord hadden dat deze Indianen stam aan vogelcultuur deed, vermomden wij ons met pinguinveeren die wij van een ouden Eskimo gekregen hadden en zeker heidshalve deden wij onder de veeren een gepantserd vest aan en staken wij een revol ver bij ons. Het dal werd steeds smaller en op het laatst konden wij inderdaad niet meer naast elkaar loopen en gingen we een voor een. Met kromme bochten slingerde de kloofl zich voort. De eerste Indiaan die wij tegen kwamen strekte bij onzen aanblik zijn armen ten hemel en liet een waarschu wende schreeuw hooren. Even later doken er vijf van top tot teen beschilderde stam broeders van hem op die schenen te beraad slagen. Wij liepen rustig verder. Plotseling legden zij hun bogen aan en schoten hun pijlen op ons af. Een half dozijn van die dingen floot ons om de ooren maar ze stootten op ons stalen vest af en braken in tweeën. Toen de mannen dat zagen, leken zij verlamd van schrik en beukten hun hoof den op den grond. Toen sprongen ze op en liepen voor ons uit. j Moderne Indianen In hutten. "t. .1 Nu wordt het dal langzamerhand bree- der en het eindigde in een hoogvlakte, die als een duinpan tusschen de hooggebergten in lag. De Indianen die blijkbaar van onze Komst op de hoogte waren gesteld, lagen in biddende houding op den grond Wij werden ongelooflijk gastvrij ontvangen en men leid de ons plechtig in t rond. Ik ken zoo onge- veei alle idiomen der Zuid-Amerikaansche Indianenstammen en dus kon ik me ver staanbaar maken. Ze huisden meest in ho len die zij in de rotswanden hadden uitge hakt; enkele hypermodernen hadden zich hutten gebouwd. En toen werd het ons duidelijk, te onzen eer werd er een feestspel gegeven. Ongelukkige scheidsrechter! Men leidden ons op een ovaal grasveld en in het rond daaromheen zaten dc toe schouwers. Het speelveld was in liet midden door 'n witte streep verdeeld; aan de beide smalle einden van het veld stond een twee tal martelaarspalen, die er in den grond geslagen waren en aan den bovenkant' wa ren die door een dwarslat verbonden. Men legde ons uit dat de spelers of wel vreemde lingen waren die wederrechtelijk in hun ge bied waren doorgedrongen, of inboorlingen die wegens een of ander misdrijf hun leven verspeeld hadden. Het spel was niet anders dan tegelijkertijd een strafvervolging en een godsoordeel. Het kwam er op neer dat elke partij probeerde een groote steen tusschen de palen van de tegenpartij te werpen. De verliezers verspeelden hun leven en werden na afloop aan de martelpalen terechtge steld. De winnaars daarentegen waren voor hun verdere leven vrij. Intusschen betraden de spelers het veld. Ze hadden slechts een doek om, de eene partij een roode, de andere een blauwe. Dan was er nog een man in het wit die het spel leidde. Die taak, vertelde men ons, werd uitsluitend aan de grootste misdadigers op- gedagen hij kwam er namelijk nimmer levend af. Het spel begint. Men had mij als eeregast verzocht de af trap te doen. Terstond was liet publiek in liooge mate enthousiast. Elk voorval werd met indianengebrul toegejuicht. Ook onder de toeschouwers vormden zich twee partijen, precies als in 't veld. De spelers zelf waren aan bovenlichaam en armen geboeid, alleen de beenen waren vrij. Dus konden zij alleen met de voeten spelen. Zij deden wat zij kon den, renden, „bigden" elkaar, vielen op den grond en trachtten aldus de steen in het vijandelijke doel te brengen. De eenige ongeboeide speler stond tus schen de palen, die moest verhinderen, dat de steen tusschen de palen gewerkt werd. De man in het wit rende maar heen en weer en bij tijden stiet hij gillende geluiden uit, waarop het publiek meestal woedend werd. Opwinding op de „tribune" stijgt. De toeschouwers wonden zich steeds meer op. Zij sprongen op, brulden, wierpen hun hoofddeksels in het veld en vochten met hun buren, wanneer die er anders over dachten. Zoodra men het met het spel van een speler niet eens was, begon men van alles naar hem toe te gooien, tomahawks en andere zaken, Ook de man in het wit werd vele malen getroffen, nadat hij een beslis sing had genomen. Toen werd de eerste spe ler weggedragen; spoedig volgden anderen. Het speelveld werd bedekt met gesneuvel de spelers. Ten slotte bleken de toeschou wers al even uitgeput als de spelers. Ver- koopers liepen rond met ververschingen. Toen steeg de opwinding ten top. Het pu- spssè. Het gebouw, waar de gezondheidsdienst in is ondergebracht. Bij Helsinki touwt men dagelijks aan. het Olympische dorp, dat speciaal werd gesticht ter gelegenheid van de Olympische Spelen 19M. De Finsche hoofdstad verwacht tienduizen den uit alle deelen der wereld en wil denOlym piade-enthousiasten een grootsche ontvangst be reiden!. Een stukje winkelstraat. bliek stormde het veld op, de een vocht met den ander en daarna vlogen ze gezamenlijk op den scheidsrechter aan. „Weinig veranderd!" Na den wedstrijd vroeg men onze mee ning. Wij zeiden, dat wij erg tevreden wa ren. Dat het resultaat van het spel juist was, dat de eene ploeg technisch beter speel de dan de andere enzoovoort. Men stemde terstond met onze verklaringen in. Nog dienzelfden avond bliezen wij den aftocht. De heele stam voor zoover niet gewond deed ons uitgeleide. Jullie begrijpt, dat het geen geringe eer was in het land, dat de oorsprong van een zoo populair geworden tak van sport in eere hield, als afgoden te worden vereerd. Teruggekomen in de be schaafde wereld bemerkten wij dat er maar weinig op liet speelveld veranderd was Osii kcod ueAhaal: Door FRITS VAN DALEN. Het was in 'n gemoedelijk hotelletje in de Ardennen. Wie er kwamen zochten de eenvoud. Het is wel eens prettig, zelfs bui tenshuis bijvoorbeeld gewoon visch te eten, opgediend door '11 vriendelijke vrouwen hand, die ze mogelijk zelf kookte, inplaats van dat zij je wordt aangereikt door een min of meer verstarden ober. Die aange name ongedwongenheid vond je in dat klei ne hotel en daarom sloeg menigeen er graag zijn tenten op. Dat wil echter niet zeggen, dat er toch nog een zekere mate van distinctie heersch- te! Integendeel het was er soms nogal def tig. Er logeerde een statige douarière, die freule, die vrijwel nooit met iemand om ging en een zeer welgedaan fabrikant, die een hopelooze dochter uitstalde. Doch.die al len, voelde je, legden iets van hun gewone voornaamheid af binnen de muren van dit gemoedelijke, aardige buitenverblijf. Op aller gelaat hiermede wordt de sfeer misschien het duidelijkst aangegeven lag een trek van minzaamheid. Men voelde zich dus thuis, zonder dat de onderlinge omgang tè vertrouwelijk werd. Trouwens, dat laatste werd totaal onmoge lijk gemaakt door de aanwezigheid van den heer Smit. Uit het vreemdelingenboek was men te weten gekomen, dat hij zoo heette. Men zou dat anders nooit gezegd hebben. Zoo'n waar dig persoon! Hij had een statigheid over zich, welke indruk moést maken, te meer waar er niet de minste aanstellerij in zat Steeds geheel in het zwart gekleed, bewoog hij zich op zóó plechtige, afgemeten wijze, dat iedereen dadelijk tot de overtuiging kwam: dat is 'n heel bijzonder man! Doch verder kwam men met hem toch niet. Hij hulde zich in een sfeer van geheimzinnig heid, welke door niets was te verbreken. Hij bleef eenzaam en toch bemind! Hij knikte dan ook met zoo'n heerlijke welwillendheid! E11 meer en meer vroeg men zich af: wie is hij? Nee, Smit kon hij onmogelijk heeten. Dat was een pseudo! Hij wenschte waarschijn lijk incognito te reizen, om althans eenige weken in liet jaar door niemand gestoord te worden. Maar dan was hij een beroemde persoonlijkheid! Natuurlijk! Als je hem maar even aankeek, zag je dat toch! 'n Rustend professor? 'n Wereldvermaard kunstenaar? 'n Afgelreden vorst? Men kon gissen zooveel men wilde, men kwam er niet achter. Maar een bekendheid was hij! Want waar had men dien kop meer gezien, die bijna apostolische kop met de prachtige, lange zilveren haren en den dito baard? Ergens op een podium, een spreekgestoelte of in een geïllustreerd blad? Men peinsde zich suf, doch niemand vond een oplossing. Dit was in het gemoedelijke hotelletje in de Ardennen. Een jaar later vertoefde ik aan de Rivièra. En daar zag ik hem terug, maar hoe! Op een uitspringende rots, waar een voortdurende passage was van toeristen, stond hij, in lom pen gekleed, de hand bedelend uitgestrekt! Maar niettegenstaande dat, had hij zijn waardigheid behouden. Dit was geen gewone bedelaar, dat voelde je dadelijk. Je had hier met iemand te doen, wien je iets moést ge ven. Hij vroeg niet, hij nam aan. Hij be gunstigde je. Want zoo'n edele apostolische kop met die heerlijke, lange zilveren haren leefde in zooveel hooger sfeer dan de dage- lijksche, op vermaak ingestelde toerist. Hij was een aanklacht tegen deze weelde! Je offerde uit een drang naar boete! Meneer Smit! sprak ik hem aan. Een oogenblik was hij in de war. Dan nam hij met rustig in vertrouwen. Ach ja, ik herinner mij u uit dat aardige hotelletje in de Ardennen! Wat was dat een rustige tijd! Mijn leven is zeer inspannend. Ik dien dus nu en dan wel va- cantie te nemen. Nee, dank u, ik wil van u niets hebben. Misschien drinken wij samen nog eens een fijne flesch. Mijn vak is moei lijk, tenminste als men liet tot iets wil bren gen. Mooi bedelen is een kunst, meneer. Ja, ik voel me kunstenaar! Men gééft mij, me neer, alleen als men mij ziet. Men vraagt zelfs mij te mogen geven. Zij vragen, ik niet. Dat konit, omdat ik het ware uiterlijk heb gevondenen de pose, welke 't 'm doen. Ik heb daarvoor heel wat gestudeerd! Ik heb er de musea van de heele wereld voor af- geloopen, voor ik liet zoover bracht. De apostelen van Michel Angelo en zulke groo- ten hebben mij doen begrijoen, wat de men- schen aangrijpt, tot medelijden én tot ootmoed stemt. Ik ben het geweten der rij ken, meneer! Dat is mijn creatie. En ik etaleer die van de Rivièra tot Wecnen, van Weenen tot Noorwegen, enzoovoort, zooals eens Moïssi zijn „Lebende Leichnam" het deed. Het is mijn roeping, meneer! Tot ziens, wie weet!,Adieu, meneer, laat me aan m'n taak. En ik liet meneer Smit, zooals ik hem vond. Wonderlijke ontmoeting, daar in het gemoedelijk verblijf in de vriendelijke Ar dennen en aan de schitterende Rivièra. Men heeft reeds eenige seizoenen terug voorspeld, dat de dames laars weer op den voorgrond zal tre den en inderdaad droegen enkele mannequins van Fransche huizen, o.a. van Schiapa- relli en Paquin uiterste elegante laarsjes. De mode ont leent grootendeels haar ontwerpen aan de jaren 1900 en vroeger en wie zal het zeggen, of wij op een goeden dag nog niet eens verrast worden door.... zwartê wollen kousen, iets, dat onze grootmoeders als de gewoonste zaak ter wereld be schouwden! Paquin was te vreden met enkel- hooge, geknoopte, leeren laarzen, die bij middagen sembles gedragen werden, doch Schiaparelli ver valt wel eens meer in uitersten en kwam uit met gele, groene en ook mauve hooge laarzen, even eens dichtge knoopt en in kleur overeen stemmende met die der hand schoenen en ove rige onmisbare accessoires voor diner japonnen. Inderdaad hebben laarzen, die b.v. tot boven de enkels reiken, een practische zij de, althans in ons klimaat. Wij geven op nevengaande schets een aantal schoenen in de nieuwste modellen, waaronder zich weliswaar nog geen laars- jes bevinden, doch enkele hooge modellen komen deze toch reeds meer nabij, zooals o.a. het model in het midden rechts een z.g. „Step-in" met versiering van stiksels en geperforeerde gaatjes. Het trio bovenaan is van kalfsleer gemaakt en rechts heeft men een schoen van slangenleer aan voor- en achterzijde en middenstuk. Links een wan delschoen in twee kleuren uitgevoerd, voor stuk en overslaande „tong" Llamacalf, is een nieuw type leer en de schoen, die als 3 is aangegeven, is geschikt om bij ge- kleede japonnen gedragen te worden. Open zijstuk en mooie pasvorm. De middengroep is gemaakt van geiten leer, links een „teenloos" model met hoogen hak en gekleurden band over het voorstuk, terwijl de kinderschoen rechts van maro- cainleer is met donkere, dikke zool, die aan de strandschoenen herinnert, die wij reeds eenige zpm'ers zagen dragen. De schoen hieronder is van bourgogne- kleurig leer, links een -nieuw model, waar aan het achtergedeelte ontbreekt en ten slotte een ontwerp van suede, waarvan het onderstuk en de biezen in mahonie-kleur zijn en het overige gedeelte „rood-aarde- kleurig" is. MOTTEN VERDRIJVEN. Door warme azijn op een heeten stee- nen- of yzeren plaat te gieten, ontstaat een damp waardoor de motten gedood worden. Laat men deze damp door een vertrek gaan, dan wordt deze motvrij. Bont kan men op gelijke wijze behande- Om een eenvoudig wollen japonnetje op te frisschen, zullen we meestal op zoek gaan naar een aardig garnituur. Niets toch geeft zoo'n volkomen ander aanzien aan een japon, dan de details, die nu eens van delicate weefsels zijn en een gekleed effect beoogen, dan weer van steviger materiaal zijn en een sportieve noot brengen. Menig maal komt het voor, dat een veel gedragen japon niet meer waard is om er groote uitgaven aan te besteden, want een feit is, dat een mooi garnituur duur is. Iets nieuws brengt Parijs ons in den vorm van twee groepjes bladmotieven, die heel gemakkelijk zelf te maken zijn van mat zijden crêpe, linon, batist linnen en al lerlei andere weefsels. Men knipt de blad motieven in drie verschillende afmetingen en van dubbele stof. Op elkander stikken, strijken en aan den bovenkant wordt iede re groep omgewerkt met een schuin biesje en in de halsopening genaaid. Langs den omtrek wordt een Valengienne kantje ge werkt of een rijtje Fransche knoopje^ waarvoor men een draad witte of gekleurde zijde enkele malen om den naald windt en de naald even voorbij de plaats, waar de draad uit de stof is gekomen naar den achterkant brengt. Passen ziet men zoowel aan japonnen als blouses dragen en geen wonder, want zij bieden vele mogelijkheden, zelfs voor het gekleedere genre. De schets geeft een pas, die op een zwart georgette japon is aangebracht en van verticale en horizon tale nervures is gestikt en zich aan de mou wen herhalen. Kraag en bovenstuk der laatste van kantstof. De schoenen nemen steeds grootere plaats in het modebeeld in en ook op hen ziet men steeds meer kleuren toegepast. De hakken zijn nu eens hoog, dan weer plat en laag, terwijl zelfs de aangebouwde hak met kurken zool sedert enkele seizoenen moeite doet om zich een plaats te verove ren. Een feit is, dat de schoenenfabrikan ten hun beste beentje voor zetten en een enorme sorteering in allerlei prijzen te kust en te keur op de markt brengen. OUDERLIJK GEZAG BETEEKENT: Overeenstemming tusschen de ouders! Ongehoorzame kinderen geven beide ouders veel zorg, alhoewel deze meestal niet begrijpen, dat zij zelf in vele gevallen de oorzaak zijn. In vele gezinnen is geen eensgezindheid omtrent het opvoedingssysteem en kinde ren weten van een dergelijke verhouding der ouders al heel gauw partij te trekken. Wanneer iets verboden wordt, luidt het meestal: Vader zegt Moeder zegt waarop als antwoord volgt: „Kinderen heb. ben niet tegen te spreken, doch moeten ge hoorzamen." Zij buigen zich dan wel is waar voor dit gebod, doch in hun hart komt twijfel op aan ouderlijk gezag. Wie moeten zij ge hoorzamen ais een der ouders toestaat, wat de ander verbiedt? In de ouders ziet het kind „de we reld." Volwassenen, die met de opvoeding hun ner kinderen belast zijn, moeten zich meer bewust zijn, welken invloed er van uit kan gaan en tevens voor welk een verantwoor delijke taak zij zich geplaatst zien. In de jaren, dat kinderen geheel en al onder den invloed der ouders staan en zich uit den geest, die in het gezin leeft, een beeld van de groote wereld vormen, is het een eisch, dat vader en moeder eensgezind zijn. Wanneer men elkanders denkbeelden niet volkomen deelt, dan zal de verstan digste zich op een gegeven oogenblik in te genwoordigheid der kinderen hebben te schikken. Later, als men rustig samen is, kan men zijn standpunt uiteen zetten, en tot over eenstemming zien te komen. Slechts op deze wijze kweekt men zijn kinderen in gezonden zin op en zal critiek op de ouders uitgesloten zijn. Het kind heeft zich dan geen partij te stellen en de vader of moeder te volgen die hem het meest toegeeft. Ouders, die één lijn volgen in de wijze waarop zij hun kinderen opvoeden, zullen zich slechts zelden te beklagen hebben ovei ongezeggelijkheid en ongehoorzaam heid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 11