De ontkerstening van
Een verwijt aan het
onderwijs weerlegd
EN Dl
OLIFANTS
MANNEN
Radioprogramma
DRIE MANNEN
en ftun nacdlot
DOOR
EDGAR RICE
BURROUGHS
Militaire vrachtauto gebotst
Vreemdelingenlegioen
in Palestina?
Morgan S. Roscue
100.
De geschrokken leeuw sprong inmiddels van
de ene loge in de andere en veroorzaakte een
geweldige paniek, totdat hij tenslotte in een
gang terecht kwam, waardoor hij uit de arena
in vrijheid kwam. Onderwijl was Tarzan naar
de kant van de arena teruggelopen, waar de
andere slachtoffers in een aparte ruimte
stonden te wachten. Het publiek brulde op
gewonden. Opnieuw nam de aapman zijn
plaats in naast Valthor bij de omheining. De
bewaker, die hem eerst uitgejouwd had, keek
hem nu vol bewondering aan. De andere ge
vangenen prezen hem en wensten hem geluk.
„Menofra zal wel op wraak zinnen, nu je
haar dat schoothondje hebt bezorgd," lachte
Valthor. Tarzan keek eens achterom naar de
koninklijke loge en zag Menofra daar onge
deerd staan. „De leeuw miste zijn hoge onder
scheiding", zei hij, „maar ik heb geen spijt
van wat ik gedaan heb. Want, zie je, het was
de leeuw, die ik wilde wreken en niet Meno
fra of het volk!" Spoedig keerde de officier
terug en zei met een stem, waar sympathie
uit sprak tegen Tarzan: „Je was een dwaas
om dien leeuw in de loge van Menofra te
smijten. Als je dat niet had gedaan, zou ze je
je vrijheid gegeven hebben. Nu heeft z(j bevel
gegeven, dat je vertrapt zult worden jij
en Valthor!"
Vaak uitgevoerd door kleine locale
machthebbertjes, die soms an
ders handelen dan de hoofdleiding
wenscht.
Aan een interessant artikel van dr. L. D.
Terlaak Poot, Ned. Herv. predikant te Den
Haag, in de 's-Gravenhaagsche Kerkbode,
gewijd aan den Duitschen kerkstrijd, ontlee-
nen wij het volgende:
Evenals in Nederland, zal in Duitschland
wel ervarenworden, dat de kleine, locale
machthebbertjes en lcidertjes soms anders
handelen dan de hoofdleiding weet en
wenscht. In Thüringen b.v. zal men kunnen
waarnemen, dat de kerk radicaal „duitsch-
christelijk" is: o.a. door de bepaling, dat niet-
arische Christenen (Christenen!) uitgesloten
zijn van huwelijksinzegening en avondmaal
en voor hun kinderen, van den doop. Een
kerk, die zulke bepalingen treft, heeft op
gehouden een Christelijke kerk te zijn.
Helpt de gebrekkigen!
Is dit nu hot geval met het geheel der
evangelische kerk? Immers neen! Deze mo
derne, Thüringsche landskerk vertoont (tot
nu toe, niet die van Saclisen) een landelijk
radikalisme, dat elders (nog) afwezig is en
ook principieel bestreden wordt. In een
stampvollen hoofddienst elders hoorde ik af
kondigen, dat er dien morgen écu collecte
zou gehouden worden, n.1. voor de kerkelijke
verzorging van achterlijken en gebrekkigen.
De predikant, een zeer vooraanstaande fi
guur, zeide: „Van buiten en boven af wordt
gepropageerd: maak zulke mcnschen steriel
en bevrijd ons volk van dezen last! Dat moe
ten dezulken maar weten en verantwoorden.
Hier echter, gemeente, geldt de wet des Ko-
nings: trekt ze aan uw hart! Dit is mijn
eenïge aanbeveling voor deze inzameling".
Objectief blijven!
Men moot onderscheiden bij berech-
telijke vervolging en gevangenzetting
van predikanten, of men te doen
heeft met politioneele, dan wel met
staatspolitieke maatregelen. Oók ten
onzent is het nog zeer onlangs ge
beurd, dat predikanten gevangenis
straf kregen, wegens het aansporen
van catechisanten tot dienstweige
ring.
Zoo is de arrestatie en gevangenzetting
soms het gevolg ginds geweest van het doen
van uitingen en mededeelingen in bepaal
den vorm (b.v. dat de navolgende „ketters"
weer uit de kerk waren uitgetreden, n.1.
S.A. Bannführer, die en die; iets wat in deze
vorm politioneel verboden is). Men mag in
zulk een geval niet spreken van geloofsver
volging om der waarheid wil. Want dan
zou de plaatsvervanger van zulk een in
„Schutzhaft" genomen predikant, die onge
hinderd de kerkdiensten voortzette, geen
dienaar der waarheid zijn. Men beseft het
ongerijmde.
Houding tegenover Rome anders.
Men moet óók onderscheid maken
tusschen de houding der overheid te
genover de evangelische kerk èn te
genover de Roomsche kerk. Men ver-
gete niet, aldus ds. Poot:„Rome" wil
heerschen over den staat. De houding
van een totalitaircn staat tegenover
„Rome" zal dus priori anders zijn
dan tegenover de Protestantsche ker
ken.
Hitler-Jugend anti-christelijk.
De houding van de leiding der S.A., S.S.
en H.J. (Hitler-Jugend) wordt helaas hoe
langer zoo meer anti-kerkelijk en anti-chris
telijk. Een bewijs is hiervan o.a. dat de ty-
pisch-kerkelijke plechtigheden van huwe
lijksinzegening en begrafenis meerendeels
vervangen worden door S.A.- en S.S.-Ehe-
weihen( de laatste zijn „hooger" dan de eer
ste) en dat in al meer gevallen, de S.A.- of
S.S.-leider de begrafenisplechtigheid leidt in-
plaats van den predikant.
Teekenend is ook een hoofdartikel in het
orgaan van het Schwarze Korps (eerste week
Juli), waarin betoogd wordt: a. dat theologie
gécn wetenschap is; b. dat men géén achting
moet hebben voor jonge mannen, die theolo
gie gaan studeeren. Zij doen dit, wijl de kerk
zich tevreden stelt met een candidaats-exa-
men en wijl er zooveele „beurzen" zijn; dus,
uit oorzaak van gemakzucht. Zij beweren,
hun volk te willen gaan dienen door middel
van de kerk.
Als oudere en oude mannen dit bewe
ren, als dienaren der kerk, kan men dit nog
als eerbiedwaardig betrachten; maar bij jon
geren is zulk een bewering te verafschuwen.
De kerk is een verouderde instelling. Wie
zijn God wil dienen, moet en kan dit allèen
doen, door alleronmiddellijkst zijn volk te
gaan dienen.
Een zware druk op allen.
In de prediking, in kerkbodeartikelen of in
wijk- en vereenigingsbladen mogen Rosen-
berg c.s. niet bestreden worden (hoewel dit
natuurlijk tóch gebeurt!), terwijl deze nieuw-
duitsche heidenen van hun kant vrije pro
paganda mogen voeren. Dit is geestelijke
vervolging en het brengt zwaren druk op al
len, die kerk en volk, vooral de jeugd, op het
hart dragen. De ambtsdragers der kerk ko
men, zoo besluit de I-Iaagsche predikant, hoe
langer zoo meer in een ondragelijke span
ning.
„Opgeleid voor het leven, wordt
men pas door het leven zelf'.
„Wat verwijt men aan ons on
derwijs?" vraagt de inspecteur in
de inspectie Middelburg in het de
zer dagen verschenen Rijksverslag
van den staat van onderwijs in
1938. „Als ik goed luister", aldus
deze heer, „zijn er twee klachten:
het onderwijs leidt niet op voor
het leven, en, er blijft zoo weinig
van hangen."
Om met de laatste klacht te beginnen.
Een onderzoek naar de parate kennis dea
leerlingen, nadat zij reeds korter of langer
tijd de schoolbanken hebben verlaten, le
vert vaak uitkomsten, waarvan de publi
catie tegelijk droevige en lachwekkende
gedachten aangaande de resultaten van ons
onderwijs zou kunnen opwekken. Maar het
maakt op mij, aldus de schr., altijd een zon
derlingen indruk, dat men eenenzijds de
school steeds meer voorhoudt, dat ze niet
moet streven naar het aankweeken van
parate kennis, terwijl men haar anderzijds
het falen der oud-leerlingen in parate ken
nis voorhoudt als een bewijs van haar te
kortkomingen. Welke dokter, advocaat of
(zelfs) leeraar zou op lateren leeftijd nog
eens geëxamineerd willen worden in de
vakken waarin hij destijds op de middel
bare srhool en de universiteit heeft uit
geblonken? Mag men daarom aan die
scholen verwijten, dat ze de kennis niet of
niet op de juiste wijze hebben aangebracht?
Ik geef natuurlijk toe, dat het wenschelijk
zou zijn, dat de leerlingen het op school
geleerde wèl wat beter vasthielden. Hier
kan mij, dunkt mij, alleen verplicht ver
volgonderwijs, meer nog dan verlenging van
den leerplicht, baat brengen.
De opleiding voor het leven.
En wat het verwijt betreft, dat de
school te weinig opleidt voor het
leven, moge ik de opmerking maken,
dat m.i. geen enkele school in staat
is om volledig voor het leven uitge
ruste jonge menschen af te leveren.
Opgeleid voor het leven wordt men
eerst door het leven zelf.
Als de jonge arts van de universiteit komt
is hij nog geen ervaren geneesheer; de jon
ge meester in de rechten geen handig advo
caat; de pas gepromoveerde doctor in de
wiskunde of in de oude of nieuwe talen
nog geen geroutineerd leeraar. De eigenlij
ke „vorming" begint pas na de opleiding.
Wat zou dan de lagere school opleiden
voor het leven, mischien nog wel met een
hoofdletter? De ontwikkeling van den jon
gen mensch begint toch eigenlijk pas na
den leerplichtigen leeftijd. De lagere school
heeft slechts de faculteiten te scheppen, de
organen te oefenen en de wapens te scher
pen, die de latere ontwikkeling mogelijk en
gemakkelijk maken.
Den berg optrappen!
De inspecteur te Alkmaar voegt hieraan
toe: Dit neemt echter niet weg, dat wij ten
zeerste toejuichen, dat de gemoederen weer
eens wakker geschud zijn en men als het
ware gedwongen wordt tot bezinning, tot
hcroriënteering. Daarin ligt altijd een zegen
verborgen. Niet freewheelen, maar den berg
optrappen. De waardeering van het bestaan
de mag niet ontbreken, mar zij mag nooit
oorzaak zijn, dat de stimuleering in de rich
ting van het betere achterwege blijft.
Een sergeant zwaar- en een sol
daat licht gewond.
Woensdagavond 7 uur is onder Zuid'laren
een militaire vrachtauto van het garnizoen
aldaar geslipt en tegen een boom gebotst.
Op de auto bevonden zich veertien mili
tairen, van wie de 30-jarige gehuwde ser
geant J. Steen, beambte bij de Nederland-
sche Spoorwegen in Winschoten, ernstig
werd gewond. Hij liep een ernstige kneu
zing aan de ruggegraat op en is naar het
Academisch Ziekenhuis te Groningen over
gebracht.
Een soldaat werd licht gewond, hij brak
o.m. het neus,beentje. Hij is in het militair
hospitaal te Zuidlarcn ter verpleging opge
nomen.
De overige twaalf militairen kwamen met
den schrik vrij. De auto is zwaar bescha
digd.
ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939.
Hilversum I, 1875 en 414,4 m.
10.0010.20 v.m. en
Een geheime overeenkomst tus
schen Britten en Joden.
De „Voelk. Bcobachter" meldt uit Tel
Aviv, dat tusschen de Joodsche militie, „Ha-
gana" en de Britsche militaire leiding in
Palestina een geheime overeenkomst is ge
sloten, welke'b epaalt, dat de Hagana voor
Engeland een vreemdelingenlegioen van
ongeveer 80.000 man geleidelijk zal opbou
wen. waartegenover de Britsche militaire
autoriteiten zich zullen verplichten de Jood
sche immigratie naar Palestina zoolang geen
ernstige moeilijkheden in den weg te leg
gen, als voor de vorming van dit legioen
noodig lijkt. De overeenkomst zou reeds
ruim twee jaar geleden gesloten, doch eerst
thans bekend geworden zijn.
VARA-Uitzending.
7.30—8.00 VPRO.
KRO-Uitzending.
8.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 8.16 Berichten).
10.00 Morgenwijding.
10.20 Voor arbeiders in de Continubedrijven.
12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Berichten).
2.00 Causerie „Een plan voor onvolwaardige
arbeidskrachten".
2.20 Liedjes met pianobegeleiding.
3.00 Reportage.
3.40 VARA-orkest.
4.30 Causerie „Handschriftkunde".
4.50 Gramofoonmuziek.
5.30 Causerie „Filmpubliciteit".
5.45 Gramofoonmuziek.
6.00 Orgelspel.
6.28 Berichten.
6.306.55 Gramofoonmuziek.
7.00 VARA-Kalender.
7.05 Felicitaties.
7.10 Politiek radiojournaal.
7.30 Cyclus „Langs steden en dorpen".
8.00 Herhaling SOS-berichten.
8.03 Berichten ANP, VARA-Varia.
8.20 Gramofoonmuziek.
8.30 VARA-orkest.
9.00 Puzzle-uitzending.
9.15 „The Ramblers" en solisten en interview
(opname).
10.15 Gramofoonmuziek.
10.30 Berichten ANP.
10.40 VARA-orkest.
11.15 Zang en piano.
11.3012.00 Gramofoonmuziek.
Hilversum II. 301,5 m.
8.009.15 Gramofoonmuziek.
richten).
(Ca. 8.15 Be-
10.00 Gramofoonmuziek.
11.30 Godsdienstig halfuurtje.
12.00 Berichten.
12.15 De KRO-Melodisten (opname).
1.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 1.15 Berichten).
1.30 Vervolg KRO-Melodisten (opname).
2.00 Handenarbeid voor de rijpere jeugd.
2.30 Gramofoonmuziek.
2.45 Kinderuurtje.
4.00 John Kristel en zijn Troubadours.
4.30 Filmduetten (gr.pl.).
4.45 John Kristel en zijn Troubadours.
5.15 Sportoverzicht.
5.30 Gramofoonmuziek.
5.45 De KRO-Nachtegaaltjes.
6.15 Gramofoonmuziek.
6.20 Journalistiek weekoverzicht. (Ca. 6.45
Berichten). Hierna: Gramofoonmuziek.
7.00 Berichten.
7.15 Religieuze causerie.
7.35 Actueele aetherflitsen.
8.00 Berichten ANP en KRO-mededeelingen.
8.15 Religieuze overpeinzing met muzikale
omlijsting.
8.35 Gramofoonmuziek.
8.45 Vroolijk Zaterdagavond-programma.
10.30 Berichten ANP.
10.4012.00 Gramofoonmuziek.
FEUILLETON.
Naar het Amerikaansch van
30.
Onwillekeurig wilde hij het hoofd omdraai
en, maar bedacht zich en liep verder alsof
hij geen zorgen ter wereld had. In de straat
waar hij woonde kwam iemand achter hem
aan. Hij kon voetstappen hooren die hem
onbewust bekend voorkwamen. Terwijl hg zijn
stoep opliep keek hij onverschillig rond, open
de de voordeur met den huissleutel en ging
naar binnen.
Maar die eene blik was voldoende geweest.
De man achter hem had zijn pas vertraagd
en stak de straat over. De schemermg was
reeds beginnen te vallen, maar het was toch
nog licht genoeg om O'Malley een duidelijken
indruk te geven van het gezicht van zijn
tervolger. Hij had half verwacht het schare,
ietwat grimmige gezicht te zien dat yp
is voor den politieman in burger. Maar
man dien hij had opgemerkt niet Mc G
zelf was, dan was het toch iemand, die spre
kend op hem leek!
O'Malley sloot de voordeur weer, Keerae
zich om en keek door het raampje. De man
was tot vlak voor het trottoir gekomen. HJ
keek een oogenblik naar het huis en nep
langzaam de straat af. Nu had OMalleyft
gezicht heel duidelijk kunnen onderscheiden.
Het was Mc Girk. Hij had de rollen omDe-
lccer cl
Instinctmatig handelde O'Malley zooals hij
gedaan zou hebben als hij niet gevolgd v
geweest. Hij ging ineens door naar boven
draaide het licht in zijn voorkamer aan, zich
afvragend wat de vent van hem moest, nu
de brief bezorgd was. Hij waagde de veron
derstelling, dat Mc Girk een antwoord zocht
op de vraag wat hij met den brief te maken
had en vond het misschien gewenscht te pro-
beeren meer omtrent hem te weten te ko
men. En ♦O'Malley's vermoedens in dit op
zicht waren inderdaad juist.
O'Malley ging zitten. Toen sprong hij weer
op en liep naar beneden; naar het raam in de
hall. Langs den muur glippend, bereikte hij
den rand van het venster zonder van buiten
af zichtbaar te zijn. Hij verschoof het gor
dijn iets tot hij naar buiten zien kon. Maar
ongelukkigerwijze sprong dé gevel van het
aangrenzende huis even naar voren en ten
gevolge daarvan was zijn gezichtsveld niet
niet genoeg om Mc Girk te ontdekken.
Neen, zóó zou het niet lukken. Hij ging
dc trap weer op cn liep door naar het dak.
Een blik op den donkeren wolkeloozen hemel
stelde hem gerust. Geruischloos zocht hij zijn
weg over een paar aangrenzende daken en
naderde voorzichtig de overstekende kroon
lijst. Het was van groot belang om te weten
of Girk er nog was en of hij alleen was.
In zijn volle lengte op het platte, met zink
bekleede dak liggend, kroop hij langzaam
vooruit tot zijn hoofd over de lijst kwam en
hij in de straat kon kijken. Hij vertrouwde er
op. dat Mc Girk hem niet tegen de donkere
lucht zou opmerken, terwijl het zeer on
waarschijnlijk leek, dat hij hom op zoon
ongewone plaats zou verwachten.
Na een oogenblik kreeg hij Mc Girk in het
oog; b(jna vlak aan den overkant der straat.
De man stond op het trottoir en keek zoo nu
en dan naar het huis, waar O'Malley zijn
appartementen had.
Voldaan, maar niet bepaald verheugd,
keerde O'Malley terug, sloot het luik achter
zich en begaf zich naar zijn kamer. Het was
zeker, dat hij het huis niet kon verlaten om
Mc. Girk te schaduwen, als Mc Girk niet
eerst had opgehouden hem te schaduwen.
Hij stopte zijn pijp en ging zitten wachten.
Kort na tien draaide hjj het licht uit, nam zijn
hoed en koffer en liep op zijn teenen naar het
sousterrain. Er was daar een kleine gang, die
naar den benedenuitgang leidde. O'Malley
opende de deur daarvan zoo zacht mogelijk,
sloop naar buiten en trok de deur dicht. In
de schaduw van de hooge stoep was hij ver
borgen voor Mr, Girk, maar zelf koos hij zijn
plaats zóó, dat hij den ander door het (jzeren
hek kon zien.
Mc Girk had zich teruggetrokken in de
duisternis van een portiek en staarde nu eens
omhoog naar O'Malley's vensters en dan
weer naar miss Hippy's voordeur. Het was
duidelijk dat hij verwachtte dat O'Malley
naar buiten zou komen.
Eindeljjk, na een minuut of tien, kwam Mc
Girk naar het trottoir, spoog nadenkend voor
zich uit en slenterde naderbij. Toen hij recht
tegenover het huis stond, keek hij weer naar
de voordeur en naar O'Malley's donkere ven
sters. Daarop verwijderde hij zich snel in
westelijke richting.
O'Malley wachtte tot hg den hoek om was.
Toen liep hij ook de straat op, met den koffer
in de hand en volgde hem. Mc Girk bleef in
dt zelfde richting voortloopen en ging op een
taxi toe, die bij het trottoir parkeerde. Een
man stapte uit de taxi, gaf iets aan Mc Girk
en zette te voet koers naar Fifth Avenue.
Mc. Girk stapte in de taxi en sloeg het por
tier dicht. De wagen reed direct weg. draaide
bij de Avenue naar het Zuiden cn was spoe
dig uit het gezicht.
O'Malley haastte zich naar het station van
den ondergrondschen spoorweg, stapte over
op Tiities Square en stapte uit in Fourteenth
Street. Nu naderde hij, zeer op zjjn hoede,
het huis. waar Mc Girk woonde.
Het was nu bijna elf uur. Het was een heel
donkere avond. Er brandden zoo weinig lan
taarns in Eleventh Street, dat hij slechts met
de grootste moeite iets kon zien. Maar hij
overtuigde zich toch dat de veranda's alle
verlaten waren, hoewel het een warme avond
was. En voor zoover hij kon vaststellen was
er ook niemand in de straat te hespeuren. Hij
duwde het hek open, keek op, zag dat de ra
men van Mc Girks voorkamer op de tweede
verdieping nog donker waren en begaf zich
naar de voordeur.
Toen deze vervelooze barrière veilig achter
hem gesloten was, wachtte hij bij 't suizende
gasvlammetje, snoof de geur van duffe stof
figheid en gestoofde kool op en luisterde ge
spannen. Een toenemend brommen en ronken
buiten in de straat kondigde aan dat een
auto in aantocht was. Daarop klonk het ge
knars van remmen en het dichtslaan van een
portier.
O'Malley schoot de eerste trap op als een
ha-ewind, zocht en vond den knop van zijn
slaapkamerdeur en glipte naar binnen, juist
toen de voordeur gesloten werd.
Tegen den muur van zijn kamer gedrukt,
luisterde hij naar het geluid van de voetstap
pen, die de trap opkwamen. Iemand streek
langs zijn kamer, liep den hoek van de gang
om en beklom de trap naar de tweede ver
dieping. Zacht opende O'Malley zijn deur,
sloop naar de trao en zette daar zijn aan
dachtig luisteren voort.
Een deur werd boven gesloten. Voetstap
pen klonken aan den eenen kant. En daar het
aantal voetstappen op een groote kamer wees,
twijfelde O'Malley heelemaal niet meer of Mc
Girk was teruggekomen. De ondergrondsche
had het vlugger gedaan dan de taxi.
O'Malley vroeg zich af wat de man daar bo
ven nu uitvoerde. Het voor de hand liggende
antwoord was dat Mc Girk aanstalten maakte
om naar bed te gaan. Maar als dat inderdaad
zoo was, zouden de voetstappen nog klinken
en ze hadden opgehouden. In een plotselinge
ingeving schoof de jonge Ier zijn schoenen
uit, zette ze tegen den muur van zijn kamer
liep op zijn teenen de gang weer in, want
zelfs kousenvoeten maken nog een duidelijk
hoorbaar geluid wanneer men zich niet
uiterst behoedzaam voortbeweegt.
Als een schaduw gleed hij de gang in en
kroop langzaam naar boven, zoo dicht moge
lijk tegen den muur aanblijvend. Zonder dat
een trede gekraakt had, kwam hij boven. Er
was daar geen licht, evenmin als in zijn eigen
gang beneden. Maar in de inktzwarte duister
nis kon O'Malley een zwak schijnsel door het
sleutelgat onderscheiden. Het zei hem niet
alleen dat zijn veronderstelling dat Mc Girk
terug was juist was geweest, maar tevens
dat er geen sleutel in zijn deur stak.
Met de grootste omzichtigheid sloop O'Malley
naderbij, zijn weg tastend met vingers en
voeten en ten slotte gehurkt voortschuivend
op zijn handen en knieën. Hg bereikte de
deur van Mc Girks kamer en hield zijn oog
voor het sleutelgat, wel oppassend den deur
knop niet aan te raken.
Het was een oud huis, het sleutelgat was
groot en O'Malley's gezichtskring was wijd
genoeg om een flink gedeelte van de kamer
te overzien. Maar zooveel had hij niet noodig.
Want direct in het verlengde van zjjn blik
zat Mc Girk. Hij zat aan een tafel tegenover
het raam, zoodat O'Malley hem van opzij zag.
Boven zijn hoofd zoemde een gaslamp.
Het gezicht van den man was ingespannen
op iets gericht. Hij hield een papier plat op
de tafel voor zich en bestudeerde het, snel
notities makend. Na een oogenblik nam hij
het vel papier, dat hjj bestudeerd had, op
het was een brief zooals O'Malley zag
keek van den brief naar zjjn notities en
schoof hem vervolgens onder het groote vloei-
blad. Daarna haalde hij een vel papier uit een
la en begon langzaam en aandachtig te
schrijven.
Zich aan de deurstijl vasthoudend om zijn
evenwicht te bev aren, sloeg O'Malley hem
scherp gade. Na een minuut of drie, vier,
legde Mc Girk zijn potlood neer, herlas wat
hij geschreven had en begon het op zyn ge
mak op te vouwen. Toen hjj dit had gedaan,
nam h(j een enveloppe uit dezelfde lade,
schoof den brief erin en schreef het adres
erop. O'Malley had genoeg gezien.
Wordt vervolgd.