De ontkerstening van Een verwijt aan het onderwijs weerlegd EN Dl OLIFANTS MANNEN Radioprogramma DRIE MANNEN en ftun nacdlot DOOR EDGAR RICE BURROUGHS Militaire vrachtauto gebotst Vreemdelingenlegioen in Palestina? Morgan S. Roscue 100. De geschrokken leeuw sprong inmiddels van de ene loge in de andere en veroorzaakte een geweldige paniek, totdat hij tenslotte in een gang terecht kwam, waardoor hij uit de arena in vrijheid kwam. Onderwijl was Tarzan naar de kant van de arena teruggelopen, waar de andere slachtoffers in een aparte ruimte stonden te wachten. Het publiek brulde op gewonden. Opnieuw nam de aapman zijn plaats in naast Valthor bij de omheining. De bewaker, die hem eerst uitgejouwd had, keek hem nu vol bewondering aan. De andere ge vangenen prezen hem en wensten hem geluk. „Menofra zal wel op wraak zinnen, nu je haar dat schoothondje hebt bezorgd," lachte Valthor. Tarzan keek eens achterom naar de koninklijke loge en zag Menofra daar onge deerd staan. „De leeuw miste zijn hoge onder scheiding", zei hij, „maar ik heb geen spijt van wat ik gedaan heb. Want, zie je, het was de leeuw, die ik wilde wreken en niet Meno fra of het volk!" Spoedig keerde de officier terug en zei met een stem, waar sympathie uit sprak tegen Tarzan: „Je was een dwaas om dien leeuw in de loge van Menofra te smijten. Als je dat niet had gedaan, zou ze je je vrijheid gegeven hebben. Nu heeft z(j bevel gegeven, dat je vertrapt zult worden jij en Valthor!" Vaak uitgevoerd door kleine locale machthebbertjes, die soms an ders handelen dan de hoofdleiding wenscht. Aan een interessant artikel van dr. L. D. Terlaak Poot, Ned. Herv. predikant te Den Haag, in de 's-Gravenhaagsche Kerkbode, gewijd aan den Duitschen kerkstrijd, ontlee- nen wij het volgende: Evenals in Nederland, zal in Duitschland wel ervarenworden, dat de kleine, locale machthebbertjes en lcidertjes soms anders handelen dan de hoofdleiding weet en wenscht. In Thüringen b.v. zal men kunnen waarnemen, dat de kerk radicaal „duitsch- christelijk" is: o.a. door de bepaling, dat niet- arische Christenen (Christenen!) uitgesloten zijn van huwelijksinzegening en avondmaal en voor hun kinderen, van den doop. Een kerk, die zulke bepalingen treft, heeft op gehouden een Christelijke kerk te zijn. Helpt de gebrekkigen! Is dit nu hot geval met het geheel der evangelische kerk? Immers neen! Deze mo derne, Thüringsche landskerk vertoont (tot nu toe, niet die van Saclisen) een landelijk radikalisme, dat elders (nog) afwezig is en ook principieel bestreden wordt. In een stampvollen hoofddienst elders hoorde ik af kondigen, dat er dien morgen écu collecte zou gehouden worden, n.1. voor de kerkelijke verzorging van achterlijken en gebrekkigen. De predikant, een zeer vooraanstaande fi guur, zeide: „Van buiten en boven af wordt gepropageerd: maak zulke mcnschen steriel en bevrijd ons volk van dezen last! Dat moe ten dezulken maar weten en verantwoorden. Hier echter, gemeente, geldt de wet des Ko- nings: trekt ze aan uw hart! Dit is mijn eenïge aanbeveling voor deze inzameling". Objectief blijven! Men moot onderscheiden bij berech- telijke vervolging en gevangenzetting van predikanten, of men te doen heeft met politioneele, dan wel met staatspolitieke maatregelen. Oók ten onzent is het nog zeer onlangs ge beurd, dat predikanten gevangenis straf kregen, wegens het aansporen van catechisanten tot dienstweige ring. Zoo is de arrestatie en gevangenzetting soms het gevolg ginds geweest van het doen van uitingen en mededeelingen in bepaal den vorm (b.v. dat de navolgende „ketters" weer uit de kerk waren uitgetreden, n.1. S.A. Bannführer, die en die; iets wat in deze vorm politioneel verboden is). Men mag in zulk een geval niet spreken van geloofsver volging om der waarheid wil. Want dan zou de plaatsvervanger van zulk een in „Schutzhaft" genomen predikant, die onge hinderd de kerkdiensten voortzette, geen dienaar der waarheid zijn. Men beseft het ongerijmde. Houding tegenover Rome anders. Men moet óók onderscheid maken tusschen de houding der overheid te genover de evangelische kerk èn te genover de Roomsche kerk. Men ver- gete niet, aldus ds. Poot:„Rome" wil heerschen over den staat. De houding van een totalitaircn staat tegenover „Rome" zal dus priori anders zijn dan tegenover de Protestantsche ker ken. Hitler-Jugend anti-christelijk. De houding van de leiding der S.A., S.S. en H.J. (Hitler-Jugend) wordt helaas hoe langer zoo meer anti-kerkelijk en anti-chris telijk. Een bewijs is hiervan o.a. dat de ty- pisch-kerkelijke plechtigheden van huwe lijksinzegening en begrafenis meerendeels vervangen worden door S.A.- en S.S.-Ehe- weihen( de laatste zijn „hooger" dan de eer ste) en dat in al meer gevallen, de S.A.- of S.S.-leider de begrafenisplechtigheid leidt in- plaats van den predikant. Teekenend is ook een hoofdartikel in het orgaan van het Schwarze Korps (eerste week Juli), waarin betoogd wordt: a. dat theologie gécn wetenschap is; b. dat men géén achting moet hebben voor jonge mannen, die theolo gie gaan studeeren. Zij doen dit, wijl de kerk zich tevreden stelt met een candidaats-exa- men en wijl er zooveele „beurzen" zijn; dus, uit oorzaak van gemakzucht. Zij beweren, hun volk te willen gaan dienen door middel van de kerk. Als oudere en oude mannen dit bewe ren, als dienaren der kerk, kan men dit nog als eerbiedwaardig betrachten; maar bij jon geren is zulk een bewering te verafschuwen. De kerk is een verouderde instelling. Wie zijn God wil dienen, moet en kan dit allèen doen, door alleronmiddellijkst zijn volk te gaan dienen. Een zware druk op allen. In de prediking, in kerkbodeartikelen of in wijk- en vereenigingsbladen mogen Rosen- berg c.s. niet bestreden worden (hoewel dit natuurlijk tóch gebeurt!), terwijl deze nieuw- duitsche heidenen van hun kant vrije pro paganda mogen voeren. Dit is geestelijke vervolging en het brengt zwaren druk op al len, die kerk en volk, vooral de jeugd, op het hart dragen. De ambtsdragers der kerk ko men, zoo besluit de I-Iaagsche predikant, hoe langer zoo meer in een ondragelijke span ning. „Opgeleid voor het leven, wordt men pas door het leven zelf'. „Wat verwijt men aan ons on derwijs?" vraagt de inspecteur in de inspectie Middelburg in het de zer dagen verschenen Rijksverslag van den staat van onderwijs in 1938. „Als ik goed luister", aldus deze heer, „zijn er twee klachten: het onderwijs leidt niet op voor het leven, en, er blijft zoo weinig van hangen." Om met de laatste klacht te beginnen. Een onderzoek naar de parate kennis dea leerlingen, nadat zij reeds korter of langer tijd de schoolbanken hebben verlaten, le vert vaak uitkomsten, waarvan de publi catie tegelijk droevige en lachwekkende gedachten aangaande de resultaten van ons onderwijs zou kunnen opwekken. Maar het maakt op mij, aldus de schr., altijd een zon derlingen indruk, dat men eenenzijds de school steeds meer voorhoudt, dat ze niet moet streven naar het aankweeken van parate kennis, terwijl men haar anderzijds het falen der oud-leerlingen in parate ken nis voorhoudt als een bewijs van haar te kortkomingen. Welke dokter, advocaat of (zelfs) leeraar zou op lateren leeftijd nog eens geëxamineerd willen worden in de vakken waarin hij destijds op de middel bare srhool en de universiteit heeft uit geblonken? Mag men daarom aan die scholen verwijten, dat ze de kennis niet of niet op de juiste wijze hebben aangebracht? Ik geef natuurlijk toe, dat het wenschelijk zou zijn, dat de leerlingen het op school geleerde wèl wat beter vasthielden. Hier kan mij, dunkt mij, alleen verplicht ver volgonderwijs, meer nog dan verlenging van den leerplicht, baat brengen. De opleiding voor het leven. En wat het verwijt betreft, dat de school te weinig opleidt voor het leven, moge ik de opmerking maken, dat m.i. geen enkele school in staat is om volledig voor het leven uitge ruste jonge menschen af te leveren. Opgeleid voor het leven wordt men eerst door het leven zelf. Als de jonge arts van de universiteit komt is hij nog geen ervaren geneesheer; de jon ge meester in de rechten geen handig advo caat; de pas gepromoveerde doctor in de wiskunde of in de oude of nieuwe talen nog geen geroutineerd leeraar. De eigenlij ke „vorming" begint pas na de opleiding. Wat zou dan de lagere school opleiden voor het leven, mischien nog wel met een hoofdletter? De ontwikkeling van den jon gen mensch begint toch eigenlijk pas na den leerplichtigen leeftijd. De lagere school heeft slechts de faculteiten te scheppen, de organen te oefenen en de wapens te scher pen, die de latere ontwikkeling mogelijk en gemakkelijk maken. Den berg optrappen! De inspecteur te Alkmaar voegt hieraan toe: Dit neemt echter niet weg, dat wij ten zeerste toejuichen, dat de gemoederen weer eens wakker geschud zijn en men als het ware gedwongen wordt tot bezinning, tot hcroriënteering. Daarin ligt altijd een zegen verborgen. Niet freewheelen, maar den berg optrappen. De waardeering van het bestaan de mag niet ontbreken, mar zij mag nooit oorzaak zijn, dat de stimuleering in de rich ting van het betere achterwege blijft. Een sergeant zwaar- en een sol daat licht gewond. Woensdagavond 7 uur is onder Zuid'laren een militaire vrachtauto van het garnizoen aldaar geslipt en tegen een boom gebotst. Op de auto bevonden zich veertien mili tairen, van wie de 30-jarige gehuwde ser geant J. Steen, beambte bij de Nederland- sche Spoorwegen in Winschoten, ernstig werd gewond. Hij liep een ernstige kneu zing aan de ruggegraat op en is naar het Academisch Ziekenhuis te Groningen over gebracht. Een soldaat werd licht gewond, hij brak o.m. het neus,beentje. Hij is in het militair hospitaal te Zuidlarcn ter verpleging opge nomen. De overige twaalf militairen kwamen met den schrik vrij. De auto is zwaar bescha digd. ZATERDAG 12 AUGUSTUS 1939. Hilversum I, 1875 en 414,4 m. 10.0010.20 v.m. en Een geheime overeenkomst tus schen Britten en Joden. De „Voelk. Bcobachter" meldt uit Tel Aviv, dat tusschen de Joodsche militie, „Ha- gana" en de Britsche militaire leiding in Palestina een geheime overeenkomst is ge sloten, welke'b epaalt, dat de Hagana voor Engeland een vreemdelingenlegioen van ongeveer 80.000 man geleidelijk zal opbou wen. waartegenover de Britsche militaire autoriteiten zich zullen verplichten de Jood sche immigratie naar Palestina zoolang geen ernstige moeilijkheden in den weg te leg gen, als voor de vorming van dit legioen noodig lijkt. De overeenkomst zou reeds ruim twee jaar geleden gesloten, doch eerst thans bekend geworden zijn. VARA-Uitzending. 7.30—8.00 VPRO. KRO-Uitzending. 8.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 8.16 Berichten). 10.00 Morgenwijding. 10.20 Voor arbeiders in de Continubedrijven. 12.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 12.15 Berichten). 2.00 Causerie „Een plan voor onvolwaardige arbeidskrachten". 2.20 Liedjes met pianobegeleiding. 3.00 Reportage. 3.40 VARA-orkest. 4.30 Causerie „Handschriftkunde". 4.50 Gramofoonmuziek. 5.30 Causerie „Filmpubliciteit". 5.45 Gramofoonmuziek. 6.00 Orgelspel. 6.28 Berichten. 6.306.55 Gramofoonmuziek. 7.00 VARA-Kalender. 7.05 Felicitaties. 7.10 Politiek radiojournaal. 7.30 Cyclus „Langs steden en dorpen". 8.00 Herhaling SOS-berichten. 8.03 Berichten ANP, VARA-Varia. 8.20 Gramofoonmuziek. 8.30 VARA-orkest. 9.00 Puzzle-uitzending. 9.15 „The Ramblers" en solisten en interview (opname). 10.15 Gramofoonmuziek. 10.30 Berichten ANP. 10.40 VARA-orkest. 11.15 Zang en piano. 11.3012.00 Gramofoonmuziek. Hilversum II. 301,5 m. 8.009.15 Gramofoonmuziek. richten). (Ca. 8.15 Be- 10.00 Gramofoonmuziek. 11.30 Godsdienstig halfuurtje. 12.00 Berichten. 12.15 De KRO-Melodisten (opname). 1.00 Gramofoonmuziek. (Ca. 1.15 Berichten). 1.30 Vervolg KRO-Melodisten (opname). 2.00 Handenarbeid voor de rijpere jeugd. 2.30 Gramofoonmuziek. 2.45 Kinderuurtje. 4.00 John Kristel en zijn Troubadours. 4.30 Filmduetten (gr.pl.). 4.45 John Kristel en zijn Troubadours. 5.15 Sportoverzicht. 5.30 Gramofoonmuziek. 5.45 De KRO-Nachtegaaltjes. 6.15 Gramofoonmuziek. 6.20 Journalistiek weekoverzicht. (Ca. 6.45 Berichten). Hierna: Gramofoonmuziek. 7.00 Berichten. 7.15 Religieuze causerie. 7.35 Actueele aetherflitsen. 8.00 Berichten ANP en KRO-mededeelingen. 8.15 Religieuze overpeinzing met muzikale omlijsting. 8.35 Gramofoonmuziek. 8.45 Vroolijk Zaterdagavond-programma. 10.30 Berichten ANP. 10.4012.00 Gramofoonmuziek. FEUILLETON. Naar het Amerikaansch van 30. Onwillekeurig wilde hij het hoofd omdraai en, maar bedacht zich en liep verder alsof hij geen zorgen ter wereld had. In de straat waar hij woonde kwam iemand achter hem aan. Hij kon voetstappen hooren die hem onbewust bekend voorkwamen. Terwijl hg zijn stoep opliep keek hij onverschillig rond, open de de voordeur met den huissleutel en ging naar binnen. Maar die eene blik was voldoende geweest. De man achter hem had zijn pas vertraagd en stak de straat over. De schemermg was reeds beginnen te vallen, maar het was toch nog licht genoeg om O'Malley een duidelijken indruk te geven van het gezicht van zijn tervolger. Hij had half verwacht het schare, ietwat grimmige gezicht te zien dat yp is voor den politieman in burger. Maar man dien hij had opgemerkt niet Mc G zelf was, dan was het toch iemand, die spre kend op hem leek! O'Malley sloot de voordeur weer, Keerae zich om en keek door het raampje. De man was tot vlak voor het trottoir gekomen. HJ keek een oogenblik naar het huis en nep langzaam de straat af. Nu had OMalleyft gezicht heel duidelijk kunnen onderscheiden. Het was Mc Girk. Hij had de rollen omDe- lccer cl Instinctmatig handelde O'Malley zooals hij gedaan zou hebben als hij niet gevolgd v geweest. Hij ging ineens door naar boven draaide het licht in zijn voorkamer aan, zich afvragend wat de vent van hem moest, nu de brief bezorgd was. Hij waagde de veron derstelling, dat Mc Girk een antwoord zocht op de vraag wat hij met den brief te maken had en vond het misschien gewenscht te pro- beeren meer omtrent hem te weten te ko men. En ♦O'Malley's vermoedens in dit op zicht waren inderdaad juist. O'Malley ging zitten. Toen sprong hij weer op en liep naar beneden; naar het raam in de hall. Langs den muur glippend, bereikte hij den rand van het venster zonder van buiten af zichtbaar te zijn. Hij verschoof het gor dijn iets tot hij naar buiten zien kon. Maar ongelukkigerwijze sprong dé gevel van het aangrenzende huis even naar voren en ten gevolge daarvan was zijn gezichtsveld niet niet genoeg om Mc Girk te ontdekken. Neen, zóó zou het niet lukken. Hij ging dc trap weer op cn liep door naar het dak. Een blik op den donkeren wolkeloozen hemel stelde hem gerust. Geruischloos zocht hij zijn weg over een paar aangrenzende daken en naderde voorzichtig de overstekende kroon lijst. Het was van groot belang om te weten of Girk er nog was en of hij alleen was. In zijn volle lengte op het platte, met zink bekleede dak liggend, kroop hij langzaam vooruit tot zijn hoofd over de lijst kwam en hij in de straat kon kijken. Hij vertrouwde er op. dat Mc Girk hem niet tegen de donkere lucht zou opmerken, terwijl het zeer on waarschijnlijk leek, dat hij hom op zoon ongewone plaats zou verwachten. Na een oogenblik kreeg hij Mc Girk in het oog; b(jna vlak aan den overkant der straat. De man stond op het trottoir en keek zoo nu en dan naar het huis, waar O'Malley zijn appartementen had. Voldaan, maar niet bepaald verheugd, keerde O'Malley terug, sloot het luik achter zich en begaf zich naar zijn kamer. Het was zeker, dat hij het huis niet kon verlaten om Mc. Girk te schaduwen, als Mc Girk niet eerst had opgehouden hem te schaduwen. Hij stopte zijn pijp en ging zitten wachten. Kort na tien draaide hjj het licht uit, nam zijn hoed en koffer en liep op zijn teenen naar het sousterrain. Er was daar een kleine gang, die naar den benedenuitgang leidde. O'Malley opende de deur daarvan zoo zacht mogelijk, sloop naar buiten en trok de deur dicht. In de schaduw van de hooge stoep was hij ver borgen voor Mr, Girk, maar zelf koos hij zijn plaats zóó, dat hij den ander door het (jzeren hek kon zien. Mc Girk had zich teruggetrokken in de duisternis van een portiek en staarde nu eens omhoog naar O'Malley's vensters en dan weer naar miss Hippy's voordeur. Het was duidelijk dat hij verwachtte dat O'Malley naar buiten zou komen. Eindeljjk, na een minuut of tien, kwam Mc Girk naar het trottoir, spoog nadenkend voor zich uit en slenterde naderbij. Toen hij recht tegenover het huis stond, keek hij weer naar de voordeur en naar O'Malley's donkere ven sters. Daarop verwijderde hij zich snel in westelijke richting. O'Malley wachtte tot hg den hoek om was. Toen liep hij ook de straat op, met den koffer in de hand en volgde hem. Mc Girk bleef in dt zelfde richting voortloopen en ging op een taxi toe, die bij het trottoir parkeerde. Een man stapte uit de taxi, gaf iets aan Mc Girk en zette te voet koers naar Fifth Avenue. Mc. Girk stapte in de taxi en sloeg het por tier dicht. De wagen reed direct weg. draaide bij de Avenue naar het Zuiden cn was spoe dig uit het gezicht. O'Malley haastte zich naar het station van den ondergrondschen spoorweg, stapte over op Tiities Square en stapte uit in Fourteenth Street. Nu naderde hij, zeer op zjjn hoede, het huis. waar Mc Girk woonde. Het was nu bijna elf uur. Het was een heel donkere avond. Er brandden zoo weinig lan taarns in Eleventh Street, dat hij slechts met de grootste moeite iets kon zien. Maar hij overtuigde zich toch dat de veranda's alle verlaten waren, hoewel het een warme avond was. En voor zoover hij kon vaststellen was er ook niemand in de straat te hespeuren. Hij duwde het hek open, keek op, zag dat de ra men van Mc Girks voorkamer op de tweede verdieping nog donker waren en begaf zich naar de voordeur. Toen deze vervelooze barrière veilig achter hem gesloten was, wachtte hij bij 't suizende gasvlammetje, snoof de geur van duffe stof figheid en gestoofde kool op en luisterde ge spannen. Een toenemend brommen en ronken buiten in de straat kondigde aan dat een auto in aantocht was. Daarop klonk het ge knars van remmen en het dichtslaan van een portier. O'Malley schoot de eerste trap op als een ha-ewind, zocht en vond den knop van zijn slaapkamerdeur en glipte naar binnen, juist toen de voordeur gesloten werd. Tegen den muur van zijn kamer gedrukt, luisterde hij naar het geluid van de voetstap pen, die de trap opkwamen. Iemand streek langs zijn kamer, liep den hoek van de gang om en beklom de trap naar de tweede ver dieping. Zacht opende O'Malley zijn deur, sloop naar de trao en zette daar zijn aan dachtig luisteren voort. Een deur werd boven gesloten. Voetstap pen klonken aan den eenen kant. En daar het aantal voetstappen op een groote kamer wees, twijfelde O'Malley heelemaal niet meer of Mc Girk was teruggekomen. De ondergrondsche had het vlugger gedaan dan de taxi. O'Malley vroeg zich af wat de man daar bo ven nu uitvoerde. Het voor de hand liggende antwoord was dat Mc Girk aanstalten maakte om naar bed te gaan. Maar als dat inderdaad zoo was, zouden de voetstappen nog klinken en ze hadden opgehouden. In een plotselinge ingeving schoof de jonge Ier zijn schoenen uit, zette ze tegen den muur van zijn kamer liep op zijn teenen de gang weer in, want zelfs kousenvoeten maken nog een duidelijk hoorbaar geluid wanneer men zich niet uiterst behoedzaam voortbeweegt. Als een schaduw gleed hij de gang in en kroop langzaam naar boven, zoo dicht moge lijk tegen den muur aanblijvend. Zonder dat een trede gekraakt had, kwam hij boven. Er was daar geen licht, evenmin als in zijn eigen gang beneden. Maar in de inktzwarte duister nis kon O'Malley een zwak schijnsel door het sleutelgat onderscheiden. Het zei hem niet alleen dat zijn veronderstelling dat Mc Girk terug was juist was geweest, maar tevens dat er geen sleutel in zijn deur stak. Met de grootste omzichtigheid sloop O'Malley naderbij, zijn weg tastend met vingers en voeten en ten slotte gehurkt voortschuivend op zijn handen en knieën. Hg bereikte de deur van Mc Girks kamer en hield zijn oog voor het sleutelgat, wel oppassend den deur knop niet aan te raken. Het was een oud huis, het sleutelgat was groot en O'Malley's gezichtskring was wijd genoeg om een flink gedeelte van de kamer te overzien. Maar zooveel had hij niet noodig. Want direct in het verlengde van zjjn blik zat Mc Girk. Hij zat aan een tafel tegenover het raam, zoodat O'Malley hem van opzij zag. Boven zijn hoofd zoemde een gaslamp. Het gezicht van den man was ingespannen op iets gericht. Hij hield een papier plat op de tafel voor zich en bestudeerde het, snel notities makend. Na een oogenblik nam hij het vel papier, dat hjj bestudeerd had, op het was een brief zooals O'Malley zag keek van den brief naar zjjn notities en schoof hem vervolgens onder het groote vloei- blad. Daarna haalde hij een vel papier uit een la en begon langzaam en aandachtig te schrijven. Zich aan de deurstijl vasthoudend om zijn evenwicht te bev aren, sloeg O'Malley hem scherp gade. Na een minuut of drie, vier, legde Mc Girk zijn potlood neer, herlas wat hij geschreven had en begon het op zyn ge mak op te vouwen. Toen hjj dit had gedaan, nam h(j een enveloppe uit dezelfde lade, schoof den brief erin en schreef het adres erop. O'Malley had genoeg gezien. Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7