RENAULT /legenda Ondergang der Armada bloedbad zonder weerga IN 5 SECONDEN HET KARAKTER VAN NIEUWEDIEP Garage CONNEMAN Vandaag Derde Blad Vertaald manuscript van groote historische waarde Verlies van Spanje en Portugal VAN EEN VOLKOMEN TOCHTVRIJE CONDUITE IN 'N IDEALE OPEN WAGEN COND. INT. n 1Kn vanaftl» 113U»- CABRIOLET fl vanaftl» 1390»- voor 50 jaar De windwijzer Ooggetuige-reportage van Slag bij Duins Een van de belangrijkste gebeurtenissen der maritieme wereldhistorie is ongetwijfeld de al haast legendarisch geworden slag bij Duins. Niet zoozeer vanwege het feit, dat de Armada, de „onoverwinnelijke vloot" verwoest werd, ook niet zoozeer vanwege het feit, dat de Hollandsche zeelieden een voorbeeld gaven van krijgskunde en zeemanschap, doch speciaal omdat door deze gebeurtenis de heer schappij ter zee ontrukt werd aan een latijn- sche natie en de grondslag gelegd werd voor de macht ter zee en het koloniale rijk van de staten rondom de Noordzee. En direct daar nevens om het feit, dat de welvaart van Holland voor vele jaren geconsolideerd werd. Derde Eeuwfeest. Op 21 October van het jara 1639 bevocht Maarten Harpertszoon Tromp de Spaansche vloot en binnenkort gedenken wij dus het derde eeuwfeest van dit roemruchte feit. Het is naar aanleiding hiervan, dat voor de Marinevereeniging bij de N.V. Drukkerij Uitgeverij v/h C. de Boer Jr., Den Helder, verscheen een uitgave, gewijd aan deze ge beurtenis. Namelijk de eerste Hollandsche ver taling van het klassieke manuscript van den Portugeeschen schrijver Dom Francisco Manuel de Melo, getiteld „Conflito do Canal de Inglaterra", en waarvan de vertaalde titel luidt „De Strijd in het Engelsche Kanaal tus- schen de Spaansche en Hollandsche wapenen anno 1639". De vertaling is van de hand van dr. M. de Jong, privaat-docent in het Portu- geesch aan de Amsterdamsche Universiteit, terwijl de bekende marine-historicus J. C. M. Warnsinck een prijzend voorwoord schreef. Deze uitgave is ongetwijfeld een der be langrijkste, die den laatsten tijd op historisch maritiem gebied zijn verschenen. En wel voornamelijk omreden, dat de Melo een ooggetuigeverslag geeft. Men kan dit werk in zeker opzicht dan ook beschouwen als een reportage, doch dan een reportage, die niet gedoemd was den weg van verreweg het grootste deel van allen journalistieken arbeid te gaan, namelijk die der spoedige vergetelheid. Dit manuscript bleef de eeuwen door behouden en thans kan ook de Nederlandsche lezer zich -wijden aan dit spannend epos van een geweldige gebeurte nis, die drie eeuwen geleden de weretd deed wankelen. De Melo kan schreven. Deze merk waardige figuur, met zjjn romantisch leven, gekenmerkt door roem en vergui zing, ballingschap en vorstengunst, waar van tallooze geschriften het licht zagen, weet een stijl en stemming te geven, die men veelal vergeefs zoekt bij de oudere geschiedschrijvers. Men verkrijgt een uit zonderlijk scherp beeld van den slag bij Duins en het blijkt na lezing zonneklaar, dat een onderneming als de Armada logischer wijze m o e st mislukken, indien een man als Tromp aan 't hoofd stond van een vloot, zooals Holland en Zeeland bijeen konden brengen. Wij laten hieronder een episode uit dit ge schrift volgen. Men lette speciaal op de spanning, op het journalistieke karakter, dat de beschrijving kenmerkt en op den uitnemen- den stijl, die ook dit uit het kader gerukte citaat draagt. De strijd ontbrandt. De wind was gunstiger voor het uitvaren dan voor den koers in de richting van het land. Sommigen echter waren zoo bang, dat zij, worstelend tegen den wind, met alle ge weld hun ondergang op de kust kwamen zoeken om den ondergang door het vuur, waarmede zij werden bedreigd, te ontkomen. Toen liet het Hollandsche Admiraalsschip zijn vlag waaien en gaf daardoor het teeken den strijd te beginnen. Daarop volgde een geweldig geschutvuur op de in het geheel' niet of nauwelijks hierop verdachte Spanjaarden, zoodat vele schepen op elkander liepen en verward raakten juist zooals de Hollanders beoogden. Zoo kwam het, dat elk schip, dat rechtstreeks aangevallen werd, drie of vier andere in zijn ondergang meesleurde. Het lag in Tromp's bedoeling zijn neutra- liteitsschending te rechtvaardigen met het voorwendsel, dat de Spanjaarden bezig waren kruit te laden om hun eigen schepen in de lucht te laten springen. Te dien einde riep hij in het Hollandsch Admiraal Oquendo toe, dat hij uit moest loopen om met hem te vechten. Doch de handen spraken een andere taal dan de tongen: alle Hollandsche schepen deden wat ze konden om te zorgen, dat geen Spanjaard naar buiten kwam, maar dat ze allen op de reede werden aangevallen en in brand gestoken. Don Lope de Hoces ging zoo spoedig ais de traagheid der „Teresa" het veroorloofde onder zeil en trachte in het zog van het Koninklijk Vlaggeschip de open zee te berei ken. Achter hem aan voeren D. Juan Acensio en Vice-Admiraal Feijoó, het vlaggeschip van Masibradi en andere schepen, die flinker ox gedisciplineerder dan de overige waren. Aanvallen of verdedigen? De Spanjaarden waren verontwaardigd over de onbehoorlijke wijze van oorlogvoeren der Hollanders en hun nog immoreeler rechtsver krachting. Rekenend op de veiligheid der reede, hadden zij verzuimd op hun hoede te zijn een verzuim, dat onder andere omstan digheden minder goed te verontschuldigen is. doch nu te verklaren was uit hun vertrouwen tn de toepassing van het oorlogsrecht. En 7000 man 43 schepen 600 stukken - daarop hadden de Hollanders juist gespecu leerd om hen even onverwacht als onrecht matig aan te vallen! De Hollanders, die met heel wat minder recht van spreken bijna evenzoo redeneer den, beklaagden zich van hun kant op de zelfde wijze over de Spanjaarden en beweer den, dat dezen de aanvallers waren. Aanvallers zoo noemden zij mannen, die zich verdedigden of die, toen een zondvloed van vlammen op hun hoofden daalde, liever trachtten deze af te weren dan ze te onder gaan! Branders. Zooals de lucht weerklonk var jammer klachten, krijgsrumoer en luid geschreeuw, zoo was de zee een en al wanorde, brand en schipbreuk. Waar men ook keek, waar men ook luisterde, overal zag en hoorde men deze ellende. En wat men hoorde en wat men zag was al even verbijsterend. Bijna alle schepen waren reeds in elkander verward geraakt, toen de Hollanders drie hun ner branders of vuurschepen aanstaken, die zij vervolgens op het Koninklijke Vlaggeschip afstuurden. Deze duivelsche krijgswerktuigen varen, volgens de verklaringen des deskundigen, met slechts enkele, doch moedige mannen aan boord, op het schip af, dat zij in brand willen steken. Aan den achtersteven hebben zij een lichte sloep, waarin die mannen springen, na dat zij hun vuurwerk hebben aangestoken. Deze schepen plegen van een noodroer voor zien te zijn, opdat zij daarmede van buiten af kunnen worden bestuurd, nadat de beman ning van boord is, doch ze zoo lang mogelijk blijft volgen. Aan de nokken (dit zijn de uit einden van alle raas) voeren zij zware dreg gen (ijzeren haken), waarmede zij het schip, dat zij aantasten, vasthouden; als het een maal goed in brand staat, laten zij het los. Zij moeten geëscorteerd worden door eenige oorlogsfregatten, opdat de tegenstander ze niet van hun doel afbrengt, want dit is de eenige bescherming, die tegen den aanval van dit helsche oorlogstuig mogelijk is. Verdediging tegen branders. Doch nu wij de methode om er gebruik van te maken uiteen hebben gezet, zullen wij ook vertellen, hoe men zich ertegen verdedigen moet. Vóór dergelijke gevechten moeten de admi raalsschepen en overige machtige bodems de feloeken, die zij bij zich hebben, behoorlijk bewapenen en ze van musketiers voorzien, die er zorg voor moeten dragen, dat de zee lieden en busschieters niet in hun werk wor den belemmerd. Deze feloeken worden even eens uitgerust met dreggen, welke aan zware kettingen getalied (d.w.z. vastgemaakt) zijn, die het vuur niet verbranden en den vijand niet doorsnijden kan. Deze feloeken vallen de branders aan, laten er een of meer dreggen in vallen en trachten ze uit alle macht mee te sleuren en ze zoo uit hun koers te drijven. Ook trachten zij wel hun noodroer en het tuig van masten en raas te beschadigen, alles met geweld en ernstig risico. Zoo gebeurt het wel, dat de branders hun uitwerking missen. Ik heb verder gezien hoe eenige schepen fortuinlijker of beter op hun hoede aan het gevaar van door vuurschepen te worden verbrand wisten te ontkomen door hun sten gen, raas en masten door de laaggelegen ge schutpoorten te steken; hierdoor kunnen de branders ook op een afstand worden gehou den, totdat men den dans ontspringen kan, indien men tenminste een juisten koers stuurt en het schip goed in de hand heeft. Deze uitweiding schijnt mij wel op zijn plaats, aangezien ik schrijf in een tijd, waar in men zoo licht dergelijke gebeurtenissen beleven kan. Door soortgelijke maatregelen te treffen wist het Koninklijk Vlaggeschip de drie bran ders te ontkomen, ofschoon deze reeds ont vlamd waren en, bijna vastgemaakt, het ach tervolgden. Twee gewapende feloeken (zooals wij die hebben beschreven) hielden de twee gevaar lijkste en zwaarste op een afstand; en wat den derden betreft, een kleine smak, daarvan wist het Vlaggeschip zelf weg te komen, om dat het niet alleen groot, doch ook snelvarend was. Twee andere branders voeren in het zog (het spoor, dat een schip op het water achter laat) van de „Teresa", die, even gelukkig als het Koninklijke Admiraalsschip, uit den weg wist te komen. Daar zij echter steeds bij Oquendo bleef, geschiedde het, dat dezelfde drie branders, die het Koninklijke Vlaggeschip aanvielen, zich op haar wierpen. Van Don Lope, die haar zeer zorgvuldig bestuurde, waren reeds door twee kanonskogels een arm en een been afgeschoten, een treurige aan blik! maar zelfs in dezen toestand schreeuwde hij nog, dat men den brand, die de „Teresa" bedreigde, moest afwenden in dat stukken gereten lichaam had de geest nog niets van zijn kracht verloren. De „Teresa" brandt. De feloeken echter, die nauwelijks het eene gevaar waren ontkomen, bevonden zich weer in een ander. Want ofschoon zij met groote dapperheid die twee schepen, die eerder bran dende ovens van Babyion dan vaartuigen, waarop men de zee bevaart, geleken, vast geklampt en tegengehouden hadden met meer kracht dan de fabelachtige remorae van Plinius*), waren zij niet in staat hetzelfde te doen met de vuursmak, welke reeds door haar bemanning was verlaten en slechts door het noodlot en den stroom, die haar voortstuwde, geleid, tegen den boeg van het galjoen „Teresa" aanbotste om de Herostratus te worden, dit dat schitterende bouwwerk in vlammen op zou doen gaan. Ja, in haar soort had de „Teresa" welhaast met den Ephesi- schen tempel kunnen wedijveren en de ge lijkenis ware zelfs niet gering geweest:- want evenals het bouwwerk van Ephesus ten be hoeve der duurzaamheid op houtskool was opgetrokken, die later juist dienen zou om den brand te kunnen stichten, zoo heeft ook de „Teresa" tot haar eigen verderf met nog geschikter materiaal den vlammen voedsel gegeven. Hart der Armada. Zoo brandde ten slotte de „Teresa". Haar Admiraal D. Lope de Hoces was reeds be zweken en meer dan 600 man, Portugeezen en Spanjaarden, kwamen in haar vlammen om. En zooals dit schip ongetwijfeld het hart was geweest, dat het lichaam dier Armada be zielde, zoo was het ook nu het hart, dat over de geheele vloot den dood ofwel de nederlaag verbreidde: op hetzelfde oogenblik werd de kracht der Spanjaarden verzwakt, alsof bij den ondergang der „Teresa" allen, die daar streden, ten onder waren gegaan. Men zag niets anders dan verbrande schepen, doode lichamen, een zee van bloed en vuur, die met vuur en bloed een wreeden krijg tegen de menschen voerde. Andere schepen gaven zich aan de overwinnaars over, die, misbruik makend van hun geluk, degenen, die de wapens neerlegden, nog harder behandel den dan hen, die zich verdedigden. De dood, in verschillend gewaad, overviel de ramp zalige strijders. Voor sommigen was hij van ijzer, want zij vielen door het scherp der zwaarden en de punten der pieken; voor anderen was hij van vuur, want levend wer den zij verbrand; voor anderen weer van water, want velen verdronken in de zee; niet weinigen stikten in den rood; van anderen weer, tusschen de ruïnes hunner schepen ver dwenen, wist men, ofschoon men ze sterven zag, niet, welk soort van einde hun deel werd ze hadden zelfs niet den troost het te mogen kiezen, al ware het te sterven door de hand van den wreedsten tyran. Het bloed van den lafaard vermengde zich. met dat van den dappere, allen geleken één en dezelfde te zijn, want niet alleen de fortuin, ook de deugde der menschen wordt geëffend door den dood. Doch bij deze ontmoeting waren de levenden veel meer te beklagen dan de dooden; zij leden hun eigen ellende en die der anderen erbij, in hun afgrijzen van wat zij zagen en de wreedheid van wat zij ondergingen. Niemand kon onderschei den, welk leed het grootste was. Wie het gevaar ontkwam, stierf door zijn redding: de vijand verhardde zijn hart en spreidde dien dag de ontzetteivlste wreedheid ten toon. Wien de dood zelf reeds het leven scheen te hebben geschonken, dien schon ken de Hollanders het niet! Als door een wonder wist Admiraal Oquendo den Spaanschen standerd te redden, het eenige zegeteeken, dat Tromp ontbrak om zijn triomfkar te sieren. Al was zijn overwinning niet twijfelachtig, geheel volledig was zij dus niet. Drie dagen lang zocht hij in alle rich tingen naar het Koninklijk Vlaggeschip, dat, begunstigd door de duisternis, zonder moeite Mardijk binnenliep, begeleid door zijn trouwen metgezel, het Vlaggeschip van Bartelosa of Masibradi. Dit schip is enkele dagen later ver gaan; zonder verlies aan menschenlevens is het gezonken. Wat verloren werd. In dezen slag verloor Spanje 6000 onder danen, meerendeels Castilianen; verder 43 schepen, 600 bronzen stukken en een groot aantal hoofd- en subalterne officieren. Ook Portugal droeg zijn deel: het verloor 900 Por tugeezen en bovendien wat wel een even ernstig verlies mag heeten een zoo voor treffelijk schip als de „S. Teresa", dat om zijn constructie en geveehtswaarde, zonder eenige overdrijving gezegd, de bewondering van Noord-Europa had opgewekt: zelf heb ik haar gezien, hoe menschen uit verre streken er een lange reis voor maakten om het te aan schouwen. Niet alleen Holland, ook Frankrijk en Enge land profiteerden van den buit, die door den ondargang der Spaansche Armada te behalen viel: mëer dan de helft der verloren schepen vergingen aan hun kusten of zochten daar een toevlucht wat niet veel verschil maakte. Ook de Hollanders, schoon de Natuur, de List en de Fortuin aan hun zijde streden, verloren eenige schepen en meer dan duizend man geluk in den krijg wordt duur gekocht en met tranen, bloed en menschenlevens door de overwinnaars betaald! Zuigervisschen die de schepen in hun vaart tegenhouden. De Renault cabriolet biedt U door den ge- capitonneerden kap dezelfde volkomen be schutting als een dichte wagen, terwijl men hem in enkele seconden tot een heerlij ken zomerwagen omtoovert. De Renault cabriolet is een ideale vacantiewagen, bovendien buitengewoon élégant en sportief. Hoofdagent voor DEN HELDER en omstreken LANGESTRAAT Telef. 429 Uonditen uit het Vliedend Ï3laadjs WATER UIT DEN REGENBAK. 20 Augustus. Aan belanghebenden wordt bericht, dat de verkoop van water uit den regenbak bi) de Nieuwe Kerk voortaan geregeld zal zijn 's mor gens 8 uur, 's middags 12 uur en 's avonds 6 u. De koster, R. Bouma, Hoogstraat. P.P. 22 Augustus. Wegens drukke werkzaamheden heeft de heer C. D. Brakke bedankt als secretaris der Gymnastiek- en Exercitievereeniging ,J?ro Patria" en is als zoodanig vervangen door den heer H. A. Stadermann Jr. Tevens is de heer C. Thomasz als banierdrager dier vereeniging gekozen. BIOSCOPEN: Rialto, Spoorstraat, acht uur: „The Story of Vernon and Irene Castle". Tivoli-Theater, Spoorstraat, acht uur: De Olympiadefilm (II, slot). Witte Bioscoop, Koningstraat, acht uur: „Het eiland des doods" (II, slot) en „Da Goudzoekers van Canada". Zaterdag. „De Toelast", Concert. Opgenomen om 8 uur hedenmorgen Barometerstand Den Helder: 766.6 Temperatuur lucht: 18.2 Maximum temp. lucht: 20.3 Wind: richting: O., kracht: 3 Temperatuur zeewater: 18.8 Licht op: 8u.52 VOORMALIGrE. WINDwyztFV „What 's in a name?" Ja, inderdaad ook de windrichting wordt er door aangegeven, doch de oude Heldersche windwijzer met zijn in lichte kleur geverfde houten torens was voor het volk veel meer de plaats van samentreffen der zeeridders; van Klaas Duyt, Cornelis Dito, Dorus Rijkers, van Tabbie, Been en verdere kornuiten. Daar in dat houten optrekje met de straatsteenen vloer en de ééne lange bank langs den achterwand waren ze te vinden, al rookend en pruimend. Onderwijl tuurden zij in Westelijke richting over het wijde water, waar met storm de rollers elkaar ontmoeten boven de zandbanken, zoo dat ze tegen elkaar opspringen, huizen hooge pyramiden vormend, een boeiend schouwspel van der elementen kracht en geweld. Daar vóór de windwijzer werd gewaakt, gewaakt dag en nacht. Als het noodig was werd de reddingsvlet te water gelaten om de veege lijven der schip breukelingen te redden. Zoo was het bij ruw weer in najaar of win ter. 's Zomers bij stralende zon konden de bijna twintig meter hooge witte torens doen denken aan een Oostersch gebouw, dat lag te blinken in het felle licht. De dijk was toentertijd nog niet opgehoogd en van een zwaren keermuur voorzien. Naar het Westen strekte zich de veertig meter breede dijkkruin uit, die begroeid was met gras en helm; de helm van de vroegere duinen, die geëgaliseerd en met klei bedekt, dqn tegenwoordigen dijk vormden. Het zeegras, dat opgevischt was aan de boor den van het Marsdiep werd hier te droogen ge legd. Het reukorgaan van den wandelaar werd soms niet al te aangenaam gestreeld door de zurig-zoete geur van dat droqgende wier- Ook voor het droogen en teeren van de netten was deze ruimte een uitgezochte plaats. Het was er in de warmte dan een mengsel van geu ren, nog extra gekruid door de B.Z.K.-pruim- saplucht met haar bitter-zoet aroma. Van 1854 af heeft de voormalige windwijzer alle buien van ons Hollandsch klimaat getrot seerd. Gebeukt en geslagen is hij geworden door de tempeesten, gestriemd door de hagel, over- gutst door den regen en geblakerd door de zomerzon. En als een warme dag ten einde liep werd hij overtogen met de pastelkleurige tinten van de scheidende avondzon. Des nachts kon hij in het blauwe, koude maanlicht tot een onwezenlijke gedaante omgetooverd worden. De tegenwoordige windwijzer, die de vroe gere na pl.m. driekwart eeuw verving, is ge maakt van gewapend beton, sterk, doelmatig, zakelijk! In de nabijliggende gebouwtjes worden de geregistreerde aanteekeningen opgenomen en verwerkt, Het is zoodoende een belangrijk meteorologisch station. meteoros luchtverschijnsel; logos wetenschap. Letterlijk dus: kennis van de luchtverschijn selen. Vroeger werden ook de meteoren door dezen dienst geobserveerd. Later is men zich uitsluitend gaan bepalen tot de temperatuur en vochtigheid van de lucht, den neerslag, de wind richting en -kracht, alsook tot het aantal uren zonneschijn. Na het uitvinden van de barometer en ther mometer in 1654 is men reeds begonnen vrij regelmatige waarnemingen te doen, doch voor al na 1840 nam de kennis der luchtverschijnse len een groote vlucht. (Buis Ballot). In 1854 werd te Utrecht het centrale station van het Koninklijk Meteorologisch Instituut op gericht, dat in 1897 naar de Bilt verplaatst werd. De vier hoofdstations, Den Helder, Gronin gen, Vlissingen en Maastricht verschaffen mede met vele officieele en particuliere waarnemers hun gegevens met de regelmaat van een uur werk. De onomstootelijke cijfers geven wel eens een ander resultaat dan oppervlakkig verwacht zou kunnen worden' Vooral voor Den Helder, dat bekend staat als winderig en koud, vallen de cijfers zeer gun stig uit. EfcN BLAUWE ZEERIDDER, VAN OE OUDE. CiftRDE,, Op Vlissingen na heeft Den Helder de hoogste wintertemperatuur. Daartegen over is de zomer hier lekker koel. De regenval is hier beneden het gemiddelde van het geheele land en met het aantal uren van zonneschijn per jaar slaat Den Helder met glans het landelijk record. Groningen b.v. heeft, zooals w\j kort geleden nog meldden, slechts 1454 uren zonneschijn per jaar, Den Helder 1652 uren. Deze goede dingen, hebben wjj hier aan de zee en den wind te danken; de zee, die 's winters zijn warmte meegebracht uit West-Indië, afgeeft, en de wind, die de wolken wegveegt, zoodat ze ons min der water schenken dan elders in het land en meer gelegenheid geven aan de zon om ons heldere Heldert je te be schenen. „Wij mogen niet mopperen!" DE. W1NDV/U2UR

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 9