Voor een cent misère De Brabantsche Brief van Dré DRIE MANNEN Gevangenen achter tralies De Portugees maakt van zijn armoe een kijkspel Wat in Holland binnenshuis gebeurt Onze reis corresponden te mej. M. T. Boekei ziet den Portugees in zijn armoede en zij ver telt er van, op de haar eigen onopgesmukte ma nier... Zoo maken wij kennis met toestanden, zóó primitief, dat wij er in ons hygiënische Holland van ijzen 't Is de kunst om als dame te zeg gen wat een dame niet zegt - ik be doel 't is soms moeilijk als je graag netjes iets in 't Nederlandsch wilt zeggen, wat in Nederland niet net jes is; vooral ook, omdat wij in Hol land zoo èrg keurig zijn en alles wat niet naar zeep, kamfer of boen was ruikt al gauw vies vinden en menschen die zich anders gedragen dan wij, achterlijk of onfatsoenlijk En nu ben ik in Portugal, om iets anders dan thuis en over dat an dere te vertellen, maar het verschil met ons land is soms zoo, dat ik er toch wat aarzelend over schrijf. Zooals b.v. over het „chato's-knin- pen". In 't Portugeesoh ziet dat er nog niet zoo gek uit, maar duidelijk lieidshalve moet ik er wel bij be kennen, dat een chato met Uw per missie een luis is. Tóch een hoofddoek.... 't Staat ers Eerlijk gezegd ik voel me er niet meer idoor gegeneerd. Een mensch went aan alles en je hebt hier ruim gelegenheid, niet al leen aan het woord te wennen, maar ook aan het zien van de bezigheid zelve. Die is nl. de eenige Zondagssport die de arme plattelandsvrouwen beoefenen en ze bedrij ven die bij voorkeur op de stoep voor het huis, om iedereen te toonen. wat voor nette huisvrouwen ze zijn. Want er is ook een ca tegorie die niets tegen het kwaad doet en het haar zelfs nooit kamt, omdat er toch al tijd een hoofddoek over de ragebollen wordt gedragen. Daarom is het, dat sommige fa brikanten, die vrouwelijk personeel in hun fabrieken' hebben, hoofddoeken verboden, waardoor de dames genoodzaakt werden meer zorg aan het haar te besteden en waardoor misschien ook nog de Zondags- sport werd gestimuleerd. FEUILLETON. 49. Naar het Amerikaansch van Morgan S, Roscue Schenk was grauw-geel in zijn gezicht ge worden. Er lag een snauw op zijn lippen. Maar zijn bol, opgeblazen gezicht scheen Ineen te zakken en zijn gewoonlijk doordrin gende oogen hadden een glazige uitdrukking, terwijl ze van Barrett naar O'Malley keken. Barretts blik was naar Bleekneus' gelaat gegaan. O'Malley zag hoe de lafbek ineen kromp onder dat onafgebroken, priemende staren. Wat jou betreft, Bleekneus, vervolgde de financier. Ik was je net even voor in Bindles huis. Wist je dat? Ik was in de hall toen jij dien ouden man met dien papier snijder doodstak, jij gemeene moordenaar! De bijtende scherpte van het laatste woord bracht een kreet van woede en angst op de bloedlooze lippen van den man. Onwillekeurig liet hij zijn armen iets zakken, maar Barretts revolver vloog naar voren en Bleekneus's ar men schoten snel weer omhoog. Hij stond daar verlamd van schrik onder de verplette rende beschuldiging; zijn bleek-blauwe oogen dwaalden schichtig door het vertrek, zijn vertrokken mond mompelde verwenschingen. Het was een met duivelsche list opge zette val ging Barrett onbarmhartig voort met de bedoeling twee vliegen in één klap te slaan. Maar ik knabbelde alleen maar aar. het lokaas en beet niet toe! Het was zóo, nietwaar? Md Girk verstopte je in je slaap kamer en Schenk hing buiten rond, om naar de politie te gaan, zoodra ik binnen was. Maar mij zag hij niet wel O'Malley, die na mt) kwam. Toen rende hij naar het politie bureau, zoo snel als zijn dikke beenen bem kondend ragen.. Dat is toch zoo, nietwaar? Bleekneus staarde naar zijn pijniger. Bar retts gelaatsuitdrukking was als die van het verpersoonlijkte onvermurwbare noodlot. Bleekneus knikte langzaam. Gevangenen als kijkspel.... Er is hier geen sprake van, dat men zich voor die knipperij zou schamen, integen deel, men is er trotsch op en een arme laat zich voor een aalmoes graag knippende fo tografeeren, Trouwens, wanneer het je niet zelf tegen de borst zou stuiten, zou je hier alles wel voor geld kunnen fotografeeren; zelfs gevangenen. Een gevangenis is hier n.1. soms nog aan de straat en de gevange nen staan achter de tralies met voorbijgangers te praten, of bede len. Het lijkt mij zoo vernederend voor die opgesloten menschen om te worden aangegaapt, maar zij drukken hun gezicht tegen de ijze ren staven, steken hun hand er doorheen en zeggen: „je mag ons gerust fotografeeren Senhora, als je ons maar iets geeft." Er is bijna niets zóo goor, zóo ellendig, zóo vies, zóo beschamend, dat een arme het niet voor een cent zou tentoon stellen. Armoe, slordigheid en mismaaktheid worden gebruikt om er geld mee te ver dienen. (Met dit alles wil ik niet zeggen, dat de Portugeezen ook niet hun trotsch hebben. Er is allerlei anders, dat wij wel in den haak vinden en dat nu hier weer ongepast en niet-betamelijk wordt gevon den. Daarover straks nog iets). Portugal tóch het heilige landjes- Opvallend bij dit alles is, dat toch ook voor die meest vertrapten in de maat schappij, die vaak hongerlijden, die nau welijks lompen hebben om aan te trek ken en wier kinderen sterven als de rat ten, Portugal het eenige goeie plekje ter wereld is, „het heilige landje". Zij vinden het blijkbaar vanzelfsprekend dat naast hun armoe ook toomelooze rijkdom be staat. Waar zouden zij anders ook moeten gaan 'bedelen en-., stelen? Want dat de genen die niets hebben eens iets zouden nemen van den overvleod der rijken, wordt ook niet als zoo heel erg beschouwd Toen b.v. een niet-Portugeesche kennis eens tegen zijn arbeider opmerkte, dat het hem toescheen, dat 's nachts zijn tuin'boonen werden geplukt, zei de man overtuigd: „nee Senhor! Ik heb zelf ook wel boonen gestolen, maar dan pluk je ze niet, dan snij je het groen ook mee af." En toen zijn baas hem bij deze bekentenis wat vreemd aankeek, voegde hij er bij: „maar ik heb alleen bij rijke menschen gestolen" En dat was voor zijn gevoel voldoende ver ontschuldiging. Naar onze begrippen is er in d'it alles veel vreemds, maar je mag niet alles met Hollandsche oogen zien en beoordeelen en nog minder mag je veroordeelen vóór je de heele mentaliteit va.n het volk kent, want ze hebben ook zoo heel groote deugden; zij zijn zoo in-goed en-behulpzaam, en wanneer ze je eenmaal helpen, dan zijn ze daarbij ook zoo ijverig, dat ze niet meer aan eigen voordeel denken. Toch vraag je je zelf wel eens af, hoe dit eenmaal machtige rijk tot een dergelijk peil kon terugvallen. Daarover in een vol genden brief. Ulvenhout, 31 Augustus 1939. Amico, Waarover zal 'k oe deuze week schrijven? Over den oorlog, die van alle kanten dreigt? Die 'n heele Menschheid de zenu wen kapot maakt? Of over de schoo.ie Herfstmaand, die we deuze week Ingaan Die 'k ritselen hoor ir 't geelend geboomt als 't heete nazomer windeke deur 't droog geblaarte woelt? Ja! Dat leste! Ik hóór dieën roep van m'n trouwe lezers en lezereskes, van m'n harte lijke brievenschrijvers en 't kost moeite doof te zijn daarvoor! „Wij lezen, wij hooren, wij ervaren van oor logsdreiging zooveul, Dré! Ja, ik wéét 't! De krantge leest ze, mee 't zweet op oew veurhoofd! Den radioge hoort 'm, mee 'n kloppend hart! Tot in de kerk, daar drong 't onheil bin nen, want zelfs ons pastoorke kost ne anders, dan, mee 'n bevende stem, zijnen preek ver anderen in 'n twintig-minuten-lang smeek gebed omVrede, die alleen nog van God komen kan 'k Heb de leste tien jaren bekanst nie an ders vernomen, dan dat deus menschdom zoo buitengewoon, zoo bezonderst geleerd is! Napoleonnen? We breken er den nek over! De ouwe wea- reld had eeuwen en eeuwen noodig om er éenen voort te brengen. Uitvinders Ze brengen elk uur van den dag nuuwe stikgassen, sneller vliegmachines, die- per-varenden onderzeeërs, wijer-schietende kanonnen, onneembare vestinglinies! De ouwe weareld had eeuwen en eeuwen noodig veur 'n gaskouske. En toen 'n halve eeuw voor 't electriek koolspitslampke. Economisten Die zijn er veul meer dan bekwame timmer lui, maar .d'ouwe weareld kende 't wóórd nie eens! Die stomme weareld kende alleen maar de„gouwen eeuw". Ja, wij leven in 'nen Grooten Tijd! Dat verneem ik alle dagen. Wij leven in het „Uilebrillentijdperk!" Dieën bril is 't insigne van de club-van-geleerdhedens en die nog te weinig boeken kapotstudeerde om tot die club van ge-uilebrilde Bleekneuzen te worden toe gelaten, diesimuleert" mee 'nen zonne bril. Want 'nen Negentiennegenendertiger zonder bril, is net zoo „ongekleed" als 'n va- cantiejuffrouw zonder bloote beenen! De jonge gasten zijn teugenwoordig eer der klaar veur doctor, dan vroeger veur smid. En de zich kromwerkende vaders en vroeg- grijze moeders zijn bezeten van 't gedacht: onzen jongen kan straks beter 'nen werkloo- zen doctor zijn, dan 'nen werkloozen electri- cien. Ik zie er weinig verschil in, maar ik ben maar 'nen boer. En 't toppunt van uile- brillen-grootheid is: als burger ,,dr." veur den naam te voeren en als militair dan te zak ken veur kurperaal! En al die geleerdheid, al die Napoleon nen, al de Uitvinders, al die Economisten, al de Doctors, al die gesjeesde kurperaals, - saamgevat: heel dat Uilebrillendom bezit gin wijsheid genogt ominvredeteleven. In mijn verkenskot weten de krulsteerten dót nog beter! En ze knorren van welbehagen. Eén ding heb ik er uit geleerd: torens van geleerdheid wegen nie op teugen 'nen mols hoop yan wijsheid! Wél kunt ge studeeren, uitvinden, economie bedrijven en den Napoleon uithangen tot ge in 't gekkenhuis terechte komt, wijsheid doet ge 'r rfie mee op. Dat hebben mij deuze weareld en deuzen „Grooten Tijd" eigens bewezen. Ik vrees: deus geleerde, onwijze weareld zal veul slaag motten krijgen om 'n bietje ver stand te verwerven. WantNood leert Bidden! En bidden is putten aan de Bron van alle Wijsheid. Ik ben nou gekomen tot waar ik geren wilde zijn mee deuzen brief. Bidden! Bidden! Denk nie, omico, da 'k daar onder ver staai: 't wegtellen van de kralekes van 'nen paternoster. Evenmin: de kerkdeuren van den stijl loopen. Net zoo min: rondgaan mee 'nen kop, die geel van chagrijnigheid is. En aller minst: zijn heil zoeken in 't gaan deur de stra ten mee 'nen dikken gebedenboek, waarvan de gouwen snee schittert in de zon, om straks, op kantoor of werkplots zijnde, zijn even- nosten op te lichten; zijn z.q. minderen naar lichaam en geest 't bloed ar te tappen! En aller-óllerminst verstaai ik eronder: bid den in de kerk om vrede en stillekes verlangen naar oorlog om 'n kans tot O.W. te maken! Neeë, in al zulke tijdroovende beuzeling en biddende ketterij zie ik weinig heil. En als ge 't mij vraagt, dan mot O.L.H. nog liever te hebben mee 'nen deurgewinterden tiep, die nie percies wit in welk laaike van de kast zijnen kerkboek ligt, maar die eerlijk en plazierigdeur 't leven gaat en op tijd zijn beurs trekt veur 'nen ermen donder, dan mee zo'nen knisterenden weesgegroetjes-telder, die den grootsten ramp van de wearelS beschouwt als 'n Veurdeelig Zaakje! Er is veul van zulk braaf... tuig, waarop „niks te zeggen valt." Ik heb m'n oogen goed open en wéét dat even sjecuur als ik op de hoogte ben van t onkruid tusschen m'n ge wassen. Wat ik onder „bidden" verstaai? B.v. 't geluk en de dankbaarheid van den mensch, die jaren nie loopen kost; en nou eiken mergen, die God 'm geeft, ook in zwaarste tijen ook op zwaarst-bezette dagen, O. L. H. mee één enkele gedachte gelukkig dankt, dat ie den zwaren dag kan dur gaan trekken op gezonde poten! B.v. 't geluk en de dankbaarheid van den mensch, om de van God gekregen gave, zijnen arbeid te kunnen verrichten op loonende wijze: veur... zijn gezin! Bidden! 't Is danken ook om de steuvige lichaamskracht, waarmee ge „bergen kunt verzetten." Bidden! 't Is al tij danken, danken in geluk en blijmoedigheid om allés wat ge zijt, wat ge kunt, wat ge verricht. Om alles wat ge krijgt tót en met... de kruiskes toe, die ge overwinnen mot. En dieën dank, en zulk gebed, ge doet 't op den akker onderwijl ge de spaai stikt in God's eerde. Ge doet 't, terwijl ge 'smergens in oew klompen stapt om den dag op deur te gaan. Ge doet 't, onderwijl 't zweet taplings over oewen rug loopt. Ge doet 't op zo'nen oogenblik al voldoende als gebe- seft: van den avond ga'k 'ns lekker rusten en naar 't koele maantje zitten peinzen. Eén gedurig gevoel van dankbaarheid om wat ge zijt, om wat ge kunt, om wat ge doet, om wat ge ondergaat, dó's bidden! Da's 't middel teugen hoogmoed! Dó's 't middel teugen onwijsheid! Dó's altij gaan aan de hand van O.L.H. Dó's 't geheim veur 't grootste bezit in elk menschenlevenden Vrede! EN HET GROOTE TEKORT DAARAAN, DA'S DE- OORZAAK VAN EEUWIG-DREI GENDEN OORLOG. En is de dreiging op z'n toppunt, lijkt den ramp nie meer te ontgaan, dan... dan stroo men de kerken vol. Wat Nood leert Bidden! Maar heeft 't er nie veul van weg, amico, dat 't onwijze Menschdom, toch zoo geleerd, toch zoo... intellectueel lijkt 't geren zegt, of dat eigenste onwijze Menschdom nie eerst zijn weareld in den brand stikt en dan aan O.L.H. om 'n bluschwonder vraagt?! Als wij onze kinders opvoeien zonder res pect veur hun onderwijzers, veur de buren, veur ooms en tantes, als wij ze opvoeien tot jijjers-en-jouwers, tot onverdraagzaam, onbe leefd en eigenwijs tuig; als we de kinders zóó opvoeden, dat op tiep, Antwoord! snerpte Barrett. Het is zoo, hijgde de gehypnotiseerde Bleekneus. De woorden ontlokten Mc Girk een schreeuw van razende woede en Barretts ijzige blik vestigde zich op hem, Dien nacht bij Chester, vervolgde de kille eentonige stem, moest jij de brandkast leeg halen Mc GirlSchenk had voor de com binatie van het slot gezorgd. Daarvoor had hij Bates, den butler, omgekocht. Toen ik binnenkwam, had jij den diefstal al gepleegd. Jij sloeg me op het hoofd en zocht een goed heenkomen. Maar je sloeg niet hard genoeg; ik kwam ook weg! En je dacht dat je een manier zag om den baas en Schenk een loer te draaien en den volgenden dag vertelde je Schenk dat ik de diefstal gepleegd had en dat ik jou op het hoofd had geslagen en er met den buit vandoor was. Je toonde hem den buil, nietwaar. Mc Girk? Kijk hem aan Schenk! Schenk's steelsche blik zwierf werktuigelijk naar het lijkbleeke gezicht van zijn handlan ger. Mc Girk wendde zijn brandenden blik af en richtte die op Barrett, terwijl zijn lichaam en opgeheven armen zwaaiden en schudden van machtelooze woede. Schenk, die nog steeds naar Mc Girk staarde, mompelde een verwensching. Bairetts revolver glipte weer vooruit. Houd je mond! beet hij hem toe, ik ben nog niet klaar. Met zijn rustige, half-gesloten oogen naar Schenk vervolgde Barrett: Het is eigenaardig hoe dikwijls vermo gende lieden beroofd werden een paar dagen nadat jij ze een bezoek had gebracht, niet waar Schenk? Maar de zaken gingen ook zoo bijzonder goed hè? Je overschatte de finan- cieele kracht een beetje, met dat onbesuisde opkoopen van koperaandeelen! En een leven tje leiden als een prins, een paar groote hui zen aanhouden en veel uitgaan kost handen met geld, nietwaar Schenk? Barret wachtte even, als om zijn felle aan klacht op den ander te laten inwerken en ver volgde weldra: Maar e probeerde het te dikwijls! Je probeerde het met de groene inktvlek en de oude spin werd zóó wijs, dat je jezelf in zijn web hebt vastgewerkt. En wat een slaven drijver was hij, hè Schenk? Ik hoorde hem tegen je praten. En het verbaasde me niets dat jij en Mc Girk besloten je van hem te ontdoen! Barretts blik ging nu naar Mc Girk. Jfj telefoneerde mij dus uit het huis van Bindles en vertelde me dat de oude heer me wilde spreken. Ik moest precies op tijd zijn want je zou de deur van het sousterrain open houden. Maar je Het die niet open, hè? Daar voor was je veel te doortrapt sluw. Je for ceerde die deur van buiten. Daarmee had je iedere kans op ontdekking van je afgescho ven, toen de politie kwam. Maar ik vermoed de een valstrik en kwam vroeg gelukkig voor rnjj. En ik zag „Bleekneus" aan het werk. Wat vloog hij later als een haas naar boven! Weer volgde een korte pauze; toen. -Bindles maakte het je niet gemakkelijk, hè Mc Girk? Hij was de baas en jullie te slim af. En hij pikte het leeuwenaandeel in van de plunderpartijen, die hij op touw zette, daar in zijn eenzaam huis. Geen wonder, dat jij en Schenk er voor voelden om het zaakje zonder hem voort te zetten en tegelijkertijd mij uit den weg te ruimen! Ik moest in het huis gesnapt worden bij het doode lichaam dat was de opzet. Maariets ging ver keerd! Mc Girk stiet een gesmoorden kreet van woede uit. Schenk had zich weer eenigszins hersteld. Er kwam weer kleur op zijn ge zicht en hij had een meer nonchalante hou ding aangenomen. Schei nu maar uit, grauwde hij, je kunt ons niet eeuwig hier houden. Ik zal je hier wel voor krijgen, Barrett, Barret, en dan voor goed! Je vergist je, Schenk! klonk het met ter gende bedaardheid. Je bende zal er aan ge- looven nu en hier! De weg naar het recht is lang en moeizaam. Waarom zoo lang op den electrischen stoel te wachten? Dreigementen zijn goedkoop, mompelde Schenk. Je was om Chester's geld niet eens bij zonder verlegen, toen je er bij Bindles op aan drong bij hem te laten inbreken nietwaar Schenk? ging de diepe, onontkoombare stem opnieuw voort. Je wilde zijn dochter hebben! Je wist hoe hij in het nauw zat en je wist ook dat de diefstal het nog heel wat moei- twaalf jaren alleen nog maar over ouwere menschen spreken als: „dieën vent" en „dat wijf", omdat ze van Vader en Moeder nooit anders hooren; als ondankbaarheid, onbeleefdheid en eigenwijsheid 't kind wordt bijgebrocht als maatschappelijke deugden; als de bloeien van tien, twaalf jaren al, op gevoed zijn in ijdelheid, in egoisme, in nog- eens liederlijke ondankbaarheid; als den bloeien gin enkele „ouderwetsche" deugd wierd bijgebrocht, omdat de jeugd toch zeker wel „modern" mot z'jn; als we ze opvoeien tot steenharde karak ters, en dat allegaar deur ons illustre veurbeeld, zullen wij dan, als wij deuzen oorlog deur 'n wonder ontgaan, hem nog ontgaan over tien jaren Als wij eigens 'n geslacht van menschen- haters hebben opgekweekt?! Als wij de ondankbaarheid bij den bloei er in hameren, zullen we 'm dan ooit leeren.., bieden Als wij de snotpiekskes als grootste genot bijbrengen 't voorbijsuizen an Fordjes, eigens gezeten in bliksemsnelle wagens, zullen die kinders dan tot iets anders kunnen opgroeien, dan tot: Voorbijsuizers, die desnoods over Hjken gaan? Jonge mannen en vróuwen van vijf-en-twin tig jaren, de blom van de samenleving, heb ben héél hun leven over niks anders hooren spreken, dan over oorlog. Geboren aan 't begin van den weareldbrand 19141918 hebben ze den oorlogsangst inge zogen aan de moederborst. Op school leerden ze de nieuwste aard rijkskunde, die elke maand wéér nieuw was, want... oorlog! Op school leerden ze de jongste geschiede nis, die alleen maar oorlog was! In de krant begosten ze te lezen en 't was oorlog. Altij oorlog. Oorlog is veur deus geslacht den normalen toestand van hun weareld! Werkloosheid 'nen zékeren vorm van be staan. Arbeid 'nen ónzekeren vorm van be staan. Wat willen wij, ouweren, bij deus geslacht iets bereiken, mee preken en prevelen?? Ons vóórbeeld deugt nie! En 't aankomende geslacht? Be-wust op gevoed tot eeuwige vacantiegangers; telkens aan den drempel van 'nen weareldbrand. die alles vernielen en vernietigen zal, wót willen wij daarvan verwachten? Maken wij eigens 't O.L.H. nie onmeugelijk om nog een weldaad te bewijzen aan de weareld, die 't teugenwoordige èn 't komende geslacht van Hem afsleurt? 't Hooge woord in ons Landje is er alweer uit: Mobilisatie! Toch weet ik op deuzen oogenblik da 'k oe schrijf nog nie, of den tweeden weareldoorlog in ons korte leven uitbreken zal. Niemand weet 't op deus mo ment nog. Maar éen uing weet ik wel: lijk in 't Evangelie van den zeuvensten Zondag na Pinksteren geschreven staat, dat ge van doornen geen druiven en van distels gin vij- g plukt, dat 'nen goeien boom gin slechte vruchten en 'nen slechten boom gin goeie vruchten voortbrengen kan, 'n samen leving van haters nooit Vrede vinden zal! En dat de oorlogsvrucht, eenmaal stin kend-,rottend rijp zal vallen van dieën ge- vloekten Boom van Haat! 'n Goddelijke Natuurwet, waaraan God eigens zich onderworpen heeft. En wie dat niet gelooft, bij voorbaat de schuldvraag al opgelost hee en „den dader" aangewezen, die gaat maar rustig vort mee z'n kinders op te voeien tot beesten, de schuld van alle ellende te schuiven op éenen mensch of op éen volk, die gaat maar rustig vort mee zijnen haat teugen zijnen evennoste, die gaat maar ondankbaar en verzuurd 't lieve leven deur tot den dag dat de „vruch ten" van zijnen haatboom op z'n kersepit ontplooien...! En nou schei 'k er af. God, ik had geren over 't schoone Herfsttij geschreven! Over den levenden, dieën schoonen buiten. Maar 't moést zijn over den afschuwelijken oorlog, die ieverans dreigt mee dood en ver derf. Onwijs Menschdom! Veul groeten van Trui, ze is, dank zij den goeien oppas van den Eeker, weer ter been, van Dré III, den Eeker en als altij, gin horke minder van oewen t.a.v. DRÉ. lijker voor hem zou maken. Daarvoor had hij jezelf genoeg verteld. Zijn dochter moest de prijs van je hulp zijn, nietwaar? Maar ze stak een spaak in het wiel en Chester kreeg hartverlamming van ellende. Nog een moord op je geweten, Schenk! Klets maar toe, snauwde hij; mijn woord is even goed als het jouwe. En je kunt niets bewijzen. Barrett knikte. Dat is zoo. Dat kan ik niet. Dat com plot in Bindles' huis dien nacht heeft mijn handen gebonden. Ik kan geen alibi geven, want ik ben daar geweest. En je hebt gedaan wat je kon om de politie opv mijn spoor te brengen. Ze zoeken me nu, Schenk. En of! gilde Mc Girk plotseling. En berg je maar op, als ze je te pakken krijgen! Ik kan je niet in het openbaar aankla gen, vervolgde Barrett, zonder op Mc. Girks interruptie in te gaan, maar ik zal je vertel len, wat ik wèl kan doen. Ik kan zorgen, dat ik nooit meer last heb van een van jullie drieën. Probeer dat maar, grauwde Mc Girk. Barretts arm ging een beetje hooger, tot de loop van zijn revolver, opgeheven naar de twee mannen, in één Hjn was met zijn oog. Het is heel eenvoudig, legde hij rustig uit, maar ik wil jullie eerst vertellen waarom. Kijk als ze jullie met z'n drieën vinden, zal het het zooveelste onopgehelderde ge vecht tusschen de leden van een bandieten bende zijn, waarin alle drie mannen elkaar vermoord hebben. Ik zal onze revolvers hier laten als stille getuigen. Er hing een met electriciteit geladen stilte. Toen klonk het spannen van Barretts revol ver. Je hebt het hart niet, hijgde Schenk opeens, O'Maley sloeg het tooneel met al zijn aan dacht gade. Hij stond op het punt om tus- schenbeide te komen. Maar hij herinnerde zich Barretts waarschuwing om niemand dood te schieten en de snelle beweging, die Barrett nu maakte, was te vlug, dat zijn oogen die konden volgen. Hij hoorde alleen de plotselinge knal van een revolver, die zenuw schokkend de stilte verscheurde, en een angstkreet van Schenk. Het volgend oogen blik had hij de handen vol. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 12