Voor een cent misère
De Brabantsche Brief
van Dré
DRIE MANNEN
Gevangenen
achter tralies
De Portugees maakt van
zijn armoe een kijkspel
Wat in Holland
binnenshuis
gebeurt
Onze reis corresponden
te mej. M. T. Boekei
ziet den Portugees in
zijn armoede en zij ver
telt er van, op de haar
eigen onopgesmukte ma
nier... Zoo maken wij
kennis met toestanden,
zóó primitief, dat wij
er in ons hygiënische
Holland van ijzen
't Is de kunst om als dame te zeg
gen wat een dame niet zegt - ik be
doel 't is soms moeilijk als je graag
netjes iets in 't Nederlandsch wilt
zeggen, wat in Nederland niet net
jes is; vooral ook, omdat wij in Hol
land zoo èrg keurig zijn en alles
wat niet naar zeep, kamfer of boen
was ruikt al gauw vies vinden en
menschen die zich anders gedragen
dan wij, achterlijk of onfatsoenlijk
En nu ben ik in Portugal, om iets
anders dan thuis en over dat an
dere te vertellen, maar het verschil
met ons land is soms zoo, dat ik
er toch wat aarzelend over schrijf.
Zooals b.v. over het „chato's-knin-
pen". In 't Portugeesoh ziet dat er
nog niet zoo gek uit, maar duidelijk
lieidshalve moet ik er wel bij be
kennen, dat een chato met Uw per
missie een luis is.
Tóch een hoofddoek....
't Staat ers
Eerlijk gezegd ik voel me er niet meer
idoor gegeneerd. Een mensch went aan alles
en je hebt hier ruim gelegenheid, niet al
leen aan het woord te wennen, maar ook
aan het zien van de bezigheid zelve. Die is
nl. de eenige Zondagssport die de arme
plattelandsvrouwen beoefenen en ze bedrij
ven die bij voorkeur op de stoep voor het
huis, om iedereen te toonen. wat voor nette
huisvrouwen ze zijn. Want er is ook een ca
tegorie die niets tegen het kwaad doet en
het haar zelfs nooit kamt, omdat er toch al
tijd een hoofddoek over de ragebollen wordt
gedragen. Daarom is het, dat sommige fa
brikanten, die vrouwelijk personeel in hun
fabrieken' hebben, hoofddoeken verboden,
waardoor de dames genoodzaakt werden
meer zorg aan het haar te besteden en
waardoor misschien ook nog de Zondags-
sport werd gestimuleerd.
FEUILLETON.
49.
Naar het Amerikaansch van
Morgan S, Roscue
Schenk was grauw-geel in zijn gezicht ge
worden. Er lag een snauw op zijn lippen.
Maar zijn bol, opgeblazen gezicht scheen
Ineen te zakken en zijn gewoonlijk doordrin
gende oogen hadden een glazige uitdrukking,
terwijl ze van Barrett naar O'Malley keken.
Barretts blik was naar Bleekneus' gelaat
gegaan. O'Malley zag hoe de lafbek ineen
kromp onder dat onafgebroken, priemende
staren.
Wat jou betreft, Bleekneus, vervolgde
de financier. Ik was je net even voor in
Bindles huis. Wist je dat? Ik was in de hall
toen jij dien ouden man met dien papier
snijder doodstak, jij gemeene moordenaar!
De bijtende scherpte van het laatste woord
bracht een kreet van woede en angst op de
bloedlooze lippen van den man. Onwillekeurig
liet hij zijn armen iets zakken, maar Barretts
revolver vloog naar voren en Bleekneus's ar
men schoten snel weer omhoog. Hij stond
daar verlamd van schrik onder de verplette
rende beschuldiging; zijn bleek-blauwe oogen
dwaalden schichtig door het vertrek, zijn
vertrokken mond mompelde verwenschingen.
Het was een met duivelsche list opge
zette val ging Barrett onbarmhartig voort
met de bedoeling twee vliegen in één klap te
slaan. Maar ik knabbelde alleen maar aar.
het lokaas en beet niet toe! Het was zóo,
nietwaar? Md Girk verstopte je in je slaap
kamer en Schenk hing buiten rond, om naar
de politie te gaan, zoodra ik binnen was.
Maar mij zag hij niet wel O'Malley, die na
mt) kwam. Toen rende hij naar het politie
bureau, zoo snel als zijn dikke beenen bem
kondend ragen.. Dat is toch zoo, nietwaar?
Bleekneus staarde naar zijn pijniger. Bar
retts gelaatsuitdrukking was als die van het
verpersoonlijkte onvermurwbare noodlot.
Bleekneus knikte langzaam.
Gevangenen als kijkspel....
Er is hier geen sprake van, dat men zich
voor die knipperij zou schamen, integen
deel, men is er trotsch op en een arme laat
zich voor een aalmoes graag knippende fo
tografeeren, Trouwens, wanneer het je niet
zelf tegen de borst zou stuiten, zou je hier
alles wel voor geld kunnen fotografeeren;
zelfs gevangenen.
Een gevangenis is hier n.1. soms
nog aan de straat en de gevange
nen staan achter de tralies met
voorbijgangers te praten, of bede
len. Het lijkt mij zoo vernederend
voor die opgesloten menschen om
te worden aangegaapt, maar zij
drukken hun gezicht tegen de ijze
ren staven, steken hun hand er
doorheen en zeggen: „je mag ons
gerust fotografeeren Senhora, als je
ons maar iets geeft." Er is bijna
niets zóo goor, zóo ellendig, zóo
vies, zóo beschamend, dat een arme
het niet voor een cent zou tentoon
stellen.
Armoe, slordigheid en mismaaktheid
worden gebruikt om er geld mee te ver
dienen. (Met dit alles wil ik niet zeggen,
dat de Portugeezen ook niet hun trotsch
hebben. Er is allerlei anders, dat wij wel
in den haak vinden en dat nu hier weer
ongepast en niet-betamelijk wordt gevon
den. Daarover straks nog iets).
Portugal tóch het heilige landjes-
Opvallend bij dit alles is, dat toch ook
voor die meest vertrapten in de maat
schappij, die vaak hongerlijden, die nau
welijks lompen hebben om aan te trek
ken en wier kinderen sterven als de rat
ten, Portugal het eenige goeie plekje ter
wereld is, „het heilige landje". Zij vinden
het blijkbaar vanzelfsprekend dat naast
hun armoe ook toomelooze rijkdom be
staat. Waar zouden zij anders ook moeten
gaan 'bedelen en-., stelen? Want dat de
genen die niets hebben eens iets zouden
nemen van den overvleod der rijken,
wordt ook niet als zoo heel erg beschouwd
Toen b.v. een niet-Portugeesche kennis eens
tegen zijn arbeider opmerkte, dat het hem
toescheen, dat 's nachts zijn tuin'boonen
werden geplukt, zei de man overtuigd:
„nee Senhor! Ik heb zelf ook wel boonen
gestolen, maar dan pluk je ze niet, dan
snij je het groen ook mee af." En toen
zijn baas hem bij deze bekentenis wat
vreemd aankeek, voegde hij er bij: „maar
ik heb alleen bij rijke menschen gestolen"
En dat was voor zijn gevoel voldoende ver
ontschuldiging.
Naar onze begrippen is er in d'it alles
veel vreemds, maar je mag niet alles met
Hollandsche oogen zien en beoordeelen en
nog minder mag je veroordeelen vóór je de
heele mentaliteit va.n het volk kent, want ze
hebben ook zoo heel groote deugden; zij
zijn zoo in-goed en-behulpzaam, en wanneer
ze je eenmaal helpen, dan zijn ze daarbij
ook zoo ijverig, dat ze niet meer aan eigen
voordeel denken.
Toch vraag je je zelf wel eens af, hoe
dit eenmaal machtige rijk tot een dergelijk
peil kon terugvallen. Daarover in een vol
genden brief.
Ulvenhout, 31 Augustus 1939.
Amico,
Waarover zal 'k oe
deuze week schrijven?
Over den oorlog, die
van alle kanten
dreigt? Die 'n heele
Menschheid de zenu
wen kapot maakt?
Of over de schoo.ie
Herfstmaand, die we
deuze week Ingaan
Die 'k ritselen hoor ir
't geelend geboomt
als 't heete nazomer
windeke deur 't droog
geblaarte woelt?
Ja! Dat leste! Ik hóór dieën roep van m'n
trouwe lezers en lezereskes, van m'n harte
lijke brievenschrijvers en 't kost moeite doof
te zijn daarvoor!
„Wij lezen, wij hooren, wij ervaren van oor
logsdreiging zooveul, Dré!
Ja, ik wéét 't!
De krantge leest ze, mee 't zweet op
oew veurhoofd!
Den radioge hoort 'm, mee 'n kloppend
hart!
Tot in de kerk, daar drong 't onheil bin
nen, want zelfs ons pastoorke kost ne anders,
dan, mee 'n bevende stem, zijnen preek ver
anderen in 'n twintig-minuten-lang smeek
gebed omVrede, die alleen nog van God
komen kan
'k Heb de leste tien jaren bekanst nie an
ders vernomen, dan dat deus menschdom zoo
buitengewoon, zoo bezonderst geleerd is!
Napoleonnen?
We breken er den nek over! De ouwe wea-
reld had eeuwen en eeuwen noodig om er
éenen voort te brengen.
Uitvinders
Ze brengen elk uur van den dag nuuwe
stikgassen, sneller vliegmachines, die-
per-varenden onderzeeërs, wijer-schietende
kanonnen, onneembare vestinglinies! De
ouwe weareld had eeuwen en eeuwen noodig
veur 'n gaskouske. En toen 'n halve eeuw voor
't electriek koolspitslampke.
Economisten
Die zijn er veul meer dan bekwame timmer
lui, maar .d'ouwe weareld kende 't wóórd
nie eens! Die stomme weareld kende alleen
maar de„gouwen eeuw".
Ja, wij leven in 'nen Grooten Tijd! Dat
verneem ik alle dagen. Wij leven in het
„Uilebrillentijdperk!" Dieën bril is 't insigne
van de club-van-geleerdhedens en die nog te
weinig boeken kapotstudeerde om tot die club
van ge-uilebrilde Bleekneuzen te worden toe
gelaten, diesimuleert" mee 'nen zonne
bril. Want 'nen Negentiennegenendertiger
zonder bril, is net zoo „ongekleed" als 'n va-
cantiejuffrouw zonder bloote beenen!
De jonge gasten zijn teugenwoordig eer
der klaar veur doctor, dan vroeger veur smid.
En de zich kromwerkende vaders en vroeg-
grijze moeders zijn bezeten van 't gedacht:
onzen jongen kan straks beter 'nen werkloo-
zen doctor zijn, dan 'nen werkloozen electri-
cien. Ik zie er weinig verschil in, maar ik
ben maar 'nen boer. En 't toppunt van uile-
brillen-grootheid is: als burger ,,dr." veur den
naam te voeren en als militair dan te zak
ken veur kurperaal!
En al die geleerdheid, al die Napoleon
nen, al de Uitvinders, al die Economisten, al
de Doctors, al die gesjeesde kurperaals, -
saamgevat: heel dat Uilebrillendom bezit gin
wijsheid genogt ominvredeteleven. In
mijn verkenskot weten de krulsteerten dót
nog beter! En ze knorren van welbehagen.
Eén ding heb ik er uit geleerd: torens van
geleerdheid wegen nie op teugen 'nen mols
hoop yan wijsheid!
Wél kunt ge studeeren, uitvinden, economie
bedrijven en den Napoleon uithangen tot ge
in 't gekkenhuis terechte komt, wijsheid
doet ge 'r rfie mee op.
Dat hebben mij deuze weareld en deuzen
„Grooten Tijd" eigens bewezen.
Ik vrees: deus geleerde, onwijze weareld zal
veul slaag motten krijgen om 'n bietje ver
stand te verwerven. WantNood leert
Bidden!
En bidden is putten aan de Bron van alle
Wijsheid.
Ik ben nou gekomen tot waar ik geren wilde
zijn mee deuzen brief.
Bidden!
Bidden!
Denk nie, omico, da 'k daar onder ver
staai: 't wegtellen van de kralekes van 'nen
paternoster. Evenmin: de kerkdeuren van den
stijl loopen. Net zoo min: rondgaan mee 'nen
kop, die geel van chagrijnigheid is. En aller
minst: zijn heil zoeken in 't gaan deur de stra
ten mee 'nen dikken gebedenboek, waarvan
de gouwen snee schittert in de zon, om straks,
op kantoor of werkplots zijnde, zijn even-
nosten op te lichten; zijn z.q. minderen naar
lichaam en geest 't bloed ar te tappen!
En aller-óllerminst verstaai ik eronder: bid
den in de kerk om vrede en stillekes verlangen
naar oorlog om 'n kans tot O.W. te maken!
Neeë, in al zulke tijdroovende beuzeling en
biddende ketterij zie ik weinig heil. En als ge
't mij vraagt, dan mot O.L.H. nog liever te
hebben mee 'nen deurgewinterden tiep, die
nie percies wit in welk laaike van de kast
zijnen kerkboek ligt, maar die eerlijk en
plazierigdeur 't leven gaat en op tijd zijn
beurs trekt veur 'nen ermen donder, dan mee
zo'nen knisterenden weesgegroetjes-telder, die
den grootsten ramp van de wearelS beschouwt
als 'n Veurdeelig Zaakje!
Er is veul van zulk braaf... tuig, waarop
„niks te zeggen valt." Ik heb m'n oogen goed
open en wéét dat even sjecuur als ik op de
hoogte ben van t onkruid tusschen m'n ge
wassen.
Wat ik onder „bidden" verstaai? B.v. 't
geluk en de dankbaarheid van den mensch,
die jaren nie loopen kost; en nou eiken mergen,
die God 'm geeft, ook in zwaarste tijen ook op
zwaarst-bezette dagen, O. L. H. mee één enkele
gedachte gelukkig dankt, dat ie den zwaren
dag kan dur gaan trekken op gezonde poten!
B.v. 't geluk en de dankbaarheid van den
mensch, om de van God gekregen gave, zijnen
arbeid te kunnen verrichten op loonende wijze:
veur... zijn gezin!
Bidden! 't Is danken ook om de steuvige
lichaamskracht, waarmee ge „bergen kunt
verzetten."
Bidden! 't Is al tij danken, danken in geluk
en blijmoedigheid om allés wat ge zijt, wat ge
kunt, wat ge verricht. Om alles wat ge krijgt
tót en met...
de kruiskes toe, die ge overwinnen mot.
En dieën dank, en zulk gebed, ge
doet 't op den akker onderwijl ge de spaai
stikt in God's eerde. Ge doet 't, terwijl ge
'smergens in oew klompen stapt om den dag
op deur te gaan. Ge doet 't, onderwijl 't
zweet taplings over oewen rug loopt. Ge doet
't op zo'nen oogenblik al voldoende als gebe-
seft: van den avond ga'k 'ns lekker rusten en
naar 't koele maantje zitten peinzen.
Eén gedurig gevoel van dankbaarheid om
wat ge zijt, om wat ge kunt, om wat ge doet,
om wat ge ondergaat, dó's bidden!
Da's 't middel teugen hoogmoed!
Dó's 't middel teugen onwijsheid!
Dó's altij gaan aan de hand van O.L.H.
Dó's 't geheim veur 't grootste bezit in elk
menschenlevenden Vrede!
EN HET GROOTE TEKORT DAARAAN,
DA'S DE- OORZAAK VAN EEUWIG-DREI
GENDEN OORLOG.
En is de dreiging op z'n toppunt, lijkt den
ramp nie meer te ontgaan, dan... dan stroo
men de kerken vol. Wat Nood leert Bidden!
Maar heeft 't er nie veul van weg, amico,
dat 't onwijze Menschdom, toch zoo geleerd,
toch zoo... intellectueel lijkt 't geren zegt, of
dat eigenste onwijze Menschdom nie eerst
zijn weareld in den brand stikt en dan aan
O.L.H. om 'n bluschwonder vraagt?!
Als wij onze kinders opvoeien zonder res
pect veur hun onderwijzers, veur de buren,
veur ooms en tantes, als wij ze opvoeien tot
jijjers-en-jouwers, tot onverdraagzaam, onbe
leefd en eigenwijs tuig;
als we de kinders zóó opvoeden, dat op tiep,
Antwoord! snerpte Barrett.
Het is zoo, hijgde de gehypnotiseerde
Bleekneus.
De woorden ontlokten Mc Girk een
schreeuw van razende woede en Barretts
ijzige blik vestigde zich op hem,
Dien nacht bij Chester, vervolgde de
kille eentonige stem, moest jij de brandkast
leeg halen Mc GirlSchenk had voor de com
binatie van het slot gezorgd. Daarvoor had
hij Bates, den butler, omgekocht. Toen ik
binnenkwam, had jij den diefstal al gepleegd.
Jij sloeg me op het hoofd en zocht een goed
heenkomen. Maar je sloeg niet hard genoeg;
ik kwam ook weg! En je dacht dat je een
manier zag om den baas en Schenk een loer
te draaien en den volgenden dag vertelde je
Schenk dat ik de diefstal gepleegd had en dat
ik jou op het hoofd had geslagen en er met
den buit vandoor was. Je toonde hem den
buil, nietwaar. Mc Girk? Kijk hem aan
Schenk!
Schenk's steelsche blik zwierf werktuigelijk
naar het lijkbleeke gezicht van zijn handlan
ger. Mc Girk wendde zijn brandenden blik af
en richtte die op Barrett, terwijl zijn lichaam
en opgeheven armen zwaaiden en schudden
van machtelooze woede. Schenk, die nog
steeds naar Mc Girk staarde, mompelde een
verwensching.
Bairetts revolver glipte weer vooruit.
Houd je mond! beet hij hem toe, ik ben
nog niet klaar.
Met zijn rustige, half-gesloten oogen naar
Schenk vervolgde Barrett:
Het is eigenaardig hoe dikwijls vermo
gende lieden beroofd werden een paar dagen
nadat jij ze een bezoek had gebracht, niet
waar Schenk? Maar de zaken gingen ook zoo
bijzonder goed hè? Je overschatte de finan-
cieele kracht een beetje, met dat onbesuisde
opkoopen van koperaandeelen! En een leven
tje leiden als een prins, een paar groote hui
zen aanhouden en veel uitgaan kost handen
met geld, nietwaar Schenk?
Barret wachtte even, als om zijn felle aan
klacht op den ander te laten inwerken en ver
volgde weldra:
Maar e probeerde het te dikwijls! Je
probeerde het met de groene inktvlek en de
oude spin werd zóó wijs, dat je jezelf in zijn
web hebt vastgewerkt. En wat een slaven
drijver was hij, hè Schenk? Ik hoorde hem
tegen je praten. En het verbaasde me niets
dat jij en Mc Girk besloten je van hem te
ontdoen!
Barretts blik ging nu naar Mc Girk.
Jfj telefoneerde mij dus uit het huis van
Bindles en vertelde me dat de oude heer me
wilde spreken. Ik moest precies op tijd zijn
want je zou de deur van het sousterrain open
houden. Maar je Het die niet open, hè? Daar
voor was je veel te doortrapt sluw. Je for
ceerde die deur van buiten. Daarmee had je
iedere kans op ontdekking van je afgescho
ven, toen de politie kwam. Maar ik vermoed
de een valstrik en kwam vroeg gelukkig
voor rnjj. En ik zag „Bleekneus" aan het
werk. Wat vloog hij later als een haas naar
boven!
Weer volgde een korte pauze; toen.
-Bindles maakte het je niet gemakkelijk,
hè Mc Girk? Hij was de baas en jullie te
slim af. En hij pikte het leeuwenaandeel in
van de plunderpartijen, die hij op touw zette,
daar in zijn eenzaam huis. Geen wonder, dat
jij en Schenk er voor voelden om het zaakje
zonder hem voort te zetten en tegelijkertijd
mij uit den weg te ruimen! Ik moest in het
huis gesnapt worden bij het doode lichaam
dat was de opzet. Maariets ging ver
keerd!
Mc Girk stiet een gesmoorden kreet van
woede uit. Schenk had zich weer eenigszins
hersteld. Er kwam weer kleur op zijn ge
zicht en hij had een meer nonchalante hou
ding aangenomen.
Schei nu maar uit, grauwde hij, je kunt
ons niet eeuwig hier houden. Ik zal je hier
wel voor krijgen, Barrett, Barret, en dan
voor goed!
Je vergist je, Schenk! klonk het met ter
gende bedaardheid. Je bende zal er aan ge-
looven nu en hier! De weg naar het recht
is lang en moeizaam. Waarom zoo lang op
den electrischen stoel te wachten?
Dreigementen zijn goedkoop, mompelde
Schenk.
Je was om Chester's geld niet eens bij
zonder verlegen, toen je er bij Bindles op aan
drong bij hem te laten inbreken nietwaar
Schenk? ging de diepe, onontkoombare stem
opnieuw voort. Je wilde zijn dochter hebben!
Je wist hoe hij in het nauw zat en je wist
ook dat de diefstal het nog heel wat moei-
twaalf jaren alleen nog maar over ouwere
menschen spreken als: „dieën vent" en „dat
wijf", omdat ze van Vader en Moeder nooit
anders hooren;
als ondankbaarheid, onbeleefdheid en
eigenwijsheid 't kind wordt bijgebrocht als
maatschappelijke deugden;
als de bloeien van tien, twaalf jaren al, op
gevoed zijn in ijdelheid, in egoisme, in nog-
eens liederlijke ondankbaarheid;
als den bloeien gin enkele „ouderwetsche"
deugd wierd bijgebrocht, omdat de jeugd toch
zeker wel „modern" mot z'jn;
als we ze opvoeien tot steenharde karak
ters,
en dat allegaar deur ons illustre veurbeeld,
zullen wij dan, als wij deuzen oorlog deur 'n
wonder ontgaan, hem nog ontgaan over tien
jaren
Als wij eigens 'n geslacht van menschen-
haters hebben opgekweekt?!
Als wij de ondankbaarheid bij den bloei er
in hameren, zullen we 'm dan ooit leeren..,
bieden
Als wij de snotpiekskes als grootste genot
bijbrengen 't voorbijsuizen an Fordjes, eigens
gezeten in bliksemsnelle wagens, zullen die
kinders dan tot iets anders kunnen opgroeien,
dan tot: Voorbijsuizers, die desnoods over
Hjken gaan?
Jonge mannen en vróuwen van vijf-en-twin
tig jaren, de blom van de samenleving, heb
ben héél hun leven over niks anders hooren
spreken, dan over oorlog.
Geboren aan 't begin van den weareldbrand
19141918 hebben ze den oorlogsangst inge
zogen aan de moederborst.
Op school leerden ze de nieuwste aard
rijkskunde, die elke maand wéér nieuw was,
want... oorlog!
Op school leerden ze de jongste geschiede
nis, die alleen maar oorlog was!
In de krant begosten ze te lezen en 't was
oorlog. Altij oorlog.
Oorlog is veur deus geslacht den normalen
toestand van hun weareld!
Werkloosheid 'nen zékeren vorm van be
staan. Arbeid 'nen ónzekeren vorm van be
staan.
Wat willen wij, ouweren, bij deus geslacht
iets bereiken, mee preken en prevelen?? Ons
vóórbeeld deugt nie!
En 't aankomende geslacht? Be-wust op
gevoed tot eeuwige vacantiegangers; telkens
aan den drempel van 'nen weareldbrand. die
alles vernielen en vernietigen zal, wót willen
wij daarvan verwachten?
Maken wij eigens 't O.L.H. nie onmeugelijk
om nog een weldaad te bewijzen aan de
weareld, die 't teugenwoordige èn 't komende
geslacht van Hem afsleurt?
't Hooge woord in ons Landje is er alweer
uit: Mobilisatie! Toch weet ik op deuzen
oogenblik da 'k oe schrijf nog nie, of den
tweeden weareldoorlog in ons korte leven
uitbreken zal. Niemand weet 't op deus mo
ment nog. Maar éen uing weet ik wel: lijk
in 't Evangelie van den zeuvensten Zondag
na Pinksteren geschreven staat, dat ge van
doornen geen druiven en van distels gin vij-
g plukt, dat 'nen goeien boom gin slechte
vruchten en 'nen slechten boom gin goeie
vruchten voortbrengen kan, 'n samen
leving van haters nooit Vrede vinden zal!
En dat de oorlogsvrucht, eenmaal stin
kend-,rottend rijp zal vallen van dieën ge-
vloekten Boom van Haat!
'n Goddelijke Natuurwet, waaraan God
eigens zich onderworpen heeft.
En wie dat niet gelooft, bij voorbaat de
schuldvraag al opgelost hee en „den dader"
aangewezen, die gaat maar rustig vort mee
z'n kinders op te voeien tot beesten, de
schuld van alle ellende te schuiven op éenen
mensch of op éen volk, die gaat maar rustig
vort mee zijnen haat teugen zijnen evennoste,
die gaat maar ondankbaar en verzuurd 't
lieve leven deur tot den dag dat de „vruch
ten" van zijnen haatboom op z'n kersepit
ontplooien...!
En nou schei 'k er af. God, ik had geren
over 't schoone Herfsttij geschreven! Over
den levenden, dieën schoonen buiten.
Maar 't moést zijn over den afschuwelijken
oorlog, die ieverans dreigt mee dood en ver
derf.
Onwijs Menschdom!
Veul groeten van Trui, ze is, dank zij
den goeien oppas van den Eeker, weer ter
been, van Dré III, den Eeker en als altij,
gin horke minder van oewen t.a.v.
DRÉ.
lijker voor hem zou maken. Daarvoor had
hij jezelf genoeg verteld. Zijn dochter moest
de prijs van je hulp zijn, nietwaar? Maar ze
stak een spaak in het wiel en Chester kreeg
hartverlamming van ellende. Nog een moord
op je geweten, Schenk!
Klets maar toe, snauwde hij; mijn woord
is even goed als het jouwe. En je kunt niets
bewijzen.
Barrett knikte.
Dat is zoo. Dat kan ik niet. Dat com
plot in Bindles' huis dien nacht heeft mijn
handen gebonden. Ik kan geen alibi geven,
want ik ben daar geweest. En je hebt gedaan
wat je kon om de politie opv mijn spoor te
brengen. Ze zoeken me nu, Schenk.
En of! gilde Mc Girk plotseling. En
berg je maar op, als ze je te pakken krijgen!
Ik kan je niet in het openbaar aankla
gen, vervolgde Barrett, zonder op Mc. Girks
interruptie in te gaan, maar ik zal je vertel
len, wat ik wèl kan doen. Ik kan zorgen, dat
ik nooit meer last heb van een van jullie
drieën.
Probeer dat maar, grauwde Mc Girk.
Barretts arm ging een beetje hooger, tot
de loop van zijn revolver, opgeheven naar de
twee mannen, in één Hjn was met zijn oog.
Het is heel eenvoudig, legde hij rustig
uit, maar ik wil jullie eerst vertellen waarom.
Kijk als ze jullie met z'n drieën vinden,
zal het het zooveelste onopgehelderde ge
vecht tusschen de leden van een bandieten
bende zijn, waarin alle drie mannen elkaar
vermoord hebben. Ik zal onze revolvers hier
laten als stille getuigen.
Er hing een met electriciteit geladen stilte.
Toen klonk het spannen van Barretts revol
ver.
Je hebt het hart niet, hijgde Schenk
opeens,
O'Maley sloeg het tooneel met al zijn aan
dacht gade. Hij stond op het punt om tus-
schenbeide te komen. Maar hij herinnerde
zich Barretts waarschuwing om niemand
dood te schieten en de snelle beweging, die
Barrett nu maakte, was te vlug, dat zijn
oogen die konden volgen. Hij hoorde alleen de
plotselinge knal van een revolver, die zenuw
schokkend de stilte verscheurde, en een
angstkreet van Schenk. Het volgend oogen
blik had hij de handen vol.
(Wordt vervolgd.)