IVOREN SCHAT Nieuwe K.L.M.-lijn Slachtoffer van zijn fantasie? [ubiieumtrein rijdt door 'f land Het geheim van de Kostbaar landgoed voor den Staat behouden Het Meisje uit den exprestrein Centraal belastingkantoor te Amsterdam Graanschip aangekomen door: A. PANDOR VAN AMSTERDAM NAAR BRUSSEL. Ondanks de vele belemmeringen, waaraan door den Europeeschen toestand het lucht verkeer onderhevig is en waardoor ook de K.L.M. op vele lijnen van haar uitgebreid luchtnet tot werkloosheid is gedoemd tracht de leiding van het bedrijf een zoo groot mogelijk deel van het werk voort te zetten en maakt zij gebruik van elke mo gelijkheid, die zich voordoet om luchtver- hindingen te handhaven of in te stellen. Gisteren kon aan de diensten naar Scan dinavië, die nog steeds regelmatig gevlogen worden, een nieuwe dienst worden toege voegd, n.1. de luchtverbinding tusschcn Am sterdam en Brussel, waardoor het contact tusschcn de neutrale landen in Noord- en West-Europa nog inniger kan zijn dan het uiteraard reeds is. Te 8.15 uur vertrok de eerste Douglas der K.L.M. \an Schiphol naar het Brussel- sche vliegveld Haren, vanwaar te 10.30 uur de eerste Belgische Sabena machine naar Amsterdam vertrok. Het is voor het eerst sedert 1931, dat weer een Sabena-vlicgtuig de Amsterdamsche luchthaven aandoet. Te 11.50 uur landde de Belgische machine, een licht crème geschil derde geheel metalen Savoia Marchetti S. 73, met, naast de Belgische registratietee- kens, in groote letters aan de ecne zijde de nationaliteitsaanduiding „België", aan de andere zijde „Belgicjue". Gezagvoerder was de bekende Belgische verkeersvlieger Cocquyt, een oude bekende op Schiphol, waar hij vele vrienden heeft, zoodat hij dan ook op zeer hartelijke wijze door den heer Veenendaal, algemeen tech nisch leider, en den heer Spit, chef van den techniscben dienst der K.L.M. werd begroet. Tusschcn de Nederlandsche en de Belgi sche hoofdstad worden per dag twee dien sten in beide richtingen onderhouden. De eerste K.L.M.-machine, welke te 10.30 uur op Haren aankomt, vertrekt te 15.45 uur weer naar Schiphol, terwijl de Belgische machine te 16.15 uur uit Amsterdam naar Brussel terugkeert. Reeds dadelijk op den eersten dag dat de nieuwe lijn gevlogen werd, had een groot aantal passagiers geboekt. aan de schenkingsvoorwaarden zal voldoen een naar de eischen des tijds ingericht ge bouw, bestemd voor het houden van recep ties, congressen, conferenties en plechtige bijeenkomsten. Het plan met beschrijving van dit gebouw is ter griffie van de Twee de Kamer ter inzage gelegd. De totale kos ten worden op ongeveer f 1650.000 geraamd. Ingevolge de akte van sohentking zal met den bouw vóór 5 Juni 1940 moeten zijn be gonnen. „AARTSOPLICHTER" VOOR DEN RECHTER. EXPLOITANT VAN .BUREAU POSTRECLAME" EN „EXPRESSBUFFETS". Aan de voorwaarde tot het stich ten van representatief gebouw op Sorghvliette Den Daag wordt voldaan. Op de begrooting van Financiën is eet1, eerste termijn van f 200.000.uitgetrokken voor den bouw van een representatief ge bouw op het landgoed „Songhvliet" te 's- Gravenhage. De toelichting tot dezen post luidt als volgt: Bij de wet van 28 Maart 1930 werd de toenmalige minister van Frinanciën ge machtigd tot het aangaan van een overeen komst van schenking waarbij het landgoed „Sorghvliet" te 's-Gravemhage in eigendom overgaat aan den Staat der Nederlanden. Volgens de daarbij in acht te ne men voorwaarden zou het landgoed moeten worden aangewend voor de verwezenlijking van een nationale bestemming, tot uiting komende in de stichting van een representatief gebouw, terwijl het landgoed inte graal aan de schenkers zou terug komen, indlien niet binnen tien jaar tijds met den bouw van een repre sentatief gebouw een begin moaht gemaakt zijn. De aan het geschonkene te geven nationa le bestemming, tot uiting komende in de stichting van een representatief gebouw, laat slechts weinig mogelijkheden toe. Na ampele overwegingen wordt gemeend, dat FEUILLETON. Naar het Engelsch bewerkt door J. van der Sluys 12. „Tot nu toe", vulde Freddy met nadruk aan. „En wanneer u zegt, waarom al die bezorgd heid, dan zou ik mijnerzijds dezelfde vraag kunnen stellen. Waarom zou u er zich druk over maken, wanneer ik hetgeen we bespraken verder vertelde, bijvoorbeeld aan den mijnheer in 'ons compartiment of den ruziemakenden Londenaar, of aan Mr. Biddock, als ik hem kon vinden?" „Of tegen den hoofdconducteur," ging Freddy voort, een weinig vooroverbuigend, zoodat hij zachter kon spreken. „Zou het gevaar voor u opleveren, als ik naar den hoofdconducteur ging en het volgende tot hem zei: „Luistert u eens, ik maak me 'n beetje ongerust. Iemand die in dezen trein gezeten heeft, is nergens te vinden en uitgestapt is »iij ook niet. Gelooft u dat uit een portierrraam gevallen kan zijn. Miss Leveridge, wier oogen tot nu toe op hem gevestigd geweest waren, wendde zich plotseling af om het landschap buiten te gaan bekijken. „Hij zal natuurlijk wel niet uit het raam gevallen zijn, ik zei het alleen maar veronder- stellenderwijs," sprak Freddy verder. „Waar schijnlijk is onze vriend Biddock naar een ander treindeel verhuisd er probeert hij daar zijn notitieboekjes te slijten! Maar waarover ik mij het hoofd breek, is dit. Als ik u de ge vraagde belofte geef, wat gebeurt er dan als al deze kleinigheden plotseling in iets groots uitbarsten en u het m'ddelpupnt van de ontploffing bent? Moet ik dan niets zeggen? Niets doen?" „Niets," klonk het met klem. „Absoluut niets." Freddy zeehtte. De rollade verscheen. Eten kwam hem nu buitengewoon onbelangrijk voor, het stond hem haast tegen." De 38 jarige reclame-exploitant die gisteren voor de vierde kamer der Amsterdamsche arr. rechtbank terecht stond, was reeds vele malen met de justitie in aanraking geweest Reeds in 1925 was hij veroordeeld wegens oplichting en daarna volgden de straffen wegens opruiing, flesschentrekkerij, ver duistering en oplichting elkaar regelmatig op. De rechercheur die in deze zaak een on derzoek had ingesteld, noemde verdachte een aartsoplichtcr. In de dagvaarding had de officier van Justitie mr. H. A. Wassen- bergh twee feiten ten laste gelegd, doch volgens den rechercheur waren vele groote zaken in Amsterdam door dezen man be drogen. Geraffineerd. In April j.1. verdachte was pas een paar maanden geleden in vrijheid gesteld maakte de man op een verjaarspartijtje kennis met den jeugdigen koopman van Z. Dezen wist hij wijs te maken, dat hij de pacht kon krijgen van alle reclameruimte in de Nederlandsche postkantoren. Hij zou een zaak oprichten „Bureau Postreclame", waarin hij van Z. als procuratiehouder in dienst zou nemen tegen een salaris van f 75.per week Verd. ging zelfs zoo ver, dat hij in gezelschap van van Z. naar Den Haag ging, waar hij het hoofdpost kantoor P.T.T. bezocht. Zijn a.s. procuratiehouder moest echter voor de deur wachten. Een uürtje later kwam verd. weer buiten: „Ik beleef vandaag den mooisten dag van mijn leven. De contracten zijn ge- teekend, ik ben pachter van alle 'reclameruimte in de postkantoren". Om alles nog aannemelijker te maken, maakte hij daarna nog een afspraak met de directie der P.T.T. Het terrein voorbereid. Verdachte opende vervolgens een rekening bij een groote bankinstelling, waarbij hij ais referenties o.a. een minister opgaf. Bij een notaris liet hij een contract maken, waarbij hij van Z. als procuratiehouder aanstelde. Tegen den notaris vertelde hij, dat hij f 37.000 bezat en nog groote sommen moest innen. Het terrein voor de oplichting was voorbereid: hij vroeg zijn nieuwen procu ratiehouder f 225 ter leen, omdat hij tijde lijk geen contanten had. De man gaf het geld, doch later kreeg hij achterdocht en liet eens informeeren naar zijn a.s. baas. Ook een dame vliegt erin. Tegenover een dame had verdachte zich uitgegeven voor directeur van de N.V. Cen trum Expressbuffet. Later vroeg hij haar f 200.ter leen omdat hij tijdelijk met geldnood te kampen had. Een chèque voor een groot bedrag kon hij niet verzilveren. Ook deze vrouw liet zich door den gladden vogel bepraten. Deze fantastische verhabf had de officier van Justitie in de dagvaar ding vermeld, deels bekent verdachte, deels noemt hij zijn leugens „overdrijving". Volgens het rapport van den psychiater is verd. in belangrijke mate verminderd toe rekeningsvatbaar. Requisitoir. Uitvoerig gaat mr. Wassenbergh in zijn requisitoir de feiten na en eischt tenslotte wegens oplichting een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van de voorloopigo hechtenis, daarbij rekening houdende met verd.'s psvchischen toestand. De verdediger, mr. W. van Everdingcn, bepleit vrijspraak. Verdachte is slachtoffer geworden van zijn eigen fantasie, die echter niet de bedoeling heeft om iemand te benq.- deelen. Hij heeft slechts leeningen gesloten, die hij deels heeft afgelost. Subsidiair dringt pl. op clementie aan. Vonnis 4 October. Een millioen uitgetrokken. Op de begrooting van financiën is een bedrag van 1 millioen gulden uitgetrokken voor aankoop van grand en voor den eersten termijn van betaling voor den bouw van een centraal belastingkantoor te Am sterdam. De toelichting tot dezen post luidt als volgt: Door het Staatsbedrijf der posterijen, te legrafie en telefonie is de huur opgezegd van het bij den belastingdienst in gebruik zijnde gedeelte van het geld- en telefoongc bouw te Amsterdam. Deze opzegging maakt de uitvoering ur gent van het besluit tot stichting van een nieuw centraal gebouw voor den geheelen dienst te Amsterdam. Voorloopig ligt liet in de bedoeling slechts af te bouwen het gedeelte, bestemd voor huisvesting van de diensten, gevestigd in het vorengenoemd gebouw, het Bungehuis en de Droogbak la, alsmede van de direc ties en de accountantsdiensten. Het bestaan de O.I. Huis zou dan aanvankelijk geheel worden bestemd voor den dienst der invoer rechten en accijnzen, laboratorium van het departement van financiën en den dienst van den waarborg en de belasting der gou den en zilveren werken. Aangezien het echter niet onmogelijk is, dat ook dit pand te zijner tijd te klein of te ondoelmatig zal blijken, wordt gezorgd voor den aankoop van een oppervlakte grond, voldoende om zoo noodig in de toekomst ook voor deze diensten nieuwe huisvestingsmo gelijkheden te scheppen. De hiertoe geboden kans, welke wellicht in jaren niet zal wederkeeren, dient te wor den benut. Het s.s. „Peimland" maakte een voorspoedige reis. Het s.s. „Pennland" der H.A.L. is gisteren te Rotterdam aangekomen met 2500 ton graan voor de Nederlandsche regoering aan boord. Nadat het schip den 2den September van New York vertrokken was, is het op 12 September te Southampton aangekomen, waar het schip de Engelsche lading, evenals het stukgoed, waaronder een belangrijke hoeveelheid voor Engeland bestemd, gelost heeft. Vandaar is de „Pennland" naar Bou- logne sur Mor gedirigeerd, waar de opva renden van Duitsche nationaliteit van boord zijn gehaald. Via de Downs heeft 't schip vervolgens zonder Antwerpen aan te loopen, de reis naar Rotterdam voortgezet. Onderweg zijn geen mijnen of dudkbooten aangetroffen. Een avontuurlijke reis naar de ontoegan kelijke oerwouden van Afrikaop zoek naar de plaats, waar de olifanten hun laatste le vensdagen slijten. 81. „Laat mij eens zien," vroeg mijnheer Hen driks. Hg sloeg de doos hard tegen het rots blok, waarbij ze stonden. Het deksel vloog open en de inhoud rolde over de grond. Lopez wilde met een sprong naar voren komen, maar René was vlugger. Hij greep de vuist 'van den man beet, toen deze zijn hand naar de inhoud van de doos uitstrekte. „Te%laat, Lopez", lachte Bep, „je zult vroeger op moe ten staan om René te pakken te nemen!" Mijnheer Hendriks raapte een rol van per kament op. Hij ontvouwde dit zorgvuldig, want het was heelemaal uitgedraagd en kon dus gemakkelijk breken. Een koor van „oh's" en „ah's" ontlokte het gezicht van de kaart, die in rode inkt of verf op het perkament getekend was, gemerkt met namen in Arabi sche letters. Mijnheer Hendriks bekeek het even rustig en vertelde toen wat er stond. „Deze lijnen geven de Maanbergen aan," zei hij, het Arabisch vertalende. Drie pioniers herdacht. der spoorwegen Gistermorgen vroeg stond aan het eerste perron van het C.S. te A'dam een trein. Oogenschijnlijk een doodgewone trein, een sneltrein, die om 8.40 uur naar Enschede zou ver trekken. Toch was deze trein niet zoo gewoon als hij er oogenschijnlijk uit zag. Deze trein was een fcest- trein. De zware Jumbo, die er voor stond, en ook de tender, waren met dennegroen en oranjeappels prach tig versierd. Op de twee buffers wap perden groote rood-wit-blauwe vlag gen en aan de voorzijde van de lo comotief, op de kogelronde ketel wand stond met gouden letters op een zwarten achtergrond. „1839—Am sterdam C.S. 1939." Op deze feestelijk versierde locomotief stond machinist A. J. C. van Dijk en de leerling-machinist A. D. Eleveld en beiden hadden een vergenoegd gezicht. Zij toch hadden het groote voorrecht de „jubileum- trein" door het land te rijden en zij waren zich deze eervolle opdracht heel goed be wust. Enkele seconden voor het vertrek duwde de chef van het Centraal Station de heer W. Jongstra, den machinist een kistje sigaren in de hand. „Voor jullie zelf en voor hen, die je straks gelukwenschen zoo zei- de hij, waarop onmiddellijk een jonge han dige rangeerder, die er bij stond, sprak: „Van Dijk, laat mij de eerste zijn, die je fe liciteert", en prompt kreeg hij een sigaar. „Deze plek hierby schijnt een eiland te zijn in het Victoria-Nyanza-meer. Hier in het Noorden is een plek, die heet laat me eens zien, hoe heet die dan nu in het Hollands? O ja, zoiets als: „Het kasteel dat roept." „Het kasteel dat roept!" herhaalde Bep. „Wat zou dat kunnen zijn?" „Help me zoeken," zei René, „hier, kyk jij ook maar," terwijl hij de kaart aan Bep gaf. 84. Boo-loo-la kwam naast René staan. „Plaats gevnden waar olifanten sterven?" vroeg hij. „Ja, ik geloof het wel", zei René tegen hem. „Dit is de kaart, die wij noodig hebben, zij zal ons de weg naar het „Dal der Olifanten" wijzen". Er kwam een zorgelijke trek op het gezicht van den olifantsman. Het was, alsof hij zich aan een vreselijke vergissing had schuldig gemaakt. Toen veranderde de uitdrukking in een van strengheid, terwijl hij zijn wenk brauwen fronste. „Oeh! Oeh!" gromde hij. zonder verder iets te zeggen, liep Boo-loo-la naar Bep toe en rukte haar het perkament uit de hand. Voordat iemand hem tegen kon houden, was hij in de grot verdwenen en met hem de kaart van Tippoo Tib. „Wacht even!" riep René, maar het was nutteloos. „Hij zal de kaart vernietigen," ver onderstelde Lopez, „die laaghartige, zwarte spion." Tien minuten over half negen vertrok de jubileumtrein, afgeladen met reizigers, waar onder vele militairen. Het eerste perron is prachtig versierd. Over een lengte van ruim 100 meter op geregelde afstanden vlak bij de spoorbaan heeft men mooie zuilen ge zet. Hieraan zijn kleurige breede linten be vestigd. Aan het andere einde zitten deze linten vast aan het stationsgebouw met op dezelfde hoogte groote wapens van de pro vincies, de hoofdsteden der provincies en van nog enkele andere steden. Om 11.41 uur met enkele minuten vertra ging kwam de feesttrein op het station S.S. te Enschede aan. Op het perron bevonden zich vele belang stellenden, onder wie vier leden van het ge meentebestuur van Enschede. Na aankomst van den trein feliciteerde de stationschef de heer J. Weijer, den ma chinist, en het overige treinpersoneel en hield de loco-burgemeester de heer W. R. Soetekom een herdenkingstoespraak, welke door den stationschef werd beantwoord. Daarna klonk een driewerf hoera op de spoorwegen. De wijn kwam en vervolgens het ijs. En ten slotte de koffie en daarmede het eind van de maaltijd. De kellnner maakte de alleszins ver geeflijke fout beide diners op dezelfde rekening te zetten. Miss Leveridge herstelde het misver stand door haar eigen aandeel op tafel te leggen. „En nu geloof ik. dat we maar moesten teruggaan," sprak ze daarop. „Dat wil zeggen, ik veronderstel, dat het te veel gevraagd is om u te verzoeken hier te blijven?" „Veel te veel te veel." Zij stonden op. De oberkellner boog terwijl ze hem passeerden en plotseling wendde het meisje zich tot hem. „Hoe laat zijn we in Norwich?" vroeg ze scheid. „7.55 moeten we aankomen, maar we zy'n wat tj jaat." Ze stelde nog een vraag. „Stop en we daar lang?" „Vier minuten." ,Dank u." Intusschen zat de groote en dikke mijnheer met een ontstemde trek op zijn gezicht in zijn compartiment, met zijn duimen te draai en. De zenuwachtige d-une zat rechtop geprikt in haar coupé, pogende het bestaan van den ras-Londenaar te negeeren. Deze zat tegen over haar, een plagerige grijns op zijn ongun stige tronie. De reverend doezelde. En de man scheen nergens te zijn. En vermoedelijk was er niemand, die groo- ter verlangen koesterde om te weten waar hij was, dan een gezette, stijve mijnheer met een gezicht dat erg aan een paardenkop deed denken die het perron te Norwich op neer liep, wachtend op het binnenkomen van den express van 7.55. XIII. De Passagier uit Norwich. De zon hield dien middag vroeger op te schijnen dan anders in dezen tijd van het jaar, doordat zij schuil ging achter een zware wolkenbank en het station van Norwich, van zich zelf toch al niet bijster vroolyk, lag, toen de express van 7.55 moest binnenkomen, in een somberen schemer. Maar den- man met het paardengezicht, die over het perron heen en weer liep om genoemden trein af te wachten, was deze vroege duisternis niet onwelkom. Het strook te met zijn stemming en met het doel van zijn aanwezigheid hier. Ock het feit, dat de trein te laat was, voor de meesten op het perron een bron van ergernis, stond hem aam, want hoe later de trein aankwam, hoe don kerder het zou zyn wanneer hij arriveerde. Dertien minuten over tijd rolde trein 5 uur 18 uit Londen het station binnen. Toen hij stilstond, rende een gejaagde drukdoende man langs den trein en liet zich in een com partiment neervallen. Het was dat, waarin zich de ras-Londenaar ei. de geagiteerde dame zaten. De man met den paardenkop toonde minder haast. Hij rookte rustig rijn sigaret cp, gooide het stompje weg en wan delde naar het eerste xlas gedeelte. Een groot en breed hoofd kwam uit een raampje en keek hem aan. „Hier is geen plaats," kondigde het groote en breede hoofd aam. Het behoorde aan den imposanten mijnheer. Er zaten maar twee andere reizigers in het bewuste compartiment en die keken elkaar aan. Het resultaat vam de bemoeiingen van den dikken Lier was, dat de man met het paar dengezicht plotseling stilstond, ofschoon hij tot nu toe geen speciale aandacht juist aan dit compartiment had gewijd. „Er schijnt me nogal plaats genoeg te zijn," merkte hij op. „Ik drukte mij misschien... wel... min of meer in overdrachtelijken zin uit," lichtte de groote mijnheer onbeschaamd toe. „Wat wilt u daarmee zeggen?" viel de ander met gefronste wenkbrauwen uit. Het optreden van den man in de coupé stond hem niet bepaald aan. Practisch gesproken werd hem te kennen gegeven, dat rijn aanwezig heid ongewenscht was. hetgeen hem prikkel de juist hier in te stappen. En zonder een antwoord op rijn vraag af te wachten, werkte hij zich naar binnen, met een gemompeld „pardon". Thans was het de dikke mijnheer die boos keek. Maar temidden hunner wederzy'dsche boosheid was er een kort ocgenblik nau welijks mee dan een flits dat zij verzoend leken. Er vonkte iets tusschen hen, en toen was het verdwenen. „De trein is laat", begon de nieuwe passa gier de conversatie, zich speciaal tot de jon gere leden van het gezelschap richtend. „Ja. bijna een kwartier", antwoordde Fred dy. „Vóór Norwich moesten we een poos wachten; er stond een signaal onveilig of zooiets". „Juist", knikte de ander. „Het riet er 'n beetje onweersachtlg uit". „Erg", meende Freddy. Het gesprek scheen den dikken mijnheer niet te behagen. Hij stond op, ging uit den trein en kee'c het perron af. Opeens draaide hy rijn hoofd om en richtte rijn blik naar den anderen kant. Iets had Pioniers herdacht. Negen uur precies verzamelde een gezel schap spoorwegpersoneel zich aan de West zijde van het Centraal station in de hoofd stad, waar in de muur de bustes zijn aan gebracht van de ingenieurs Conrad, Goudri- aan en van der Kun, de drie pioniers der Nederlandsche Spoorwegen. De heer Jong stra hield een korte toespraak, aan het slot waarvan een krans aan het drietal beelden werd bevestigd. blijkbaar zijn aandacht getrokken. En dat was niet de donder, ofschoon het aan den horizon begon te rommelen. Hij stond onbe weeglijk, den hals gerekt en kwam toen weer het compartiment binnen. Hij glimlachte nu en droeg eveneens rijn deel in het gesprek bij over de weersgesteldheid. ,Ja het is zeker onweersacht:g", bevestig de hij. „Het zou me niet verwonderen, als er straks een flinke donderbui speciaal ln dezen trein losba. et". „Waarom?" flapte Freddy uit, meer nieuws gierig dan tactvol. „Het is die opgewonden oude dame", legde de dikke mijnheer uit. „Toen ik daarnet bul ten stond, hoorde ik haar weer als een beze tene te kee gaan. Dat loopt nog uit op een zenuwtoeval of zooiets." De man met het paardengezicht kon, on danks rijn blijkbaren afkeer van den man, die hem den toegang had willen beletten, niet nalaten een vraag te stellen. „Waarover windt zy zich zoo op?" infor meerde hij. De dikke mijnheer was kennelijk verheugd, dat de ander bijdraaide. „Ze maakt zich overstuur over een lastlgen, onbeschoften Londenaar", deelde hy gretig mede. „Ik geloof, dat er al eenige onaange naamheden tusschen hen zyn gerezen in Li- verpool str t. hoewel ik niet weet waar het over ging. Zij probeerde hem te vermijden, maar toen ze van compartiment verwisselde! liep hij haar achterna. Sindsdien schijnt hij haar leven te verbitteren". „Nu, natuurlijk liep hij haar achterna", merkte de passagier uit Norwich op Als menschen toonen, dat ze niet op je gezelschap gesteld rijn, dan doe je zooiets, nietwaar Dat is de menschelijke natuur!" „Derde-klas menschelijke natuur!" pareerde de dikke mijnheer. „Is het uw bedoeling mij te beleedigen'" vroeg de man met den paardekop. plotseling nydig rechtop rittend. Er was iets héél vreemds in zyn oogen. „Myn waarde heer"', verklaarde de dikke mynheer waardig. verklaarde de ..mag ik u verzoeken niet te vergeten, dat er een dame aanwezig is?" „Het is gemakkelijk te vergeten, dat er een heer aanwezig is", was de minzame repUek. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1939 | | pagina 7