IVOREN
SCHAT
Nieuwe K.L.M.-lijn
Slachtoffer van
zijn fantasie?
[ubiieumtrein rijdt
door 'f land
Het geheim van de
Kostbaar landgoed voor
den Staat behouden
Het Meisje
uit den
exprestrein
Centraal belastingkantoor
te Amsterdam
Graanschip aangekomen
door: A. PANDOR
VAN AMSTERDAM NAAR BRUSSEL.
Ondanks de vele belemmeringen, waaraan
door den Europeeschen toestand het lucht
verkeer onderhevig is en waardoor ook de
K.L.M. op vele lijnen van haar uitgebreid
luchtnet tot werkloosheid is gedoemd
tracht de leiding van het bedrijf een zoo
groot mogelijk deel van het werk voort te
zetten en maakt zij gebruik van elke mo
gelijkheid, die zich voordoet om luchtver-
hindingen te handhaven of in te stellen.
Gisteren kon aan de diensten naar Scan
dinavië, die nog steeds regelmatig gevlogen
worden, een nieuwe dienst worden toege
voegd, n.1. de luchtverbinding tusschcn Am
sterdam en Brussel, waardoor het contact
tusschcn de neutrale landen in Noord- en
West-Europa nog inniger kan zijn dan het
uiteraard reeds is.
Te 8.15 uur vertrok de eerste Douglas
der K.L.M. \an Schiphol naar het Brussel-
sche vliegveld Haren, vanwaar te 10.30 uur
de eerste Belgische Sabena machine naar
Amsterdam vertrok.
Het is voor het eerst sedert 1931, dat weer
een Sabena-vlicgtuig de Amsterdamsche
luchthaven aandoet. Te 11.50 uur landde de
Belgische machine, een licht crème geschil
derde geheel metalen Savoia Marchetti S.
73, met, naast de Belgische registratietee-
kens, in groote letters aan de ecne zijde de
nationaliteitsaanduiding „België", aan de
andere zijde „Belgicjue".
Gezagvoerder was de bekende Belgische
verkeersvlieger Cocquyt, een oude bekende
op Schiphol, waar hij vele vrienden heeft,
zoodat hij dan ook op zeer hartelijke wijze
door den heer Veenendaal, algemeen tech
nisch leider, en den heer Spit, chef van den
techniscben dienst der K.L.M. werd begroet.
Tusschcn de Nederlandsche en de Belgi
sche hoofdstad worden per dag twee dien
sten in beide richtingen onderhouden. De
eerste K.L.M.-machine, welke te 10.30 uur
op Haren aankomt, vertrekt te 15.45 uur
weer naar Schiphol, terwijl de Belgische
machine te 16.15 uur uit Amsterdam naar
Brussel terugkeert.
Reeds dadelijk op den eersten dag dat de
nieuwe lijn gevlogen werd, had een groot
aantal passagiers geboekt.
aan de schenkingsvoorwaarden zal voldoen
een naar de eischen des tijds ingericht ge
bouw, bestemd voor het houden van recep
ties, congressen, conferenties en plechtige
bijeenkomsten. Het plan met beschrijving
van dit gebouw is ter griffie van de Twee
de Kamer ter inzage gelegd. De totale kos
ten worden op ongeveer f 1650.000 geraamd.
Ingevolge de akte van sohentking zal met
den bouw vóór 5 Juni 1940 moeten zijn be
gonnen.
„AARTSOPLICHTER" VOOR DEN
RECHTER. EXPLOITANT VAN
.BUREAU POSTRECLAME" EN
„EXPRESSBUFFETS".
Aan de voorwaarde tot het stich
ten van representatief gebouw
op Sorghvliette Den Daag
wordt voldaan.
Op de begrooting van Financiën is eet1,
eerste termijn van f 200.000.uitgetrokken
voor den bouw van een representatief ge
bouw op het landgoed „Songhvliet" te 's-
Gravenhage.
De toelichting tot dezen post luidt als
volgt:
Bij de wet van 28 Maart 1930 werd de
toenmalige minister van Frinanciën ge
machtigd tot het aangaan van een overeen
komst van schenking waarbij het landgoed
„Sorghvliet" te 's-Gravemhage in eigendom
overgaat aan den Staat der Nederlanden.
Volgens de daarbij in acht te ne
men voorwaarden zou het landgoed
moeten worden aangewend voor de
verwezenlijking van een nationale
bestemming, tot uiting komende in
de stichting van een representatief
gebouw, terwijl het landgoed inte
graal aan de schenkers zou terug
komen, indlien niet binnen tien jaar
tijds met den bouw van een repre
sentatief gebouw een begin moaht
gemaakt zijn.
De aan het geschonkene te geven nationa
le bestemming, tot uiting komende in de
stichting van een representatief gebouw,
laat slechts weinig mogelijkheden toe. Na
ampele overwegingen wordt gemeend, dat
FEUILLETON.
Naar het Engelsch
bewerkt door
J. van der Sluys
12.
„Tot nu toe", vulde Freddy met nadruk aan.
„En wanneer u zegt, waarom al die bezorgd
heid, dan zou ik mijnerzijds dezelfde vraag
kunnen stellen. Waarom zou u er zich druk
over maken, wanneer ik hetgeen we bespraken
verder vertelde, bijvoorbeeld aan den mijnheer
in 'ons compartiment of den ruziemakenden
Londenaar, of aan Mr. Biddock, als ik hem kon
vinden?"
„Of tegen den hoofdconducteur," ging Freddy
voort, een weinig vooroverbuigend, zoodat hij
zachter kon spreken. „Zou het gevaar voor u
opleveren, als ik naar den hoofdconducteur
ging en het volgende tot hem zei: „Luistert
u eens, ik maak me 'n beetje ongerust. Iemand
die in dezen trein gezeten heeft, is nergens te
vinden en uitgestapt is »iij ook niet. Gelooft
u dat uit een portierrraam gevallen kan
zijn. Miss Leveridge, wier oogen tot nu toe op
hem gevestigd geweest waren, wendde zich
plotseling af om het landschap buiten te gaan
bekijken.
„Hij zal natuurlijk wel niet uit het raam
gevallen zijn, ik zei het alleen maar veronder-
stellenderwijs," sprak Freddy verder. „Waar
schijnlijk is onze vriend Biddock naar een
ander treindeel verhuisd er probeert hij daar
zijn notitieboekjes te slijten! Maar waarover
ik mij het hoofd breek, is dit. Als ik u de ge
vraagde belofte geef, wat gebeurt er dan als
al deze kleinigheden plotseling in iets groots
uitbarsten en u het m'ddelpupnt van de
ontploffing bent? Moet ik dan niets zeggen?
Niets doen?"
„Niets," klonk het met klem. „Absoluut
niets."
Freddy zeehtte. De rollade verscheen. Eten
kwam hem nu buitengewoon onbelangrijk voor,
het stond hem haast tegen."
De 38 jarige reclame-exploitant die gisteren
voor de vierde kamer der Amsterdamsche
arr. rechtbank terecht stond, was reeds vele
malen met de justitie in aanraking geweest
Reeds in 1925 was hij veroordeeld wegens
oplichting en daarna volgden de straffen
wegens opruiing, flesschentrekkerij, ver
duistering en oplichting elkaar regelmatig
op.
De rechercheur die in deze zaak een on
derzoek had ingesteld, noemde verdachte
een aartsoplichtcr. In de dagvaarding had
de officier van Justitie mr. H. A. Wassen-
bergh twee feiten ten laste gelegd, doch
volgens den rechercheur waren vele groote
zaken in Amsterdam door dezen man be
drogen.
Geraffineerd.
In April j.1. verdachte was pas een
paar maanden geleden in vrijheid gesteld
maakte de man op een verjaarspartijtje
kennis met den jeugdigen koopman van Z.
Dezen wist hij wijs te maken, dat hij de
pacht kon krijgen van alle reclameruimte
in de Nederlandsche postkantoren. Hij zou
een zaak oprichten „Bureau Postreclame",
waarin hij van Z. als procuratiehouder in
dienst zou nemen tegen een salaris van
f 75.per week
Verd. ging zelfs zoo ver, dat hij in
gezelschap van van Z. naar Den
Haag ging, waar hij het hoofdpost
kantoor P.T.T. bezocht. Zijn a.s.
procuratiehouder moest echter voor
de deur wachten. Een uürtje later
kwam verd. weer buiten: „Ik beleef
vandaag den mooisten dag van
mijn leven. De contracten zijn ge-
teekend, ik ben pachter van alle
'reclameruimte in de postkantoren".
Om alles nog aannemelijker te maken,
maakte hij daarna nog een afspraak met
de directie der P.T.T.
Het terrein voorbereid.
Verdachte opende vervolgens een rekening
bij een groote bankinstelling, waarbij hij
ais referenties o.a. een minister opgaf. Bij
een notaris liet hij een contract maken,
waarbij hij van Z. als procuratiehouder
aanstelde. Tegen den notaris vertelde hij,
dat hij f 37.000 bezat en nog groote sommen
moest innen. Het terrein voor de oplichting
was voorbereid: hij vroeg zijn nieuwen procu
ratiehouder f 225 ter leen, omdat hij tijde
lijk geen contanten had. De man gaf het
geld, doch later kreeg hij achterdocht en
liet eens informeeren naar zijn a.s. baas.
Ook een dame vliegt erin.
Tegenover een dame had verdachte zich
uitgegeven voor directeur van de N.V. Cen
trum Expressbuffet. Later vroeg hij haar
f 200.ter leen omdat hij tijdelijk met
geldnood te kampen had. Een chèque voor
een groot bedrag kon hij niet verzilveren.
Ook deze vrouw liet zich door den gladden
vogel bepraten. Deze fantastische verhabf
had de officier van Justitie in de dagvaar
ding vermeld, deels bekent verdachte, deels
noemt hij zijn leugens „overdrijving".
Volgens het rapport van den psychiater
is verd. in belangrijke mate verminderd toe
rekeningsvatbaar.
Requisitoir.
Uitvoerig gaat mr. Wassenbergh in zijn
requisitoir de feiten na en eischt tenslotte
wegens oplichting een gevangenisstraf van
twee jaar met aftrek van de voorloopigo
hechtenis, daarbij rekening houdende met
verd.'s psvchischen toestand.
De verdediger, mr. W. van Everdingcn,
bepleit vrijspraak. Verdachte is slachtoffer
geworden van zijn eigen fantasie, die echter
niet de bedoeling heeft om iemand te benq.-
deelen. Hij heeft slechts leeningen gesloten,
die hij deels heeft afgelost. Subsidiair dringt
pl. op clementie aan.
Vonnis 4 October.
Een millioen uitgetrokken.
Op de begrooting van financiën is
een bedrag van 1 millioen gulden
uitgetrokken voor aankoop van
grand en voor den eersten termijn
van betaling voor den bouw van
een centraal belastingkantoor te Am
sterdam.
De toelichting tot dezen post luidt als
volgt:
Door het Staatsbedrijf der posterijen, te
legrafie en telefonie is de huur opgezegd
van het bij den belastingdienst in gebruik
zijnde gedeelte van het geld- en telefoongc
bouw te Amsterdam.
Deze opzegging maakt de uitvoering ur
gent van het besluit tot stichting van een
nieuw centraal gebouw voor den geheelen
dienst te Amsterdam.
Voorloopig ligt liet in de bedoeling slechts
af te bouwen het gedeelte, bestemd voor
huisvesting van de diensten, gevestigd in
het vorengenoemd gebouw, het Bungehuis
en de Droogbak la, alsmede van de direc
ties en de accountantsdiensten. Het bestaan
de O.I. Huis zou dan aanvankelijk geheel
worden bestemd voor den dienst der invoer
rechten en accijnzen, laboratorium van het
departement van financiën en den dienst
van den waarborg en de belasting der gou
den en zilveren werken.
Aangezien het echter niet onmogelijk is,
dat ook dit pand te zijner tijd te klein of te
ondoelmatig zal blijken, wordt gezorgd voor
den aankoop van een oppervlakte grond,
voldoende om zoo noodig in de toekomst ook
voor deze diensten nieuwe huisvestingsmo
gelijkheden te scheppen.
De hiertoe geboden kans, welke wellicht
in jaren niet zal wederkeeren, dient te wor
den benut.
Het s.s. „Peimland" maakte een
voorspoedige reis.
Het s.s. „Pennland" der H.A.L. is gisteren
te Rotterdam aangekomen met 2500 ton
graan voor de Nederlandsche regoering aan
boord. Nadat het schip den 2den September
van New York vertrokken was, is het op 12
September te Southampton aangekomen,
waar het schip de Engelsche lading, evenals
het stukgoed, waaronder een belangrijke
hoeveelheid voor Engeland bestemd, gelost
heeft. Vandaar is de „Pennland" naar Bou-
logne sur Mor gedirigeerd, waar de opva
renden van Duitsche nationaliteit van
boord zijn gehaald. Via de Downs heeft 't
schip vervolgens zonder Antwerpen aan te
loopen, de reis naar Rotterdam voortgezet.
Onderweg zijn geen mijnen of dudkbooten
aangetroffen.
Een avontuurlijke reis naar de ontoegan
kelijke oerwouden van Afrikaop zoek naar
de plaats, waar de olifanten hun laatste le
vensdagen slijten.
81.
„Laat mij eens zien," vroeg mijnheer Hen
driks. Hg sloeg de doos hard tegen het rots
blok, waarbij ze stonden. Het deksel vloog
open en de inhoud rolde over de grond. Lopez
wilde met een sprong naar voren komen,
maar René was vlugger. Hij greep de vuist
'van den man beet, toen deze zijn hand naar
de inhoud van de doos uitstrekte. „Te%laat,
Lopez", lachte Bep, „je zult vroeger op moe
ten staan om René te pakken te nemen!"
Mijnheer Hendriks raapte een rol van per
kament op. Hij ontvouwde dit zorgvuldig,
want het was heelemaal uitgedraagd en kon
dus gemakkelijk breken. Een koor van „oh's"
en „ah's" ontlokte het gezicht van de kaart,
die in rode inkt of verf op het perkament
getekend was, gemerkt met namen in Arabi
sche letters. Mijnheer Hendriks bekeek het
even rustig en vertelde toen wat er stond.
„Deze lijnen geven de Maanbergen aan," zei
hij, het Arabisch vertalende.
Drie pioniers
herdacht.
der spoorwegen
Gistermorgen vroeg stond aan het
eerste perron van het C.S. te
A'dam een trein. Oogenschijnlijk een
doodgewone trein, een sneltrein, die
om 8.40 uur naar Enschede zou ver
trekken. Toch was deze trein niet
zoo gewoon als hij er oogenschijnlijk
uit zag. Deze trein was een fcest-
trein. De zware Jumbo, die er voor
stond, en ook de tender, waren met
dennegroen en oranjeappels prach
tig versierd. Op de twee buffers wap
perden groote rood-wit-blauwe vlag
gen en aan de voorzijde van de lo
comotief, op de kogelronde ketel
wand stond met gouden letters op
een zwarten achtergrond. „1839—Am
sterdam C.S. 1939."
Op deze feestelijk versierde locomotief
stond machinist A. J. C. van Dijk en de
leerling-machinist A. D. Eleveld en beiden
hadden een vergenoegd gezicht. Zij toch
hadden het groote voorrecht de „jubileum-
trein" door het land te rijden en zij waren
zich deze eervolle opdracht heel goed be
wust. Enkele seconden voor het vertrek
duwde de chef van het Centraal Station de
heer W. Jongstra, den machinist een kistje
sigaren in de hand. „Voor jullie zelf en voor
hen, die je straks gelukwenschen zoo zei-
de hij, waarop onmiddellijk een jonge han
dige rangeerder, die er bij stond, sprak:
„Van Dijk, laat mij de eerste zijn, die je fe
liciteert", en prompt kreeg hij een sigaar.
„Deze plek hierby schijnt een eiland te zijn
in het Victoria-Nyanza-meer. Hier in het
Noorden is een plek, die heet laat me eens
zien, hoe heet die dan nu in het Hollands?
O ja, zoiets als: „Het kasteel dat roept."
„Het kasteel dat roept!" herhaalde Bep.
„Wat zou dat kunnen zijn?"
„Help me zoeken," zei René, „hier, kyk jij
ook maar," terwijl hij de kaart aan Bep gaf.
84.
Boo-loo-la kwam naast René staan. „Plaats
gevnden waar olifanten sterven?" vroeg hij.
„Ja, ik geloof het wel", zei René tegen hem.
„Dit is de kaart, die wij noodig hebben, zij
zal ons de weg naar het „Dal der Olifanten"
wijzen".
Er kwam een zorgelijke trek op het gezicht
van den olifantsman. Het was, alsof hij zich
aan een vreselijke vergissing had schuldig
gemaakt. Toen veranderde de uitdrukking in
een van strengheid, terwijl hij zijn wenk
brauwen fronste. „Oeh! Oeh!" gromde hij.
zonder verder iets te zeggen, liep Boo-loo-la
naar Bep toe en rukte haar het perkament
uit de hand. Voordat iemand hem tegen kon
houden, was hij in de grot verdwenen en met
hem de kaart van Tippoo Tib.
„Wacht even!" riep René, maar het was
nutteloos. „Hij zal de kaart vernietigen," ver
onderstelde Lopez, „die laaghartige, zwarte
spion."
Tien minuten over half negen vertrok de
jubileumtrein, afgeladen met reizigers, waar
onder vele militairen. Het eerste perron is
prachtig versierd. Over een lengte van ruim
100 meter op geregelde afstanden vlak bij
de spoorbaan heeft men mooie zuilen ge
zet. Hieraan zijn kleurige breede linten be
vestigd. Aan het andere einde zitten deze
linten vast aan het stationsgebouw met op
dezelfde hoogte groote wapens van de pro
vincies, de hoofdsteden der provincies en
van nog enkele andere steden.
Om 11.41 uur met enkele minuten vertra
ging kwam de feesttrein op het station S.S.
te Enschede aan.
Op het perron bevonden zich vele belang
stellenden, onder wie vier leden van het ge
meentebestuur van Enschede.
Na aankomst van den trein feliciteerde
de stationschef de heer J. Weijer, den ma
chinist, en het overige treinpersoneel en
hield de loco-burgemeester de heer W. R.
Soetekom een herdenkingstoespraak, welke
door den stationschef werd beantwoord.
Daarna klonk een driewerf hoera op de
spoorwegen.
De wijn kwam en vervolgens het ijs. En ten
slotte de koffie en daarmede het eind van de
maaltijd. De kellnner maakte de alleszins ver
geeflijke fout beide diners op dezelfde rekening
te zetten. Miss Leveridge herstelde het misver
stand door haar eigen aandeel op tafel te
leggen.
„En nu geloof ik. dat we maar moesten
teruggaan," sprak ze daarop.
„Dat wil zeggen, ik veronderstel, dat het
te veel gevraagd is om u te verzoeken hier te
blijven?"
„Veel te veel te veel."
Zij stonden op. De oberkellner boog terwijl
ze hem passeerden en plotseling wendde het
meisje zich tot hem.
„Hoe laat zijn we in Norwich?" vroeg ze
scheid. „7.55 moeten we aankomen, maar we
zy'n wat tj jaat."
Ze stelde nog een vraag.
„Stop en we daar lang?"
„Vier minuten."
,Dank u."
Intusschen zat de groote en dikke mijnheer
met een ontstemde trek op zijn gezicht in
zijn compartiment, met zijn duimen te draai
en. De zenuwachtige d-une zat rechtop geprikt
in haar coupé, pogende het bestaan van den
ras-Londenaar te negeeren. Deze zat tegen
over haar, een plagerige grijns op zijn ongun
stige tronie. De reverend doezelde. En de man
scheen nergens te zijn.
En vermoedelijk was er niemand, die groo-
ter verlangen koesterde om te weten waar hij
was, dan een gezette, stijve mijnheer met
een gezicht dat erg aan een paardenkop deed
denken die het perron te Norwich op neer
liep, wachtend op het binnenkomen van den
express van 7.55.
XIII. De Passagier uit Norwich.
De zon hield dien middag vroeger op te
schijnen dan anders in dezen tijd van het
jaar, doordat zij schuil ging achter een zware
wolkenbank en het station van Norwich, van
zich zelf toch al niet bijster vroolyk, lag,
toen de express van 7.55 moest binnenkomen,
in een somberen schemer.
Maar den- man met het paardengezicht,
die over het perron heen en weer liep om
genoemden trein af te wachten, was deze
vroege duisternis niet onwelkom. Het strook
te met zijn stemming en met het doel van
zijn aanwezigheid hier. Ock het feit, dat de
trein te laat was, voor de meesten op het
perron een bron van ergernis, stond hem aam,
want hoe later de trein aankwam, hoe don
kerder het zou zyn wanneer hij arriveerde.
Dertien minuten over tijd rolde trein 5 uur
18 uit Londen het station binnen. Toen hij
stilstond, rende een gejaagde drukdoende
man langs den trein en liet zich in een com
partiment neervallen. Het was dat, waarin
zich de ras-Londenaar ei. de geagiteerde
dame zaten. De man met den paardenkop
toonde minder haast. Hij rookte rustig rijn
sigaret cp, gooide het stompje weg en wan
delde naar het eerste xlas gedeelte. Een groot
en breed hoofd kwam uit een raampje en
keek hem aan.
„Hier is geen plaats," kondigde het groote
en breede hoofd aam. Het behoorde aan den
imposanten mijnheer.
Er zaten maar twee andere reizigers in
het bewuste compartiment en die keken
elkaar aan.
Het resultaat vam de bemoeiingen van den
dikken Lier was, dat de man met het paar
dengezicht plotseling stilstond, ofschoon hij
tot nu toe geen speciale aandacht juist aan
dit compartiment had gewijd.
„Er schijnt me nogal plaats genoeg te
zijn," merkte hij op.
„Ik drukte mij misschien... wel... min of
meer in overdrachtelijken zin uit," lichtte de
groote mijnheer onbeschaamd toe.
„Wat wilt u daarmee zeggen?" viel de
ander met gefronste wenkbrauwen uit. Het
optreden van den man in de coupé stond hem
niet bepaald aan. Practisch gesproken werd
hem te kennen gegeven, dat rijn aanwezig
heid ongewenscht was. hetgeen hem prikkel
de juist hier in te stappen.
En zonder een antwoord op rijn vraag af
te wachten, werkte hij zich naar binnen, met
een gemompeld „pardon".
Thans was het de dikke mijnheer die boos
keek. Maar temidden hunner wederzy'dsche
boosheid was er een kort ocgenblik nau
welijks mee dan een flits dat zij verzoend
leken. Er vonkte iets tusschen hen, en toen
was het verdwenen.
„De trein is laat", begon de nieuwe passa
gier de conversatie, zich speciaal tot de jon
gere leden van het gezelschap richtend.
„Ja. bijna een kwartier", antwoordde Fred
dy. „Vóór Norwich moesten we een poos
wachten; er stond een signaal onveilig of
zooiets".
„Juist", knikte de ander. „Het riet er 'n
beetje onweersachtlg uit".
„Erg", meende Freddy.
Het gesprek scheen den dikken mijnheer
niet te behagen. Hij stond op, ging uit den
trein en kee'c het perron af.
Opeens draaide hy rijn hoofd om en richtte
rijn blik naar den anderen kant. Iets had
Pioniers herdacht.
Negen uur precies verzamelde een gezel
schap spoorwegpersoneel zich aan de West
zijde van het Centraal station in de hoofd
stad, waar in de muur de bustes zijn aan
gebracht van de ingenieurs Conrad, Goudri-
aan en van der Kun, de drie pioniers der
Nederlandsche Spoorwegen. De heer Jong
stra hield een korte toespraak, aan het slot
waarvan een krans aan het drietal beelden
werd bevestigd.
blijkbaar zijn aandacht getrokken. En dat
was niet de donder, ofschoon het aan den
horizon begon te rommelen. Hij stond onbe
weeglijk, den hals gerekt en kwam toen weer
het compartiment binnen. Hij glimlachte nu
en droeg eveneens rijn deel in het gesprek bij
over de weersgesteldheid.
,Ja het is zeker onweersacht:g", bevestig
de hij. „Het zou me niet verwonderen, als er
straks een flinke donderbui speciaal ln dezen
trein losba. et".
„Waarom?" flapte Freddy uit, meer nieuws
gierig dan tactvol.
„Het is die opgewonden oude dame", legde
de dikke mijnheer uit. „Toen ik daarnet bul
ten stond, hoorde ik haar weer als een beze
tene te kee gaan. Dat loopt nog uit op een
zenuwtoeval of zooiets."
De man met het paardengezicht kon, on
danks rijn blijkbaren afkeer van den man, die
hem den toegang had willen beletten, niet
nalaten een vraag te stellen.
„Waarover windt zy zich zoo op?" infor
meerde hij.
De dikke mijnheer was kennelijk verheugd,
dat de ander bijdraaide.
„Ze maakt zich overstuur over een lastlgen,
onbeschoften Londenaar", deelde hy gretig
mede. „Ik geloof, dat er al eenige onaange
naamheden tusschen hen zyn gerezen in Li-
verpool str t. hoewel ik niet weet waar het
over ging. Zij probeerde hem te vermijden,
maar toen ze van compartiment verwisselde!
liep hij haar achterna. Sindsdien schijnt hij
haar leven te verbitteren".
„Nu, natuurlijk liep hij haar achterna",
merkte de passagier uit Norwich op Als
menschen toonen, dat ze niet op je gezelschap
gesteld rijn, dan doe je zooiets, nietwaar
Dat is de menschelijke natuur!"
„Derde-klas menschelijke natuur!" pareerde
de dikke mijnheer.
„Is het uw bedoeling mij te beleedigen'"
vroeg de man met den paardekop. plotseling
nydig rechtop rittend. Er was iets héél
vreemds in zyn oogen.
„Myn waarde heer"', verklaarde de dikke
mynheer waardig.
verklaarde de
..mag ik u verzoeken niet
te vergeten, dat er een dame aanwezig is?"
„Het is gemakkelijk te vergeten, dat er een
heer aanwezig is", was de minzame repUek.
(Wordt vervolgd.)